26 234 Vergaderingen interim- Committee en Development Committee

Nr. 203 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 september 2017

Hierbij informeer ik u, mede namens de Minister van Financiën, over de Nederlandse inzet bij de Jaarvergadering van de Wereldbankgroep («de Bank»), die plaatsvindt van 13 tot 15 oktober 2017 in Washington, DC.

Met het verstrekken van middelen, het mobiliseren van fondsen en het bevorderen van kennis blijft de Bank een van de belangrijkste partners voor Nederland in de uitvoering van de duurzame ontwikkelingsagenda voor 2030. In het Development Committee, de plenaire ministeriële bijeenkomst van de Jaarvergadering, worden twee onderwerpen behandeld die van belang zijn voor het slagen van de duurzame ontwikkelingsagenda. Allereerst wordt gesproken over het mobiliseren van private fondsen om financiering voor ontwikkeling te vergroten. Ten tweede wordt ingegaan op het World Development Report 2018: Learning to Realize Education’s Promise dat de Bank aan de vooravond van de Jaarvergadering publiceert.1 In dit kader worden beleidsmaatregelen besproken om van onderwijs een drijvende kracht voor ontwikkeling te maken.

Ook wordt in het Development Committee gesproken over de implementatie van de eerder overeengekomen toekomststrategie van de Bank, de zogenaamde Forward Look, het versterken van de financiële capaciteit van de Bank en het eventueel herverdelen van de stemverhoudingen tussen landen binnen de Bank.

1. Private financiering voor ontwikkeling

De duurzame ontwikkelingsagenda kan en moet niet worden gerealiseerd met publieke financiering alleen. Naast het ondersteunen van landen bij het mobiliseren van binnenlandse middelen voor ontwikkeling (domestic resource mobilization) heeft de Bank in de afgelopen jaren belangrijke stappen gezet om meer private fondsen voor ontwikkeling te mobiliseren. Dit sluit aan op de Nederlandse agenda om hulp, handel en investeringen dichter bij elkaar te brengen. De Bank bouwt hierbij voort op de gezamenlijke inzet van de multilaterale ontwikkelingsbanken2 voor de Financing for Development-agenda van 2015, om de «miljarden» aan publieke fondsen voor ontwikkelingsfinanciering op te schalen naar «biljoenen» aan private middelen.3 Bij de G20-top in Hamburg van juli 2017 (Kamerstuk 32 429, nr. 7) heeft de Bank met de andere ontwikkelingsbanken afgesproken om gedurende de komende drie jaar gezamenlijk 25 tot 35 procent meer private financiering te mobiliseren dan zij nu doen.4

Bij de Voorjaarsvergadering van april 2017 introduceerde de Bank hiervoor een nieuwe, stapsgewijze manier van werken, de zogenaamde Cascade. Met de Cascade-benadering beoogt de Bank om bij de voorbereiding van elk ontwikkelingsproject na te gaan of het ook op een duurzame manier door de private sector kan worden gefinancierd. Wanneer dit niet mogelijk is kan de Bank eventuele belemmeringen voor private investeringen wegnemen door beleidsadviezen te verstrekken of risico-instrumenten in te zetten. Schaarse publieke financiering wordt op deze manier alleen ingezet bij ontwikkelingsprojecten waarvoor dit het meest noodzakelijk is, terwijl private financiering wordt ingezet als hefboom voor duurzame ontwikkeling en economische groei. De International Finance Corporation (IFC), het onderdeel van de Bank gericht op de private sector, speelt een prominente rol bij deze benadering door markten te creëren om private investeringen mogelijk te maken in met name de armste en meest fragiele landen. Bij de laatste middelenaanvulling van de International Development Association (IDA), het onderdeel van de Bank voor de armste landen, is een speciaal private sectorloket opgericht waarmee USD 2,5 miljard beschikbaar is gesteld om de IFC hierbij te ondersteunen.

Tijdens de Jaarvergadering wordt gesproken over het operationaliseren van de Cascade-benadering. De Bank zal onder andere beginnen met een pilot van de benadering in negen landen.5 Samen met deze landen beoogt de Bank om een gunstiger ondernemingsklimaat te ontwikkelen om meer private financiering voor de lopende ontwikkelingsprojecten van de Bank in die landen aan te trekken, met name in de infrastructuur. De Bank heeft aangegeven graag te verkennen in hoeverre het in deze landen ook met Nederland kan samenwerken om dit te bevorderen. Ook zal Bankpersoneel gestimuleerd en getraind worden om de nieuwe benadering te integreren in de landenstrategieën en de operaties van de Bank.

Nederland verwelkomt het geïntensiveerde beleid van de Bank om de private sector in te zetten voor duurzame ontwikkeling. Bij de Jaarvergadering zal Nederland benadrukken dat de Bank er bij het betrekken van de private sector wel voor moet waken dat dit ook ten goede komt aan de armste en meest kwetsbare groepen. Het slagen van de nieuwe Cascade-benadering vereist zowel een betere samenwerking tussen de verschillende onderdelen binnen de Bank als een betere coördinatie van de Bank met de andere ontwikkelingsbanken. Concurrentie tussen ontwikkelingsbanken onderling en tussen ontwikkelingsbanken en private partijen moet zoveel mogelijk worden beperkt, zodat het gebruik van private financiering voor ontwikkeling gemaximaliseerd kan worden. Om Bankpersoneel aan te moedigen om de benadering in de praktijk toe te passen en waar mogelijk de financiering van projecten «over te laten» aan private partijen of de IFC, bepleit Nederland dat de Bank minder nadruk legt op het volume van de eigen bijdrage aan projecten en meer als katalysator voor ontwikkelingsfinanciering optreedt.

2. Onderwijs en ontwikkeling

De afgelopen decennia is grote vooruitgang geboekt in de deelname van kinderen aan onderwijs. In Sub-Sahara Afrika stond in 1990 bijvoorbeeld zo’n 50 procent van de kinderen ingeschreven op de lagere school en in 2015 80 procent.6 In het World Development Report (WDR) 2018 verschuift de Bank de aandacht van toegang tot onderwijs naar kwaliteit van onderwijs en benadrukt het dat naar school gaan niet hetzelfde betekent als leren. Zelfs na een aantal jaren school ontbreekt bij miljoenen kinderen in ontwikkelingslanden basiskennis in lezen, schrijven en rekenen. Veel landen kampen met hoge uitvalpercentages, tegenvallende leerresultaten en een slechte aansluiting op de arbeidsmarkt. Zo blijft de potentie van onderwijs als een drijvende kracht voor ontwikkeling onderbenut.

Nederland onderschrijft dat goed onderwijs een belangrijk uitgangspunt vormt voor duurzame ontwikkeling en economische groei. Het kan een beter toekomstperspectief en toegang tot de arbeidsmarkt bieden voor jongeren, vrouwen en meisjes weerbaarder maken, risicofactoren voor fragiliteit wegnemen en radicalisering tegengaan. Nederland waardeert de belangrijke rol die de Bank in multilateraal verband speelt in het vergroten van toegang tot onderwijs en het verbeteren van leerresultaten van kinderen in ontwikkelingslanden. Nederland werkt hierbij met name samen met de Bank in fragiele contexten, bijvoorbeeld bij onderwijsprogramma’s in Jordanië en Libanon voor kinderen van Syrische vluchtelingen.

Bij de Jaarvergadering zal worden gesproken over de conclusies en aanbevelingen van de Bank. Nederland is van oordeel dat inclusiviteit beter had moeten worden meegenomen in het rapport. De Bank gaat beperkt in op specifieke obstakels voor kwetsbare groepen, zoals meisjes en inheemse volken, en kwetsbare gebieden, zoals fragiele staten en landen die grote groepen vluchtelingen opvangen. Juist voor deze groepen en gebieden is speciale aandacht nodig (Leave No One Behind). De Bank moet hierbij ook gebruik maken van de conclusies en aanbevelingen van het vorige World Development Report 2017 over goed bestuur.7 Nederland ziet ook een rol voor de Bank om als kennisbank bij te houden hoe verschillende landen presteren op het gebied van investeringen in human capital.

3. Strategie 2030: Forward Look

De implementatie van de Forward Look-strategie van de Bank, die bij de Jaarvergadering van oktober 2016 is vastgesteld (Kamerstuk 26 234, nr. 194), blijft een belangrijk proces om de inzet van de Bank vorm te geven. Sinds de Voorjaarsvergadering in april 2017, waarover op 11 mei 2017 aan uw Kamer is gerapporteerd (Kamerstuk 26 234, nr. 202), heeft de Bank verdere stappen gezet om te hervormen en te komen tot een betere Bank. De Bank heeft de coördinatie versterkt met de VN en andere partners voor een meer geïntegreerde benadering op vrede, veiligheid en ontwikkeling, de samenwerking met de private sector geïntensiveerd en vooruitgang geboekt in het vereenvoudigen van werkprocessen binnen de organisatie. Ook ligt de Bank op schema om voor 2020 28 procent van de jaarlijkse committeringen te besteden aan klimaatfinanciering, zoals overeengekomen bij de Jaarvergadering in oktober 2015 (Kamerstuk 26 234, nr. 181).

Bij de Jaarvergadering wordt de voortgang in de implementatie van de strategie besproken. Nederland zal de Bank blijven oproepen om doelen en tijdpaden te stellen om de ambities in de strategie te vertalen naar resultaten in de praktijk. Specifiek vraagt Nederland hierbij om verdere vooruitgang in de decentralisatie van Bankpersoneel naar de klantlanden, om concrete doelstellingen te verbinden aan het mobiliseren van private fondsen voor ontwikkeling, onder andere in de landenstrategieën van de Bank, en om verdere debureaucratisering binnen de organisatie om slagvaardiger te opereren.

4. Financiële capaciteit

De aandeelhoudende landen zijn nog in bespreking met de Bank over de financiële capaciteit die wenselijk is voor de Bank om uitvoering te geven aan de Forward Look-strategie en om te beantwoorden aan de vraag naar ontwikkelingsfinanciering van klantlanden. Mede op verzoek van Nederland wordt momenteel een onafhankelijk onderzoek gedaan naar de kapitaalpositie van de International Bank for Reconstruction and Development (IBRD), het onderdeel van de Bank voor middeninkomenslanden, en van de IFC. Dit onderzoek moet aandeelhouders inzicht geven in de ruimte die de instellingen nog hebben om hun leencapaciteit uit te breiden door efficiënter en effectiever om te gaan met het beschikbare kapitaal op hun balansen, zonder hierbij ongeoorloofd risico te lopen en hun triple A-status te verliezen. De conclusies van dit onderzoek zijn momenteel nog niet bekend en worden naar verwachting na de Jaarvergadering besproken. Bij de aanstaande Jaarvergadering zal worden gesproken over het verdere besluitvormingsproces. Bankpresident Jim Yong Kim beoogt om bij de Voorjaarsvergadering van april 2018 te besluiten over opties om te voorzien in de kapitaalbehoefte van de IBRD en de IFC, waaronder algemene kapitaalverhogingen.

Nederland is bereid om de optie van een kapitaalverhoging in overweging te nemen op basis van een overtuigende inhoudelijke en financiële business case, waarbij verdere voortgang naar een betere Bank de basis vormt voor een eventuele grotere Bank. Naast de optie van een kapitaalverhoging moeten hierbij ook andere opties die de kapitaalpositie van de Bank versterken worden benut als onderdeel van een integraal financieel pakket. Nederland ziet bijvoorbeeld nog financiële ruimte voor de Bank in het beprijzen van leningen en in het efficiënter gebruik maken van het door aandeelhouders ingelegde kapitaal bij de Bank. Hoewel de Bank in het afgelopen jaar positieve resultaten heeft geboekt wat betreft kostenefficiëntie, benadrukt Nederland dat verder gewerkt moet worden aan operationele besparingen. Mede op aandringen van Nederland wordt bijvoorbeeld een onderzoek opgestart naar de wijze waarop de salarissen binnen de Bank worden vastgesteld.

5. Voice

Als onderdeel van de zogenaamde Shareholding Review van 2015 wordt de verdeling van aandelen en stemgewichten van landen binnen de Bank geëvalueerd. Het doel van de evaluatie is om de verhoudingen binnen de Bank beter te laten aansluiten op de veranderende verhoudingen in de wereldeconomie en hierbij recht te doen aan de positie van ontwikkelingslanden binnen de Bank. Hierbij wordt ook de verantwoordelijkheid van elke aandeelhouder benadrukt om naar draagkracht financieel bij te dragen aan de Bank, waaronder de middelenaanvullingen van IDA. Nederland onderschrijft het doel van de evaluatie en accepteert dat het op termijn mogelijk ruimte moet maken in stemgewicht voor opkomende economieën en ontwikkelingslanden. Nederland beoogt hierbij om vertegenwoordigd te blijven in de Bestuursraad van de Bank. De samenstelling van de Bestuursraad staat bij de huidige evaluatie niet ter discussie. Momenteel wordt in de Bestuursraad van de Bank gesproken over de toepassing van de zogenaamde dynamische formule, die de basis vormt voor een eventuele herverdeling van aandelen, en over de grootte van een eventuele uitgifte van aandelen in een selectieve kapitaalverhoging, die een herverdeling uiteindelijk mogelijk zou maken. Naast een mogelijke herverdeling van stemgewichten binnen de IBRD, zijn ook besprekingen gestart over een eventuele herverdeling binnen de IFC.

Bij de Jaarvergadering zal Nederland pleiten voor een geleidelijke en evenwichtige herverdeling van stemgewichten, waarbij er voldoende oog is voor de positie van kleine en middelgrote landen en eventuele verliezen in stemgewicht zo eerlijk mogelijk worden verdeeld. Nederland zet daarom in op een beperkte uitgifte van nieuwe aandelen op basis van de vastgestelde dynamische formule en op het stellen van een limiet aan hoeveel het relatieve stemgewicht van een land maximaal in waarde kan verminderen. De besluitvorming hierover wordt mede op verzoek van Nederland gekoppeld aan de parallelle besprekingen over de financiële capaciteit van de Bank. Opties voor selectieve kapitaalverhogingen voor de IBRD en de IFC worden eveneens verwacht bij de Voorjaarsvergadering van 2018.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen


X Noot
1

World Development Report 2018: Learning to Realize Education’s Promise, http://www.worldbank.org/en/publication/wdr2018.

X Noot
2

De Afrikaanse Ontwikkelingsbank (AfDB), de Aziatische Ontwikkelingsbank (ADB), de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD), de Europese Investeringsbank (EIB), de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IDB) en de Wereldbankgroep (WBG).

X Noot
5

Egypte, Indonesië, Irak, Ivoorkust, Jordanië, Kameroen, Kenia, Nepal en Vietnam.

X Noot
7

World Development Report 2017: Governance and the Law, http://www.worldbank.org/en/publication/wdr2017.

Naar boven