Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 26396 nr. 75 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 26396 nr. 75 |
Vastgesteld 10 juni 2009
De vaste commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Defensie over de brief van 15 april 2009 inzake de Tiende jaarrapportage project «Vervanging Pantservoertuigen M577 en YPR» (Kamerstuk 26 396, nr. 74).
De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 9 juni 2009. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
Op welke wijze kan het onderhoud worden georganiseerd voor onderdelen die niet in Nederland en/of door Nederlandse bedrijven worden geproduceerd?
Defensie brengt de mogelijkheden voor onderhoud zo goed mogelijk in kaart. Een combinatie van in- en uitbesteden biedt goede vooruitzichten op een doelmatige en doeltreffende inschakeling van eigen bedrijven in onderneming en binnen- en buitenland.
Bent u bereid om de aanbeveling van de auditdiensten op te volgen om, voor zover mogelijk, risico’s in een vroeger stadium te kwantificeren en zodoende tijdig inzicht te verkrijgen in mogelijke kostenoverschrijdingen per deelproject en de toereikendheid van de projectreserves?
Ja.
Welke afspraken zijn inmiddels met het Platform Instandhouding (NPI) gemaakt over instandhouding? Tot welke resultaten hebben de afspraken met het NPI in 2008 geleid? Waarom meldt u hier niets over in de jaarrapportage 2008?
Er is verschillende malen contact geweest met het NPI over samenwerkingsmogelijkheden bij de instandhouding van landsystemen. Defensie hanteert daarbij als uitgangspunt dat zij de regie voert over de inrichting van de instandhouding en dat deze effectief moet zijn. Om de benodigde technische kennis voor verwerving en onderhoud bij Defensie te kunnen garanderen, handhaaft Defensie een eigen strategische instandhoudingscapaciteit. In gevallen dat uitbesteding aan orde is, wil Defensie meer gebruik gaan maken van Performance Based Contracting (PBC) waarin de nadruk minder ligt op onderhoud en meer op beschikbaarheid. Met het NPI zijn vooral een conceptuele visie en de gefaseerde aanpak besproken.
Voor de completering van de logistieke ondersteuning tijdens de gebruiksfase zijn in overeenstemming met de verwervingsrichtlijnen diverse (commerciële) processen in gang gezet met de Original Equipment Manufacturer (OEM). Hierbij wordt gestreefd naar het inschakelen van de defensiebedrijven en de Nederlandse industrie. De OEM beschikt over de benodigde rechten en middelen om onderhoud in Nederland te laten uitvoeren.
Kunt u aangeven waarom er verschillen zijn in het aantal aan Defensie geleverde infanteriegevechtsvoertuigen, uitgesplitst per type in relatie tot het contractueel overeengekomen schema?
Door (technische) storingen tijdens het kwalificatieproces en verstoringen in de aanloop van de serieproductie, is het leveringsschema in de afgelopen jaren vertraagd. De Kamer is hierover geïnformeerd met de brieven van 24 mei 2006 (Kamerstuk 26 396, nr. 54), 24 april 2007 (Kamerstuk 26 396, nr. 66), 8 april 2008 (Kamerstuk 26 396, 69) en 15 april 2009 (Kamerstuk 26 396, nr. 74). Bovendien is de volgorde van de typeleveringen gewijzigd. De voorziene invoering van de gevechtsvoertuigen bij de operationele eenheden is hieraan aangepast. Het totale aantal van 184 Infanterie Gevechtsvoertuigen (IGV) is gelijk gebleven, evenals de verdeling tussen voertuigen voor infanterie en voor commandovoering.
De infanteriegevechtsvoertuigen die tot november 2008 geleverd zijn, worden in 2009 alsnog gemodificeerd. Om hoeveel voertuigen gaat het? Hoeveel voertuigen waren bij de start van de interne omscholing in januari 2009 beschikbaar voor interne omscholing?
Hoeveel infanteriegevechtsvoertuigen waren bij de start van de interne omscholing in januari 2009 daadwerkelijk beschikbaar voor interne omscholing?
In totaal worden 64 voertuigen en acht rijlesvoertuigen aangepast, waarna ze worden ingevoerd bij de operationele eenheden. De modificatie wordt uitgevoerd bij de firma van Halteren Metaal B.V, die ook betrokken is bij de productie van de serievoertuigen.
Bij het begin van de omscholing waren vijf voertuigen beschikbaar voor het eerste peloton en daarna steeds vier of vijf voor een volgend peloton. Intussen zijn er voldoende voertuigen in voorraad om de voorziene omscholing te kunnen uitvoeren.
Wat is de oorzaak van de te late levering van documentatie en speciale gereedschappen ten behoeve van de interne omscholing van onderhoudsmonteurs voor infanteriegevechtsvoertuigen? Wat zijn de consequenties qua planning, en mogelijk ook financieel?
De levering van documentatie en van speciale gereedschappen is afhankelijk van de vaststelling van het technische ontwerp van het voertuig. Doordat de verbetering aan het ontwerp meer tijd vroeg, kon de productie van documentatie en gereedschappen pas later beginnen. Op grond van de huidige planning zullen de onderhoudsmonteurs vanaf het derde kwartaal van 2009 zijn omgeschoold. De leverancier zal het onderhoud tot het einde van dit jaar verzorgen. De kosten van de monteurs worden niet doorberekend. Momenteel wordt onderzocht welke ondersteuning van de leverancier in 2010 nodig is in aanvulling op de eigen capaciteit en om een soepele overgang naar een volledig eigen herstelcapaciteit te bewerkstelligen.
Wat betekent de vertraging van het simulatieprogramma en het referentievoertuig voor mogelijke vertraging in het opleidingstraject?
Kunt u aangeven of de vertraging van het simulatieprogramma en het referentievoertuig voor mogelijke vertragingen zorgen in het opleidingstraject? Zo ja, kunt u dit nader toelichten?
Het opleidingstraject is niet volledig afhankelijk van de beschikbaarheid van het simulatieprogramma en het referentievoertuig. Als het programma en het voertuig later worden geleverd, zal de opleiding met andere middelen en op een andere wijze worden aangeboden.
Hoe moet het gegeven worden beoordeeld dat als gevolg van het verhoogde achterdek van de door Nederland bestelde CV90 het kanon niet in achterwaartse richting kan vuren? Welke oplossingen zijn denkbaar?
Met de huidige configuratie is de geïntegreerde boordmitrailleur ook in staat op korte afstand gronddoelen aan de achterzijde van het voertuig te beschieten.
Is het Battlefield Management System (BMS) binnen de CV90 ook gericht op informatieuitwisseling met eenheden van andere krijgsmachtdelen (zoals vliegtuigen)?
Het BMS is gericht op informatie-uitwisseling tussen eenheden van het Commando Landstrijdkrachten. Informatie-uitwisseling met andere krijgsmachtdelen is nog onderwerp van studie en is mede afhankelijk van de technische mogelijkheden.
De middelen voor additionele C4I-architectuur voor grote pantserwielvoertuigen zullen uit een ander project worden verworven. Uit welk project worden deze middelen verworven en om hoeveel middelen gaat het? Waarom is besloten om een startarchitectuur voor C4I in alle versies toe te passen? Is dit een aanvulling op de oorspronkelijke behoefte? Zo ja, waarom is de behoefte veranderd? Wanneer verwacht u dat de gevolgen van de gewenste C4I-architectuur voor de planning en het projectbudget bekend zijn?
Bij de opstelling van de eisen voor het Groot Pantserwielvoertuig (GPW) diende de destijds bestaande configuratie als basis voor de Command & Control (C2) functionaliteit. De afgelopen jaren is vooral voor de Commandopostvoertuigen (CP) en voor de andere, daarvan afgeleide GPW-versies meer inzicht ontstaan in de gewenste aanvullende architectuur op het gebied van Command, Control, Communication, Computers and Information (C4I). Op grond van deze informatie is een C4I-structuur voor het GPW opgesteld en is deze C4I-archictectuur als nieuwe behoefte alsnog in het programma opgenomen.
In alle versies van het GPW wordt een basis situational awareness (SA) netwerk voorzien.
Dit netwerk verbindt onder andere radio’s met BMS en diverse voertuigsystemen (GPS). Een deel van de benodigde middelen komt uit bestaande voertuigen, zoals de YPR. Daarnaast worden in het GPW voorbereidende voorzieningen getroffen voor de integratie van C4I-middelen, afkomstig uit het BMS-project. De CP-versie kent ook nog een (gerubriceerd) netwerk voor commandovoering, communicatie en informatieoverdracht. Voor deze aanschaf wordt een DMP A-traject ingezet. De leverancier is verzocht een studie uit te voeren naar de gevolgen van deze C4I-architectuur voor de Boxer. De resultaten hiervan en de gevolgen voor de projectplanning komen in het najaar van 2009 beschikbaar.
Waarom kan Duitsland geen opleidingsleermiddelen ter beschikking stellen? Zijn er wel andere mogelijkheden voor samenwerking met Duitsland op het gebied van opleiding en training?
Rijopleidingen voor grote pantserwielvoertuigen worden niet samen met Duitsland gerealiseerd, omdat Duitsland geen leermiddelen ter beschikking stelt. Zijn er wel andere mogelijkheden voor samenwerking met Duitsland op het gebied van opleiding en training?
Was van tevoren bekend dat Duitsland geen leermiddelen ter beschikking stelt voor de rijopleidingen voor grote pantserwielvoertuigen? Zo ja, waarom is daar nu pas actie op ondernomen? Zijn er andere mogelijkheden voor samenwerking met Duitsland op het gebied van opleiding en training? Zo ja, welke, en gaat Nederland daar gebruik van maken?
Begin 2008 werd duidelijk dat het niet mogelijk was samen met Duitsland rijopleidingen op te zetten. Vanwege de specifiek nationale doctrine tijdens trainingen en operaties zijn evenmin mogelijkheden voor andere gezamenlijke opleidingen. Nederland en Duitsland hebben gekozen voor verschillende Remote Control Weapon Systems (RCWS), waardoor het niet mogelijk is de schietopleiding gezamenlijk aan te bieden. Vanwege de verschillen in Mission Modules is het ook niet mogelijk gebruikers en monteurs gezamenlijk op te leiden.
Hoe kan het dat een alternatief kwalificatietraject voor grote pantservoertuigen níet tot vertragingen leidt? Zijn de eisen in deze kwalificatie lager?
Het oorspronkelijke kwalificatieprogramma van het gemeenschappelijk basisvoertuig is in 2008 niet volgens de contractuele eisen voltooid. Met het getekende contract amendement nummer dertien van het ontwikkelingscontract wordt voorzien in een alternatief kwalificatietraject voor de betrouwbaarheid van het voertuig. Voor de kwalificatie van het basisvoertuig zal nu worden gebruik gemaakt van de eerste Duitse serievoertuigen die vanaf september 2009 worden geleverd. Er zijn afzonderlijk afspraken gemaakt over het aantonen van de duurzaamheid. De oorspronkelijke eisen voor kwalificatie zijn gehandhaafd.
Wanneer verwacht u precies dat duidelijk wordt hoe de meerbehoefte financieel ingepast kan worden in de Defensiebegroting?
Wanneer verwacht u exact duidelijkheid te kunnen geven omtrent de inpassing van de financiële meerbehoefte in de Defensiebegroting?
Defensie beziet op dit moment de gevolgen van de ontstane financiële situatie. De uitkomsten worden verwerkt in de defensiebegroting voor 2010.
Kunt u garanderen dat een alternatief kwalificatietraject voor het grote pantserwielvoertuig niet tot vertragingen leidt? Zo nee, waarop baseert u zich dan met de stelling dat er geen vertraging op zal treden?
Is er reden om aan te nemen dat de nakwalificatie van de eerste Duitse serievoertuigen niet naar wens zal verlopen? Kunt u aangeven hoe groot het risico is en in welke mate vertraging in de productie kan ontstaan?
Uiterlijk mei 2010 wordt het definitieve ontwerp van het gemeenschappelijk basisvoertuig vastgesteld, inclusief de daarbij behorende logistieke ondersteuning.
De serieproductie voor Nederland moet midden 2010 beginnen. De levering van een eerste voertuig, een vrachtversie, is voorzien voor maart of april 2011.
Het kwalificatietraject van de drie Nederlandse prototypen – CP, CAR en AMB – verloopt stroef en blijft achter bij het schema. Zowel de Organisation Conjointe de Coopération en matière d’ARmement (OCCAR) als de leverancier is hierop gewezen en is verzocht zo snel mogelijk voor het Nederlands programmadeel een nieuwe integrale planning te leveren. Hierin zullen de gevolgen van de vertraging voor het verdere verloop van het programma worden weergegeven. Met nadruk is verzocht inzicht te verstrekken in de moeilijkheden.
Zal de C4I-architectuur van de Boxers die voor Nederland worden gebouwd ook voorzien in de communicatie met eenheden van andere krijgsmachtdelen (zoals vliegtuigen)?
Neen.
Waarom is de benodigde aanpassing van het budget voor ontwikkeling en aanschaf van grote pantserwielvoertuigen nog niet in de huidige jaarrapportage meegenomen? Waarom wordt deze pas in 2009 onderzocht?
Waarom is de benodigde aanpassing van het budget voor ontwikkeling en aanschaf van grote pantserwielvoertuigen nog niet in de huidige jaarrapportage meegenomen, maar wordt deze pas in 2009 onderzocht?
Ten tijde van de opstelling van de rapportage waren nog niet alle financiële gevolgen van de volledige meerbehoefte duidelijk en was de besluitvorming over de meerbehoefte nog niet voltooid.
Waarom verschilt de prijspeilstijging van het klein pantserwielvoertuig met de prijspeilstijging van het infanteriegevechtsvoertuig (1,1% resp. 2,6%)?
De verschillen in prijspeilstijging hebben verschillende oorzaken. Ten eerste wordt de prijspeilaanpassing uitsluitend berekend over de waarde van de nog niet geleverde goederen en diensten. Geleverde en betaalde goederen en diensten worden gewaardeerd in het prijspeil van de leverings- of betalingsdatum. Dit zorgt voor een verschil in percentage over het totale projectbudget. Ten tweede gaat het om leveranciers uit verschillende landen, met verschillende prijsindices als gevolg. Bovendien zijn ook de contractueel overeengekomen prijsindexclausules niet gelijk.
Op welke manier worden de prijspeilstijgingen voor de kleine pantserwielvoertuigen en de infanteriegevechtsvoertuigen gecompenseerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze vindt de compensatie plaats?
De juridische verplichting om de contractueel vastgelegde prijsverhogingen volgens de indexclausules te betalen zal altijd leiden tot een herwaardering van de contractwaarde. Deze herwaardering wordt gecompenseerd vanuit de toegekende prijsbijstelling, vanuit de projectreserve of door andere projecten te verschikken.
Als de projectreserve wordt aangewend voor prijsstijgingen, in hoeverre worden dan de risico’s op budgetoverschrijding vergroot?
De hoogte van een projectreserve is afhankelijk van de aard van het project en het stadium waarin het zich bevindt. Wanneer er meer financiële zekerheid over het project bestaat, doordat de ontwikkelingsfase is voltooid, het contract is opgesteld en goederen en diensten grotendeels zijn geleverd, zal er minder behoefte zijn aan een projectreserve. Bij een project met grote onzekerheden leidt het (tijdelijk) verkleinen van de projectreserve om een prijspeilaanpassing te compenseren tot een toename van onzekerheid.
Bij het GPW is de projectreserve benut om de contractueel verplichte prijscompensatie te financieren. Als gevolg hiervan kan niet meer worden ingespeeld op de benodigde aanpassingen van de overeengekomen voertuigconfiguratie. Ook kunnen onvoorziene tegenvallers of gevolgen van onvoorziene of niet beheersbare risico’s niet meer worden opgevangen.
Was in 2008 sprake van onvoorziene of bovenmatige prijsstijgingen?
Neen.
Kunt u aangeven of er daadwerkelijk geen andere mogelijkheid was voor het opvangen van de prijspeilstijgingen en zo nee, waarom dit dan is gecompenseerd door gebruik te maken van de projectreserve en niet via een andere mogelijkheid? Wat is uw mening op het advies van de auditdiensten om prijspeilstijgingen niet te compenseren via de projectreserve?
In dit specifieke geval is tijdelijk gekozen voor compensatie vanuit de projectreserve. Defensie beziet op dit moment de gevolgen van de ontstane financiële situatie. Het herstel van de projectreserve wordt daar bij betrokken. De uitkomsten worden verwerkt in de defensiebegroting voor 2010.
Samenstelling:
Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Çörüz (CDA), Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), Blom (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Van Miltenburg (VVD), voorzitter, Van Dam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Griffith (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Irrgang (SP), Knops (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Jacobi (PvdA), Boekestijn (VVD), Brinkman (PVV), Voordewind (CU), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Thieme (PvdD), Bilder (CDA) en Peters (GL).
Plv. leden: Lempens (SP), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Haverkamp (CDA), Ormel (CDA), De Wit (SP), Roefs (PvdA), Wolbert (PvdA), Van Beek (VVD), Smeets (PvdA), Arib (PvdA), Blok (VVD), Omtzigt (CDA), Roemer (SP), Jonker (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Samsom (PvdA), Van der Burg (VVD), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Van der Ham (D66), Teeven (VVD), Ouwehand (PvdD), Uitslag (CDA) en Vendrik (GL).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26396-75.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.