26 396 Vervanging pantservoertuigen M577 en YPR

Nr. 97 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 28 mei 2013

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Defensie over de brief van 3 april 2013 over de veertiende jaarrapportage «Vervanging pantservoertuigen M577 en YPR» (Kamerstuk 26 396, nr. 96)

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 24 mei 2013. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Ten Broeke

De adjunct-griffier van de commissie, Dekker

  • 1 Maakt het project Vervanging Pantservoertuigen M577 en YPR onderdeel uit van de afwegingen die gemaakt worden ten aanzien van de visie op de toekomst van de krijgsmacht? Zo ja, welke onzekerheden brengt dit met zich mee?

  • 2 Welke rol speelt de nieuwe visie op de toekomst van de krijgsmacht bij het project vervanging pantservoertuigen?

  • 3 Kunt u toelichten welke pantser- en gevechtsvoertuigen die Defensie reeds in bezit heeft de landmacht de komende jaren in gebruik wil houden?

De besluitvorming over de visie voor de krijgsmacht van de toekomst is nog niet voltooid.

  • 4 Van de 200 Infanteriegevechtsvoertuigen (IGV’n) zijn er 184 geleverd. Wanneer zullen naar verwachting de overige 16 IGV’n geleverd worden?

De overige zestien IGV-voertuigen waren voorzien als bergingsvoertuigen. Door gebruik te maken van de Leopard 2-bergingsvoertuigen is de ontwikkeling van deze zestien voertuigen niet meer nodig.

  • 5 In hoeverre is het budget dat was bestemd voor de verwerving van de 16 IGV-bergingsvoertuigen voldoende voor het levensduurverlengend onderhoud van de Leopard-2 bergingstanks?

  • 6 Om hoeveel overtollige Leopard-bergingstanks gaat het? Wat zijn de kosten van het levensduurverlengend onderhoud? Hoe lang gaan deze tanks na het onderhoud nog mee? Wat zouden de kosten geweest zijn van de aanschaf van nieuwe bergingsvoertuigen?

  • 11 Kunt u een raming geven van de exploitatielasten van de aangepaste Leopard-2 bergingstanks?

Voor de berging van het IGV wordt het Leopard 2-bergingsvoertuig gebruikt. Dit voertuig is voorhanden en is ook geschikt voor de berging van zwaardere voertuigen dan het IGV. In totaal betreft het vijfentwintig Leopard 2-bergingsvoertuigen. Hiervan zullen er vier of vijf als urgente behoefte op korte termijn worden gemodificeerd, waarbij vooral de bescherming tegen Improvised Explosive Devices (IED’s) en de nieuwe generatie Rocket Propelled Grenades (RPG’s) verbeterd wordt. De overige voertuigen worden van 2021 tot en met 2023 gemodificeerd. De End Life of Type (ELOT) van de Leopard 2-bergingsvoertuigen wordt tot 2040 verlengd en is gekoppeld aan de ELOT van de CV-90. Dit wordt in het Defensie Materieel Proces (DMP) verder uitgewerkt.

Zoals in beantwoording van de schriftelijke vragen op de dertiende jaarrapportage (Kamerstuk 26 396 nr.93) is beschreven, is het budget voor de verwerving van de (zestien) IGV-bergingsvoertuigen voldoende voor de levensduurverlenging van vijfentwintig Leopard 2-bergingsvoertuigen. Het project bevindt zich in de DMP-A fase. De toekomstige exploitatielasten worden op dit moment nader onderzocht en daarvan kan nu nog geen raming worden gegeven.

De resultaten zullen met een DMP A-Brief worden gemeld aan de Kamer.

  • 7 Wat is de inzetbaarheidsnorm en waarom voldoet de CV-90 hier nog niet aan?

  • 16 Wat is het norm percentage CV-90 voertuigen dat beschikbaar moet zijn voor de operationele gebruiker?

  • 19 Zijn er andere alternatieven om de beschikbaarheid van de CV-90 voor de operationele gebruiker te vergroten? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

De inzetbaarheidsnorm is 70 procent. De lagere inzetbaarheid wordt veroorzaakt door een tekort aan reservedelen, trage afhandeling van garantieclaims en onverwachte schade tijdens het gebruik. Defensie doet er alles aan om de voorraad reservedelen op het vereiste niveau te krijgen. De achterstanden worden geleidelijk ingelopen. Er zijn op korte termijn geen alternatieven om de beschikbaarheid te vergroten.

Binnen het kader van het Project Instandhouding Landsystemen (PIL), waartoe ook de CV-90 behoort, is een Request For Information naar geselecteerde Nederlandse bedrijven gestuurd. De samenwerking met Nederlandse bedrijven moet op langere termijn bijdragen tot een beter voorraadbeheer.

  • 8 Hoe denkt u het tekort aan operationele inzetbaarheid van de CV-90 te ondervangen?

De CV-90 is vanwege een combinatie van mobiliteit, vuurkracht en bescherming een uniek wapensysteem. Het tekort is als zodanig niet op te vangen, dus moeten de doelstellingen worden verlaagd.

  • 9 Wanneer verwacht u aan de norm van 70% inzetbaarheid voor de CV-90 te zullen voldoen? Kunt u voorts in percentages aangeven wat de gemiddelde inzetbaarheid was in 2012 en de verwachte inzetbaarheid in 2013?

  • 15 Wat is het percentage CV-90 voertuigen dat momenteel beschikbaar is voor de operationele gebruiker?

De gemiddelde inzetbaarheid is geen grootheid die wordt gemeten. Er wordt eenmaal per kwartaal gerapporteerd over de inzetbaarheid van wapensystemen. Dat zijn steeds momentopnamen aan het einde van de rapportageperiode. Voor 2012 is over de inzetbaarheid van de CV-90 als volgt gerapporteerd: eerste kwartaal 47 procent, tweede kwartaal 48 procent, derde kwartaal 32 procent en vierde kwartaal 40 procent. Over het eerste kwartaal 2013 is een inzetbaarheid van 49 procent gemeld. Verwacht wordt dat de inzetbaarheid begin 2014 de norm van 70 procent haalt.

  • 10 Waarom werkt de methode voorraadvorming op basis van de verbruikcijfers nog niet bij de CV-90? Is dit doordat de CV-90 bij/na gebruik sneller defecten vertoond dan verwacht? Wat is hieraan te doen?

De verbruikscijfers geven nog geen stabiel en daarmee betrouwbaar beeld. Dit komt onder andere doordat in de jaren 2009 tot en met 2012 de CV-90 in steeds hogere aantallen in gebruik is genomen. De analyse van de verbruikscijfers berust op een periode waarin een lager aantal CV-90 in gebruik was. Na enige tijd is de analyse herhaald op basis van een groter aantal voertuigen. Dit geeft een andere uitkomst. Gedurende de hele levenscyclus van het materieel gaat dit in principe door, omdat het verbruik van reservedelen in de levenscyclus kan wijzigen.

Daarnaast worden reservedelen die nodig zijn voor de afhandeling van garantieclaims door de leverancier niet als verbruik geregistreerd. Bij de CV-90 treden defecten niet sneller op dan verwacht.

In het licht van het voorgaande worden verbruiksvoorspellingen voorlopig samen met de leverancier gedaan.

  • 12 Wat zijn de gevolgen van de levering van de beschermingspakketten tegen Chemische Energie (CE-)wapens voor de CV-90 in 2017 voor de operationele inzetbaarheid van de CV-90 tot 2017?

De CV-90 is inzetbaar in het volledige operationele spectrum. Bij een besluit tot deelneming aan een missie maakt een dreigingsanalyse deel uit van de uiteindelijke afweging. Als er sprake is van een hoge dreiging met CE-wapens terwijl CE-beschermingspakketten nog niet beschikbaar zijn, behoort versnelde verwerving van (delen van) het beschermingspakket voor de in te zetten voertuigen tot de mogelijkheden.

  • 13 In hoeverre bent u verantwoordelijk voor de oorzaken (ontoereikende voorraad reservedelen, trage afhandeling van garantieclaims en schade tijdens het gebruik) van het lage inzetbaarheidspercentage van de CV-90, en in hoeverre is de producent verantwoordelijk?

De producent is verantwoordelijk voor de afhandeling van garantieclaims. Defensie is verantwoordelijk voor de voorradigheid van reservedelen en het voorkómen van schade tijdens het gebruik.

  • 14 In hoeverre waren de lange levertijden voor de reservedelen van de CV-90 door Defensie voorzien? En in hoeverre waren ze voorzien door de producent?

De levertijden van de reservedelen zijn bekend bij Defensie en de producent. Wat niet was voorzien is het aantal schades dat is ontstaan in de eerste jaren dat de CV-90 in gebruik was. Omdat schades niet zijn te voorspellen, hebben de reservedelen die hiervoor besteld moeten worden veelal langere levertijden.

Door de opzet van gezamenlijke verbruiksvoorspellingen door Defensie en de producent worden de levertijden dusdanig aangepast dat hierover direct kan worden beschikt. Deze situatie zal voor de meeste reservedelen eind 2013 zijn bereikt.

  • 17 Welke concrete stappen heeft u sinds 1 oktober 2012 gezet om invulling te geven aan de Letter of Intent voor samenwerking bij de instandhouding van de CV-90?

De bestaande overeenkomsten met de industrie zijn uitgebreid om de materiële gereedheid bij het Commando Landstrijdkrachten te verbeteren. Naar verwachting zullen de eerste resultaten daarvan op korte termijn zichtbaar worden.

  • 18 Wat waren in 2012 de gevolgen van de lagere beschikbaarheid van de CV-90 voertuigen voor de operationele gebruiker?

Voor 2012 zijn de gereedstellingseisen verlaagd. Het Commando Landstrijdkrachten heeft mede vanwege de lage beschikbaarheid van de CV-90 het oefen- en opwerkprogramma aangepast. De lage beschikbaarheid heeft invloed op de motivatie van het personeel dat het systeem gebruikt en dat verantwoordelijk is voor de instandhouding.

  • 20 Hoe lang verwacht u dat de lagere beschikbaarheid van de CV-90 zal aanhouden?

De inzetbaarheid zal gedurende het jaar langzaam verbeteren maar onder de norm van 70 procent blijven. Begin 2014 zal de norm van 70 procent worden gehaald.

  • 21 Hoe staat het met het onderzoek naar de mogelijkheden van verkleining van het aantal voertuigen dat nodig is voor de initiële opleiding van nieuw personeel?

Het Commando Landstrijdkrachten heeft 184 CV-90. Er zijn minimaal zestien voertuigen voor de opleidingen nodig. Daar zijn geen separate voertuigen voor. De voor de opleiding bestemde voertuigen worden betrokken uit de operationele eenheden. Verkleining van het aantal opleidingsvoertuigen is niet mogelijk omdat dan het vereiste opleidingsniveau van personeel niet bereikt wordt.

  • 22 Heeft het oplossen van het gewichtsprobleem van de Boxer door het vervangen van een deel van de bepantsering door een hoogwaardig composiet financiële gevolgen? Zo ja, welke financiële gevolgen? Zo nee, waarom is in eerste instantie niet gekozen voor dit ontwerp?

Deze wijziging heeft voor Defensie geen financiële gevolgen. Aanvankelijk kon de leverancier aan de eisen voldoen met de oorspronkelijke oplossing. Vanwege de overschrijding van het maximale gewicht heeft de leverancier een technisch meer geavanceerde oplossing moeten kiezen.

  • 23 In hoeverre zijn de geconstateerde gewichtsproblemen een gevolg van het pakket van wijzigingen van 2011 waarbij het groeipotentieel gewijzigd werd?

De gewichtsproblemen hebben geen directe relatie met het in 2011 overeengekomen pakket van wijzigingen.

  • 24 Wat zijn de gevolgen van de vertraging in het leveringsschema van de Boxer voor de operationele gebruiker?

De invoering bij de operationele gebruikers zal volgens het huidige schema in 2014 beginnen en in 2018 worden voltooid. Er zijn geen gevolgen voor de toekomstig operationele gebruiker omdat deze de beschikking heeft over het pantserrupsvoertuig YPR.

  • 25 Kunt u een overzicht geven van de leveringsschema's van de verschillende versies van de Boxer?

Volgens het leveringsschema worden de rijlesvoertuigen in 2013 geleverd, de ambulancevoertuigen in 2014 en de overige typen in de periode 2015 tot en met 2017. Het project wordt volledig voltooid in 2018.

  • 26 Wat is opgevallen bij het gebruik van de Boxer door de Duitsers in Afghanistan? Zijn er problemen bij de inzet aan het licht gekomen?

Tijdens het gebruik van Duitse voertuigen in Afghanistan zijn geen onverklaarbare technische problemen gerapporteerd.

  • 27 Welke voordelen zijn er voor Nederland en Duitsland om de gezamenlijke verwerving van de Boxer reservedelen via het Nato Supply Agency (NSPA) te doen?

Bij een gezamenlijke verwerving van reservedelen via het NSPA kunnen schaalvoordelen worden bereikt, omdat zowel Duitsland als Nederland het basisvoertuig gebruikt. Piekverbruik kan beter worden opgevangen en wellicht is een lagere prijs mogelijk. Daarnaast kan met een gemeenschappelijke basisvoorraad bij het NSPA de nationale voorraad van bijvoorbeeld fast movers aanzienlijk worden teruggebracht

  • 28 Is er al eerder gezamenlijk met Duitsland sprake geweest van verwerving van reservedelen via het NSPA? Zo ja, zijn dat positieve ervaringen geweest?

De betrokken landen (Duitsland, Griekenland, Italië en Nederland) hebben de bevoorrading van reservedelen voor de Pantserhouwitser 2000 bij het Land Combat Vehicles Support Partnership van het NSPA ondergebracht. De ervaringen zijn positief.

  • 29 Hoe verhouden de samenwerking tussen Duitsland en Nederland enerzijds, zoals vastgelegd in de Memorandum of Understanding (MoU) voor de instandhouding van de Boxer, en de samenwerking tussen Nederland en het Nederlandse bedrijfsleven anderzijds, zoals vastgelegd in het Land Maintenance Initiative, zich tot elkaar?

  • 30 Hoe verhouden de samenwerking tussen Duitsland en Nederland enerzijds (vastgelegd in het Memorandum of Understanding) en de samenwerking tussen Defensie en een aantal Nederlandse bedrijven anderzijds (vastgelegd in het Land Maintenance Initiative) zich tot elkaar?

In het MoU hebben Duitsland en Nederland de intentie vastgelegd om mogelijkheden tot samenwerking op basis van synergie te onderzoeken. Voor elke logistieke taak zal een afweging worden gemaakt tussen uitvoering in eigen beheer, samenwerking met Duitsland via het NSPA en nationale contracten met Nederlandse bedrijven.

  • 31 Welke concrete stappen zijn er sinds de ondertekening van het Land Maintenance Initiative op 15 november 2012 gezet om de samenwerking en het partnerschap tussen Nederlandse bedrijven en Defensie te verdiepen?

In de afgelopen periode zijn de mogelijkheden tot samenwerking met Duitsland uitgewerkt en nu wordt besluitvorming voorbereid. Ook zijn voor het Project Instandhouding Landsystemen (PIL) Requests for Information naar geselecteerde Nederlandse bedrijven. Zie ook het antwoord op de vragen 9, 16 en 17.

  • 32 Wat is de doorslaggevende factor bij de beslissing of het mogelijk is voor Nederland om aan te sluiten bij het contract dat Duitsland heeft getekend met het Armoured vehicle technology consortium (ARTEC)?

Duitsland heeft besloten de nationale onderhandelingen van een aantal ondersteunende taken niet voort te zetten en in plaats daarvan samen te werken met Nederland. Met ondersteuning van het NSPA wordt voor deze specifieke taken een overeenkomst met het ARTEC-consortium voorbereid.

  • 33 Kunt u toelichten waarom het opportuun is van een variabele naar een vaste voertuigprijs over te gaan en de daarmee gepaard gaande eenmalige verhoging van 28,1 miljoen euro toelichten?

  • 34 Waarom is het in deze fase verantwoord om een vaste voertuigprijs voor de Boxer overeen te komen waarbij op de prijsescalatie wordt geanticipeerd?

  • 35 Kunt u een nadere onderbouwing geven van de eenmalige verhoging van 28,1 miljoen euro als gevolg van de omzetting van een variabele naar een vaste voertuigprijs?

  • 36 Op basis van welke veronderstellingen heeft u geconcludeerd dat het in deze fase doelmatig is om van een variabele naar een vaste voertuigprijs over te gaan?

Door over te gaan naar vaste prijzen worden de administratieve handelingen beperkt. Dit is doelmatig voor Defensie. De beperking van administratieve handelingen strookt met de vermindering van de ondersteunende en administratieve personele capaciteit. Met de eenmalige betaling van € 28,1 miljoen is de leverancier gecompenseerd voor het variabele prijsaspect. Dit bedrag is een deel van het voorschot dat aan de fabrikant is betaald. Dit voorschot was een eis van de fabrikant. Het bedrag van € 28,1 miljoen is de verwachte inflatie tot en met 2016. Over de periode 2005 tot en met 2012 zijn de inflatiecijfers bekend. Naar de verwachte inflatie van 2013 tot en met 2016 heeft de Auditdienst Defensie onderzoek gedaan. Het risico is klein dat de feitelijke inflatiecijfers van de schatting zullen afwijken.

  • 37 Kunt u het aanvullende bedrag van 25,6 miljoen euro ter compensatie van het Nederlandse bedrijfsleven nader onderbouwen?

  • 38 Wanneer verwacht u nadere afspraken te kunnen maken over de verdeling van het aanvullende bedrag van 25,6 miljoen euro ter compensatie van het Nederlandse bedrijfsleven en kunt u dit bedrag nader onderbouwen?

  • 39 Kunt u de uitspraak in de jaarrapportage, dat de bedrijven Rheinmetall en Krauss Maffei Wegmann beiden goede vooruitgang maken met de compensatie, nader toelichten en onderbouwen?

  • 40 Opm: wordt niet beantwoord.

Eind 2011 is met het consortium overeenstemming bereikt over een package deal voor een pakket van technische wijzigingen en een aantal logistieke wijzigingen. Zoals gerapporteerd in de dertiende jaarrapportage (Kamerstuk 26 396 nr. 91 van 29 maart 2012) heeft Defensie daarbij onder meer de kwalitatieve behoefte aan voertuigen gewijzigd. In afwachting van een oplossing voor het gewichtsprobleem is de bekrachtiging van deze overeenkomst echter vertraagd tot eind 2012. Nadat de package deal in december 2012 alsnog is bekrachtigd, zijn de verplichtingen betreffende werk voor het Nederlandse bedrijfsleven dienovereenkomstig verhoogd.

De compensatieafspraken zijn gemaakt door het ministerie van Economische Zaken en de industriepartners. De afspraken gelden gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst van 2006 tot 2016. Het ministerie van Economische Zaken rapporteert tweejaarlijks over compensatieafspraken. De eerstvolgende rapportage komt midden dit jaar.

  • 41 Waarom wordt de Principle Toolbox (PTB) door de projectleider Groot Pantserwielvoertuig nog hoofdzakelijk gebruikt voor projectrapportages, maar worden de overige functionaliteiten, zoals planning en risicobeheersing, nog niet benut?

Bij de invoering van de Principle Toolbox (PTB) was de verbetering van de rapportages het hoofddoel. De PTB vervangt vanaf november 2009 systemen die al zijn uitgefaseerd. De overige functionaliteiten van de PTB, zoals planning en risicobeheersing, worden voor de interne projectvoering beperkt gebruikt, omdat de PTB in dit project niet het meest aangewezen instrument voor planning- en risicobeheersing is.

  • 42 Waarom is het deelproject Groot Pantserwielvoertuig in 2012 niet onderworpen aan een jaarlijkse (deel-) projectreview?

Een interne project review is vooral gericht op de inrichting van de projectorganisatie en minder op de uitvoering van het project zelf. Omdat in 2012 de projectorganisatie stabiel was en de leiding al intensiever bij het project betrokken was, is mede met het oog op andere prioriteiten afgezien van een project review van het project Groot Pantserwielvoertuig.

  • 43 Waarom is er geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een onafhankelijke toets op de projecten te laten uitvoeren (bijv. door de afdeling Onderzoeken Interne Beheersing (OIB) van de Defensie Materieel Organisatie (DMO))?

Een onafhankelijke toets door DMO/OIB was minder opportuun omdat daarvoor een directe aanleiding ontbrak en omdat de afdeling OIB in 2012 werd opgeheven en ondergebracht bij de Auditdienst Defensie. Hierdoor was er slechts zeer beperkte capaciteit beschikbaar.

Bij iedere jaarrapportage is wel een assurancerapport van de Auditdienst Defensie gevoegd.

Naar boven