26 282
Evaluatie Pemba/WAZ/Wajong/REA

nr. 2
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 10 maart 1999

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 10 februari 1999 overleg gevoerd met staatssecretaris Hoogervorst van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de evaluatie van PEMBA/WAZ/WAJONG en REA (26 282, nr. 1).

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Smits (PvdA) vroeg, met het oog op het volgen van het verloop van de bemiddeling, of onderscheid wordt gemaakt tussen werknemers die terugkeren naar hun eigen bedrijf, in aangepast werk, en degenen die naar een ander bedrijf gaan. Ook de ontwikkeling van de arbeidsparticipatie van arbeidsgehandicapten wordt bekeken, maar daarbij moet onderscheid worden gemaakt tussen grote en kleine bedrijven en tussen de diverse sectoren. De meting hoeveel arbeidsgehandicapten werk hebben, moet door de aangenomen motie-Van Nieuwenhoven plaatsvinden op basis van de oude WAGW-definitie en op basis van de nieuwe REA-definitie. Dat is van belang voor het maken van een vergelijking door de jaren heen.

Het zicht op de totale doelgroep van arbeidsgehandicapten ontbreekt. Hoe groot is die doelgroep en hoe wordt die gedefinieerd? Hoeveel arbeidsgehandicapten hebben werk? Hoeveel werkzoekenden hebben een arbeidshandicap? Deze vragen worden misschien meegenomen in de enquête beroepsbevolking, maar dat gebeurt op zijn vroegst vanaf 2000, terwijl dit jaar al wordt geëvalueerd. Ook de rapportage daarover verschijnt dit jaar. Er is globaal iets bekend via NIA- en TNO-onderzoeken, maar er zijn meer bronnen. Wil de staatssecretaris deze kwestie apart onderzoeken, op basis van een nulmeting? Wanneer zijn de REA en de PEMBA succesvol?

Mevrouw Smits vond dat ziekte als gevolg van zwangerschap en bevalling ten laste van het arbeidsongeschiktheidsfonds moet komen. Dit vormt slechts een klein risico, maar is toch in het nadeel van vrouwen, terwijl deze al een zwakkere positie op de arbeidsmarkt hebben. Dat moet zwaar wegen. Er is sprake van een gering risico. Waarom zou je die kwestie dan niet onder het AO-fonds laten vallen? Daar komt bij dat zwangerschap en bevalling op zichzelf geen ziekten zijn, terwijl het bij alle andere risico's wel om ziekte gaat. Een en ander kan daar echter wel in uitmonden, want bijvoorbeeld bekkeninstabiliteit is een rechtstreeks gevolg van zwangerschap. Dat rechtvaardigt de uitzonderingspositie.

Wordt in de evaluatie over de WAZ ook duidelijk hoeveel meewerkende echtgenoten niet zijn verzekerd, bijvoorbeeld vanwege het ontbreken van een goed contract, of vanwege de inkomsten?

De heer Biesheuvel (CDA) constateerde dat over de gevolgen van de privatisering nog steeds heel weinig beleidsinformatie voorhanden is. Dat bemoeilijkt het voeren van een beleid op dit punt. Ook het ZARA-panel kon daar toe nu toe niet in voorzien. Toch duurt het nog enige tijd, voordat de nieuwe wetgeving haar waarde heeft bewezen. Wanneer wordt dat informatievacuüm ingevuld? Het onderzoeksterrein van het nieuwe SZW-panel wordt verbreed met aspecten van arbeidsmarktbeleid, maar komt dat door een gebrek aan inzage daarin, of moet dit puur praktisch worden gezien? Komt die bredere opzet al aan de orde in het februarirapport van het panel?

Is de motie-Van Nieuwenhoven al verwerkt in de Wet REA? Waarom kunnen de gemeenten en het LISV nog niet structureel aan alle informatiewensen terzake voldoen? Heeft dit wat het LISV betreft soms te maken met de privatisering van de PEMBA? Het LISV is qua informatie afhankelijk van de uitvoeringsorganen, maar deze kunnen zich wel eens terughoudend opstellen, omdat ze in een concurrentiepositie ten opzichte van elkaar komen te staan. De gegevensverstrekking naar het LISV kan dan belemmerd worden, doordat de gegevens concurrentiegevoelig zijn.

Hoe worden de beweegredenen van werkgevers om van bepaalde PEMBA-regelingen gebruik te maken, boven tafel gehaald? Wordt gebruik gemaakt van de praktijkgegevens van het Verbond van verzekeraars bij de evaluatie van de WULBZ? Worden de praktijkgegevens van de WAO-platforms betrokken bij de evaluatie van de PEMBA? Wordt er gedacht aan een onafhankelijk onderzoek naar de WULBZ? Ook de heer Biesheuvel wilde weten waarom de positie van zwangere vrouwen niet wordt uitgezonderd van de algemene lijn die in de PEMBA wordt gevolgd, want deze kwestie kan arbeidsmarktbelemmerend werken.

Hebben particuliere verzekeraars, als zij het sofi-nummer mogen gebruiken, ook toegang tot andere gegevens? Als dat zo is, dan moet die toegang worden afgebakend, zodat men alleen de informatie krijgt die men nodig heeft. Heeft het niet mogen gebruiken van het sofi-nummer gevolgen voor de verdere privatisering van de sociale zekerheid? Worden de brancheorganisaties betrokken bij de voorlichting over de PEMBA en de REA?

De heer Wilders (VVD) wilde meer weten over de diverse aspecten van arbeidsmarktbeleid, waarmee het SZW-panel zich gaat bezighouden. Dat mag overigens niet ten koste gaan van de oorspronkelijke doelstelling, zijnde het volgen van de verschillende wetten. Hoe staat het met de uitvoerbaarheid van de REA? In de praktijk doen zich nog wel eens afstemmingsproblemen bij de uitvoerders voor. Daar moet in de evaluatie naar worden gekeken. Hoe staat het met het voorkomen van uitval? Ook hij wilde meer horen over de nulmeting. Wat de PEMBA betreft was hij benieuwd naar de beweegredenen om eigenrisicodrager te worden. Hoe komt het dat het aantal werkgevers dat meedoet zo snel is gegroeid? De heer Wilders was blij met het aanvullend onderzoek naar de WAZ. Er word momenteel een REA-wegwijzer voor uitvoeringsorganisaties ontwikkeld, maar is dat niet een beetje laat? Wanneer komt er duidelijkheid over het regresrecht voor omslagleden? Zijn fractie was daar voorstander van. Hij wilde ook meer weten over het gebruik van het sofi-nummer door particuliere verzekeraars.

De heer Van der Staaij (SGP) was benieuwd naar de verhouding tussen de nieuwe voorstellen van de staatssecretaris en de huidige regelgeving. Blijkt uit die voorstellen niet dat het bestaande instrumentarium tekortschiet? Wordt daarmee geen voorschot genomen op de uitkomsten van de evaluatie? Behoeven de evaluatiecriteria naar aanleiding van de nieuwe plannen nog bijstelling, of staat een en ander los van elkaar?

Hoe wordt rekening gehouden met de relatie tussen de wet REA en andere regelingen, betrekking hebbend op het bevorderen van arbeidsparticipatie door arbeidsgehandicapten? Moet daar in de evaluatiecriteria niet duidelijker uitdrukking aan worden gegeven? Ook na 1999 vindt nog informatieverzameling over de werking van de wet plaats. De heer Van der Staaij ging ervan uit dat de bevindingen terzake met een zekere regelmaat aan de Kamer worden toegestuurd.

De structurele REA-situatie wordt in 2003 bereikt, maar wordt pas dan een goed zicht op risicoselectie geboden? Ook nu kiezen ondernemers er al voor wel of geen eigenrisicodrager te worden. Aan de hand daarvan kan worden nagegaan of enige vorm van risicoselectie voorkomt, maar op basis van welke criteria kan risicoselectie worden vastgesteld? Wordt ervan uitgegaan dat werkgevers zullen aangeven dat het ingeschatte, verhoogde risico op arbeidsongeschiktheid een belangrijke reden is geweest om een kandidaat af te wijzen?

De heer Van der Staaij vond het jammer, kijkend naar de kwestie van de bankgarantie, als onnodige belemmeringen worden opgeworpen voor het eigen risico dragen. Kan in de evaluatie worden meegenomen in welke mate het voorkomt dat werkgevers niet komen tot eigen risico dragen door de hoogte van de bankgarantie? Als een ondernemer kiest voor eigen risico dragen, maar zijn risico om principiële redenen niet wil herverzekeren, dan moet deze voor een bankgarantie zorgen. Die heeft betrekking op de arbeidsongeschiktheidskosten van het gehele personeel over een periode van vijf jaar, hetgeen een forse aanslag op de liquiditeit van met name de kleine ondernemer betekent.

In welke mate worden specifieke groepen, zoals gemoedsbezwaarden, getroffen door de veranderingen in de WAO en de uitstraling daarvan op andere terreinen? Wordt in de evaluatie rekening gehouden met die categorie? De bekendheid bij werkgevers met de wetgeving is behoorlijk, maar met name bij kleine bedrijven met minder dan tien werknemers ligt dat anders. Worden er nog activiteiten ondernomen om tot een betere bekendheid te komen? Waarom kan de belastingdienst niet aangeven hoeveel ondernemers met hun inkomen beneden de premiegrens van de WAZ vallen?

Mevrouw Schimmel (D66) betreurde het dat een totaaloverzicht van de veranderingen in de socialezekerheidswetgeving ontbreekt, want juist de samenhang is zo belangrijk. Zij pleitte voor het opstellen van een integraal rapport over de diverse wetten, zodat duidelijk wordt wat de onderlinge relaties zijn. Vervolgens kunnen aan de hand van een samenvattende conclusie beleidsaanbevelingen worden gedaan.

Het is vreemd dat het SZW-werkgeverspanel zich niet meer bezighoudt met het Arbo-beleid. Het is namelijk van groot belang dat zicht blijft bestaan op wat er gebeurt in het eerste ziektewetjaar en op wat de Arbo-diensten de eerste maanden doen, mede in relatie tot de uitvoeringsinstellingen. Hoe staat het met het onder toezicht stellen van de Arbo-diensten?

De wet PEMBA wordt niet alleen onderzocht door het werkgeverspanel, maar ook door het LISV. Dat vond mevrouw Schimmel mager. Zij vroeg zich af hoe onafhankelijk het onderzoek van het LISV is. Het is namelijk essentieel dat de informatieverstrekkende instantie er geen belang bij heeft hoe de informatie eruitziet. Zij bleef ervan uitgaan dat de augustusrapportage van het CTSV een belangrijk ijkpunt blijft voor het zicht op het totaal.

Hoeveel ondernemers vallen door de nieuwe WAZ buiten de boot als het gaat om een uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid, als die afhankelijk is van het winstinkomen in de jaren daarvoor? Hoe staat het met de perspectieven op reïntegratie voor een ondernemer met een WAZ-uitkering? Hoeveel meewerkende echtgenoten krijgen op grond van de huidige WAZ geen zwangerschaps- en bevallingsuitkering, omdat hun inkomen in de drie jaar daarvoor niet zodanig was dat een WAZ-uitkering kan worden verstrekt?

Het probleem met zwangerschap en bevalling is dat deze nog steeds als ziekte worden gezien. Daarom gelden de regels voor ziekte en WAO. Mevrouw Schimmel vond dat voor zwangerschap en ziekte een uitzonderingspositie moet worden gecreëerd. Ook de commissie gelijke behandeling heeft al uitgesproken dat de ziektewetperiode vanaf het begin tot het eind van de wachttijd-WAO niet moet worden meegeteld in de aanloopperiode. Een en ander zou zelfs in strijd zijn met internationale verdragen. Er is dus een beleidsmatige aanleiding om de ziektewet- en bevallingsuitkering niet mee te tellen voor de wachtgeldperiode voor de WAO.

De heer Van Middelkoop (GPV) hechtte aan een geïntegreerd beeld over het Arbo-beleid. Daarom wilde hij informatie over de aard van de contracten van werkgevers met Arbo-diensten en over het langdurig ziekteverzuim. Vindt inmiddels afstemming plaats over de CBS-cijfers? UVI's tellen iemand met een volledige baan, die voor de helft in de WAO zit, als één WAO'er, maar de werkgevers gaan uit van een halve WAO'er. Hoe zit dat? Als mensen gedeeltelijk arbeidsongeschikt worden, dan komt het voor dat ze in een volledige baan worden geplaatst, in het bedrijf of elders. Dit gaat meestal gepaard met een verlaging van het salaris, via een aanvulling door een WAO-uitkering. Wordt dit in de cijfers meegenomen? Als je de WAO-problematiek financieel bekijkt, dan kom je op een hoog aantal WAO'ers uit, terwijl een deel daarvan een baan heeft. Kijk je meer naar de arbeidscapaciteit, dan geeft dat een zekere relativering aan de totale WAO-cijfers.

De heer Van Middelkoop was benieuwd naar een verklaring voor de grote premiestijging, waarmee werkgevers zijn geconfronteerd. Dit kan tot gevolg hebben dat ze geen goed contract met een Arbo-dienst afsluiten, maar dat is slecht voor de bestrijding van het ziekteverzuim.

In welke mate vallen eigenrisicodragers terug op het publieke stelsel? Wat zijn de redenen daarvan? Ook hij wilde meer weten over het regresrecht voor omslagleden. Als voor werkgevers in het publieke regime ook regresrecht zou gelden, dan zou de opbrengst daarvan in de arbeidsongeschiktheidskas komen. Daar hebben de werkgevers niets aan, maar ze worden wel afgerekend op de verhoging van de gedifferentieerde premie. Hoe neutraal is het duale stelsel in dat opzicht? Wanneer is de campagne rondom de wet REA geslaagd?

Het antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris erkende dat het moeilijk is de diverse onderdelen van de wetgeving qua werking goed uit elkaar te houden, want alles hangt met elkaar samen. Dat beperkt de evaluatie in zekere zin. Daarom omarmde hij de suggestie van mevrouw Schimmel om te komen tot een samenvattend pakket van de diverse deelevaluaties, waarbij ook de onderlinge samenhang wordt bekeken. In de aanbiedingsbrieven bij onderzoeken wordt ook geprobeerd dwarsverbanden te leggen.

Er zal worden gecheckt in hoeverre men bij bemiddeling terugkeert in het eigen bedrijf, dan wel in een ander bedrijf. De kwestie van het aantal arbeidsgehandicapten en alles wat daarbij komt kijken, wordt bekeken aan de hand van de WAGW en de wet REA. Een nulmeting met betrekking tot de huidige doelgroep arbeidsgehandicapten is heel moeilijk, omdat dit individuele vaststelling vereist. Wel zal worden geprobeerd via het CBS-onderzoek meer inzicht in deze potentiële groep te krijgen. De informatie van NIA/TNO wordt meegenomen. Er wordt schriftelijk teruggekomen op de termijnen.

De staatssecretaris was niet bang voor het eventuele risicoselectie-effect wat betreft het meetellen van een uitkering als gevolg van arbeidsongeschiktheid door zwangerschap voor de vaststelling van de hoogte van de gedifferentieerde WAO-premie. Zwangerschap is al uitgezonderd van de WULBZ. Daar is selectie aan de poort dus al voorkomen. Het ministerie krijgt via vakbonden of werkgevers geen signalen dat er sprake is van een groot probleem. Hij vond het niet zinnig deze groep uit te zonderen van de huidige systematiek. Daar komt bij dat van de PEMBA een prikkel uitgaat om te zorgen voor reïntegratie, juist als het om deze groep gaat. Het is dus contraproductief om de groep uit te zonderen van de algemene lijn.

Er wordt steekproefsgewijs onderzocht hoeveel meewerkende vrouwen niet zijn meeverzekerd in de WAZ en hoeveel ondernemers door een laag inkomen niet aan de WAZ-termen voldoen.

De evaluaties zijn nodig voor het verkrijgen van beleidsinformatie. Op basis daarvan wordt bekeken of de wetswijzigingen het beoogde effect sorteren. De beleidsinformatievoorziening is momenteel nog niet voldoende, maar het SZW-panel verschaft veel gegevens. Ook het LISV geeft informatie, maar daarnaast is een groot aantal onderzoeken op stapel gezet om de ontbrekende informatie naar boven te krijgen. De komende jaren is het betrekkelijk rustig op het gebied van de regelgeving. Dat biedt de mogelijkheid om de resultaten van een en ander af te wachten. In het februarirapport van het werkgeverspanel wordt, zeer bescheiden, ingegaan op aspecten van arbeidsmarktbeleid. De komende jaren wordt dat uitgebreid.

Het LISV werkt hard aan het naar boven krijgen van informatie. Men is zelfs met een grootscheeps programma bezig om de informatievoorziening te verbeteren. Ook over de medewerking van de gemeenten mag niet worden geklaagd, al ligt het daar wat moeilijker, gelet op het grote aantal gemeenten. Bij de evaluatie van de WULBZ en de PEMBA worden geen belangengroeperingen als het Verbond van verzekeraars betrokken. Deze evaluatie moet zo onafhankelijk mogelijk plaatsvinden. Het LISV wordt er wel bij betrokken, want daar is geen sprake van belangenbehartiging. Voorzover dat het geval is, zijn de belangen vaak tegenstrijdig, hetgeen een neutraliserende werking heeft. De staatssecretaris was niet bang dat het LISV een kleur aan het onderzoek geeft, vanwege bepaalde belangen.

Op de kwestie van het sofi-nummer wordt nog gestudeerd. Binnenkort krijgt de Kamer daar een brief over. Daarin worden de vragen beantwoord. Uiteraard moet worden voldaan aan de vereisten van de nieuwe Wet bescherming persoonsgegevens. Het werkgeverspanel gaat na welke beweegredenen ertoe leiden dat iemand ervoor kiest eigenrisicodrager te worden. Het drukken van de kosten speelt sowieso mee. Binnenkort wordt een besluit genomen over het regresrecht voor omslagleden. Ook de staatssecretaris vond dat de werkgever, die opdraait voor de verhoging van de extra premiedifferentiatie, in aanmerking moet kunnen komen voor een voordeel via het regresrecht.

Het plan van aanpak moet worden gezien in het licht van het feit dat het beleid op dit punt voortdurend in ontwikkeling is. De voorstellen steunen in hoge mate op de wetswijzigingen die hebben plaatsgevonden. Deze beogen de uitvoering te verbeteren. De structurele situatie met betrekking tot de PEMBA wordt pas in 2003 bereikt, maar de risicoselectie wordt nu al nauwkeurig bekeken, met behulp van het werkgeverspanel. Daar komt veel informatie uit, ook over zaken als de gezondheidsverklaringen en medische keuringen. De trends gaan in de goede richting, al is men er nog niet. Bij de kwestie van de bankgarantie doen zich in het algemeen geen grote problemen voor, maar dit wordt meegenomen in de evaluatie. Het probleem van een ondernemer die zich om principiële bezwaren niet wil herverzekeren, is echter heel moeilijk op te lossen. De kwestie van de premiegrens, in relatie tot zelfstandigen, wordt onderzocht.

Dat deel van het Arbo-beleid waar het werkgeverspanel niet meer naar kijkt, komt terug in de Arbo-monitor van het ministerie, die ook veel informatie verschaft. De ontwikkeling met betrekking tot de aard van de contracten van werkgevers met Arbo-diensten en het langdurig ziekteverzuim worden wel door het werkgeverspanel gevolgd. Dat geldt ook voor de bedragen. De FNV-suggestie bij de discussie over de WAO dat van de personen die na drie maanden nog in de Ziektewet zitten 95% in de WAO terechtkomt, is onjuist. Uit gegevens van het LISV blijkt dat slechts 26% van de dertienweeksgevallen doorstroomt naar de WAO. Ook dat is overigens nog een hoog percentage.

De staatssecretaris zegde toe dat hij in het algemeen overleg van 4 maart a.s. meer informatie geeft over het schonen van de arbeidsongeschiktheidscijfers voor het aantal werkende WAO'ers. Ongeveer 180 000 WAO'ers hebben een baan, al is dat vaak een deeltijdbaan, met behoud van een stukje uitkering. Het brutocijfer voor arbeidsongeschiktheid is dus lager. Het is niet zo somber als je zou denken. Er zijn nog geen spijtoptanten wat betreft het eigen risico in de PEMBA, maar deze kwestie wordt goed bijgehouden.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Smits (PvdA) sprak de hoop uit dat de gegevens over de doelgroep van de arbeidsgehandicapten vóór 2000 worden verstrekt.

De heer Biesheuvel (CDA) vroeg zich nog steeds af of met deze evaluatieopzet is gegarandeerd dat er uiteindelijk voldoende beleidsgegevens komen. Hij ging ervan uit dat het onafhankelijk onderzoek naar de WULBZ ook deel uitmaakt van het samenhangend pakket van deelevaluaties. De kwestie van de arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van zwangerschap moet nog eens goed worden bekeken in het licht van de internationale verdragen. Hij vroeg zich af hoe consequent het is, als deze uitkering wél mogelijk is via de PEMBA, dat het niet via het arbeidsongeschiktheidsfonds kan.

Mevrouw Schimmel (D66) dankte de staatssecretaris voor diens toezegging over het integrale rapport over deze wetgeving. Zij wilde ook nog een toezegging over het onafhankelijk uitvoeren van de onderzoeken, zodat de resultaten niet in de richting van beleidsmatige wensen worden geduwd. De Kamer moet erop aankunnen dat de onderzoeken een redelijk beeld geven van hoe de socialeverzekeringswetgeving zich ontwikkelt, met daarbij de consequenties voor de verschillende partijen.

De heer Van Middelkoop (GPV) wilde ook weten wanneer de nieuwe wetgeving een succes is. Hij ging ervan uit, als wordt besloten dat omslagleden ook regresrecht krijgen, dat in de wetswijziging terzake wordt meegenomen dat de gedifferentieerde premie voor werkgevers wordt verlaagd.

Antwoord in tweede termijn

De staatssecretaris meldde dat bij het regresrecht voor omslagleden wordt geprobeerd wetswijziging te voorkomen. Op de vormgeving wordt nog teruggekomen, maar het is de bedoeling dat ook omslagleden profiteren van het regresrecht, al doen ze dat al een beetje, voorzover een en ander in het AO-fonds terugvloeit.

Wat betreft de nulmeting zal worden geprobeerd om vóór 2000 zover mogelijk te komen. Het succes van de wetten wordt beoordeeld aan de hand van de verwachtingen over de volume-effecten, afgezet tegen de resultaten. Het gaat daarbij met name om de extra plaatsing van arbeidsgehandicapten en een lager beroep op arbeidsongeschiktheid. Als de verwachtingen uitkomen, dan mag men tevreden zijn.

De overgang van de informatieplicht van het CTSV op het LISV heeft tot een tijdelijke stop van de informatiestroom geleid, maar de informatie over de arbeidsomstandigheden is gigantisch toegenomen door de privatisering. Het LISV maakt geen evaluaties. Men levert informatie aan voor de evaluaties.

Voor het totaalonderzoek wordt gewerkt met een onderzoeksopdracht, waarvoor kan worden ingeschreven via tendering. De winnaar stelt het onderzoeksrapport op. Daarna schrijft het ministerie een aanvullend stuk.

De concurrentie tussen de UVI's is geen belemmering voor gegevensverstrekking. Een goede markt kan niet zonder markttransparantie. Daar horen gegevens bij. Het moet mogelijk zijn om de UVI's met elkaar te vergelijken. UVI's zijn weliswaar private maatschappijen, maar ze hebben ZBO-achtige taken. Op die taken wordt toezicht gehouden. Dat zal zo blijven.

Ondernemers met een inkomen beneden de premiegrens betalen geen belasting. Daarmee verdwijnen ze in principe uit het beeld van de belastingdienst, maar die kwestie zal steekproefsgewijs worden bekeken. Bij de REA-voorlichting is nog sprake van een uitvoerig vervolgtraject. Wat betreft de PEMBA-voorlichting sprak de staatssecretaris de hoop uit dat de verhoging van de gedifferentieerde premies haar werk zal doen.

De voorzitter van de commissie,

Terpstra

De griffier van de commissie,

Van Dijk


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Biesheuvel (CDA), Schimmel (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Van Zijl (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), ondervoorzitter, Kamp (VVD), Essers (VVD), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD), Visser-van Doorn (CDA), De Wit (SP), Harrewijn (GroenLinks), Balkenende (CDA), Smits (PvdA), Verburg (CDA), Bussemaker (PvdA), Spoelman (PvdA), Örgü (VVD), Van der Staaij (SGP), Santi (PvdA), Wilders (VVD).

Plv. leden: E. Meijer (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Giskes (D66), Hamer (PvdA), Van Gent (GroenLinks), Van der Hoek (PvdA), Dankers (CDA), Kortram (PvdA), Blok (VVD), Hofstra (VVD), Van Middelkoop (GPV), Van Vliet (D66), Klein Molekamp (VVD), Stroeken (CDA), Marijnissen (SP), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Schoenmakers (PvdA), Eisses-Timmerman (CDA), Wagenaar (PvdA), Middel (PvdA), Weekers (VVD), Van Walsem (D66), Oudkerk (PvdA), De Vries (VVD).

Naar boven