24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Nr. 607 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2021

Inleiding

In deze brief informeer ik uw Kamer over het aflopen van de overgangstermijn bij de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (Wet vBVV), de normwaarden voor de berekening van de beslagvrije voet en stakeholderbijeenkomsten die het Ministerie van SZW over de Wet vBVV gaat organiseren.

Aflopen overgangstermijn

Op 1 januari jl. is de Wet vBVV in werking getreden. Een deel van de gemeenten en waterschappen was per 1 januari nog niet gereed om de nieuwe wet volledig uit te voeren. Teneinde verder uitstel van inwerkingtreding van de wet te voorkomen, konden organisaties een beroep doen op de overgangstermijn. Die bood de mogelijkheid om tot uiterlijk 1 juli 2021 de oude methode voor de berekening van de beslagvrije voet te hanteren. Aan andere onderdelen van de Wet vBVV, zoals de volgorderegeling en het coördinerend deurwaarderschap, moeten alle organisaties wel reeds vanaf 1 januari onverkort toepassing geven.

De VNG en het Ministerie van SZW onderhouden sinds de inwerkingtreding van de Wet vBVV nauw contact over de organisaties die een beroep hebben gedaan op de overgangstermijn en de tijdige overgang van deze organisaties naar de nieuwe berekeningsmethode. Het merendeel van de organisaties is gereed om de nieuwe methode vanaf 1 juli toe te passen. De resterende organisaties kunnen dat naar verwachting binnen enkele weken en uiterlijk in september. Tot die tijd leggen ze geen nieuwe beslagen, maar houden ze deze aan.

Normwaarden

Voor de berekening van de beslagvrije voet worden onder andere zogenoemde normwaarden gehanteerd, bijvoorbeeld de bijstands-, huur- en zorgtoeslagnorm. Sommige waarden moeten elke zes maanden worden aangepast (op 1 januari en 1 juli, bijv. bijstandsnorm), andere elke twaalf maanden (op 1 januari, bijv. huur- en zorgtoeslagnorm).

Op 1 juli 2021 zijn normwaarden voor de berekening van de beslagvrije voet gewijzigd. Bij de voorbereiding van de wijziging is gebleken dat op 1 januari 2021 per abuis een vijftal normwaarden niet is gewijzigd, die wel gewijzigd hadden moeten worden. Dat betreur ik zeer. Het betreft de normwaarden die worden gebruikt voor het vaststellen van de hoogte van het bij een inkomen gereserveerde vakantiegeld.

Uit de impact analyse van het Ministerie van SZW blijkt dat bij mensen met neveninkomen tot 1.500 euro per maand de beslagvrije voet mogelijk te laag is vastgesteld. Bij neveninkomsten moet worden gedacht aan een tweede of derde periodiek inkomen (loon of uitkering). Het kan bijvoorbeeld gaan om iemand met een hoofdinkomen van 4.000 euro en neveninkomen van 1.499 euro, of om iemand met een hoofdinkomen van 1.000 euro en neveninkomen van 550 euro. In de meeste gevallen zal het gaan om een verschil van enkele euro’s. Voor specifiek de groep mensen met een neveninkomen tussen 550 en 675 euro, 750 en 800 euro of 1.450 en 1.500 euro gaat het om bedragen tussen 20 en 40 euro. Mensen bij wie de beslagvrije voet lager is vastgesteld, hebben in de maanden januari tot juni 2021 meer afgedragen aan de beslagleggende partij dan het geval zou zijn geweest als alle normwaarden op 1 januari 2021 waren gewijzigd. Deze afdracht is ten goede gekomen aan de aflossing van de openstaande schuld. De schuld is in deze periode extra teruggelopen.

De niet-gewijzigde normwaarden hebben bij een andere groep mensen juist geleid tot een hogere beslagvrije voet dan wanneer alle normwaarden op 1 januari 2021 waren gewijzigd. Het gaat om mensen bij wie het totale inkomen lager is dan of gelijk is aan de bijstandsnorm.

De mensen voor wie een lagere of hogere beslagvrije voet is berekend, zijn niet geautomatiseerd te achterhalen.

Indien iemand bij wie de beslagvrije voet lager is vastgesteld zich meldt bij de beslagleggende partij, kan de beslagvrije voet vanaf 1 juli 2021 worden herberekend, met inachtneming van de gewijzigde normwaarden. Overigens moet élke beslagvrije voet op grond van de Wet vBVV na een jaar worden herberekend.

Als iemand in de problemen is gekomen door een lagere beslagvrije voet vanwege de niet-gewijzigde normwaarden, kan de beslagleggende partij aan de hand van maatwerk een oplossing zoeken, bijvoorbeeld door in die gevallen waarin dat mogelijk is het te veel afgedragen bedrag terug te storten. Het Ministerie van SZW blijft in gesprek met de beslagleggende partijen over mogelijke oplossingen, voor het geval zich mensen melden die in de problemen zijn gekomen. Het ministerie zal na verzending van deze brief aan uw Kamer ook organisaties informeren die zelf geen beslag leggen maar wel direct of indirect te maken hebben met de beslagvrije voet, of bijvoorbeeld mensen bijstaan die hiermee te maken hebben. Het gaat in elk geval om de Landelijke Organisatie Sociaal Raadslieden (LOSR), de Nationale ombudsman, Recofa,1 Bureau Wsnp en bewindvoerdersverenigingen.

Teneinde te borgen dat in de toekomst alle normwaarden tijdig worden gewijzigd, wordt voor het doorvoeren van de wijzigingen een extra controle ingebouwd.

Stakeholderbijeenkomsten

De beslagvrije voet wordt jaarlijks bij honderdduizenden beslagen op en verrekeningen met periodieke inkomsten toegepast. Honderdduizenden mensen worden hiermee geconfronteerd. Het Ministerie van SZW wil duurzaam contact onderhouden met organisaties die zelf geen beslag leggen maar wel te maken hebben met de beslagvrije voet, bijvoorbeeld omdat zij mensen bijstaan die te maken hebben met beslag op hun inkomen. Hun ervaringen met de Wet vBVV zijn van belang bij het in beeld brengen en houden van effecten van de wetswijziging.2 Het gaat in elk geval om de LOSR, de Nationale ombudsman, Recofa, Bureau Wsnp en bewindvoerdersverenigingen.

Daarom zal het ketenbureau van het ministerie vanaf heden in samenwerking met beslagleggende partijen elk jaar twee stakeholderbijeenkomsten organiseren. Deze bieden de gelegenheid om vragen over en ervaringen met de Wet vBVV te delen met het Ministerie van SZW en beslagleggende partijen. Omgekeerd biedt het aan het ketenbureau en beslagleggende partijen een klankbord om vragen te stellen aan en signalen op te vangen uit het veld.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Landelijk overlegorgaan van rechters-commissaris in faillissementen en surseances van

betaling.

X Noot
2

Naast de continue monitoring van de nieuwe processen en systemen voor de berekening van de beslagvrije voet, het onderzoek naar de werking van de wet in 2022/2023 door een externe partij en de wetsevaluatie vijf jaar na inwerkingtreding van de wet.

Naar boven