Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 24587 nr. 858 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 24587 nr. 858 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 september 2022
Aanleiding
Op 20 mei 2022 heb ik uw Kamer geïnformeerd over het onderzoek dat PricewaterhouseCoopers (hierna: PwC) heeft verricht naar de financierbaarheid van de Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna: DJI)1. PwC constateert een onbalans tussen taken en middelen bij DJI, met – bij uitblijven van extra financiering of het nemen van maatregelen – een tekort oplopend tot € 398 mln. in 2032. Volgens PwC is een aantal aanzienlijke kostencomponenten – ICT, huisvesting, personeel en de veranderende populatie – onvoldoende verwerkt in het budget, waardoor de kwaliteit bij DJI onder druk kwam te staan. In de afgelopen jaren is hierop gereageerd door vooral incidentele maatregelen te treffen en investeringen uit te stellen.
Het kabinet wil van DJI weer een financieel gezonde en daarmee toekomstbestendige organisatie maken, door de taken en middelen weer in balans te brengen. Op die manier kan DJI ook in toekomst haar taken voor de veiligheid van haar medewerkers, de samenleving en justitiabelen op een kwalitatief verantwoorde wijze uitvoeren. Dit doet het kabinet door in de komende jaren maatregelen te treffen, zodat DJI de noodzakelijke investeringen in ICT, huisvesting en personeel kan doen en dat de begrote prijzen per product van DJI ook zoveel mogelijk de reële kosten reflecteren. De prijs per capaciteitsplaats zal daarmee stijgen. De investeringen komen onder andere ten goede aan de opleidingen voor personeel en een personeelsinzet die past bij de zwaarder geworden populatie in het gevangeniswezen.
Bij Voorjaarsnota 2022 (Kamerstuk 36 120, nr. 1) heeft het kabinet bekendgemaakt een structureel bedrag te investeren in DJI, dat oploopt tot € 170 mln. vanaf 2026. Daarnaast is aanvullend vanaf 2026 een structureel bedrag van € 40 mln. binnen de J&V begroting vrijgemaakt. Dit bedrag komt bovenop eerdere intensiveringen op het terrein van DJI, zoals de aanpak van voortgezet crimineel handelen in detentie en ondermijning. Dat alles maakt dat in de komende jaren de DJI-begroting groeit van € 2,8 mld. in 2022 naar € 3,1 mld. in 2027. De taken en middelen zijn hiermee echter nog niet volledig in balans gebracht. Van de problematiek van € 398 mln. in 2032 resteert structureel circa € 187 mln. Om dit tekort terug te dringen tref ik maatregelen. Er resteert nog een tekort van 46 miljoen in 2024 en circa 23 miljoen structureel. Ik heb meer tijd nodig om hier maatregelen voor te treffen, ik zal u daarom uiterlijk in het voorjaar 2023 informeren welke aanvullende maatregelen ik ga nemen om het resterende tekort in te vullen binnen DJI of de begroting van Justitie en Veiligheid.
Een maatregelenpakket van deze omvang vraagt om stevige en soms ook pijnlijke keuzes. Dit is echter noodzakelijk om de kwaliteit van de taakuitvoering te borgen in een veilige omgeving voor personeel, de maatschappij, gedetineerden en patiënten.
Leeswijzer
In het eerste deel van deze brief ga ik in op welke maatregelen ik wil treffen om de taken en middelen zoveel mogelijk weer in balans te brengen. De gesprekken en discussies over de maatregelen hebben ook het inzicht opgeleverd dat het wenselijk is te kijken naar doorontwikkeling en verbetering van het sanctiebestel. Ik grijp daarom dit moment aan om te bezien hoe ik hier concreet invulling aan kan geven. Daarop ga ik in het tweede deel van mijn brief in. Tot slot ga ik in op de overige ontwikkelingen naar aanleiding van het PwC-rapport.
In de afgelopen periode heb ik in nauw overleg met DJI en andere partners uitgangspunten vastgesteld die leidend zijn geweest bij de keuze van vier te treffen structurele maatregelen. Over deze uitgangspunten heb ik uw Kamer geïnformeerd bij brief van 1 september jl.2
In de afgelopen maanden is meermaals gesproken met mensen uit het werkveld, de centrale ondernemingsraad DJI en de vakbonden over de door PwC in kaart gebrachte maatregelen. Daarnaast is ook veelvuldig overlegd met ketenpartners, zoals de politie, het Openbaar Ministerie, de Raad voor de rechtspraak, de reclassering en het Centraal Justitieel Incassobureau. Ook is gesproken met het forensisch netwerk en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Doel van deze overleggen was het werkveld en de ketenpartners te informeren en mee te nemen in de zoektocht naar mogelijke maatregelen en met hen het effect daarvan te bepalen. Daarnaast zijn vanuit het werkveld en de ketenpartners suggesties meegegeven voor mogelijke maatregelen in de uitwerking. In de gesprekken zijn mogelijke maatregelen bij de ketenpartners en mensen uit het werkveld getoetst. Ik ben alle partijen erkentelijk voor de wijze waarop zij bereid zijn geweest om mee te denken, waaruit een grote betrokkenheid spreekt.
Op basis van de uitgangspunten en uitkomsten van de gevoerde gesprekken met het veld en ketenpartners, is een groot deel van de door PwC geopperde maatregelen afgevallen. Zo heb ik besloten niet over te gaan tot het niet uitvoeren van vrijheidsbenemende straffen tot zes maanden, omdat dit een te grote inbreuk maakt op de geloofwaardigheid van de rechtsstaat en onvoldoende rekenschap geeft van de belangen van slachtoffers. Ook heb ik besloten niet over te gaan tot het versoberen van de detentieomstandigheden, omdat dit ten koste gaat van de interne veiligheid en het humane detentiebeleid.
Omdat op dit moment het pakket van maatregelen onvoldoende is om het structurele tekort te dekken, worden aanvullende maatregelen in breed verband verkend. Van deze verkenning kunnen door PwC voorgestelde maatregelen onderdeel uitmaken, voor zover deze passen binnen de door mij eerder aangegeven uitgangspunten waaronder geen sluitingen of ontslagen bij DJI.
Vier maatregelen
PwC heeft geconstateerd dat de kostprijs per plaats te laag is. Om deze naar het juiste niveau te brengen en de taken en middelen van DJI weer in balans te brengen, tref ik vier maatregelen. Deze maatregelen zal ik nader toelichten:
1) Gevangeniswezen: bevriezen capaciteit op huidige niveau
2) Herinvoeren van eigen bijdrage forensische zorg
3) Uitstel bovenwettelijke verduurzaming gebouwen
4) Besparingen op de bedrijfsvoering DJI
In de bijlage van deze brief treft u de financiële tabel aan waarin deze maatregelen voor de komende begrotingsperiode verwerkt zijn.
Ad 1. Gevangeniswezen: bevriezen capaciteit op huidige niveau
Op basis van het Prognosemodel Justitiële ketens (PMJ) wordt de behoefte aan celcapaciteit bij DJI geraamd. De komende jaren wordt een stijging voorzien van de capaciteitsbehoefte bij het gevangeniswezen. De laatste twee jaar blijkt in de praktijk een fors lagere bezetting dan voorspeld is in de ramingen3. Ook nadat alle coronamaatregelen zijn ingetrokken, blijft de bezetting onder het voorspelde niveau. Daarom maak ik op dit moment de keuze om de capaciteit op het huidige niveau te bevriezen, ofwel 11.100 plaatsen. Er worden geen medewerkers ontslagen of gebouwen afgestoten. DJI heeft namelijk het huidige gebouwenbestand nodig om de 11.100 plaatsen te realiseren. Vanzelfsprekend zal bij het opstellen van de begroting voor 2024 rekenschap worden gegeven van de uitkomsten van de nieuwe PMJ-ramingen, die later dit jaar zullen worden opgesteld.
Daarnaast zullen in de komende jaren veel renovaties plaatsvinden. Deze renovaties zijn noodzakelijk, vanwege het waarborgen van de continuïteit van gebouwen. Hierdoor zal een deel van de capaciteit tijdelijk niet beschikbaar zijn. Deze renovaties worden opgevangen binnen de bestaande (reserve)capaciteit. PwC ging in haar analyse uit van het opvangen van de renovaties in extra gebouwen. Met de huidige inzichten ten aanzien van de bezetting kan dit echter binnen het bestaande gebouwenbestand worden opgevangen.
Door het bevriezen van de intramurale capaciteit, is er een risico dat deze op enig moment niet meer volstaat. Daarom werk ik in de komende periode beheersingsmaatregelen uit die zien op het beperken van de instroom en bevorderen van de uitstroom. Deze kunnen worden ingezet indien er daadwerkelijk een intramuraal capaciteitstekort dreigt te ontstaan. Dat doe ik door middel van:
a) Aanpassingen ten aanzien van de Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA)
– Met de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen op 1 juli 2021 is het mogelijk geworden dat gedetineerden met re-integratieverlof voor extramurale arbeid4 in een BBA kunnen verblijven tijdens de laatste fase van hun detentie. Gedetineerden die hebben gewerkt aan hun re-integratiedoelen en een baan of dagbesteding hebben verworven, komen na een zorgvuldige afweging ten aanzien van gedrag, risico en slachtofferbelangen voor plaatsing in de BBA in aanmerking. Ze mogen de penitentiaire inrichting (PI) verlaten voor hun arbeid of dagbesteding. Deze capaciteitsplaatsen zijn goedkoper dan plaatsen in een reguliere PI. Door het verruimen van de plaatsingsvoorwaarden, kan ruimer gebruik worden gemaakt van deze (goedkopere) BBA-capaciteit. Op die manier wordt de reeds beschikbare capaciteit van de BBA beter benut.
– Zelfmelders5 kunnen direct in een Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA) worden geplaatst indien de bezetting van de BBA dit toelaat. In de BBA’s krijgen gedetineerden de mogelijkheid om overdag aan externe dagbesteding deel te nemen waardoor er feitelijk sprake is van nacht- en weekenddetentie. Bij de toekenning van de zelfmeldstatus wordt een risico-inschatting gedaan. Op moment dat het risico als laag wordt ingeschat, krijgt de veroordeelde een zelfmeldstatus en mag de veroordeelde zijn detentie thuis afwachten. Daarom acht ik deze beheersingsmaatregel, waarbij een veroordeelde met een zelfmeldstatus in een lager beveiligd regime wordt geplaatst, verantwoord.
Indien er door de hierboven beschreven beheersingsmaatregelen bij de BBA’s capaciteitsdruk zou ontstaan door verhoging van de instroom, wil ik als beleid voeren dat aan het eind van de BBA-periode voorafgaand aan de voorwaardelijke invrijheidsstelling, ruimer verlof kan worden verleend. Aan dat verlof zal dan de voorwaarde worden gesteld dat de betrokkene op bepaalde momenten, zoals ’s nachts en in het weekend, thuis moet doorbrengen. Hierop wordt toegezien door middel van een enkelband. Zoals hierboven gemeld zal deze vorm van elektronische monitoring worden toegepast voor zover de BBA-capaciteit niet toereikend is. Het thuis doorbrengen van de straf met elektronische monitoring dient nog verder uitgewerkt te worden. Dit zal in nauwe afstemming met de ketenpartners gebeuren.
b) Zelfmelders oproepen op basis van beschikbare capaciteit
Zelfmelders worden zoveel mogelijk binnen de standaard oproeptermijnen opgeroepen om hun detentie uit te zitten, waarbij de beschikbare capaciteit altijd leidend is. Zoals hierboven beschreven, verruimen we de mogelijkheden voor plaatsing van zelfmelders in de penitentiaire inrichtingen met de inzet van BBA-plaatsen. Indien zelfmelders vanwege capaciteitsgebrek niet kunnen worden geplaatst, zullen wachtlijsten ontstaan. Daardoor neemt de tijd tussen het vonnis en het uitvoeren van de straf toe.
Ik zal het effect van bovenstaande beheersingsmaatregelen monitoren en indien nodig aanvullende beheersingsmaatregelen uitwerken, om daarover met uw Kamer in gesprek te gaan.
Door het bevriezen van de beschikbare capaciteit en het treffen van de beheersingsmaatregelen wordt ongeveer € 110 mln. herschikt. Hiernaast reserveer ik middelen (€ 13 mln.) uit het Coalitieakkoord, die bestemd zijn voor de aanpak voor personen met verward en onbegrepen gedrag. Deze middelen zijn onderdeel van de reeks voor het versterken van de preventie-aanpak. Indien de beheersmaatregelen in deze brief onvoldoende blijken om eventuele tekorten op te vangen worden deze middelen via herprioritering ingezet.
Ad 2. Herinvoeren van eigen bijdrage forensische zorg
De tweede maatregel betreft het herinvoeren van de eigen bijdrage van cliënten voor hun verblijf in de forensische zorg. Deze eigen bijdrage is afgeschaft met de inwerkingtreding van de Wet forensische zorg, middels een amendement van het lid Bouwmeester. Uw Kamer vond het onwenselijk dat een gedetineerde of tbs´er opgelegde noodzakelijke forensische zorg zelf zou moeten betalen. De uitwerking in de praktijk is aanleiding om dit te heroverwegen. In forensische zorginstellingen verblijven zowel forensische cliënten als cliënten die op basis van andere wetgeving zijn opgenomen. Die laatste categorie moet momenteel wél een eigen bijdrage betalen, de forensische cliënten niet. Vanuit het oogpunt van gelijkheid voor de cliënten vind ik dit onwenselijk. Ik wil daarom de inkomensafhankelijke eigen bijdrage herinvoeren. Indien een justitiabele niet over een inkomen beschikt, zal geen eigen bijdrage worden gevraagd. Ik bereid daarom een wijziging van de Wet forensische zorg voor. Deze maatregel levert naar verwachting € 4 mln. op.
Ad 3. Uitstel bovenwettelijke verduurzaming gebouwen
Een groot deel van de door PwC geconstateerde problematiek betreft stijgende kosten voor huisvesting. De inrichtingen van DJI vergen in de komende jaren grootschalige renovaties die achtereenvolgens aangepakt moeten worden. Het aandeel kosten voor verduurzaming daarin is volgens PwC een bedrag dat de komende jaren oploopt tot € 28 mln. Dit bedrag is gebaseerd op het verduurzamen van het gebouwenbestand tijdens geplande renovaties. Daarbij worden de inrichtingen toekomstvast aangepakt, zodat ze de komende 30 jaar meegaan. Gelet op de eerder geformuleerde uitgangspunten (er worden geen inrichtingen gesloten, de veiligheid van DJI-medewerkers, de samenleving en justitiabelen staat voorop), zal DJI renovaties uit blijven voeren. Daarbij zal worden voldaan aan vigerende wet- en regelgeving, op het gebied van duurzaamheid, gelet op de vergunningverlening voor de renovatie. Vanwege de financiële problematiek bij de renovaties zal echter vooralsnog geen rekening gehouden worden met (toekomstige) kabinetsambities, doelstellingen of in ontwikkeling zijnde wet- en regelgeving op het gebied van duurzaamheid. Op dit moment wordt gewerkt aan de plannen voor verduurzaming van het rijksvastgoed en de (toekomstige) kabinetsambities op het gebied van duurzaamheid. Op basis van de renovatie/verduurzamingsplannen van DJI zal ik de komende periode in gesprek gaan over de (noodzaak voor extra) benodigde financiële middelen voor de verduurzaming en de mogelijkheden om wel bovenwettelijke stappen te zetten. Dit speelt voor het hele vastgoed van J&V. Hierbij worden onder meer de middelen voor verduurzaming van maatschappelijk vastgoed betrokken.
Ad 4. Besparingen op de bedrijfsvoering DJI
Daarnaast zie ik ruimte om voor € 5 mln. overige maatregelen te treffen in de bedrijfsvoering. Dat ziet op het besparen op de kosten voor kantoorpanden en externe inhuur en het minder hard laten groeien van de opleidingsbudgetten voor DJI-personeel. Ik constateer dat DJI voor een deel van het volgens PwC benodigde opleidingsbudget inmiddels vanuit ondermijningsgelden budget heeft gekregen. Dit biedt de mogelijkheid om het totale opleidingsbudget met € 4 mln. minder te laten groeien, daarmee kunnen we door blijven gaan met investeren in de kwaliteit van personeel. Het opleidingsbudget is hiermee nog altijd hoger dan het convenant «Werken aan een solide personeelsbeleid» dat in 2021 af liep.
Om de onbalans tussen de taken en middelen bij DJI op te lossen heeft het kabinet structureel middelen vrij gemaakt. Daarnaast tref ik bovenstaande maatregelen om het tekort terug te dringen. Ondanks deze inzet resteert een tekort van € 46 mln. in 2024 en een structureel tekort met een omvang van ongeveer € 23 mln. in 2028. Bij Voorjaarsnota 2023 informeer ik u nader over hoe met dit resterende tekort zal worden omgegaan.
Naast het op korte termijn in balans brengen van de taken en middelen bij DJI, vind ik het nodig om voor de lange termijn te kijken naar mogelijkheden voor verbeteringen en doorontwikkeling in het sanctiestelsel en de sanctietoepassing. Uw Kamer heeft mij ook opgeroepen met de motie van het lid Sneller c.s. om alternatieve straffen te bezien in het licht van de financiële problemen bij DJI6. Deze motie volgde na een brief van Reclassering Nederland van 14 juni 2022 aan de vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid7. Tevens is eerder een advies door de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (hierna: RSJ) uitgebracht, waarin werd gepleit voor het terugdringen van korte detenties door het benutten van alternatieve sancties8.
Gelet hierop ben ik een verkenning gestart naar een mogelijke doorontwikkeling van het sanctiestelsel en de sanctietoepassing. Voor de zomer van 2023 verwacht ik uw Kamer hierover te kunnen informeren.
In mijn gesprekken met de ketenpartners is tot nu toe naar voren gekomen dat vooral voor lichtere delicten kansen liggen om met nieuwe of aanvullende sanctiemodaliteiten meer maatwerk toe te passen waarmee nog beter dan nu rekening kan worden gehouden met de omstandigheden van de justitiabele, zoals het behoud van werk of huisvesting. Bij zware misdrijven is detentie de enige passende straf.
In dit licht verken ik hoe het sanctiearsenaal van de rechter zou kunnen worden uitgebreid, zodat de rechter meer mogelijkheden heeft om op de persoon van de verdachte toegesneden te sanctioneren. Omdat het hiervoor essentieel is dat de rechter over alle voor hem noodzakelijke informatie kan beschikken, ga ik tevens na of op dit vlak verbeteringen nodig zijn. Bij de uitwerking van maatregelen zal het realiseren van de strafdoelen (vergelding, genoegdoening, afschrikking en het voorkomen van recidive) voorop staan.
Bij de verkenning betrek ik verschillende door Reclassering Nederland en RSJ gedane aanbevelingen, waar ik met interesse kennis van heb genomen. Ik denk hierbij onder meer aan invoering van vormen van elektronische detentie als hoofdstraf (dus opgelegd door de rechter), als alternatief voor kortlopende vrijheidsstraffen. Zoals ik ook heb aangegeven in mijn reactie op eerdergenoemd advies van de RSJ9, is er reeds eerder sprake geweest van wetsvoorstellen op het gebied van elektronische detentie, die het uiteindelijk niet hebben gehaald, en waarbij verschillende bezwaren aan de orde zijn geweest. Deze zullen dan ook zorgvuldig moeten worden gewogen bij de verdere uitwerking. Van belang daarbij is bijvoorbeeld hoe elektronische detentie wordt ingevuld (kale thuisdetentie met enkelband of omkleed met begeleiding en voorwaarden, zoals deelname aan het arbeidsproces of aan dagbesteding of het volgen van een opleiding) en in welke gevallen dit kan worden opgelegd.
In verband met de motie van het lid Groothuizen c.s. verken ik momenteel of invoering van een vervangende taakstraf bij het niet betalen van een geldboete zinvol kan zijn, daarbij bezie ik ook de mogelijkheid van het doen van een proef10. Deze verkenning neemt meer tijd in beslag dan voorzien. Omdat de vervangende taakstraf ook door de RSJ en Reclassering Nederland is aanbevolen, zal ik mijn besluit ten aanzien van deze modaliteit betrekken in de in deze brief aangekondigde verkenning.
In deze verkenning kijk ik ook naar verruiming van het maximum aantal op te leggen taakstrafuren. Dit kan rechters helpen toch voor een taakstraf te kiezen in zaken waarbij de taakstraf een wat steviger karakter zou moeten hebben dan nu maximaal is toegelaten. Ook overweeg ik een (her)introductie van de leerstraf, waarbij een taakstraf wordt gecombineerd met trainen, begeleiden en leren, zodat iemand bijvoorbeeld een diploma kan halen, er meer kansen op de arbeidsmarkt kunnen ontstaan en de kans op het voldoen van een schadevergoeding aan een slachtoffer kan worden vergroot.
Tot slot betrek ik in de verkenning een uitbreiding van de mogelijkheden van lager beveiligde vormen van detentie om de gewenste effecten voor re-integratie en resocialisatie in de maatschappij te verbeteren.
Dergelijke mogelijke wijzigingen van het sanctiestelsel en de sanctietoepassing vragen om tijd én betrokkenheid van veel (maatschappelijke) organisaties, de strafrechtsketen en onderdelen van mijn ministerie. In de komende periode zal zorgvuldig moeten worden afgewogen in welke gevallen nieuwe sanctievormen wenselijk zijn, hoe deze eruit kunnen zien, wie hiervoor in aanmerking zouden kunnen komen en onder welke voorwaarden. Daarbij wil ik ook kijken hoe het effect op de afzonderlijke strafdoelen kan worden verbeterd. Ook zullen de financiële consequenties nader in beeld dienen te worden gebracht voordat kan worden besloten tot het in voorbereiding nemen van de benodigde wetgeving. Bij de verkenning zal ik de ketenpartners betrekken en gebruik maken van de uitkomst van (lopend) wetenschappelijk onderzoek naar het effect van sancties11.
Naar aanleiding van een aantal constateringen in het rapport van PwC, zijn de volgende ontwikkelingen in gang gezet:
1) Nieuw kostprijsmodel DJI
De geconstateerde onbalans tussen de opdracht en middelen voor DJI komt deels voort uit het feit dat structurele problemen incidenteel zijn opgelost of zijn uitgesteld. Door nu duurzame maatregelen te nemen kunnen kostencomponenten zoals ICT, huisvesting en opleidingen meerjarig van dekking worden voorzien.
Om dit vervolgens structureel te verankeren in de kostprijs zal DJI samen met het bestuursdepartement werken aan een nieuw kostprijsmodel, waarbij het streven is dat dit voor het einde van 2023 gereed zal zijn.
2) Informatiepositie en informatie-uitwisseling bestuursdepartement en DJI
Daarnaast heeft PwC ook een aanbeveling gedaan over het verbeteren van de informatiepositie en informatie-uitwisseling tussen bestuursdepartement en DJI. Voor besluitvorming over kostenontwikkelingen en budgettaire gevolgen van keuzes (beleid of bedrijfsvoering) is het essentieel dat DJI en het bestuursdepartement over de juiste informatie beschikken. Zoals reeds aangegeven in mijn brief van 20 mei 2022 is de opvolging van deze aanbeveling expliciet onderdeel van de agentschapsdoorlichting van DJI12. Het is de bedoeling deze agentschapsdoorlichting voor de zomer van 2023 af te ronden.
3) Voorafgaand toezicht bij DJI
Naar aanleiding van onbalans tussen taken en middelen van DJI is voor het resterende deel van 2022 voorafgaand toezicht ingesteld met als doel het begrotingsbeheer en het financieel beheer te optimaliseren. Hierna zal geëvalueerd worden of het voorafgaand toezicht wordt voorgezet. Met de huidige voorliggende maatregelen is reeds een eerste stap gezet om DJI op een toekomstig bestendige wijze te voorzien van voldoende financiering van haar opdracht. Dit zal tevens worden belicht in de agentschapsdoorlichting.
Tot slot
Zoals eerder aangegeven, om tot de geschetste maatregelen te komen zijn er stevige en soms pijnlijke keuzes gemaakt, zodat DJI haar kerntaken kan blijven uitvoeren op een kwalitatief verantwoorde manier. Bij deze keuzes staat centraal dat DJI ook in de toekomst haar taken voor de veiligheid van haar medewerkers, de samenleving en justitiabelen kan uitvoeren. Ik verwacht dat ik hiermee de basis bij DJI weer op orde kan brengen. Over mijn voorstel wissel ik graag met uw Kamer van gedachten tijdens het geplande commissiedebat Gevangeniswezen en TBS van medio oktober. Daarnaast zullen in de komende tijd de beheersingsmaatregelen nader worden uitgewerkt. Ik zal daar het werkveld van DJI en de ketenpartners bij betrekken en daar uw Kamer in het voorjaar van 2023 over informeren.
Daarnaast wordt, zoals aangegeven, in de komende tijd gewerkt aan de nadere verkenning van de mogelijke verbeteringen in het sanctiestelsel en de sanctietoepassing, waar ik uw Kamer voor de zomer van 2023 over zal informeren.
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
Onderstaande tabel geeft de verwerking voor de komende begroting weer van de in deze brief genoemde maatregelen
Bij Voorjaarsnota 2023 informeer ik u nader over hoe met dit resterende tekort zal worden omgegaan.
Beleidskeuze uitgelegd Onderbouwing doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie (CW 3.1) |
|
---|---|
1. Doel |
Doel van de maatregelen is van DJI weer een financieel gezonde en daarmee toekomstbestendige organisatie maken, door de taken en middelen weer in balans te brengen. Op die manier kan DJI ook in toekomst haar taken voor de veiligheid van haar medewerkers, de samenleving en justitiabelen op een kwalitatief verantwoorde wijze uitvoeren. |
2. Beleidsinstrument(en) |
Er is sprake van twee beleidsinstrumenten: 1) wetgeving en 2) sturing van de uitvoering. De eerste betreft de aanpassing van de Wet forensische zorg ten behoeve van de invoering van de eigen bijdrage voor verblijf in de forensische zorg. De tweede betreft de aansturing van DJI waarbij DJI de opdracht krijgt om voor het gevangeniswezen de capaciteit op het huidige niveau te bevriezen, ofwel 11.100 plaatsen. Daarnaast worden in de komende periode beheersingsmaatregelen uitgewerkt, die kunnen worden ingezet indien er daadwerkelijk een intramuraal capaciteitstekort dreigt te ontstaan. Ten behoeve hiervan wordt ook naar het juiste juridische instrumentarium gekeken. Verder wordt de bovenwettelijke verduurzaming van gebouwen uitgesteld en zal DJI besparen op de bedrijfsvoering. |
3A. Financiële gevolgen voor het Rijk |
Nee. |
3B. Financiële gevolgen voor de maatschappelijke factoren |
|
4. Nagestreefde doeltreffendheid |
Door het treffen van de genoemde maatregelen, worden de taken en middelen bij DJI weer in balans gebracht. |
5. Nagestreefde doelmatigheid |
De kosten van DJI worden bepaald door de hoeveelheid justitiabelen en de prijs per justitiabele. Onder andere door de bestaande capaciteit te bevriezen, wordt ruimte gecreëerd om te investeren in huisvesting, ICT en personeel. Indien er daadwerkelijk een intramuraal capaciteitstekort dreigt te ontstaan, worden beheersingsmaatregelen ingezet die goedkoper zijn dan reguliere detentieplekken. |
6. Evaluatieparagraaf |
De voortgang en het effect van de maatregelen wordt onderdeel van de reguliere planning & controlcyclus van DJI. Via het geldende sturingsmodel van Justitie en Veiligheid wordt dit gemonitord en waar nodig bijgestuurd. Voor wetswijzigingen zullen eerst uitvoeringstoetsen en vervolgens invoeringstoetsen uitgevoerd worden. |
Dit betreft arbeid verricht buiten de inrichting ten behoeve van een derde, alsmede het volgen van een dagopleiding buiten de inrichting.
Een zelfmelder is een persoon die is veroordeeld voor een vrijheidsbenemende straf en een oproep krijgt zichzelf te melden bij een gevangenis. Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) bepaalt of een persoon die is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf in aanmerking komt voor de status van zelfmelder.
Waaronder het WODC-onderzoek, waarbij wordt gekeken naar het effect van korte detenties op de vijf basisvoorwaarden voor en na detentie, zoals aangegeven in mijn beleidsreactie op het RSJ-advies «korte detenties nader bekeken». Kamerstuk 29 279, nr. 687.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24587-858.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.