26 122 Srebrenica

Nr. 54 MOTIE VAN DE LEDEN KUZU EN BELHAJ

Voorgesteld 23 juni 2021

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er al jarenlang op 11 juli tijdens de nationale Srebrenicaherdenking gebruik wordt gemaakt van een mobiel herdenkingsmonument;

constaterende dat de gemeenten Rotterdam en Den Haag zich in juli 2020 bereid hebben getoond te zorgen voor de realisatie van een nationaal herdenkingsmonument;

constaterende dat de burgemeester van Den Haag heeft aangegeven dat het van belang is om het drama dat zich in 1995 heeft afgespeeld te herdenken in de internationale stad van vrede en recht;

constaterende dat er inmiddels een werkgroep is ingericht die de realisatie van een nationaal herdenkingsmonument wil bewerkstelligen en dat de werkgroep inmiddels een geschikte locatie heeft gevonden;

overwegende dat het verwezenlijken van een nationaal herdenkingsmonument zal bijdragen aan het verwerken van de gebeurtenissen in Srebrenica voor de nabestaanden van de slachtoffers van de genocide evenals voor de Dutchbatveteranen;

overwegende dat de desbetreffende geschikte locatie zich bevindt in de internationale zone in Den Haag, die valt onder het domein van het Rijk;

overwegende dat de burgemeester van Den Haag inmiddels een brief heeft gestuurd naar het Rijk waarin deze problematiek wordt aangestipt en dat de burgemeester tot op heden nog geen inhoudelijke reactie van het Rijk heeft ontvangen;

verzoekt de regering, waar mogelijk binnen haar bevoegdheid belemmeringen weg te nemen en de gemeenten Rotterdam en Den Haag aan te moedigen om het nationaal Srebrenicaherdenkingsmonument spoedig te bewerkstelligen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Kuzu

Belhaj

Naar boven