nr. 380
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 maart 2010
Hierbij bied ik u het Inspectierapport doorlichting PI Utrecht, locatie
Nieuwegein, van de Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt) aan.1
Bevindingen van de ISt
De ISt heeft in oktober 2009 een doorlichting uitgevoerd bij de PI Utrecht,
locatie Nieuwegein. Tijdens de doorlichting van locatie Nieuwegein stond de
helft van de inrichting leeg vanwege een verbouwing. Toch kon de Inspectie
zich een goed beeld vormen van de gang van zaken.
In het algemeen toont de Inspectie zich tevreden over de wijze waarop
in Nieuwegein de detentieprocessen worden uitgevoerd. Zij plaatst met name
kanttekeningen bij de mate waarin aan die uitvoering beleid ten grondslag
ligt en zij signaleert een gebrek aan borging van de uitvoering. Volgens de
ISt moeten beleid en borging op een hoger plan worden gebracht.
Wat betreft de rechtspositie van de gedetineerden zijn volgens de ISt
verbeteringen nodig ten aanzien van introductie en huisregels, activiteitenprogramma
en voeding. De inrichting moet de huisregels actueel maken en deze in andere
talen beschikbaar stellen. Over de interne veiligheid is de Inspectie gematigd
positief, als het gaat om preventie en beheersing van calamiteiten. De ISt
vindt het verder belangrijk dat er op meer posities camera’s worden
geplaatst.
De ISt oordeelt negatief over de uitvoering van het drugsontmoedigingsbeleid
en wijst erop dat daardoor geen adequate invulling wordt gegeven aan de steekproefsgewijze
urinecontroles. Op het gebied van interne communicatie constateert de ISt
dat er onvoldoende garantie is dat de informatie de relevante geledingen van
de organisatie bereikt. Daarin speelt ook de regelmatige uitval van het werkoverleg
een rol.
Beleidsreactie op aanbevelingen
Naar aanleiding van de uitgevoerde doorlichting heeft de ISt een groot
aantal aanbevelingen gedaan. Alle aanbevelingen van de ISt worden in beginsel
overgenomen. Er is een plan van aanpak opgesteld waarin staat beschreven op
welke wijze de aanbevelingen worden uitgevoerd en hoe de borging binnen de
inrichting is geregeld.
Op een aantal van de aanbevelingen ga ik hieronder nader in.
Conform de aanbeveling van de ISt wordt een systematische monitoring en
evaluatie van het activiteitenprogramma en de uitval van activiteiten ingevoerd,
op basis waarvan maatregelen kunnen worden getroffen om uitval georganiseerd
op te vangen. De dienstinstructies worden geactualiseerd, waarbij met voorrang
wordt gewerkt aan de dienstinstructies van kritische processen als luchten
en bezoek. De aanbeveling van de ISt met betrekking tot de urinecontroles
wordt eveneens overgenomen. Het percentage gedetineerden dat wekelijks gemiddeld
aan een steekproefsgewijze urinecontrole dient te worden onderworpen, wordt
vastgelegd en de uitvoering wordt geregistreerd.
De aanbeveling om een dekkend cameratoezicht op risicolocaties als trappenhuizen
en in de gang voor het relatiebezoek te realiseren, wordt overgenomen. Voorts
wordt de interne communicatie verbeterd, onder meer door het structureel laten
plaatsvinden van werkoverleg. De invoering van een nieuwe roostersystematiek
(in het kader van het project Optimalisering personele inzet) maakt dit mogelijk.
Eind 2010 zal de effectiviteit van de communicatiestructuur in overleg met
de medezeggenschap worden geëvalueerd.
Enkele aanbevelingen van de ISt zullen worden meegenomen in het kader
van de implementatie van het Programma modernisering gevangeniswezen (MGW).
Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanbevelingen met betrekking tot bejegening,
de invoering van het mentoraat en het reïntegratiebeleid. Over de voortgang
van het Programma MGW wordt uw Kamer separaat geïnformeerd via de voortgangsrapportages
MGW.
Een kernpunt van MGW vormt de persoonsgerichte aanpak van de gedetineerden.
Het gaat om maatwerk gebaseerd op een zorgvuldige screening, observatie en
selectie van gedetineerden bij binnenkomst. Bij de daarop volgende plaatsing
wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met kwetsbare gedetineerden. Op deze
wijze wordt de facto invulling gegeven aan de aanbeveling van de ISt om nader
beleid te ontwikkelen voor de omgang met kwetsbare gedetineerden die niet
op een Bijzondere zorgafdeling (voortaan: Extra zorgvoorziening) zijn geplaatst.
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin