Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 mei 2014
In 2013 is voor het eerst door iedere Nederlandse gemeente en openbaar lichaam een
zelfevaluatie uitgevoerd naar de kwaliteit en beveiliging van het aanvraag- en uitgifteproces
van de reisdocumenten. De resultaten van deze zelfevaluatie bied ik u bij deze aan1. Deze zelfevaluatie vervangt het eerdere driejaarlijkse onderzoek dat werd uitgevoerd
door het Agentschap Basisregistraties en Persoonsgegevens. Gekozen is voor zelfevaluatie
met het oog op de stimulerende werking die hiervan uitgaat op het zelf (door de gemeenten)
aanbrengen van verbeteringen in de kwaliteit van het aanvraag- en uitgifteproces.
De evaluatie ziet zowel op het voldoen aan wettelijke normen als aanbevelingen. In
overleg met de gemeenten is er voor gekozen de lat hoog te leggen: pas bij een score
van 90% krijgt de gemeente of openbaar lichaam een voldoende.
Uit de evaluatie komt naar voren dat 65% van de in totaal 408 (in 2013) gemeenten
voldoende tot goed scoort, echter 35% behaalt een score onder de norm van 90%. Wordt
alleen gekeken naar de wettelijke normen, zijn de scores 70% respectievelijk 30%.
Ook de scores van de openbare lichamen zijn onvoldoende. Door de andere (bredere)
opzet is het niet mogelijk de uitkomsten te vergelijken met de uitkomsten van eerder
onderzoek. Ik zie dit dan ook als een nul-meting.
Indien de resultaten in meer detail worden bestudeerd, blijkt dat met name de kleinere
gemeenten (tot 60.000 inwoners), en in de 100.000+ gemeenten er percentueel meer gemeenten
zijn die onvoldoende scoren. Dit geldt vooral voor het voldoen aan aanbevelingen.
Overigens is het niet zo dat alle gemeenten in deze categorieën slecht scoren, er
zijn ook kleine gemeenten die het goed doen. Ook de resultaten van de openbare lichamen
hebben mijn bijzondere aandacht. Daarbij moet worden bedacht dat een belangrijk deel
van de regelgeving voor de openbare lichamen pas van toepassing is sinds 2010.
Indien de resultaten worden bezien per aandachtsgebied, blijkt dat vooral het aandachtsgebied
personeel onvoldoende scoort. Met name de aspecten functiescheiding en competenties
blijken problematisch. Deze aspecten hangen nauw samen met een onvoldoende totaal
score (en omgekeerd: een goede score voor personeel gaat vrijwel altijd samen een
goede totaalscore).
Een ander onderwerp dat nader is bezien, betreft de identiteitsvaststelling. Deze
dient zowel bij de aanvraag als bij afgifte zorgvuldig vastgesteld te worden. Uit
de gegevens blijk dat dit vooral bij het uitreiken van het document soms minder zorgvuldig
gebeurd. Ook bij kinderen vindt de identiteitsvaststelling niet altijd even nauwgezet
plaats. Veelal vertrouwt men op de begeleidende ouder en stelt geen vragen aan de
kinderen zelf.
Geconstateerd kan worden dat gemeenten de evaluatie naar waarheid hebben ingevuld.
Uit een steekproef bij 35 uitgiftelocaties blijkt dat 96% van de vragen in overeenstemming
met de praktijk is ingevuld. In die zin geeft de zelfevaluatie dus een betrouwbaar
beeld. Ook blijkt dat de evaluatie stimulerend heeft gewerkt: bijna een kwart van
de gemeenten stelt naar aanleiding van de evaluatie uit eigener beweging verbeteracties
te ondernemen.
Naar aanleiding van de uitkomsten van de evaluatie is een monitoring- en verbeterplan
opgesteld. Hierin is ondermeer vastgelegd dat de burgemeesters en gezaghebbers van
de 22 gemeenten en de openbare lichamen die slecht (scores onder de 80%) uit de evaluatie
komen, actief worden benaderd. Zij hebben, onder toezicht van de relatiebeheerders
van het Agentschap Basisregistratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten een verbeterplan
opgemaakt. Daarnaast zal hen gevraagd worden uiterlijk voor 1 augustus 2014 een tussentijdse
evaluatie uit te voeren met behulp van de vragenlijst 2014. Aan de openbare lichamen
wordt extra ondersteuning geboden.
Daarnaast is met de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVvB) overeengekomen
de «best practices» landelijk aandacht onder de aandacht te brengen.
De zelfevaluatie is in principe een instrument dat jaarlijks wordt ingezet. Op basis
van de ervaringen met deze eerste versie wordt de evaluatie voor 2014 voorbereid.
Deze zal nog meer dan de versie van 2013 gericht zijn op het stimuleren van te kort
schietende gemeenten om zelf in actie te komen. Ik zal u uiteraard over een jaar informeren
over de voortgang die dan hopelijk is geboekt.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk