26 396 Vervanging pantservoertuigen M577 en YPR

Nr. 79 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 april 2010

Hierbij bied ik u de elfde jaarrapportage over het project «Vervanging Pantservoertuigen M577 en YPR» aan. De rapportage beschrijft de stand van zaken per 31 december 2009 en sluit aan op de tiende jaarrapportage van 15 april 2009 (Kamerstuk 26 396, nr. 74). De vertrouwelijke financiële informatie behorende bij deze jaarrapportage bied ik u in een afzonderlijke commercieel vertrouwelijke brief aan met het Kamerstuknummer 26 396, nr. 78.

Het rapport van de Audit Dienst Defensie en de Audit Dienst Verkeer en Waterstaat wordt u conform de Regeling grote projecten als afzonderlijk document toegezonden.1

De staatssecretaris van Defensie,

J. G. de Vries

Inleiding

Het project «Vervanging Pantservoertuigen M577 en YPR» is door de Tweede Kamer op 26 juni 1997 aangewezen als «groot project». In dat kader ontvangt de Kamer jaarlijks een voortgangsrapportage. Deze rapportage beschrijft de stand van zaken per 31 december 2009 en besteedt daarnaast aandacht aan enkele belangrijke ontwikkelingen na die datum.

Deelprojecten

Het project omvat drie deelprojecten:

  • Klein pantserwielvoertuig, de Fennek MRAT (Medium Range Anti-Tank) en de Fennek AD (Algemene Dienst);

  • Infanteriegevechtsvoertuig (IGV), de CV-90;

  • Groot pantserwielvoertuig (PWV), de Boxer.

Behoeftestelling

Klein pantserwielvoertuig

De behoefte aan kleine pantserwielvoertuigen is ongewijzigd ten opzichte van de vorige jaarrapportage en betreft 208 voertuigen in diverse typen:

  • 88 Fenneks MRAT voor pantserbestrijding;

  • 120 Fenneks AD waarvan:

    • 63 Fenneks AD als algemeen voertuig bij diverse eenheden;

    • 39 Fenneks MR (Mortier) als transportmiddel voor de lichte mortier bij de pantserinfanterie;

    • 18 Fenneks SWP (Stinger Wapen Platform) als luchtverdedigingssysteem.

Infanteriegevechtsvoertuig

De behoefte aan IGV’n is ongewijzigd ten opzichte van de vorige jaarrapportage en betreft 200 voertuigen. Thans zijn 184 CV-90’s in bestelling. In de behoefte aan zestien IGV-bergingsvoertuigen, die aanvankelijk deel uitmaakte van het IGV-project, zal tot 2015 worden voorzien door overtollige Leopard-bergingstanks. Defensie houdt vanaf 2016 rekening met de verwerving van bergingsvoertuigen voor de IGV.

Groot pantserwielvoertuig

Het pantserwielvoertuig Boxer bestaat uit een gemeenschappelijk onderstel als basismodule (drive module) waarop, afhankelijk van het type voertuig, een vaste missiemodule wordt geplaatst.De behoefte aan grote pantserwielvoertuigen is ongewijzigd ten opzichte van de vorige jaarrapportage en betreft 200 voertuigen in vijf typen: 55 commandopostvoertuigen, 58 gewondentransportvoertuigen, 27 vrachtvoertuigen, 19 vracht-commandopostvoertuigen en 41 genievoertuigen.

Planning en voortgang

Klein pantserwielvoertuig

De levering aan Defensie en de instroom bij het Commando landstrijdkrachten (CLAS) van de Fennek zijn in 2009 voltooid. In de tweede helft van 2010 zal een begin worden gemaakt met een evaluatie van dit project in de vorm van een E-document in het kader van de Defensie Materieelproces (DMP).

Op dit moment zijn zestien Fenneks ingezet voor ISAF in Afghanistan. Deze voertuigen zijn voorzien van extra bescherming tegen de dreiging van IED’s. Zoals de Kamer op 13 maart 2009 is gemeld in de Stand van Zakenbrief over Afghanistan ging deze extra bescherming niet ten laste van het projectbudget (Kamerstuk 27 925 nr. 330).

Tijdens de instandhouding hebben zich problemen voorgedaan die hebben geleid tot een te lage inzetbaarheid. Het aangeschafte pakket initiële reservedelen bleek tijdens het gebruik niet voldoende. De inzetbaarheid is verder negatief beïnvloed door een hoog verbruik van reservedelen tijdens de voorbereiding op en de missie in Afghanistan.

Inmiddels zijn drie contracten met het bedrijfsleven gesloten. Het eerste contract betreft een afroepcontract met de leverancier van het voertuig voor reservedelen. De eerste bestellingen zijn inmiddels geplaatst en deels geleverd. Het tweede contract betreft technische en logistieke ondersteuning door de leverancier. Als laatste is er een contract met de leverancier gesloten voor ondersteuning bij de instandhouding. Daarbij kan ook het Nederlandse bedrijfsleven worden ingeschakeld. Als gevolg van de verplichtingenpauze die de Defensie Materieel Organisatie (DMO) begin 2010 heeft ingesteld staat de afroep van reservedelen onder het eerste contract onder druk. Voor het tweede en derde contract bestaat de mogelijkheid de betaling renteloos uit te stellen naar 2011.

Infanteriegevechtsvoertuig

De levering van de CV-90 voertuigen aan Defensie is in 2008 begonnen. Op 15 december 2008 heeft de DMO de eerste vijf voertuigen overgedragen aan 44 Pantserinfanteriebataljon. Per 31 december 2009 zijn 52 voertuigen volgens schema aan het CLAS geleverd. In januari 2009 is begonnen met de interne omscholing van de voertuigbemanningen met gebruikmaking van deze voertuigen. Volgens planning zal de levering van de overige voertuigen aan Defensie in 2011 worden voltooid, waarna de invoering bij het CLAS naar verwachting in 2012 gereed is.

Bij de voertuigen die tot november 2008 zijn geleverd waren nog enkele modificaties nodig. Deze voertuigen zijn bij aflevering gedeeltelijk betaald. Een deel van deze groep voertuigen is in 2009 gemodificeerd en vervolgens volledig betaald. Het resterende deel zal in 2010 worden gemodificeerd. Na deze modificatie kunnen de voertuigen in gebruik worden genomen. Alle voertuigen worden voorafgaand aan de invoering bij het CLAS door het Instandhoudingsbedrijf Landsystemen (IBL) aangepast ten behoeve van de inbouw van het Battlefield Management System (BMS). Naar verwachting zullen voldoende voertuigen beschikbaar zijn om de omscholing van de CLAS-eenheden volgens plan voort te zetten.

Tijdens het opleidings- en trainingsprogramma van het eerste pantserinfanteriebataljon is een aantal technische problemen onderkend. In dergelijke gevallen is de leverancier verplicht hiervoor een oplossing te vinden, en dit is ook gebeurd. Als de oplossing door Defensie is goedgekeurd wordt deze verwerkt in de productie van de nieuwe voertuigen. Tevens worden de reeds geleverde voertuigen aangepast. Deze technische problemen en de oplossingen hiervoor hebben niet geleid tot extra contractuele verplichtingen.

De problemen betroffen het boordkanon en de koepel voor de commandant. Na een tweetal schietincidenten is telkens met het oog op de veiligheid een tijdelijk schietverbod uitgevaardigd. Het eerste incident betrof een schietongeval waarbij een defensiemedewerker en een medewerker van de industrie licht gewond zijn geraakt. Er is toen onmiddellijk een tijdelijk schietverbod uitgevaardigd. Een onderzoek leverde op dat de oorzaak van het ongeval naar alle waarschijnlijkheid een gebruikersfout was. Het tweede incident betrof een situatie waarin de schietveiligheid niet in alle gevallen gewaarborgd kon worden. Ook toen is onmiddellijk een tijdelijk schietverbod afgekondigd en is een onderzoek uitgevoerd. De leverancier heeft voor dit probleem een oplossing gevonden die bij een test bleek te voldoen. Na een aanpassing van de reeds geleverde voertuigen is het schietverbod ingetrokken. De omscholing van de CLAS kon nagenoeg volgens plan worden voortgezet, waardoor de eerste compagnie in augustus 2010 operationeel gereed zal zijn.

In 2009 heeft niet Defensie maar de leverancier al het onderhoud uitgevoerd omdat de leverancier niet in staat was tijdig de documentatie en speciale gereedschappen aan Defensie te leveren. Daardoor is de interne opleiding van onderhoudsmonteurs pas begonnen in februari 2009, later dan voorzien. Op dit moment zijn er voldoende opgeleide monteurs beschikbaar om de ingevoerde voertuigen te onderhouden. Sinds begin 2010 voert Defensie het onderhoud uit volgens de organieke procedures. Wel krijgt Defensie hierbij ondersteuning van de leverancier in de vorm van personeel.

In de loop van 2009 is bij het IBL capaciteit opgebouwd voor de uitvoering van het intermediate level en depot level onderhoud. Hiermee is bij het IBL de basis gelegd voor een adequate ondersteuning van het intermediate level onderhoud, dat door de herstelorganisatie van het CLAS wordt uitgevoerd. Tevens is het IBL nauw betrokken bij de inrichting van een aantal processen voor de logistieke ondersteuning tijdens de gebruiksfase.

Vanwege de verplichtingenpauze bij de DMO is het sluiten van instandhoudingscontracten voor de CV-90 voorlopig opgeschort. Dit kan gevolgen hebben voor de inzetbaarheid van de voertuigen. De effecten hiervan op de operationele inzetbaarheid van de eenheden worden nauwlettend bewaakt.

De DMO heeft onlangs de rijsimulator voor de CV-90 aan de opleidingseenheid van het CLAS overgedragen. Na een opwerkperiode zal het CLAS in toenemende mate gebruik maken van deze simulator, waardoor het gebruik van rijlesvoertuigen wordt beperkt. Mede als gevolg van het gebruik van de rijsimulator zijn er nu voldoende opleidingsmiddelen voor de CV-90.

Met betrekking tot de munitie loopt er nog steeds een onderzoek of het wapensysteem geschikt is voor gebruik van de bestaande voorraad 35 mm High Explosive (HE) munitie van de vroegere Cheetah Pantser Rups Tegen Luchtdoelen (PRTL).

Groot pantserwielvoertuig

Het project groot pantserwielvoertuig is een gezamenlijk project met Duitsland. Het ontwikkel- en kwalificatietraject heeft te kampen met vertraging. Dit heeft invloed op de serieproductie van de Nederlandse voertuigen.

In tegenstelling tot Duitsland accepteert Nederland geen levering van voertuigen die nog niet zijn gekwalificeerd. Dit heeft tot gevolg dat het Nederlandse leverschema moet worden herzien.

Het probleem bestaat uit een overschrijding van de termijn voor de kwalificatie van de gemeenschappelijke drive module en van de eerste Duitse missiemodules in de versie voor troepentransport. Het kwalificatieproces is in 2009 niet binnen de contractuele planning voltooid omdat het voertuig nog niet aan de eisen voldeed.

Omdat Duitsland de Boxer vanaf 2011 in Afghanistan wil inzetten, heeft dat land in overleg met Nederland afspraken met de industrie gemaakt over een kwalificatie achteraf (na-kwalificatie) van deze eerste Duitse serievoertuigen, de zogenaamde Reliability Batch Trials (RBT). Daarnaast zijn afspraken gemaakt over de na-kwalificatie van enkele subcomponenten van de gemeenschappelijke drive module en over een herzien logistiek kwalificatietraject voor deze Duitse serievoertuigen. De financiële risico’s voor eventuele Duitse aanpassingen aan de al geleverde voertuigen zijn voor rekening van de industrie. De RBT zijn in februari 2010 begonnen. Naar verwachting zal de kwalificatie van de gemeenschappelijke drive module niet voor eind 2010 zijn voltooid. Op ongeveer hetzelfde moment begint de Nederlandse serieproductie.

Voordat het voertuig in Afghanistan wordt ingezet wil de Duitse Bundeswehr tot midden 2010 met de geleverde voertuigen tactische beproevingen uitvoeren in zowel hete en droge, als in hete en vochtige omstandigheden. Deze beproevingen, die in Australië zullen worden uitgevoerd, moeten in feite de operationele inzetbaarheid van de Boxer aantonen en Duitsland acht deze beproevingen dan ook van groot belang. Nederland zal als waarnemer bij deze beproevingen aanwezig zijn.

In het Nederlandse programmadeel loopt het ontwikkel- en kwalificatietraject van de vijf verschillende Nederlandse missiemodules contractueel door tot eind 2012 of begin 2013. De Nederlandse serielevering loopt tot eind 2016. De vracht-commandopostversie en de genieversie verkeren nog in de ontwerpfase. De vertraging in de kwalificatie van drie prototypen in de vracht-, ambulance- en commandoversies waarover in de tiende jaarrapportage is gerapporteerd, is sindsdien nog toegenomen. De voornaamste oorzaak is een noodzakelijke aanpassing van het ontwerp van het dak. Dit heeft gevolgen voor alle versies behalve de ambulance. Overigens is bij de kwalificatie van de logistieke delen van het Boxer-project, die volgens planning dit jaar moet worden voltooid, ook sprake van vertraging.

De leverancier zal zeker niet meer in staat zijn in maart 2011 de eerste Nederlandse Boxer in een vrachtversie te leveren. Ondanks dat de kwalificatie nog niet is voltooid, is de leverancier eind 2009 toch met de voorbereidingen gestart voor de serieproductie van de vrachtversie. Defensie heeft de leverancier formeel laten weten dat deze aanvang van de productievoorbereidingen geheel voor risico van de leverancier is. Het kwalificatietraject van de ambulanceversie is eveneens vertraagd en de planning van de commandoversie staat onder druk.

Aan de leverancier is nadrukkelijk meegedeeld dat Nederland geen kwalificatie achteraf van geleverde serievoertuigen accepteert, zoals bij Duitsland wel het geval is. Naar verwachting gaat dit leiden tot vertraging bij de serieproductie van de Nederlandse voertuigen.

De Organisation conjointe de coopération en matière d'armement (OCCAR) is een wapenagentschap en maakt namens de Nederlandse en Duitse ministeries van Defensie afspraken met de industrie, die zich heeft verenigd in het Armoured vehicle technology (ARTEC) consortium. Defensie voert op dit moment via OCCAR en ARTEC intensief overleg om de gevolgen van de huidige problemen inzichtelijk te maken. Duidelijkheid hierover volgt in de eerste helft van 2010.

Defensie heeft het voornemen om een meerbehoefte in de vorm van een C4I-architectuur (Command, Control, Communication, Computers and Information) in alle Nederlandse typen toe te passen. Het ligt in de bedoeling de gecontracteerde C2-LAN (Command, Control – Local Area Network) structuur van de Boxer nog tijdens de lopende ontwikkeling om te bouwen naar een C4I-structuur. De ontwikkeling, kwalificatie en integratie van de volledige C4I-structuur in de serievoertuigen passen niet binnen het huidige projectbudget. Het betreft hier een nieuwe behoefte die met een apart project moet worden vervuld. Over de financiële mogelijkheden daarvoor en de gevolgen voor het Nederlandse deel van het Boxer-programma zal midden 2010 duidelijkheid ontstaan. De Kamer zal hierover te zijner tijd worden geïnformeerd.

Met betrekking tot de instandhouding onderzoeken Duitsland en Nederland de mogelijkheden voor samenwerking. Dit moet resulteren in een Memorandum of Understanding.

Investeringen

Algemeen

Alle bedragen in deze rapportage zijn naar de stand van 31 december 2009, inclusief BTW en met prijspeil 2009.

Tabel 1: Uitgaven

Uitgaven in € miljoen

t/m 2008

2009

t/m 2009

Klein Pantserwielvoertuig

186,7

10,4

197,1

Infanterie Gevechtsvoertuig

553,9

244,1

798,0

Groot Pantserwielvoertuig totaal

129,6

19,6

149,2

Groot Pantserwielvoertuig Ontwikkeling

95,5

3,2

98,7

Groot Pantserwielvoertuig Productie

34,1

16,4

50,5

Totaal

870,2

274,1

1 144,3

Tabel 2: Verplichtingen

Verplichtingen in € miljoen

Openstaande verplichtingen per 31-12-08

Aangegane verplichtingen

2009

Uitgaven 2009

Openstaande verplichtingen per 31-12-09

Klein Pantserwielvoertuig

7,2

3,6

10,4

0,4

Infanterie Gevechtsvoertuig

534,8

37,5

244,1

328,2

Groot Pantserwielvoertuig totaal

596,9

29,4

19,6

606,7

Groot Pantserwielvoertuig (ontwikkeling)

9,0

2,5

3,2

8,3

Groot Pantserwielvoertuig (productie)

587,9

26,9

16,4

598,4

Totaal

1 138,9

70.5

274,1

935,3

In onderstaande tabel worden de huidige budgetten vergeleken met die uit de voorgaande jaarrapportage.

Tabel 3: Vergelijking budgetten uit de 10 en 11e jaarrapportage
 

10e jaarrapp.

(prijspeil 2008)

11e jaarrapp.

(prijspeil 2009)

Verschil

Klein pantserwielvoertuig

€ 194,4 miljoen

€ 197,5 miljoen

€ 3,1 miljoen

Infanteriegevechtsvoertuig

€ 1 104,3 miljoen

€ 1 136,9 miljoen

€ 32,6 miljoen

Groot pantserwielvoertuig

€ 737,0 miljoen

€ 808,2 miljoen

€ 71,2 miljoen

Klein pantserwielvoertuig

Het verwervingsbudget voor 208 Fennek MRAT/AD-voertuigen inclusief documentatie, opleidings- en trainingsmiddelen, gereedschappen en initiële reservedelen bedraagt € 197,5 miljoen (inclusief BTW, prijspeil 2009). Dit bedrag is inclusief een verhoging van het projectbudget van netto € 3,1 miljoen als gevolg van de contractueel vastgelegde prijsstijging. Bij het verplichte bedrag tot en met 2008 zoals dat was vermeld in de tiende jaarrapportage is inmiddels een administratieve correctie van € 0,5 miljoen doorgevoerd. Het gehele verwervingsbudget is verplicht. De betalingen in 2010 betreffen de voltooiing van het project Fennek.

De extra bescherming tegen IED-dreiging van de zestien Fenneks in Afghanistan maakt geen deel uit van het project. Hiervoor was een afzonderlijk budget van € 3,725 miljoen beschikbaar.

Tabel 4: Jaarlijkse verdeling budget en uitgaven klein pantserwielvoertuig

Bedragen in € miljoen

t/m 2008

2009

2010

2011e.v.

totaal

Verplichtingen

193,9

3,6

0

0

197,5

Uitgaven

186,7

10,4

0,4

0

197,5

Infanteriegevechtsvoertuig

Het IGV-projectbudget bedraagt in totaal € 1.136,9 miljoen (inclusief BTW, prijspeil 2009) voor 184 voertuigen. Daarbij zijn inbegrepen de uitbreiding van TACTIS, de initiële munitievoorraad en de rijsimulator. Het projectbudget is in 2009 verhoogd met € 32,6 miljoen waarvan € 31,3 miljoen voor een contractueel verplichte prijsstijging en € 1,3 miljoen voor opleidingsmaterieel. Deze € 31,3 miljoen vormt het belangrijkste deel van de verplichting in 2009. Andere grotere verplichtingen in 2009 zijn een wijziging van de bepantsering ad € 2,7 miljoen en € 2,2 miljoen voor geheugenkaarten. Kleinere verplichtingen bedragen € 1,3 miljoen.

Tabel 5: Jaarlijkse verdeling budget en uitgaven infanterie gevechtsvoertuig

Bedragen in € miljoen

t/m 2008

2009

2010

2011 e.v.

totaal

Verplichtingen

1.088,7

37,5

7,8

2,9

1.136,9

Uitgaven

553,9

244,1

209,8

129,1

1.136,9

Groot pantserwielvoertuig

Het budget voor de ontwikkelingsfase van het PWV bedraagt € 113 miljoen (inclusief BTW, prijspeil 2009). Voor de productie van 200 voertuigen is momenteel € 695,2 miljoen (inclusief prijspeil 2009) begroot. De Kamer is over de verhoging van het Boxer-budget met € 71,2 miljoen geïnformeerd met de brief van 23 september 2009 (Kamerstuk 26 396 nr. 76). Bij de verhoging zijn inbegrepen de onderkende meerbehoeften aan opleidingsmodules, een rijsimulator, extra gereedschapssets en de laserafstandsmeter voor het Remote Controlled Weapon System (RCWS), evenals een herstel van de projectreserve van het seriebudget naar het oorspronkelijke niveau. Het is onzeker of het met deze meerbehoeften gemoeide materieel beschikbaar zal zijn als de eerste Boxer aan Nederland wordt geleverd.

Tabel 6: Jaarlijkse verdeling budget en uitgaven groot pantserwielvoertuig

Bedragen in € miljoen

t/m 2008

2009

2010

2011 e.v.

totaal

Ontwikkeling

     

Verplichtingen

104,5

2,5

2,5

3,5

113,0

Uitgaven

95,5

3,2

9,4

4,9

113,0

Productie

     

Verplichtingen

622,0

26,9

11,1

35,2

695,2

Uitgaven

34,1

16,4

45,3

599,4

695,2

Totaal

     

Verplichtingen

726,5

29,4

13,6

38,7

808,2

Uitgaven

129,6

19,6

54,7

604,3

808,2

Over de behoeftestelling om de Boxer aan te laten sluiten op TACTIS en het Mobile Combat Training Centre (MCTC), en voor de extra bescherming tegen IED’s is nog geen besluit genomen. Met betrekking tot de IED-bescherming wordt in samenwerking met Duitsland een studie uitgevoerd naar de technische mogelijkheden en de financiële consequenties. De resultaten daarvan zijn midden 2010 bekend.

Industriële participatie en compensatie

Klein pantserwielvoertuig

De invulling van het overeengekomen werkaandeel voor het Nederlandse bedrijfsleven is in 2004 gevalideerd door de Audit Dienst Defensie (ADD). De ADD concludeerde dat het aandeel van het Nederlandse bedrijfsleven 46,3 procent bedraagt. De inschakeling van het Nederlandse bedrijfsleven bij de productie van de Fennek verliep daarmee volgens de afspraken. De productie bij het Nederlandse bedrijfsleven verliep naar tevredenheid.

Infanteriegevechtsvoertuig

De firma BAE Systems Hägglunds (BSH) compenseert 100 procent van het contract bij het Nederlandse bedrijfsleven. Daarvan was bij de ondertekening van het compensatiecontract tussen het ministerie van Economische Zaken en Hägglunds al 36 procent vervuld met directe compensatieopdrachten. Zo worden bijvoorbeeld de assemblage van het wapensysteem en de integratie daarvan in de CV-90 in Nederland uitgevoerd. Daarnaast worden de warmtebeeldkijker, de gecombineerde airconditioning- en NBC-installatie, de bekabeling en de complete loopwielsamenstellen door de Nederlandse industrie gebouwd.

De verdere invulling van de compensatieverplichting door BSH verloopt voortvarend. De overeenkomst heeft een looptijd van tien jaar, waarvan inmiddels iets meer dan de helft is verstreken. De invulling loopt daarop ver vooruit. Omdat op dit moment de extra bestellingen en de prijsescalatie nog niet zijn verwerkt in de berekeningen, is het nog niet mogelijk een percentage van de vervulde compensatieverplichting te noemen.

Groot pantserwielvoertuig

De invulling van het Nederlandse werkaandeel voor de ontwikkelingsfase is nagenoeg geheel gerealiseerd. De stand is ongewijzigd ten opzichte van de tiende jaarrapportage.

De afspraak over de verdeling van kosten en werk bij de ontwikkeling en productie van de Boxer houdt in dat de Nederlandse financiële bijdrage in het geheel in de vorm van werk terugvloeit naar het Nederlandse bedrijfsleven. Hiermee is een bedrag van € 478 miljoen gemoeid. Dit bedrag bestaat voor € 337,2 miljoen uit deelneming aan de productie van de Boxer door de Nederlandse industrie. De Nederlandse industrie zal optreden als leverancier van subsystemen en elektrische componenten, zoals bekabeling en airconditioningsystemen. Er is nog geen totaaloverzicht van de invulling omdat de onderhandelingen over de selectie van toeleveranciers uit Nederland en Duitsland nog gaande zijn. De overige € 140,8 miljoen betreft compensatieorders en kennisoverdracht aan de Nederlandse industrie.

Momenteel is contractueel vastgelegd dat de 200 Nederlandse Boxer-voertuigen in Nederland worden geassembleerd bij de nieuwe vestiging van Rheinmetall Nederland in Ede. De opdracht voor het lassen van alle 472 gemeenschappelijke drive modules is begin 2008 gegund aan Dutch Defense Vehicle Systems (DDVS) in Helmond. DDVS zal ook 187 Duitse missiemodules lassen in opdracht van het moederbedrijf Krauss-Maffei Wegmann (KMW).

Significante risico’s

Algemeen

Als de hieronder genoemde risico’s zich voordoen, leiden deze tot verschuiving van budgetten en treedt er geen overschrijding van budgetten op.

Klein pantserwielvoertuig

De instroom van de Fennek is in 2009 voltooid. Er zijn er geen projectmatige risico’s meer.

Infanteriegevechtsvoertuig

Ondanks de gesignaleerde technische problemen is het opleiding- en trainingsprogramma volgens de planning voortgezet. De uitvoering van de verbeteringen is essentieel voor de operationele gereedstelling van de eerste pantserinfanteriecompagnie met het IGV in augustus 2010. Daarvoor moeten de laatste aanpassingen op het gebied van vuurkracht in juni 2010 zijn doorgevoerd. De tijdige uitvoering van deze aanpassingen wordt beschouwd als een middelmatig risico met beperkte consequenties. In het geval dit risico werkelijkheid wordt, verschuift de operationele gereedstelling van deze compagnie naar september 2010.

Groot pantserwielvoertuig

Een verdere vertraging bij het nakwalificatietraject van de Duitse serievoertuigen, en daarmee ook de gemeenschappelijke drive module, heeft invloed op de serielevering van de Nederlandse voertuigen.

Binnen het Nederlandse programmadeel loopt het ontwikkel- en kwalificatietraject van de missiemodules van de vracht-, ambulance- en commandoversie achter op de planning. De vergelijkbare trajecten van de vracht-commandopostversie en de genieversie zitten later in de planning en daarom is er voor deze trajecten meer ruimte. Inmiddels staat vast dat de planning voor de levering van het eerste Nederlandse Boxervoertuig in de vrachtversie niet zal worden gehaald.

Op dit moment wordt bezien hoe de behoefte voor aanpassing van de Boxer met betrekking tot de C4I-architectuur kan worden vervuld.

Risico-overzicht

In de commercieel vertrouwelijke brief is een overzicht opgenomen van de significante risico’s.

Project- en risicomanagement

In 2009 hebben zich geen wijzigingen voorgedaan in de projectorganisatie, anders dan de gebruikelijke personeelswisselingen. Elk deelproject wordt geleid door een projectleider.

In het deelproject Fennek was de overdracht van de projectorganisatie naar de instandhoudingorganisatie voorzien voor 1 januari 2010. Dit is uitgesteld tot 19 mei 2010 omdat de functie van systeemmanager vanwege personeelsgebrek niet kon worden vervuld.

De deelprojecten van het project Vervanging pantservoertuigen lopen al geruime tijd.

Sinds het begin van de projecten is er voor de Fennek en de IGV geen apart risicoregister bijgehouden. De risico’s van de projecten Fennek en IGV worden door de projectleiders zelf bewaakt en gerapporteerd binnen de projectvoering. Ten aanzien van de Boxer, waarvan de verwerving een aantal jaren later is begonnen, houdt OCCAR het risicoregister bij. OCCAR rapporteert hierover tijdens de periodieke programme reviews. De projectleider Boxer bewaakt deze rapportages en rapporteert hierover wekelijks aan de Directeur Projecten en Verwerving. Verder houden de projectteams regelmatig bijeenkomsten waarin de risico’s worden benoemd en oplossingen worden geformuleerd. Dit wordt apart bijgehouden in de vergaderverslagen.

De projectleiders rapporteren wekelijks over de voortgang en de risico’s aan de DMO-leiding, die hierover elke maand een appreciatie opstelt. Vervolgens wordt overlegd met de Commandant der Strijdkrachten als behoeftesteller en rapporteert de DMO aan de ambtelijke en politieke leiding onder andere via de maandrapportage. Aanvullend op deze maandrapportages wordt in beginsel jaarlijks een project review gehouden. Het risicomanagement maakt deel uit van deze rapportagecyclus.

Op grond van de periodieke rapportages kan de leiding van de DMO besluiten bepaalde risico’s extra aandacht te geven door deze apart te laten onderzoeken door een hiervoor gespecialiseerde afdeling van de DMO. De projectleiders zijn binnen hun bevoegdheden in staat gebleken de risico’s te beheersen.

In 2009 is het Project Informatie en Documentatie systeem (PIDs) vervangen door de Principal Toolbox (PTB). Dit is een geautomatiseerd systeem waarmee de projectleiders hun project plannen, de voortgang vermelden en alle bijzonderheden over hun project rapporteren. Ook de risico’s en de wijze waarop deze zich voordoen kunnen in de toekomst geregistreerd worden in de PTB. Het systeem stelt de projectleider maar ook de leiding van de DMO in staat de risico’s nog beter inzichtelijk te maken en te beheersen.


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven