25 600 X
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1998

nr. 12
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 7 november 1997

Inleiding

De Koninklijke landmacht beschikt over getrokken vuurmonden van het type M114 en zelfvoortbewegende vuurmonden van het type M109.Het einde van de levensduur van deze vuurmonden komt in zicht en daarmee tevens de noodzaak tot vervanging. In deze brief informeer ik u over de behoeftestelling (DMP-fase A).

Huidige inzet

De hoofdtaak van de veldartillerie is het uitschakelen van doelen in de diepte. Deze vuursteun versterkt de gevechtskracht van de manoeuvre-eenheden, vermindert hun kwetsbaarheid en vergroot hun vrijheid van handelen. De veldartillerie is ingedeeld op brigade- en divisieniveau en kan in alle denkbare scenario's worden ingezet. Op brigadeniveau is thans de gepantserde, zelfvoortbewegende vuurmond M109 ingedeeld, terwijl het divisieniveau naast de M109 en de getrokken vuurmond M114 ook over raketsystemen van het type «Multiple Launch Rocket System (MLRS)» beschikt. Tijdelijk beschikt de divisie voor opleidingsdoeleinden ook over getrokken vuurmonden van het type FH70.

Noodzaak van vervanging

Sinds eind jaren veertig beschikt de Koninklijke landmacht over 51 getrokken vuurmonden van het type M114A1. Deze vuurmonden zijn in 1989 gemodificeerd tot de M114/39. De modificatie beoogde de veldartillerie de noodzakelijke vergroting van het bereik tot 30 km te geven. Na ingebruikname bleek het meer dan 40 jaar oude materiaal echter niet tegen de hogere belastingen bestand te zijn (Kamerstuk 23 400 X, nr. 62, d.d. 7 juni 1994). Vanwege de onzekerheid over de technische en financiële risico's van een nieuwe modificatie, is destijds besloten de M114/39 uitsluitend nog in oorlogstijd te gebruiken en het systeem op korte termijn te vervangen. Om het personeel op getrokken vuurmonden geoefend te kunnen houden, zijn vijftien overtollige Duitse getrokken vuurmonden van het type FH70 verworven. Dit is echter niet meer dan een tijdelijke oplossing.

De vuurmond M109A2 stamt van een ontwerp uit de jaren vijftig en is ingevoerd in 1968. Inmiddels is basisonderhoud aan de 126 vuurmonden uitgevoerd (kamerstuk 23 400 X, nr. 23, d.d. 13 december 1993). Daardoor blijft de M109A2/90 tot ten minste 2005 technisch inzetbaar bij de parate eenheden. Ook daarna is het technisch mogelijk deze vuurmond in de bewapening te houden, maar moet rekening worden gehouden met oplopende exploitatiekosten.

De behoefte

Ter ondersteuning van de manoeuvre-eenheden op brigadeniveau leveren artillerie-eenheden zowel op kleine als op grote afstanden vuursteun. Door de artillerie-eenheden op divisieniveau worden vijandelijke artilleriesystemen op grotere afstanden bestreden. De artillerie-eenheden op de verschillende niveau's moeten in staat zijn elkaar te ondersteunen. Dit houdt in dat vaak van stelling moet worden veranderd. Deze flexibiliteit van taak en opstelling kan alleen worden bereikt door alle eenheden uit te rusten met zelfvoortbewegende vuurmonden.

Vijandelijke artillerie- en antitanksystemen blijken met moderne doelopsporingsmethoden steeds beter in staat gericht precisievuur uit te brengen. Bij operaties hoog in het geweldsspectrum is er daarom een groter risico dan voorheen te worden uitgeschakeld door vijandelijke wapensystemen. Bij operaties laag in het geweldsspectrum blijkt juist de dreiging van kleinkaliberwapens groot te zijn. Voorts blijft het risico bestaan dat eenheden geconfronteerd worden met NBC-strijdmiddelen. Het is daarom noodzakelijk dat de bemanning beschermd wordt tegen vijandelijk vuur en tegen een NBC-dreiging. Alleen een gepantserde vuurmond kan aan deze eisen voldoen.

De operationele waarde van artilleriesystemen wordt mede bepaald door hun dracht. Internationaal gaat de ontwikkeling in de richting van een grotere effectieve dracht. Deze ontwikkeling is uiteraard ook gaande bij mogelijke tegenstanders van onze krijgsmacht. Een groter bereik komt ook de flexibiliteit van de taken en indeling van artillerie-eenheden ten goede. Ook is er steeds meer behoefte aan middelen die op het juiste moment vuursteun leveren die enerzijds voldoende krachtig is om geloofwaardig over te komen en anderzijds precies en gedoseerd kan worden ingezet, zodat geen onnodige schade wordt toegebracht aan de omgeving. Thans beschikt de Koninklijke landmacht over vuurmonden met een effectieve dracht van maximaal 18 kilometer, op basis van de thans beschikbare munitie. Met een vuurmond van het kaliber 155mm is, in combinatie met de juiste schietbuis en de juiste munitie, een effectieve dracht van meer dan 38 kilometer mogelijk. Zowel de Verenigde Staten als Groot-Brittannië en Duitsland hanteren 155mm als standaard voor toekomstige systemen.

Aan bovengenoemde eisen kan worden voldaan met een zelfvoortbewegende, gepantserde vuurmond met een voldoende lange effectieve dracht. Thans beschikt de Koninklijke landmacht over zowel getrokken als zelfvoortbewegende vuurmonden. Het indelen van uitsluitend zelfvoortbewegende, gepantserde vuurmonden biedt voordelen op het gebied van legervorming, opleiding en oefening.

Invulling van de behoefte

Uitgangspunt is dat alle operationele eenheden van de Koninklijke landmacht geschikt moeten zijn voor hun taken. Uiteengezet is dat daarom de getrokken vuurmonden van het type M114 zo snel mogelijk moeten worden vervangen, net als de FH70-vuurmonden. De vuurmonden van het type M109 kunnen technisch gezien nog enige tijd in stand worden gehouden, hoewel in de toekomst meer en meer zal blijken dat deze vuurmonden voor een aantal scenario's een te korte dracht hebben. Het is echter aanvaardbaar de M109-vuurmonden, zolang ze nog technisch inzetbaar zijn, aan te houden. Om de exploitatiekosten na 2005 zoveel mogelijk te beperken, kunnen de M109-vuurmonden het best bij mobilisabele eenheden worden ingedeeld. De behoefte aan nieuw materieel is er vooral bij de parate eenheden van de veldartillerie, die ook voor uitzending in aanmerking komen. Hiervoor zijn ongeveer 60 nieuw te verwerven vuurmonden nodig. De vrijkomende M109-vuurmonden zullen worden gebruikt ter vervanging van de vuurmonden van het type M114 en FH70. Vanaf 2003 kunnen alle vuurmonden M114 en FH70 en een klein deel van de vuurmonden M109 worden afgestoten, zodat de Koninklijke landmacht omstreeks 2005 over nieuwe vuurmonden bij de parate eenheden en over M109-vuurmonden bij de mobilisabele eenheden kan beschikken. Als omstreeks 2013 het einde van de levensduur van de mobilisabele M109-vuurmonden echt bereikt is, zal de uiteindelijk gewenste samenstelling en omvang van de artillerie worden bezien.

Samenwerking

Duitsland voert voor een deel van zijn bestand aan vuurmonden vanaf 1998 de «Panzerhaubitze 2000» in. Deze zelfvoortbewegende vuurmond zal zowel op brigade- als op divisieniveau worden ingevoerd, en op termijn ook bij de Duitse eenheden in het Duits-Nederlandse legerkorps. Italië, Noorwegen, Denemarken en Zweden hebben te kennen gegeven dat zij overwegen deze vuurmond te verwerven. Groot-Brittannië heeft een deel van de M109's vervangen door de zelfvoortbewegende AS90 en is van plan op termijn alle vuurmonden te vervangen door een AS90 met een langere dracht. In de Verenigde Staten wordt thans de M109 omgebouwd tot een M109A6 (Paladin); met langedrachtmunitie heeft deze vuurmond een effectief bereik van 30 kilometer. Vanaf 2005 verwachten de Verenigde Staten de eveneens zelfvoortbewegende «Crusader» in te voeren, die een effectieve dracht van maximaal 50 kilometer heeft. Frankrijk beschikt over de gemodificeerde «Grande Cadence de Tir», ook bekend als de 155AUF1T. Deze vuurmond heeft een dracht van 32 kilometer. De mogelijkheden tot samenwerking worden in de voorstudiefase verder onderzocht.

Gerelateerde projecten

Thans worden bij de Koninklijke landmacht de «Remotely Piloted Vehicles (RPV)» ingevoerd en bevindt het project grondgebonden doelopsporingsmiddelen zich in de voorstudiefase (Kamerstuk 23 900 X, nr. 39, d.d. 26 januari 1995). Met de juiste doelopsporingsmiddelen is het mogelijk onder alle omstandigheden zowel vijandelijke manoeuvre-eenheden als vurende artilleriesystemen en mortieren op te sporen die een directe bedreiging vormen.

De nieuwe vuurmonden zullen gebruik maken van de aanwezige voorraden 155mm munitie. Thans loopt het project voor de verwerving van 600 stuks «Sensor Fuzed» granaten (Kamerstuk 25 000 X, nr. 34, d.d. 21 november 1996). Binnenkort kan hierdoor in een vrede-afdwingende operatie een brigade met 155mm-vuurmonden met dergelijke munitie worden ingezet. Ook de nieuwe vuurmond zal in staat zijn deze granaten te verschieten. Een initiële aanvulling van langedrachtmunitie is daarom in het project inbegrepen. Overigens is er op het gebied van de munitie al een samenwerkingsovereenkomst met Duitsland.

Er is voorts een belangrijke relatie met het vuursteun informatie systeem VUIST (Kamerstukken 25 000 X, nr. 57, d.d. 17 februari 1997 en nr. 64, d.d. 24 maart 1997). In het pakket van eisen voor de nieuwe vuurmonden zijn zodanige specificaties opgenomen, dat inbouwmogelijkheden voor VUIST-apparatuur en een koppeling tussen VUIST en het vuurmond «managementsysteem» is verzekerd.

Zoals gebruikelijk zal in de vervolgfasen van het project nadrukkelijk aandacht aan de gerelateerde projecten worden besteed.

Financiële consequenties

Het voorgestelde project omvat, naast de vuurmonden, voorzieningen voor inbouwapparatuur, zoals communicatiemiddelen, een «combat identification»-systeem en een «global positioning»-systeem. Ook zijn inbegrepen een initieel munitiepakket voor de lange dracht, de NBC-installaties, documentatie, uitrustingspakketten, gereedschappen, een initiële voorraad aan reservedelen en infrastructurele voorzieningen. Voor de thans voorgestelde investeringen is een bedrag gereserveerd van f 725 miljoen.

Personele consequenties

De vervanging van de vuurmonden M109, M114 en FH70 zal in ieder geval binnen de geldende personeelsplafonds worden uitgevoerd. Omdat moderne vuurmonden veelal een kleinere bemanning vergen en er waarschijnlijk minder vuurmonden nodig zijn om dezelfde effectiviteit te bereiken, kunnen er wellicht personele besparingen behaald worden. In de voorstudiefase zal dit nader worden onderzocht.

Voortzetting van het project

Ik ben voornemens, desgewenst na overleg met u, te beginnen met de voorstudiefase van het project. Over de uitkomsten hiervan zal ik u op de gebruikelijke wijze informeren.

De Staatssecretaris van Defensie,

J. C. Gmelich Meijling

Naar boven