Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 april 2013
Naar aanleiding van de VAO’s MVO en handelsmissies en exportpromotie (27 maart 2013
(Handelingen II 2012/13, nr. 67)) geef ik u, ter volledigheid, mijn advies inzake
de moties van D66 en de SP over de MVO toezichthouder en van de PvdD en D66 over exportkredietverzekeringen
hierbij schriftelijk ter overweging.
Moties (Kamerstukken 26 485, nrs. 154 en 157) over de MVO toezichthouder (D66/SP)
In het kader van het Nationaal Actieplan voor de implementatie van de Leidende Principes
van de Verenigde Naties voor Bedrijfsleven en Mensenrechten zal ik, voor de zomer
onderzoek doen naar nut, noodzaak en maximale effectiviteit van een eventuele MVO
toezichthouder. Ik verzoek de Kamer om de beide moties over dit onderwerp aan te houden
totdat de resultaten van dit onderzoek bekend zijn.
Motie (Kamerstuk 33 400 V, nr. 119) inzake Exportkredietverzekering (PvDD/D66)
Het eerste deel van de motie over human rights due diligence van de genoemde motie ondersteunt, zoals ik aangaf, staand beleid langs de volgende
lijnen: mede naar aanleiding van de uitkomsten van een Amnesty rapport (2010) over
exportkredietverzekeraars, hebben mensenrechten en de implementatie van de UN Guiding
Principles (Ruggie) een prominente plek gekregen in de herziening van het milieu en
sociaal beleid voor export credit agencies in 2012. De minister van Financiën heeft de Kamer op 5 oktober 2012 in een brief
geïnformeerd over de nationale implementatie van deze beleidsvoornemens in een herzien
milieu en sociaal beleid voor de exportkredietverzekering. Daarmee is human rights due diligence onderdeel geworden van de beoordeling en wordt nu op projectniveau een beoordeling
gemaakt van relevante mensenrechten die mogelijk door toedoen van het project in het
geding zijn. Ik kom hierop terug in de bedrijfsleven-instrumentarium brief en het
nationaal actieplan voor mensenrechten en bedrijfsleven.
Naar aanleiding van het tweede deel van de genoemde motie over het verbinden van voorwaarden
aan projecten met negatieve effecten voor duurzaamheid, mensenrechten en dierenwelzijn
wil ik uw Kamer deze passage op basis van onderstaande argumentatie ontraden.
We hebben een milieu en sociaal beleid voor de exportkredietverzekering, waarin ook
criteria voor beoordeling van projecten zijn opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op
internationale afspraken, die in juni 2012 herzien zijn met flinke inbreng vanuit
Nederland. De minister van Financiën heeft de kamer hierover op 5 oktober 2012 geïnformeerd
(Kamerstuk 26 485, nr. 146).
Met dit beleid wordt geborgd dat de effecten van projecten per saldo aanvaardbaar
dienen te zijn. Atradius DSB voert een gedegen beoordeling uit van milieu en sociale
risico’s van projecten voordat zij een dekking verstrekt. Er wordt in de beoordeling
rekening gehouden met mitigerende maatregelen voor mogelijke negatieve effecten. Alleen
als er vooraf sprake is van per saldo aanvaarbare risico’s van het project dan wordt
er een exportkredietverzekering verstrekt. Atradius DSB hanteert voor haar beoordelingsproces
van risico’s (de «due diligence») de zgn. Common Approaches (zie www.oeso.org/tad/xcred/commonapproaches
). Hierin zijn tevens afspraken gemaakt inzake monitoring, rapportage en transparantie.
Dit houdt bijvoorbeeld in dat voorafgaand aan afgifte van de dekking de categorie
A projecten (die projecten met de grootste impact op het milieu en sociale aspecten)
op de website van Atradius DSB worden gepubliceerd. Belanghebbenden kunnen hier dan
de relevante milieu en sociale informatie opvragen. Het beleid voor exportkredietverzekering
is gebaseerd op internationale afspraken en overeenkomsten. In het Nederlands beleid
is daarom gekozen om meer projecten dan strikt noodzakelijk volgens internationale
afspraken aan een strenge selectie vooraf te onderwerpen.
Waar de motie nu toe oproept is het stellen van extra voorwaarden, monitoring en openbare
rapportage tijdens de uitvoering van een project. Dat tast het level playing field
in vergelijking met andere landen aan.
Daarbij is de uitvoerbaarheid principieel een knelpunt. Door de aard van de verzekering
kan niet-naleving van gestelde voorwaarden óf pas worden vastgesteld als de onderliggende
verzekeringspolis al is afgewikkeld óf zullen sancties de verkeerde partij treffen.
Ik geef u in overweging de motie toe te spitsen op het eerste deel. In dat geval houd
ik vast aan mijn advies van ondersteuning van beleid. Als het tweede deel onderdeel
blijft van de motie, ontraad ik de motie.
De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.M.J. Ploumen