Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 26407 nr. 136 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 26407 nr. 136 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 oktober 2020
In deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Economische Zaken en Klimaat, en van Infrastructuur en Waterstaat, over de lopende inspanningen van het Rijk om biodiversiteitsverlies tegen te gaan en herstel te bevorderen. Zoals ik vorig jaar oktober aan uw Kamer heb gecommuniceerd is het Programma Versterken Biodiversiteit opgezet om de veranderopgave naar een natuurinclusieve samenleving te realiseren (Kamerstuk 26 407, nr. 130). Het kabinet streeft ernaar tot een volledige gunstige staat van instandhouding te komen conform de Habitatrichtlijn, en daarvoor de condities in de gebieden te verbeteren. Daarnaast wil het kabinet toewerken naar een substantiële verkleining van de ecologische voetafdruk. Het doelbereik van de Vogel- en Habitatrichtlijn is een indicator voor de verbetering van natuurkwaliteit binnen Nederland; de ecologische voetafdruk brengt het areaal tot uitdrukking dat nodig is voor onze productie en consumptie en is daarmee een indicator voor de impact van ons land op natuur in binnen- en buitenland. De inzet van dit programma draagt bij aan het nakomen van internationale afspraken over biodiversiteit, zoals de Biodiversiteitsverdrag van Rio de Janeiro (CBD), de Europese Biodiversiteitsstrategie (EBS), en de agenda van de VN Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen voor 2030 (SDG’s). Tevens geeft het Programma Versterken Biodiversiteit invulling aan de «agenda natuurinclusief» van het Programma Natuur, dat het kabinet heeft ingericht als onderdeel van het stikstofbeleid met als doel de natuurkwaliteit van Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland te verbeteren.1
Waarom biodiversiteit versterken?
De wereldwijde afname van de biodiversiteit gaat sneller dan ooit in de menselijke geschiedenis. Naar schatting is 25 procent van de soorten op aarde bedreigd, veelal door menselijk toedoen. In 2019 bracht het Intergouvernementeel Platform voor Biodiversiteit en Ecosysteemdiensten (IPBES) een rapport uit over de mondiale staat van de biodiversiteit dat stelde dat er ongeveer één miljoen soorten zullen uitsterven als er geen actie wordt ondernomen (Kamerstuk 26 407, nr. 130). Ook in Nederland zijn er, ondanks de huidige inspanningen, soorten en soortengroepen die nog steeds achteruitgaan. De uitdaging is daarom om de biodiversiteit binnen Nederland en in de wereld te versterken, zodat de huidige trend van afname wordt omgebogen naar herstel. Om het tij te keren stelt het IPBES-rapport dat transformatieve veranderingen nodig zijn in de economische, politieke, sociale en technologische domeinen van de samenleving.
De aanpak voor het Programma Versterken Biodiversiteit is daarom om verder te kijken dan de natuurgebieden alleen. Niet alleen omdat de natuurgebieden slechts een beperkt deel van ons areaal beslaan, maar ook omdat buiten de natuurgebieden veel ruimte is voor biodiversiteit, en biodiversiteit juist ook in onze directe leefomgeving waarde heeft voor ons bestaan. De analyse van het IPBES-rapport laat helder zien dat ons gehele natuurlijke systeem – binnen en buiten natuurgebieden – op orde moet zijn om biodiversiteit te herstellen, en dat hiervoor verbinding met en samenwerking tussen verschillende beleidssectoren en maatschappelijke actoren nodig is. Nog meer dan voorheen wil ik daarom kabinetsbreed beleid ontwikkelen gericht op biodiversiteitsherstel.
Programma Versterken Biodiversiteit
Het Programma Versterken Biodiversiteit richt zich op het versterken van bestaande trajecten door verschillende beleidssectoren met elkaar samen te laten werken aan thema’s die relevant zijn voor biodiversiteit. Het programma neemt daarbij een coördinerende en monitorende rol in. Waar nodig zullen ook nieuwe initiatieven worden opgestart. We zoeken de verbinding met andere departementen, medeoverheden, maatschappelijke organisaties en stakeholders om tot een brede aanpak te komen. Een belangrijke samenwerkingspartner hierbij is het Deltaplan Biodiversiteitsherstel, een maatschappelijke beweging gericht op het versterken van de biodiversiteit.
Hieronder ga ik nader in op de beleidsacties per deelterrein, met de thema’s uit het IPBES-rapport als leidraad:
1. Verkleinen van de ecologische voetafdruk
2. Productie en consumptie van landbouwproducten
3. Marien
4. Zoetwater
5. Bebouwde omgeving en landschapsaanpak
6. Energie en infrastructuur
7. Handel en de financiële sector
8. Voorbeeldrol rijksoverheid
1. Verkleinen van de ecologische voetafdruk
De ecologische voetafdruk brengt het areaal tot uitdrukking dat nodig is voor onze productie en consumptie. Beleidsmatig wordt er tot op heden geen eenduidige definitie van de ecologische voetafdruk gehanteerd, omdat er nog geen overeenstemming is over de beste methode om de voetafdruk te meten en berekenen. Als gevolg hiervan is er nog beperkt inzicht in de effecten van verschillende sectoren op onze voetafdruk. Om deze reden start ik samen met betrokken departementen een meerjarig onderzoeksprogramma dat Wageningen University & Research (WUR) zal uitvoeren in nauwe afstemming met het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Het doel hiervan is om op basis van een geïntegreerde, internationaal gedeelde en coherente methodiek om de voetafdruk te meten, te komen tot identificatie, evaluatie en rangschikking van mogelijke handelingsopties gericht op het verlagen van de voetafdruk. Op deze wijze kan in het verloop van het programma meer focus worden aangebracht bij het terugdringen van de voetafdruk. Dit onderzoek maakt een onderscheid tussen de grootte van de voetafdruk (het benodigde areaal) en diepte ervan (de impact op biodiversiteit binnen dat areaal).
Het PBL zal op mijn verzoek een reflectie uitbrengen over de implicaties van het beleidsstreefdoel om de ecologische voetafdruk te halveren. Deze publicatie wordt in november 2020 verwacht. Tevens zal ik in afstemming met het PBL verzoeken om van de beoogde verlaging van de voetafdruk een integrerend meerjarig thema te maken. Doel is om de samenhang van thema’s als voedsel, water, circulaire economie, energie en ruimte te vergroten en te zorgen dat beleidskeuzes en transities in die domeinen bijdragen aan de verkleining van de voetafdruk. Het kabinet hecht immers aan een integraal afwegingskader voor beleidskeuzes. Nederland zal zich in EU-verband verder inzetten bij het vormgeven van de indicatoren die in het kader van de EU Green Deal worden ontwikkeld om de ecologische voetafdruk te meten.
Een goede basiskwaliteit van de natuur gaat ervan uit dat als de condities voor algemene, (nog) niet bedreigde soorten verbeteren, daarmee ook een positief resultaat behaald wordt voor bedreigde soorten. De focus ligt niet alleen op natuurgebieden, maar op een natuurinclusieve ruimtelijke inrichting bij landbouw, visserij, verstedelijking, infrastructuur, klimaatadaptatie, industrie, recreatie en energievoorziening. Door het concept van basiskwaliteit van de natuur verder te ontwikkelen wil ik een indicator verschaffen die het gesprek over het verbreden en verbinden van natuurbeleid meer focus kan geven. Het komende jaar wordt nader onderzoek gedaan naar de basiskwaliteit van natuur, zowel in het kader van mijn meerjarig missiegedreven innovatiebeleid, als via het gezamenlijke Programma Natuur. Ook onderzoek ik, vanuit de Nationale Wetenschapsagenda samen met de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en het Deltaplan Biodiversiteitsherstel, in een vijfjarig programma van living labs welke indicatoren de relatie zichtbaar maken tussen maatregelen en het gewenste positieve effect op natuur. Hiermee geef ik uitvoering aan de motie van het lid De Groot over «basiskwaliteit voor de natuur» (Kamerstuk 28 286, nr. 1048).
Algemeen gesteld is het versterken van de biodiversiteit niet alleen een belangrijk maar ook een complex thema waarover meer fundamentele en integrale kennis nodig is. Het kabinet steunt dan ook de oprichting van het Centre of Excellence for Netherlands Biodiversity Research. Dit instituut – een samenwerking tussen Naturalis Biodiversity Center, het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW), het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ-NWO) en Westerdijk Fungal Biodiversity Institute-KNAW – heeft als doel om in samenwerking de integrale kennis over de Nederlandse biodiversiteit te vergroten op het land, in het zoete en zoute water, en van genen tot en met ecosystemen.
2. Productie en consumptie van landbouwproducten
Voor de realisatie van de biodiversiteitsopgave is verbinding van landbouw en natuur cruciaal. De transitie naar een circulair en duurzaam voedselsysteem van de gehele keten zal bijdragen aan keren van het verlies van biodiversiteit. Het verbinden van natuur en landbouw is daarom een kernpijler in de realisatie van de kabinetsvisie «Landbouw, Natuur en Voedsel: waardevol en verbonden» (Kamerstuk 35 000 XIV, nrs. 5 en 76).
Hier geef ik onder andere werking aan door via het programma Verbinden Landbouw en Natuur inspirerende initiatieven te steunen, samen te werken met het Deltaplan Biodiversiteitsherstel, en de randvoorwaarden te verbeteren voor boeren om meer met en voor natuur te doen. Ook is de bevordering van natuur-inclusieve landbouw, weerbare gewassen en teeltsystemen een belangrijk onderdeel van mijn beleidsinzet, evenals het ontwikkelen van kennis en projecten gericht op synergiën tussen biodiversiteit, bodem en klimaat. Daarnaast draagt het stikstofbeleid hierbij bij met het in ontwikkeling zijnde omschakelfonds voor boeren om over te schakelen naar kringlooplandbouw. Binnen het Nationaal Strategisch Plan voor de implementatie van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid zet ik in op de vergroening van de landbouw en voedselsystemen. Naast productie speelt consumptie een belangrijke rol in de biodiversiteitsopgave. Waardering voor voedsel en voedselproducten en het tegengaan van voedselverspilling zijn daarom ook onderdeel van de beleidsinzet voor de verbinding tussen landbouw en natuur.
3. Marien
De aanleg van windparken op zee vraagt om afstemming met de natuuropgave aldaar. Hierbij kunnen ook kansen voor natuurinclusief bouwen van windparken en herstel van biodiversiteit worden verzilverd. Samenwerking in de driehoek energie-voedsel-natuur vindt plaats in het Noordzeeoverleg.In juni is het onderhandelaarsakkoord voor de Noordzee aan u aangeboden. Doelen daarbij zijn onder andere het behoud, herstel en duurzaam gebruik van de kwetsbare natuur, het beperken van de effecten van menselijke activiteiten, het bereiken van een goede milieutoestand zoals bedoeld in de Kaderrichtlijn Mariene Strategie in relatie tot biodiversiteit en bodemintegriteit, en het monitoren van de instandhouding. De goede milieutoestand op het Nederlandse deel van de Noordzee komt dichterbij, maar is nog niet behaald, en veel kennis rondom met name ecologie ontbreekt vooralsnog. Er is inzet nodig voor behoud, herstel en voor duurzaam gebruik van de natuur en biodiversiteit van de Noordzee.
Naast een focus op de Noordzee, is er ook het besef dat Nederland van oudsher belangen en rollen heeft met internationale mariene aspecten van pool tot pool en de oceanen daartussen. Behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit daar is niet alleen van mondiaal belang maar ook van belang voor Nederland. De Nederlandse Noordzee is fysiek, economisch en ecologisch verbonden met het internationale oceanensysteem. Het kabinet voelt daarom de noodzaak om ook internationaal, op EU- en regionaal zeeverdragsniveau (OSPAR Verdrag) op gecoördineerde wijze samen te blijven werken.
4. Zoetwater
De waterkwaliteit in Nederland verbetert gestaag en daarmee ook de biodiversiteit in en rond het water. Met de Kaderrichtlijn Water (KRW) werken Rijk en regionale overheden toe naar de goede ecologische toestand zoals bepaald in de KRW. De ambitie is om de benodigde KRW-maatregelen uiterlijk in 2027 genomen te hebben. Het gaat dan om maatregelen gericht op een meer natuurlijke inrichting en beheer van het hoofdwatersysteem en de regionale watersystemen. Met het instellen van visserijvrije zones wordt de werking van vismigratievoorzieningen versterkt. In het kader van de Natura2000-beheerplannen worden in en rondom de Natura 2000-gebieden diverse hydrologische maatregelen (grondwater en oppervlaktewater) genomen ten behoud en ontwikkeling van de biodiversiteit. En in het Deltaplan Zoetwater (Deltaprogramma) wordt de zoetwaterbeschikbaarheid voor natuur (en andere functies) geborgd. In de landbouw wordt uitvoering gegeven aan het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer, wat ook bijdraagt aan de waterkwaliteit en beschikbaarheid van zoetwater voor natuur.
De geplande KRW- en Natura2000-beheerplanmaatregelen zijn nog niet voldoende om de biodiversiteit duurzaam te behouden en verder te ontwikkelen. Samen met de Minister van IenW ben ik de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW) gestart om tot 2050 hoogwaardige natuur in toekomstbestendige grote wateren te realiseren, zodanig dat er ook ruimte is voor economische dynamiek. De PAGW-projecten geven een impuls aan de biodiversiteit. Diverse PAGW-projecten zijn in voorbereiding genomen en komen vanaf 2022 in de uitvoeringsfase. De PAGW-opgave betreft onder meer de realisatie van een stabiel en samenhangend ecologische netwerk van grote wateren, door herstel van natuurlijke processen, aanleg van ontbrekende of verloren gegane habitats en het verbinden van de verschillende grote wateren en hun inliggende natuur.
Op het gebied van waterbeschikbaarheid heeft de Beleidstafel Droogte gezorgd voor een impuls. Bij extreme droogte, zoals de laatste drie jaar is opgetreden, kan de verdringingsreeks in werking worden gesteld. De verdringingsreeks draagt onder andere bij aan voldoende wateraanvoer van een goede kwaliteit voor natuurgebieden om onomkeerbare schade aan natuur door droogte te voorkomen. De Beleidstafel Droogte heeft de provincies gevraagd om de categorie 1 natuurgebieden op kaart te zetten. Dat is nu gebeurd. Om het systeem robuuster te maken wordt nu gekeken of ook de andere categorieën, zoals landbouw, op kaart kunnen worden gezet, zodat we beter met onze watervoorraden om kunnen gaan. Dit is een samenspel van alle waterpartijen.
Waterveiligheid is een van de oudste overheidstaken van Nederland. We zien steeds meer dat deze taak gecombineerd wordt met het versterken van de lokale biodiversiteit, zoals ook blijkt uit het voornemen van Nederlandse waterschappen om zich aan te sluiten bij het Deltaplan Biodiversiteitsherstel. Natuurlijke systemen versterken immers dijken en duinen. Een aantal projecten in het kader van het hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) zijn al natuurinclusief uitgevoerd en andere HWBP-projecten worden natuurinclusief voorbereid en dan uitgevoerd. Voor enkele HWBP-projecten heeft het Rijk PAGW-budget gereserveerd om de PAGW-opgave en waterveiligheidsopgave integraal uit te voeren, waarmee de biodiversiteit wordt versterkt. Om deze maatregelen zo effectief mogelijk te implementeren is aanvullende kennis benodigd. In samenwerking met deskundigen onderzoekt het Rijk hoe onze waterkering verder vergroend kan worden.
5. Bebouwde omgeving en landschapsaanpak
In september stuurde het kabinet de definitieve Nationale Omgevingsvisie (NOVI) naar uw Kamer (Kamerstuk 34 682, nr. 53). De NOVI schetst vanuit nationale belangen en afwegingsprincipes een aantal beleidskeuzen die bijdragen aan de ontwikkeling van sterke en gezonde steden en regio’s en een toekomstbestendig landelijk gebied. Een natuurinclusieve ontwikkeling van stedelijke regio’s is het uitgangspunt. Daarnaast is in de NOVI de beleidskeuze om biodiversiteit te beschermen en te versterken, en het natuurlijk kapitaal duurzaam te benutten, expliciet opgenomen. Meervoudig ruimtegebruik is één van de afwegingsprincipes die daarbij gehanteerd wordt. In de uitvoeringsagenda van de NOVI wordt per prioriteit aangegeven door middel van welke programma’s en activiteiten aan de uitvoering wordt gewerkt. Ook de onderstaande programma’s zijn in de uitvoeringsagenda opgenomen.
Recentelijk heb ik de inzet van het kabinet op het gebied van natuurinclusief bouwen aan uw Kamer toegestuurd.2 Vanuit het overkoepelende thema «Groen in de stad» wordt gewerkt aan het versterken van natuurwaarden in de stad. Hierbij wordt met name gefocust op de lokale overheden en de samenwerking gezocht met het Deltaplan Biodiversiteitsherstel. Lokale overheden zijn een belangrijke speler op het gebied van natuur in de bebouwde omgeving. We bekijken hoe wij hen kunnen helpen, door kennis met betrekking tot aanleg en beheer beschikbaar te stellen.
In het actieprogramma «Klimaatadaptief Bouwen met de natuur» (KAN) is met steun van het Rijk een kennisuitwisselingstraject gestart met de Nederlandse bouwsector, gemeenten en natuurorganisaties. Ontwikkelaars en bouwers kunnen zich – samen met gemeenten – aansluiten bij het KAN-platform, om kennis en ervaringen te ontwikkelen en te delen op het gebied van klimaatbestendig bouwen, wateroverlast, hittestress, biodiversiteit en natuurwaarden. Zowel praktijkervaring met klimaatadaptieve nieuwbouw als natuurvriendelijk bouwen wordt belicht in kennisbijeenkomsten en pilotprojecten, met inzet van ervaringsdeskundigen. Daarnaast komt biodiversiteit in de stad aan de orde bij de wijkaanpak en de citydeals. Hierbij wordt natuurgerichte aanpak gecombineerd met circulair bouwen en herinrichting van de infrastructuur, met name vanwege de integrale herstructurering van wijken en de energietransitie (koppelkansen). In het nationaal dakenplan, ten slotte, richt het kabinet zich op het multifunctioneel gebruik van daken.
Met landschap als leidmotief bij natuurontwikkeling en de transitie van de landbouw, ontstaan aantrekkelijke (cultuur)landschappen die ook op termijn zorgen voor biodiversiteit. Het Rijk wil zijn rol hierbij invullen door naast de wettelijke taken met betrekking tot landschap- en natuurbescherming, via het programma ONS Landschap met de medeoverheden samen te werken aan een gedeelde kennisbasis en aan monitoring, om te zorgen voor zorgvuldig omgevingsbeleid en het ontwikkelen van het landschap. In het Nationaal Programma Landelijk Gebied werken we aan strategieën waarin landschap het integratiekader vormt voor de grote opgaven die neerslaan in het landelijk gebied. Daarin heeft natuurontwikkeling, biodiversiteit en landschap een grote rol.
6. Energie en infrastructuur
Op het gebied van klimaat en energie zet het kabinet in op het realiseren van de afgesproken klimaatdoelen, waaronder tenminste 49 procent CO2-reductie in 2030. De energietransitie is hard nodig om klimaatverandering tegen te gaan, die immers door IPBES wordt genoemd als een van de oorzaken van biodiversiteitsverlies. De energietransitie draagt op langere termijn dus ook bij aan het behoud van biodiversiteit. Toch kan het zijn dat de energietransitie op de kortere termijn een negatief effect heeft op de biodiversiteit. Zo kan er habitatverstoring plaatsvinden bij de aanleg van wind- en zonneparken en vallen er (onbedoeld) slachtoffers wanneer vogels en vleermuizen geraakt worden door de wieken van een windturbine.
Het kabinet zet daarom zoveel mogelijk in op een natuurinclusieve energietransitie. De provincies zien toe op zorgvuldige vergunningverlening op basis van de Wet natuurbescherming. Ter ondersteuning hiervan loopt er momenteel een traject met de provincies, windsector, natuur- en milieuorganisaties om afspraken te maken om de wind op land doelstellingen en de natuurdoelstellingen beter te verenigen. Inzet is het komen tot een gedragen aanpak over het zo veel mogelijk verminderen van vogel- en vleermuisslachtoffers. Hierbij kan worden gedacht aan het meer en gerichter stilzetten van windturbines tijdens de vogeltrek en foerageerperiode alsmede de kraamperiode van vleermuizen. In dit kader is ook een onderzoeksprogramma voorzien, waarbij het Rijk verder onderzoek naar de effecten van windparken op vogels en vleermuizen zal financieren, om zo een natuurinclusieve energietransitie te bespoedigen.
Overigens biedt de energietransitie ook kansen voor de biodiversiteit. Zo laten de wind-op-zeeprojecten zien dat het onderwaterleven goed gedijt bij de geplaatste windturbines. Met de gedragscode zon op land hebben de markt en maatschappelijke organisaties zich gecommitteerd aan het zorgvuldig inrichten van zonneparken zodat de biodiversiteit daar niet afneemt of zelfs kan toenemen.
De fysieke ruimte rondom hoofdwegen, vaarwegen en spoorwegen in beheer van Rijkswaterstaat en van ProRail bezit in potentie natuurwaarde vanwege het grote oppervlak en de manier waarop deze als verbinding fungeert met omliggende gebieden.
7. Handel en de financiële sector
Het kabinet blijft inzetten op ambitieuze duurzaamheidsafspraken in handelsakkoorden en de naleving daarvan. Het komende jaar onderzoek ik in samenspraak met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hoe biodiversiteit sterker verankerd kan worden binnen het handelsbeleid van het kabinet. Doel hierbij voor Nederland is om ook in de toekomst een succesvolle handelsnatie te blijven, de duurzame economische ontwikkeling van derde landen te ondersteunen, en tegelijk behoud en herstel van de biodiversiteit elders op de wereld te versterken. Het kabinet zet op dit thema in bij de vervolgonderhandelingen over de Europese Biodiversiteitstrategie.
In de financiële sector zijn er veelbelovende ontwikkelingen op het gebied van biodiversity accounting, oftewel het opnemen van de waarde van biodiversiteit in de financiële boekhouding. Dit maakt inzichtelijk hoe investeringen positieve of negatieve effecten hebben op biodiversiteit. Uit een recent rapport van De Nederlandsche Bank en het Planbureau voor de Leefomgeving3 blijkt dat de Nederlandse financiële sector aanzienlijke materiële risico’s loopt als gevolg van biodiversiteitsverlies. Als onderdeel van mijn natuurbeleid en in overleg met mijn collega van Financiën ondersteun ik daarom de ontwikkeling van methoden om de impact van financiële instellingen op biodiversiteit te kunnen meten, en draag ik bij aan het opzetten van een raamwerk om de financiële risico’s van biodiversiteitsverlies transparant te maken en te kunnen rapporteren (Taskforce Nature Related Financial Disclosure), en aan de ontwikkeling van investeringsmogelijkheden die positief zijn voor natuurbehoud en biodiversiteit (EU green taxonomy).
8. De voorbeeldrol van de rijksoverheid
Veel van de hierboven besproken thema’s komen terug bij het beheer en de ontwikkeling van de gronden en de gebouwen die in het bezit zijn van de rijksoverheid. Het kabinet ziet een voorbeeldrol bij het Rijk om het beheer van het vastgoed en de eigen bedrijfsvoering te vergroenen.
Bij het beheren van de vastgoedportefeuille streeft het Rijk naar een doelmatige uitvoering en een optimaal financieel resultaat en maatschappelijk rendement. In samenwerking met het Ministerie van Financiën, Minister van Defensie en het Rijksvastgoedbedrijf is een verkenning gestart naar een duurzame vastgoedportefeuille met maatschappelijke meerwaarde. Het kabinet werkt aan een agenda om zowel op het gebied van energie, circulariteit, klimaatadaptatie als biodiversiteit de Nederlandse doelen binnen het eigen vastgoed te bereiken. Daarnaast werkt het Rijksvastgoedbedrijf aan pilots op het areaal van het Rijk. Bij het verpachten van deze gronden kan de link met biodiversiteit versterkt worden, zoals nu al gebeurt met experimenten op gronden van Staatsbosbeheer. Aansluitend hierop wil het kabinet de voorbeeldrol versterken die de rijksoverheid heeft bij haar eigen bedrijfsvoering. Veel van de maatregelen uit het Klimaatakkoord die de rijksoverheid in dit kader uitvoert, zoals duurzame inkoop, mobiliteit, en energieverbruik, dragen ook bij aan de biodiversiteit. In samenspraak met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt onderzocht hoe de eigen bedrijfsvoering van overheden verder vergroend kan worden. Hierbij wordt samengewerkt met verschillende andere departementen die individueel acties hebben ondernomen voor een duurzamere bedrijfsvoering.
Tot slot – de gezamenlijke transitie naar een natuurinclusieve samenleving
Het wordt almaar duidelijker dat de druk op biodiversiteit niet kan worden opgelost door enkel meer natuurgebieden of beter beheer. Biodiversiteit heeft te maken met alle facetten van de samenleving. Als we erin slagen om de biodiversiteit verder te versterken met onze activiteiten in plaats van haar te verzwakken, zijn de resultaten een veiliger, gezonder, (economisch) stabieler Nederland voor deze én toekomstige generaties. Met het programma versterken biodiversiteit zet het kabinet hiertoe belangrijke vervolgstappen. Maar dit is niet een zaak die de overheid in haar eentje kan oplossen. Zoals ook in het IPBES-rapport wordt benadrukt, is uiteindelijk een transformatieve verandering nodig waarin ook burgers en bedrijven meebewegen. Het gaat dan om een andere manier van kijken naar de eigen leefomgeving, nieuwe gewoontes van consumeren en produceren, en meer circulair gebruik van onze grondstoffen.
De beoogde transitie naar een natuurinclusieve samenleving is niet van vandaag op morgen gerealiseerd, maar vergt een lange adem. Het kabinet wil deze transitie, die aansluit op lopende transities zoals bij klimaat en energie en circulaire economie, niet afdwingen, maar gezamenlijk met de samenleving vormgeven. Nu al zien we talloze inspirerende voorbeelden in de samenleving van mensen, bedrijven en andere organisaties die de handen ineen slaan om hun leefomgeving te vergroenen en meer biodiversiteit mogelijk te maken. Ik denk dan aan grote en kleine initiatieven als het Deltaplan Biodiversiteitsherstel, Land van Ons, Herenboeren, en talloze lokale samenwerkingen om zwerfvuil op te ruimen, daken te vergroenen, gemeenschappelijke tuintjes aan te leggen, et cetera. Ook het bedrijfsleven kan bijdragen aan de transitie naar een natuurinclusieve samenleving, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de samenwerking in het kader van het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR), waarbij sinds 2003 door bedrijfsleven, natuurorganisaties en overheden succesvol wordt samengewerkt op zowel natuurontwikkeling als economische ontwikkeling.
Als Minister die verantwoordelijk is voor natuur wil ik aansluiten bij deze positieve maatschappelijke ontwikkelingen. Ik draag 200.000 euro bij aan de publiekscampagne «Maak grijs groener» van het Deltaplan Biodiversiteitsherstel, die in oktober van start is gegaan. Het doel van de campagne is het bewustzijn over het belang van biodiversiteit onder een breder publiek vergroten, en het bieden van concrete handelingsperspectieven die een bijdrage kunnen leveren aan biodiversiteitsherstel. Ook ondersteun ik de komende vijf jaar de bijzondere leerstoel over natuur-mens-relaties. Deze leerstoel wordt ingesteld door het NatuurCollege en ondergebracht bij de Wageningen Universiteit.
Het kabinet werkt verder uit hoe de samenwerking met maatschappelijke partijen nader vorm gegeven wordt. Over een half jaar zal ik uw Kamer informeren over de voortgang en vervolgactiviteiten van het programma versterken biodiversiteit.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/07/10/hoofdlijnen-programma-natuur. Voor het Programma Natuur is tot en met 2030 structureel een bedrag oplopend tot 300 miljoen euro beschikbaar gesteld.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26407-136.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.