25 954
Cyprus

25 957
Bestand Westelijke Sahara

nr. 3
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 28 mei 1998

De vaste commissies voor Buitenlandse Zaken1 en voor Defensie2 hebben op 2 april 1998 overleg gevoerd met minister Voorhoeve van Defensie over:

– de brief d.d. 24 maart 1998 inzake Nederlandse deelneming aan Unficyp (25 954, nr. 1);

– de brief d.d. 24 maart 1998 inzake Nederlandse deelneming aan Minurso.

Van het gevoerde overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

De minister van Buitenlandse Zaken heeft zich ziek gemeld.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Zijlstra (PvdA) merkte op dat de PvdA over het algemeen positief staat tegenover Nederlandse deelname aan operaties die gericht zijn op de handhaving van de internationale rechtsorde. Dat geldt ook voor uitzending naar West-Sahara en Cyprus. In het geval van West-Sahara gaat het om een normale VN-procedure, terwijl het idee tot uitzending naar Cyprus opgekomen zou zijn tijdens het periodiek overleg met de Britten. Hij heeft over deze laatste Nederlandse bijdrage dan ook enige vragen. In persberichten wordt het klimaat geschapen als zou uitzending naar Cyprus in de eerste plaats voor Defensie van belang zijn om redenen die verband houden met de partijprogramma's voor de komende verkiezingen. De PvdA zou dit een volstrekt verkeerde benadering vinden. Kan de minister van Defensie hierop een duidelijk antwoord geven?

De heer Zijlstra ging vervolgens kort in op de veiligheidsrisico's die eventueel verbonden zijn aan uitzending naar Cyprus. Hoe veilig zijn de Nederlandse militairen in geval van escalatie? Hoe zijn de rules of engagement in geval van conflicten? En over welke bewapening beschikt de totale eenheid?

Wat de uitzending naar West-Sahara betreft, had hij gelezen dat het om mariniers gaat. Welke elementen liggen er aan deze keuze ten grondslag? Er wordt nu reeds rekening mee gehouden dat de totale verblijfsduur waarschijnlijk langer zal zijn dan acht maanden. Wordt er bij rotatie dan opnieuw aan mariniers gedacht? Tot slot wilde hij de aandacht vestigen op de vele mijnen die in dit uitgebreide gebied aanwezig zijn. Hebben partijen eraan meegewerkt om deze voldoende in kaart te brengen?

De heer Van den Doel (VVD) betreurde de afwezigheid van de minister van Buitenlandse Zaken. Hij zou niettemin op een aantal vragen over Cyprus toch graag een helder antwoord krijgen. Dit zou eventueel later schriftelijk kunnen gebeuren. Hij herinnerde aan het feit dat het conflict op Cyprus al dateert uit 1974 en dat de VN sinds die tijd duidelijk een stabiliserende rol op het eiland heeft vervuld. Het mandaat van de vredesmacht is echter beperkt; de oplossing van het conflict zal uiteindelijk langs diplomatieke weg via druk van de permanente leden van de Veiligheidsraad tot stand moeten komen. In verband met de start van de toetredingsonderhandelingen van Cyprus tot de EU vroeg hij zich af of de deelname van lidstaten van de EU aan de VN-missie in de Raad van ministers van Buitenlandse Zaken aan de orde is geweest. Zo ja, wat is de uitslag van die discussie geweest? En wat was de reactie van Turkse en Griekse zijde op de voorgenomen Nederlandse militaire bijdrage? Zijn fractie kan met het besluit tot uitzending naar Cyprus instemmen, al ziet hij de Nederlandse bijdrage in de eerste plaats als een voortvloeisel van het Britse verzoek tot bondgenootschappelijke solidariteit in verband met de uitstekende samenwerking.

Het leek ook de heer Van den Doel niet ondenkbaar dat de spanning binnenkort door de start van de toetredingsonderhandelingen zal oplopen. In het meest recente rapport van de Veiligheidsraad spreekt de secretaris-generaal zijn bezorgdheid uit over «het toegenomen aantal incidenten in de bufferzone» en «de voortgaande militarisering van het eiland». Kan de minister aangeven wat hier precies onder wordt verstaan? In recente krantenberichten wordt de kans groot geacht dat de toetredingsonderhandelingen een toename van geweld en het opnieuw uitbreken van vijandelijkheden tot gevolg zullen hebben, terwijl ook de reactie van Turkse zijde op het bericht van de eventuele spoedige levering van raketten door Rusland aan Cyprus niet mis is. Hoe moeten de ontwikkelingen de komende maanden worden ingeschat? En wat zullen de EU, de NAVO en de VN doen in geval van werkelijke levering van raketten door Rusland?

Het had hem zorgen gebaard dat in de brief het woord «toetsingskader» niet voorkomt, al ging hij ervan uit dat de regering de punten uit het toetsingskader zorgvuldig heeft nagelopen. Het mandaat is beperkt en wanneer zich inderdaad een ongunstig scenario zal voltrekken, zal de conclusie niet anders kunnen zijn dan dat de diplomatie heeft gefaald, waarmee de rol van de VN op Cyprus is uitgespeeld. Deelt de minister deze conclusie?

Wat de Nederlandse militaire bijdrage in Cyprus betreft, gaat hij ervan uit dat de Nederlandse eenheid is ingebed in de Britse en slechts opdrachten kan ontvangen van de Britse commandant. Is deze veronderstelling juist? En zo ja, wordt in dat geval het operationele commando over de Nederlandse troepen rechtstreeks aan de Britten overgedragen? Welke afspraken zijn er met de Britten gemaakt dat Nederland van alle relevante politieke en militaire informatie over de ontwikkelingen op en om Cyprus wordt voorzien?

De heer Van den Doel herinnerde aan de afspraak om in de memorie van toelichting jaarlijks alle vredesoperaties aan de hand van het toetsingskader te evalueren. Dit geldt ook voor de uitzending naar Cyprus, die is vastgelegd voor de duur van maximaal drie jaar. Hij zou het op prijs stellen als de Kamer voor het moment van daadwerkelijke uitzending wordt ingelicht, in geval zich nieuwe politieke en militaire ontwikkelingen voordoen. De VVD stemt dus in principe in met deelname aan deze operatie, maar vindt het gezien de situatie van dit moment vanzelfsprekend dat de Kamer nader wordt ingelicht, als zich tussen vandaag en de dag van uitzending politieke en militaire ontwikkelingen voordoen die een geheel ander licht op de situatie werpen en eventuele heroverweging nodig maken.

Bij de uitzending naar West-Sahara gaat het volgens de heer Van den Doel om een langslepend conflict van een geheel andere orde. Het feit dat er na tien jaar een akkoord bereikt is waardoor er eindelijk een referendum plaats kan vinden, kan internationaal zeker als een succes aangemerkt worden. De stabiliteit in Noord-Sahara en de regio is hiermee gediend, wat niet alleen in het belang van Noord-Afrika maar ook in dat van Europa is. Vanuit die optiek is het beroep dat de VN op Europa en Nederland heeft gedaan, begrijpelijk. Is het belang van Europese deelname aan deze VN-missie ook op Europees niveau aan de orde geweest? En kan de regering aangeven met welke ontwikkelingen rekening moet worden gehouden, wanneer eenmaal de uitslag van het referendum bekend is? Hoewel het hier een hoofdstuk VI-operatie betreft, wordt de slaagkans in de eerste plaats bepaald door de medewerking van de partijen zelf, al zijn daarnaast een aantal andere zaken zoals een helder mandaat van belang. Daarover bestaat op dit moment nog geen duidelijkheid. De VVD kan daarom weliswaar instemmen met de beginselbereidheid van de regering, maar zij gaat ervan uit dat er in de komende maanden uitsluitsel zal worden gegeven over de medewerking van alle betrokken partijen en de definitieve samenstelling van de deelnemende troepen. De beginselbereidheid van de VVD impliceert dat de vereiste activiteiten kunnen worden opgestart. De regering zal echter eerst antwoord moeten geven op alle vragen van het toetsingskader, voordat zijn fractie definitief «ja» zal zeggen tegen de plannen. Als er op dit punt onduidelijkheid blijft bestaan, acht de VVD een nieuw overleg niet uitgesloten.

De heer Van den Doel vroeg zich af hoe de passage dat «geweld alleen gebruikt mag worden door de VN ter zelfverdediging» te rijmen valt met de passage dat «de militairen moeten zorgen voor de veiligheid van de terugkerende vluchtelingen». Stel dat een van de partijen geweld zou gebruiken, niet tegen de VN maar tegen een andere partij, wordt er dan wel of niet opgetreden door de VN? En hebben het Deense en Oostenrijkse parlement inmiddels ingestemd met deze missie?

Het leek hem verder belangrijk dat aandacht wordt besteed aan de voorbereiding en opleiding van de eenheden, met name aan de achtergronden van het conflict en de cultuur van de plaatselijke bevolking. Hoe staat het momenteel met de militaire presentie in het gebied? Zijn er afspraken gemaakt over militaire presentie tussen partijen in Oost en West? Gezien de zware klimatologische omstandigheden en het moeilijke terrein, leek uitzending voor een termijn van acht maanden hem een goede zaak, terwijl er volgens hem zwaarwegende redenen moeten zijn om van deze termijn af te wijken. Wel was hij van mening dat de regering in dat geval een onafhankelijke afweging moet kunnen maken, los van de Deense positie. Tot slot vroeg hij hoe het met de essentiële randvoorwaarden «medische verzorging» en «drinkwatervoorziening» gesteld is.

De heer Van Middelkoop (GPV) was het met de minister eens dat, waar het bij de twee nieuwe vredesoperaties niet om minimale operaties gaat, het in principe instemmen met uitzending mogelijk consequenties zal hebben voor defensieparagrafen van politieke programma's, omdat het niet mogelijk is én te bezuinigen én aan de ambities in de Prioriteitennota vast te houden. Kan de minister de twee nieuwe vredesoperaties afzetten tegen de ambities van de Prioriteitennota?

De heer Van Middelkoop kon met beide acties instemmen, zeker waar het Cyprus betreft. Wel was hij erg geschrokken van de op het eiland en in de hele regio aanwezige explosieve situatie, zodat er op dit moment weinig sprake lijkt te zijn van een saaie, «klassieke» operatie. Ook hij had de indruk gekregen dat Nederland zich min of meer voor deze operatie heeft aangeboden. Kan de minister hierop ingaan? Ook hij was van mening dat als het lidmaatschap van de EU voor Cyprus een casus belli dreigt te worden, de eerste verantwoordelijkheid voor de politieke oplossing van het vraagstuk bij de Veiligheidsraad ligt. Hoe kijkt de minister aan tegen de krantenberichten dat er op Cyprus sprake is van een regelrechte wapenwedloop? En zou het sturen van militairen niet een extra impuls moeten zijn om politiek te investeren in de oplossing van het politieke vraagstuk op Cyprus? Hij nam aan dat de Nederlandse militairen een goede opleiding krijgen in verband met de vele incidenten, opdat zij met wijsheid en psychologisch inzicht kunnen reageren op politiek getinte gebeurtenissen in de grensgebieden.

Ook met uitzending van Nederlandse militairen naar de West-Sahara kon hij akkoord gaan. Is er ook een buitenlandse politieke sondering geweest richting Marokko in verband met de niet onbelangrijke relatie Nederland-Marokko? Zijn er behalve de risico's van mijnen en niet-geëxplodeerde munitie ook nog partijen van wie de Nederlandse militairen iets te duchten hebben? Stel dat in de acht maanden van uitzending de spanning oploopt vanwege een zekere politisering, is er dan bij voortzetting van de actie sprake van een nieuwe afweging? En kan de minister, gezien de barre omstandigheden voor het materieel, vooraf de garantie geven dat de naar het gebied te zenden voertuigen voor hun taak berekend zijn?

De heer Verhagen (CDA) was van mening dat er twee ongelijksoortige verzoeken voorliggen, wat leidt tot een verschillende beoordeling. Zijn fractie kan in principe instemmen met het besluit tot uitzending naar Cyprus. De gegevens over het mandaat, de commandostructuur etc. zijn volgens hem in lijn met het toetsingskader. Hij sloot zich aan bij de reeds gestelde vragen over het eventueel oplopen van de spanningen ten gevolge van de recente ontwikkelingen. Zullen in dat geval de handvuurwapens ter zelfverdediging voldoende zijn? En in hoeverre bestaat dan de mogelijkheid om op korte termijn over te gaan op zwaardere bewapening? Op welke wijze en binnen welke termijn kan hier besluitvorming over plaatsvinden? Als er op basis van de hoofdstuk VI-operatie en de huidige bewapeningsstructuur niet meer te opereren valt, is de consequentie dan «inpakken en wegwezen»? En is in dat geval gedacht aan een «weggaanscenario»? De Nederlandse militairen die onder de Britse sectorcommandant opereren, hebben een contingentscommandant, die rechtstreeks rapporteert aan de Chef Defensiestaf. Wat is de rol van de Chef Defensiestaf in verband met de commandostructuur?

Wat de voorstellen voor uitzending naar West-Sahara betreft, kan er volgens de heer Verhagen geen sprake zijn van het zich in beginsel bereid verklaren tot deelname aan deze vredesoperatie, wanneer het toetsingskader serieus wordt genomen. Er bestaat geen duidelijkheid over het mandaat; het verloop van het referendum is ongewis, terwijl ook bij de internationale bereidheid om daadwerkelijk tot een succesvol resultaat te komen, gezien de reeds opgelopen vertraging bij het houden van het referendum, vraagtekens gezet kunnen worden. Het gaat ook hier om een hoofdstuk VI-operatie, zodat er slechts sprake zal zijn van lichte bewapening ter zelfverdediging. Volgens hem is de operatie echter eerder te vergelijken met die in Bosnië, gelet op de te verrichten taken en de spanningen in het gebied, zodat de kwalificatie hoofdstuk VI-operatie hem veel te licht lijkt voor een dergelijke zware operatie, terwijl er ook onvoldoende internationale militaire betrokkenheid van een grootmacht is. Ook hij kon zich niet aan de indruk onttrekken dat hier sprake is van een aanbodeconomie om de discussie over bezuinigingen op Defensie zoals die in programma's van verschillende partijen staan, de wind uit de zeilen te nemen. Hij twijfelde zeer aan de mogelijkheid om met de in te zetten middelen en het mandaat voor de commandostructuur het moeilijke doel te bereiken. Hij wilde niet ontkennen dat het element «regionale betrokkenheid» bij het CDA over het algemeen een rol speelt bij de beslissing tot meedoen, maar in dit geval vindt het CDA deelname aan een dergelijke vredesoperatie niet verantwoord op basis van de taken die voorliggen.

Graag zou hij van de minister vernemen welk totale beslag er op deze wijze gelegd wordt op het Defensiepersoneel.

Tot slot stelde de heer Verhagen nog eens duidelijk dat hij vindt dat de regering het toetsingskader serieus moet nemen. Volgens hem is het evenwicht tussen taak en aanbod zoek. Instemmen met de beginselbereidheid betekent dat er geen weg meer terug is, zodat hij van mening is dat er nu duidelijkheid gegeven moet worden. Dit heeft niets te maken met politieke onwil van zijn partij, maar met het feit dat voldaan moet worden aan het toetsingskader. Hoewel het mandaat nog niet duidelijk is, staat in de brief wel dat het in ieder geval om een «succesoperatie» zal gaan. De voorgeschiedenis en de te vervullen taken in aanmerking genomen, is het volgens hem zeer de vraag of met een hoofdstuk VI-operatie met deelname van Denemarken, Pakistan en Zuid-Amerikaanse eenheden op een effectieve wijze het doel te bereiken valt.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks) wenste minister Van Mierlo beterschap. Zij was blij met de toezegging van de minister van Defensie over de update van de aan menskracht en materieel toegezegde aantallen voor VN-operaties, waardoor zij een goed overzicht kan krijgen van de gevolgen van eventuele toestemming tot uitzending. De fractie van GroenLinks staat positief tegenover deelname aan beide operaties en is blij dat de regering de instemming van de Kamer vraagt. Hoewel het bij Minurso om een informeel voorlopig verzoek van de VN gaat, betekent «ja» zeggen in feite een commitment. Wanneer verwacht de regering dat er een definitief besluit genomen wordt? Het leek ook haar niet ondenkbaar dat er vertraging bij de operatie zou ontstaan. Kan de minister verklaren waar de vertraging bij de mijnenruimeenheid aan te wijten is?

Zij was het ermee eens dat de operatie, die qua taken en mandaat een hoofdstuk VI-operatie is, zal lijken op de Unprofor-operatie in Bosnië, zij het dat Unprofor vijandelijk moest opereren in de regio en dit in West-Sahara niet het geval is. De uit te voeren taken zijn vrij fors, terwijl in Bosnië gebleken is dat het mandaat van Unprofor indertijd niet toereikend was en het aantal aanwezige troepen niet voldoende. Is het aantal manschappen dat aan Minurso zal deelnemen, wel voldoende? Zij zag wel degelijk een brede zij het niet direct militaire betrokkenheid van de verschillende landen, zoals waarnemers uit de VN, China, Frankrijk en Rusland, hoewel zij moest toegeven dat de militaire poot slechts bestaat uit Nederland, Denemarken en Oostenrijk. Is deze beperkte westerse betrokkenheid volgens de regering voldoende? Wat de opmerking betreft dat «Nederland, als de situatie meer gespannen wordt, in nauw overleg met Denemarken zal bekijken of men blijft of zich terugtrekt», herinnerde zij aan de situatie in Rwanda, waar na het zich terugtrekken van enkele westerse landen de situatie volledig in elkaar klapte. Is het terecht dat twee landen bij een VN-operatie zelfstandig iets besluiten of moet dat in algemeen overleg gebeuren? En bestaat er inmiddels duidelijkheid over de andere landen die gaan deelnemen aan het militaire gedeelte van de operatie?

Een andere vraag betreft de betrokkenheid die Nederland heeft bij de strategisch-politieke besluitvorming. Heeft Nederland hier enige zeggenschap in? Stel dat de Nederlandse troepen erheen gaan en er geen referendum wordt gehouden. Trekken de Nederlandse troepen zich dan terug, misschien juist op een moment dat er meer VN-betrokkenheid nodig zou zijn in verband met de gespannen situatie? Ook wilde zij graag antwoord op de vraag of het hier een malariagebied betreft en, zo ja, welke profilax er dan wordt gebruikt.

Zij sloot zich wat uitzending naar Cyprus betreft aan bij door de voorgaande sprekers gemaakte opmerkingen. Het was haar opgevallen dat het mandaat voor Cyprus steeds automatisch voor drie jaar wordt verlengd. Is er ooit door de VN geëvalueerd of verlenging van het mandaat zinvol is?

Zij zou het verder plezierig vinden als de Kamer bij iedere uitzending van Nederland de letterlijke tekst van de desbetreffende resolutie ontvangt.

De heer Van Waning (D66) herinnerde eraan dat D66 in de voorgaande jaren heel duidelijk heeft uitgesproken in beginsel bereid te zijn tot deelname aan VN-vredesoperaties, dus ook in geval van Cyprus en de West-Sahara. D66 juicht de samenwerking van Nederlanders en Britten op Cyprus toe. Wat is in dit verband de taak van de UK Forces in de sovereign base areas? Is dit van belang voor een exit strategy in geval zaken uit de hand lopen? Hoe wordt ten aanzien van Cyprus momenteel politiek-preventief gehandeld? Hoe is de militaire continuancyplanning als het inderdaad uit de hand loopt? Hebben we een reservecapaciteit bij eventuele overgang van een hoofdstuk VI-operatie naar een hoofdstuk VII-operatie? Het mandaat geldt voor drie jaar, wat betekent zes maal uitzending van militairen gedurende een halfjaar. Wordt bij roulatie gedacht aan landmachteenheden of ook aan mariniers? En hoe zit het met de commandostructuur? Opereert Nederland alleen op het Britse praktische niveau of ook op het hoogste operationele niveau?

Omdat D66 zich in principe ook bereid heeft verklaard in te stemmen met vredesoperaties buiten het OVSE-gebied, kan zij instemmen met uitzending naar Noord-Afrika. Wel roept de brief vele vragen op en doet zij zorgen rijzen over de uitvoering. Hoewel onlangs na grote druk van de VN na bijna tien jaar het akkoord van Houston gesloten is, geeft hij niet veel voor «internationale garanties» van een succesvolle operatie in Afrika. De verantwoordelijkheid tegenover de Afrikaanse gemeenschap en de eigen militairen is zeer groot. Hij is evenals het CDA huiverig voor de operatie. Het betreft een enorm uitgebreid gebied dat bovendien vol mijnen ligt. Hoe is het escalatiegevaar ingeschat? Zijn de Marokkanen politiek gezien bereid tot acceptatie van de uitslag van het referendum? Wat is de reservecapaciteit? Wat is de exit strategy? Is er een mogelijkheid tot evacuatie via een haven? De Chinooks zijn prachtig, maar hebben niet eens een mitrailleur aan boord om zich te verdedigen tegen beschietingen. Worden er Apaches ter bescherming meegestuurd? Of worden de Chinooks bewapend?

Hoewel D66 bereid is tot een voorlopige instemming met de beginselbereidheid, betekent het voorlopige «ja» op een informeel verzoek dat zijn fractie eerst meer informatie wil hebben van de regering alvorens zij definitief haar akkoord zal geven aan uitzending. Hij sprak de hoop uit dat de Kamer over meer informatie zal beschikken tegen de tijd dat het formele verzoek de regering bereikt, zodat zijn fractie op basis daarvan haar definitieve akkoord kan geven.

Antwoord van de minister

De minister wees op het belangrijke onderscheid tussen vredesoperaties mét instemming van alle partijen en vredesoperaties waarbij een of meer partijen zich ertegen verzet. Zowel bij Cyprus als bij Minurso gaat het om operaties met instemming van beide partijen, dus vredesoperaties ingevolge hoofdstuk VI, die meer aan de internationale politiekant liggen en waarbij het afdwingen van vrede niet aan de orde is. Wanneer in een van beide situaties de zaak gigantisch uit de hand zou lopen, komt de Veiligheidsraad voor de vraag te staan hoe op te treden en eventueel een ander mandaat te geven. Bij de beide Nederlandse deelnemingen is dus duidelijk sprake van activiteiten gericht op het zo vreedzaam mogelijk houden van een bepaalde situatie.

Wel zijn er tussen de beide operaties grote verschillen. In geval van de operatie-Cyprus gaat het om het uit elkaar houden van twee gemeenschappen, die zonder internationale aanwezigheid met elkaar op de vuist zouden gaan, maar die dat nu overigens ook kunnen als zij daartoe zouden besluiten. Bij de andere vredesoperatie gaat het om een op vreedzame manier proberen te beslechten van een langlopend geschil over de status van een gebied, waarbij het Internationale Hof in Den Haag zich heeft uitgesproken ten gunste van de zelfbeschikking van de Sahrawi's in de Westelijke Sahara. Een dergelijk conflict tussen een land en een groepering die zelfbeschikkingsrecht wil uitoefenen, behoort tot de klassieke taak van de Verenigde Naties. De VN wil proberen door middel van een referendum en toezicht de zaak hier tot een goed einde te brengen.

De minister ging allereerst in op de in verband met uitzending naar Cyprus gestelde vraag of Defensie op zoek gaat naar vredesoperaties om meer te doen te hebben. Hij wees op de tekst in de Prioriteitennota met betrekking tot het voor Nederland passende niveau voor het geven van bijdragen aan internationale vredesoperaties, namelijk «instandhouding van een capaciteit voor gelijktijdige deelneming aan maximaal vier vredesbewarende operaties. Het gaat daarbij om bijdragen op het niveau van een bataljon of het equivalent daarvan dan wel een substantiële bijdrage en ondersteunende eenheden». De Nederlandse bijdrage in Bosnië is groter dan een bataljon, in totaal 1558 militairen. Bij de andere vredesoperaties gaat het om zeer kleine aantallen militairen, met uitzondering van de multinationale implementatieforce in de Perzische Golf. Dit is een kortdurende operatie met de omvang van een fregat.

De minister ging ervan uit dat Nederland de bijdrage in Bosnië bij het vervolg van SFOR op dezelfde grootte houdt, zoals met de Kamer besproken en overeengekomen. Dat betekent dat er in de huidige Defensieorganisatie ruimte is om positief na te denken over verzoeken tot bijdragen aan vredesoperaties. Zowel bij Cyprus als bij Minurso gaat het om kwantitatief bescheiden bijdragen, niet te vergelijken met de vier vredesoperaties van bataljonsgrootte. Vanwege de ruimte die Defensie heeft, kan Nederland dus de afweging maken of het verstandig en nuttig is om aan deze vredesoperaties mee te doen. De vraag of het nodig is goed vol te zitten om daarmee toekomstige bezuinigingen op Defensie te kunnen afweren, speelt daarbij geen belangrijke rol. De kosten van de beoogde vredesoperaties zijn niet torenhoog en kunnen uit de huidige Defensieorganisatie betaald worden met de nodige voortzettingscapaciteit. De vraag die in enkele partijprogramma's aan de orde is of opnieuw het mes gezet moet worden in de Defensiebegroting, leek hem hier niet aan de orde, hoewel het natuurlijk op een gegeven ogenblik consequenties zal hebben voor de bijdragen die Nederland internationaal kan leveren, wanneer er zeer grote wijzigingen in de Defensiebegroting worden aangebracht. Mocht er vanwege de ontwikkelingen in het Balkangebied opnieuw een beroep op Nederland worden gedaan om additioneel aan iets deel te nemen, dan is Nederland niet bij voorbaat uitgeput, als het aan deze twee operaties deelneemt, omdat het bij Cyprus slechts om 100 man en bij Minurso om 220–230 man gaat. De minister herinnerde eraan dat er in de Unprofor-periode een aantal jaren 2000–3000 Nederlandse militairen in Bosnië gelegerd waren. Ondertussen is de herstructurering en reorganisatie van de Defensieorganisatie verder gevorderd. Nederland zit door het leveren van deze bescheiden bijdrage echt niet aan zijn plafond en blokkeert ook niet de mogelijkheid om in te gaan op eventuele andere toekomstige aanvragen zoals deelname in Macedonië, door hier al dan niet met voorbehouden «ja» tegen te zeggen.

De minister erkende dat het idee voor een Nederlandse bijdrage in Cyprus niet is ontstaan in de bilaterale militaire besprekingen tussen Groot-Brittannië en Nederland waarin werd vastgesteld dat de samenwerking in Bosnië uitstekend verloopt en op zich verbreding verdient. De minister wees in dat verband op het bilaterale samenwerkingsverband tussen de luchtmobiele brigades van beide landen. Hoewel de internationale samenwerking met het Duitse legerkorps nog steeds bovenaan de agenda staat, streeft de minister naar een patroon van samenwerking met alle omringende landen. Na het ontstaan van het idee tot samenwerking is de kwestie tussen de ministers van Defensie aan de orde geweest en vervolgens met de VN besproken. De VN heeft de mogelijkheid van een Nederlandse bijdrage van 100 man op Cyprus verwelkomd, omdat een verbreding van de vredeshandhaving op zich interessant is. Nederland heeft dus vanuit een aantal overwegingen, zoals de samenwerking tussen de Britse en Nederlandse luchtmobiele brigades, «ja» gezegd tegen de operatie. Verder gaat het om een Europees veiligheidsprobleem dat Nederland rechtstreeks regardeert, omdat het invloed heeft op de EU, de NAVO en de VN. Nederland geeft daarmee te kennen een stukje van de last mee te willen dragen bij een van de bekendste en langstdurende VN-vredesoperaties volgens klassiek model. Dit geeft Nederland ook iets meer recht om mee te spreken in internationaal verband op het gebied van vraagstukken van buitenlands-politieke aard.

De minister kon het eens zijn met de bezorgde opmerkingen van een aantal sprekers over Cyprus, omdat de spanning er bepaald niet aan het afnemen is. Hij wees erop dat Griekenland en Turkije beide grote defensieorganisaties hebben en er natuurlijk risico's zijn. Maar risicoloze operaties zijn bij vredes- en veiligheidsbeleid een contradictio in terminis, omdat deze per definitie overbodig zijn. Iedere vredesoperatie die nodig is, bergt bepaalde risico's in zich en kan tot op zekere hoogte problemen geven. Dat hoort bij het mee willen dragen van de verantwoordelijkheid. Complicaties zijn dus niet uitgesloten, zeker niet in geval van een mogelijke levering van luchtafweerraketten door Rusland aan de Grieks-Cypriotische gemeenschap op Cyprus. Als onverhoopt beide gemeenschappen of beide landen besluiten met elkaar militair op de vuist te gaan, heeft de blauwhelmenmacht van 1200 man van Unficyp daar geen rol meer te spelen. De strijdkrachten van beide gemeenschappen op Cyprus hebben veel meer mankracht, waar nog eens de strijdkrachten van Griekenland en Turkije achter staan, zodat wij ons bij een dergelijk slecht scenario geen illusies moeten maken over Unficyp. Het belang van Unficyp is erin gelegen dat het zijn preventieve rol kan blijven spelen. Bovendien is zo'n vredesoperatie aanmerkelijk voordeliger voor de wereldgemeenschap dan het feitelijk moeten beslechten van een oorlog. De minister zegde toe dat hij de Kamer de totale VN-resolutie betrekking hebbend op het mandaat van Unficyp, waarbij het gaat om «to prevent an recurrence of fighting», zal toezenden, evenals de VN-resolutie betreffende de Westelijke Sahara.

In verband met de tijd leek het hem het beste om alle informerende vragen schriftelijk te beantwoorden.

De minister zette vervolgens uiteen dat het bij deelname aan Minurso anders ligt dan bij Cyprus; daar gaat het om een vraag van de militair adviseur van de secretaris-generaal van de VN aan een groot aantal landen of er in beginsel militairen beschikbaar waren. In eerste instantie werd eraan gedacht een land als frameworknation aan te wijzen met één bataljon. Nederland heeft op die vraag geen positief antwoord gegeven, omdat een bataljon erg veel leek en Pakistan dit leek te zullen gaan doen. Toen dit later niet door bleek te gaan, werd door de VN het scenario ontwikkeld van vier of vijf compagnieën geleverd door verschillende landen, waarbij aan Nederland de vraag gesteld is of het een compagnie zou kunnen leveren. Ook de Deense collega was bereid om een bescheiden bijdrage te leveren, waaruit vervolgens het overleg tussen Nederland, Denemarken en Oostenrijk is ontstaan. Als alles doorgaat, zullen in het noordelijk gebied de Nederlanders en Denen in een versterkte compagnie opereren, met daarnaast de Oostenrijkers. In het zuidelijk gedeelte zullen twee Latijns-Amerikaanse landen opereren met twee compagnieën, terwijl er mogelijk nog een bijdrage van andere landen komt voor de logistieke component. De minister benadrukte dat de regering een principebesluit en dus nog geen definitief besluit heeft genomen, omdat de vredesoperatie in Minurso nogal wat voorbereiding vergt en de inschatting is dat het definitieve moment waarop Nederland «ja» of «nee» moet zeggen, zal vallen in de demissionaire periode van de regering. Omdat Defensie al tamelijk ver is met de voorbereiding, leek het hem juist de Kamer nu alle beschikbare informatie te geven. Ook de regering heeft nog een aantal vragen, omdat er nog lang niet op alle vragen van het toetsingskader een helder antwoord te geven is. De vragen die door de sprekers van het CDA en D66 zijn gesteld, zijn inderdaad nog niet te beantwoorden, omdat de Veiligheidsraad het definitieve mandaat voor de uitbreiding van Minurso nog moet vaststellen. Het risico is niet denkbeeldig dat Marokko en Polisario vertragende acties gaan uitvoeren, terwijl ook de registratie van de kiezers nog niet rond is. Ook de mijneneenheid is nog niet uitgezonden, wat vooral te maken heeft met financiële problemen bij de VN. Het is mogelijk dat uitzending van de Deens-Nederlandse compagnie later zal geschieden dan in de brief is uiteengezet. De verwachting is dat er in de loop van april een nader rapport van de Veiligheidsraad zal komen, terwijl de situatie pas in mei of begin juni geheel helder zal zijn. De regering informeert de Kamer dus bij dezen dat zij in principe bereid is aan deze VN-vredesoperatie mee te doen. Het onderwerp zal echter opnieuw in de ministerraad komen, zodra een aantal vragen beter kan worden beantwoord. Daarna ligt de vraag in de Kamer of Nederland definitief «ja» zegt of niet. Het is daarom helemaal niet nodig dat de Kamer het licht voor deze operatie nu al definitief op groen zet. De minister zou de woorden van het CDA dan ook in die zin willen interpreteren dat het «nog niet» verantwoord is «ja» te zeggen, omdat niet alle veertien punten van het toetsingskader volledig kunnen worden beantwoord. Natuurlijk speelt het toetsingskader bij beide operaties een rol, al wordt het niet expliciet genoemd in de brief.

Wat de vraag betreft of gevreesd moet worden voor malaria, antwoordde de minister dat de Sahara in verband met gebrek aan water mugonvriendelijk is.

Nadere gedachtewisseling

De heer Verhagen (CDA) begreep uit het antwoord van de minister dat een aantal antwoorden nog niet gegeven kan worden. Hij herhaalde dat hij op dit moment niet kan instemmen met het principebesluit. Hij vond het op basis van wat nu bekend is onverantwoord dat Nederland aan de vredesoperatie in Deens-Oostenrijks gezelschap deelneemt.

De heer Van Waning (D66) was opgelucht dat er mariniers naar de Westelijke Sahara gaan. Hij interpreteerde de accentverschillen tussen CDA en D66 in die zin, dat de CDA-fractie meer «nee, tenzij» zegt tegen de operatie, terwijl het D66 meer «ja, mits» zegt.

De minister had de accentverschillen tussen de verschillende partijen goed genoteerd. Hij zegde toe, terug te komen met nadere informatie over Minurso, zodra de regering hierover beschikte. Hij herhaalde dat hij de Kamer tijdig op de hoogte had willen stellen van de voorbereiding van deze operaties, omdat hiermee vaak vele maanden gemoeid zijn.

Dat er mariniers worden uitgezonden hangt in het geval van Cyprus samen met de samenwerking tussen de Britse en Nederlandse luchtmobiele brigades. Wat de Minurso-vredesoperatie betreft: de mariniers hebben er ruimte voor en zij hebben ervaring met operaties onder tropische omstandigheden. Mariniers zijn allround zeesoldaten die ook geschikt zijn voor opereren in de woestijn.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Woltjer

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,

Korthals

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Hommes


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Beinema (CDA), Van der Linden (CDA), ondervoorzitter, Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), H. Vos (PvdA), Verspaget (PvdA), Ybema (D66), Apostolou (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Woltjer (PvdA), voorzitter, Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), Verhagen (CDA), Roethof (D66), Rouvoet (RPF), Van den Doel (VVD), Meyer (groep-Nijpels), De Haan (CDA), Visser-van Doorn (CDA), Koenders (PvdA).

Plv. leden: Leers (CDA), Bremmer (CDA), Korthals (VVD), Van der Stoel (VVD), Voûte-Droste (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Lilipaly (PvdA), De Graaf (D66), Van Gijzel (PvdA), Van den Berg (SGP), Rosenmöller (GroenLinks), Van Oven (PvdA), Hoogervorst (VVD), Dittrich (D66), Hillen (CDA), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Van Waning (D66), Leerkes (Unie 55+), Bolkestein (VVD), Hendriks, Bukman (CDA), Gabor (CDA), Dijksma (PvdA).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Mateman (CDA), Wolters (CDA), Korthals (VVD), voorzitter, Weisglas (VVD), H. Vos (PvdA), Van den Berg (SGP), Van Gelder (PvdA), Van de Camp (CDA), Zijlstra (PvdA), Hillen (CDA), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Van Hoof (VVD), Hoekema (D66), ondervoorzitter, Leerkes (Unie 55+), De Koning (D66), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Verkerk, Van Waning (D66), Sterk (PvdA), Van den Doel (VVD), Koenders (PvdA).

Plv. leden: Terpstra (CDA), Beinema (CDA), Van Rey (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Huys (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Middel (PvdA), Mulder-van Dam (CDA), Van Gijzel (PvdA), Verhagen (CDA), Woltjer (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Hoogervorst (VVD), Ter Veer (D66), Stellingwerf (RPF), Visser-van Doorn (CDA), Blaauw (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Wingerden (AOV), Roethof (D66), Rehwinkel (PvdA), Keur (VVD), Marijnissen (SP).

Naar boven