24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Nr. 610 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 september 2021

De gevolgen van schulden zijn ingrijpend voor iedereen die er mee te maken krijgt: de burger, de schuldeiser en de maatschappij. Met de Brede Schuldenaanpak zet ik daarom in op het voorkomen van schulden, het ontzorgen en ondersteunen van mensen als zij toch met (problematische) schulden te maken krijgen en zorgvuldige en maatschappelijk verantwoorde incasso. Uw Kamer heeft twee moties aangenomen die gericht zijn op het beter ondersteunen van mensen met schulden. In september 2020 is de motie van het lid Segers c.s.1 aangenomen die de regering verzoekt om te komen tot een Waarborgfonds dat garant staat voor saneringskredieten. Ook vraagt de motie met betrokken partijen te verkennen op welke wijze en onder welke voorwaarden dit Waarborgfonds breed toegankelijk kan zijn. In december 2019 is een gewijzigde motie van de leden Peters (CDA) en Jasper van Dijk (SP) aangenomen die de regering vraagt te onderzoeken hoe en met welke consequenties invoering van een uitzonderingsjaar mogelijk is waarin alle door de overheid gecreëerde en oninbare verhogingen worden kwijtgescholden.2 Met deze brief informeer ik u over de stand van zaken rond deze moties.

Waarborgfonds saneringskredieten

Bij het Aanvullend sociaal pakket is, als onderdeel van het steun- en herstelpakket van het kabinet, € 30 miljoen gereserveerd om een Waarborgfonds in te richten.3 Met dit fonds wordt het gemakkelijker om saneringskredieten in te zetten. Met saneringskredieten ontvangen de schuldeisers in één keer het bedrag dat in een schuldregeling is overeengekomen van de kredietbank, tegen finale kwijting van de restschuld. Mensen met schulden houden zo alleen de kredietbank over als schuldeiser, waardoor zij minder stress ervaren. Tijdens het Kamerdebat over het economisch steunpakket van 2 juni 2021 (Handelingen II 2020/21, nr. 83, items 2 en 6) heeft mijn voorganger toegezegd u te informeren over de voortgang van het Waarborgfonds.

In de afgelopen maanden zijn vele gesprekken gevoerd met betrokken partijen (o.a. NVVK, kredietbanken, het Jongeren Perspectieffonds en SchuldHulpMaatje) over de werking van het Waarborgfonds. Mijn voorganger heeft u hier eerder over geïnformeerd bij brief van 11 maart 2021 over Armoede- en schuldenbeleid.4 In deze brief is hij ook ingegaan op de pilots van Schuldhulpmaatje en het Jongeren Perspectieffonds waarmee de brede toegankelijkheid van het Waarborgfonds wordt vormgegeven. Deze pilots zijn inmiddels gestart.

Veel gemeenten bieden nu geen saneringskredieten aan door de onbekendheid met het instrument en doordat gemeenten huiverig zijn voor het financiële risico van saneringskredieten. Als iemand het saneringskrediet niet kan terugbetalen aan de kredietbank, staat de gemeente garant voor dit verlies. Het Waarborgfonds wordt een fonds met een revolverend karakter waarmee dit financiële risico kan worden afgedekt. Voor elk saneringskrediet waarvoor een kredietbank dekking uit het Waarborgfonds wenst, betaalt de kredietbank een risicopremie. Dit betreft een storting in het Waarborgfonds ter hoogte van een percentage van het saneringskrediet. Daarbij is sprake van premiedifferentiatie, waarbij de premie hoger is voor saneringskredieten met een hoger risicoprofiel. Hiermee wordt risicoselectie voorkomen. De fondsbeheerder van het Waarborgfonds stelt voorwaarden op waaraan saneringskredieten die dekking wensen vanuit het Waarborgfonds dienen te voldoen. Dit is relevant voor landelijke schuldeisers, schept duidelijkheid richting schuldenaren en maakt het mogelijk om saneringskredieten snel in te zetten.

Het beheer van het Waarborgfonds zal worden ondergebracht bij de Stichting Toegang Bemiddeling Beheer Gelden, die voortaan Stichting Bemiddeling en Fondsbeheer (SBF) zal worden genoemd. Deze Stichting is in 2013 opgericht door de NVVK (koepel van kredietbanken). De Stichting zet zich in voor het uitwisselen en verspreiden van kennis en ervaring tussen kredietbanken. Er is draagvlak bij de kredietbanken om het beheer van het Waarborgfonds bij deze Stichting onder te brengen. De middelen voor het Waarborgfonds worden als subsidie aan de SBF verstrekt.

Eerder was de verwachting dat het Waarborgfonds medio 2021 operationeel kon zijn. Het uitwerken van de precieze subsidievoorwaarden waaronder de middelen kunnen worden verstrekt, vergt evenwel meer tijd. Ook heeft de SBF tijd nodig om te komen tot voorwaarden waaronder saneringskredieten voor risicodekking uit het Waarborgfonds in aanmerking kunnen komen. Ik verwacht dat het Waarborgfonds in het najaar van 2021 kan starten.

In de tussentijd wordt gewerkt aan het vergroten van de bekendheid van saneringskredieten bij gemeenten als onderdeel van het NVVK-arrangement. Het NVVK-arrangement is een verzamelpakket van initiatieven gericht op versnelling van schuldhulpverlening. Onderdeel van dit arrangement is onder andere het collectief schuldregelen, het schuldenknooppunt en saneringskredieten. De inzet heeft effect. In 2020 lag het aantal saneringskredieten (9.870) voor het eerst hoger dan het aantal schuldbemiddelingen (7.592). Dit betekent dat bij 56% van de schuldregelingen is gekozen voor een saneringskrediet. In 2019 was bij 45% van alle schuldregelingen sprake van een saneringskrediet. Het afsluiten van een saneringskrediet bij een schuldregeling vergroot de kans op een succesvolle afronding van een schuldregeling aanzienlijk.5 Ik heb er vertrouwen in dat het percentage saneringskredieten nog meer zal stijgen als het Waarborgfonds beschikbaar is, zodat steeds meer mensen met schulden en schuldeisers kunnen profiteren van de voordelen van het saneringskrediet.

Uitzonderingsjaar ophogingen

In december 2019 is de gewijzigde motie van de leden Peters (CDA) en Jasper van Dijk (SP) aangenomen die de regering vraagt te onderzoeken hoe en met welke consequenties invoering van een uitzonderingsjaar mogelijk is waarin alle door de overheid gecreëerde en oninbare verhogingen worden kwijtgescholden.6

Voor dit onderzoek heeft mijn voorganger aan Panteia en Hogeschool Utrecht verzocht in kaart te brengen welke ophogingen door de incasso van overheidsorganisaties ontstaan en de opbrengsten van een uitzonderingsjaar te doordenken. Om de vraag in de motie te kunnen beantwoorden is onderzocht hoe groot de rol is van de overheid als schuldeiser, hoe vaak grote overheidsorganisaties vorderingen ophogen, welke mogelijkheden er zijn om ophogingen te voorkomen en te kwijten en welke rol een uitzonderingsjaar zou kunnen spelen bij het terugdringen van schuldsituaties waarin burgers klem zitten. Met deze brief bied ik het onderzoeksrapport aan uw Kamer aan7.

Belangrijkste bevindingen uit het onderzoek

Het onderzoek laat zien dat invoering van een uitzonderingsjaar waarin alle door de overheid gecreëerde en oninbare verhogingen worden kwijtgescholden niet nodig dan wel wenselijk is.

  • 1. Een uitzonderingsjaar biedt alleen soelaas voor de groep mensen die nog geen problematische schulden heeft, anders is kwijtschelding van de ophoging alleen onvoldoende. Er is dan meer nodig, ook ten aanzien van de initiële vordering zelf.

  • 2. Een uitzonderingsjaar is een oplossing als er nauwelijks private schulden zijn. Uit het onderzoek blijkt dat juist private partijen de grootste schuldeiser zijn. Als de door de overheid gecreëerde en oninbare verhogingen worden kwijtgescholden blijven er naast de initiële vordering nog grote schulden aan private schuldeisers over, met een gemiddelde van 71% op de gehele schuldenlast.

  • 3. Er zijn al mogelijkheden om mensen met schulden meer ruimte te bieden zoals de noodstopprocedure, de algehele kwijtschelding die is opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en sinds april 2021 mogen overheden die sociale zekerheidswetten uitvoeren gaan meewerken tegen finale kwijting aan schuldregelingen.

Reactie op het rapport

Gezien de uitkomsten van het onderzoek zie ik op dit moment geen aanleiding om tot invoering van een uitzonderingsjaar over te gaan. Ook wil ik eerst de mogelijkheden genoemd onder punt drie – de noodstopprocedure en algehele kwijtschelding – goed implementeren voordat ik aan nieuwe initiatieven invulling geef. Wel zal ik de inzichten uit dit onderzoek meenemen bij de concretisering van de Rijksincassovisie en bij de uitvoering van de motie van het lid Van Beukering – Huijbregts c.s. om verbeteringen van huidige stelsel van maatschappelijk verantwoorde incasso en deurwaardersactiviteiten in kaart te brengen.8 Over de uitvoering van deze motie zal uw Kamer in het najaar door de Minister voor Rechtsbescherming worden geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.D. Wiersma


X Noot
1

Kamerstuk 35 570, nr. 24

X Noot
2

Kamerstuk 35 300 XV, nr. 84

X Noot
3

Kamerstuk 35 420, nr. 134

X Noot
4

Kamerstuk 24 515, nr. 600

X Noot
5

Bij een saneringskrediet is 93% van de mensen na 3 jaar schuldenvrij. Bij schuldbemiddeling is dat percentage slechts 75%. Bron: https://www.kennisbundel.nl/rapport/saneren-helpt-schuldenaar-het-meest

X Noot
6

Kamerstuk 35 300 XV, nr. 84

X Noot
7

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
8

Kamerstuk 35 570 XV, nr. 58.

Naar boven