nr. 23
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 augustus 2009
Hierbij informeer ik u, mede namens de Minister van Justitie, over de
voortgang van het project Commissies Verplichte Geestelijke Gezondheidszorg
(GGz). De commissies hebben een centrale rol in de nieuwe wettelijke regeling
ter vervanging van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen
(Wet bopz).
Het project is opgezet om meer duidelijkheid te krijgen over de vormgeving
en de omvang van het takenpakket van de multidisciplinaire adviescommissies.
Daartoe zijn in de afgelopen periode in de arrondissementsregio’s Groningen,
Amsterdam, Rotterdam en Utrecht experimentele commissies tot stand gebracht.
In mijn brief van 17 februari 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 25 763,
nr. 21) heb ik u voor mei 2009 de advisering aangekondigd van de stuurgroep
die het project begeleidt. In bijgaande voortgangsrapportage1 licht de voorzitter van de stuurgroep toe dat deze planning niet haalbaar
bleek. Het eindadvies van het project zal de stuurgroep uitbrengen in december
2009. Echter ook met de bijgestelde planning zullen de resultaten van het
project beschikbaar zijn voor de parlementaire behandeling van het voorstel
voor de Wet Verplichte GGz in de Tweede Kamer.
De voortgangsrapportage geeft aan dat het project tot en met juni 2009
onder andere de volgende resultaten heeft geboekt:
• Over de status en rol van de commisie-adviezen heeft het project
werkafspraken gemaakt met Bopz-rechters en officieren van justitie in de vier
pilotregio’s. Dat was nodig omdat de experimentele commissies onder
de huidige wetgeving (Wet bopz) werken. De adviezen van de commissies in de
pilotregio’s dienen bij machtigingsverzoeken niet te worden betrokken
op rechterlijke besluiten op grond van de Wet bopz.
• Overleg met het College bescherming persoonsgegevens leverde op
dat een ontheffingsverzoek voor dit project niet strikt noodzakelijk is. De
pilotcommissies kunnen beschikken over dossiers van patiënten als het «informed
consent» goed is geregeld.
• Het project ontwikkelde een «Procesbeschrijving werkwijze
pilotcommisses», een privacy-reglement en een toestemmingsformulier,
waarmee de patiënt kan aangeven dat hij of zij akkoord gaat met deelname
aan de werkzaamheden van de pilotcommissie Verplichte GGz.
• In de periode maart – juni 2009 zijn 25 patiënten op
vrijwillige basis voor de experimentele commissies verschenen. De inzet van
het project is er op gericht om voor half oktober in totaal 60 casussen gerealiseerd
te hebben.
Opvallend was dat alle commissies meestal van patiënten na afloop
te horen kregen dat zij zich tijdens de hoorzitting serieus genomen voelden,
al waren zij het uiteraard niet altijd eens met de voorgestelde gedwongen
zorg. Ook de eerste indrukken over de meerwaarde van multidisciplinair overleg
in de commissies zijn positief.
• Een onafhankelijk onderzoeksbureau heeft voorafgaand aan de start
van de experimentele commissies een analysekader opgesteld ten behoeve van
de evaluatie van het project. Dit maakt het mogelijk om de huidige en toekomstige
besluitvorming over onvrijwillige zorg te analyseren op de volgende onderwerpen:
– Het proces van besluitvorming;
– De rolverdeling;
– De informatie en de wijze waarop de informatie door de rechter
wordt mee genomen in de uitspraak;
– De administratieve lasten en kosten.
Op dit moment zijn nog te weinig onderzoeksgegevens beschikbaar om uitspraken
te doen over de resultaten van de pilotcommissies Verplichte GGz. Echter in
de pilotregio’s blijkt dat bij hen die direct betrokken zijn geweest
bij de hoorzittingen en bij de totstandkoming van de commissieadviezen de
aanvankelijke scepsis is vervangen door toenemend enthousiasme over de experimentele
multidisciplinaire adviescommissies.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink