24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Nr. 389 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juni 2017

In deze brief informeer ik uw Kamer over de volgende onderwerpen op het gebied van armoede- en schuldenbeleid:

  • 1. Versterking positie schuldenaren

  • 2. Gemeentelijke schuldhulpverlening en vroegsignalering

  • 3. Beschermingsbewind

  • 4. Subsidieregeling armoede en schulden

  • 5. Moties Moors over effectiviteit financiële educatie

  • 6. Motie Krol over ZZP-ers

  • 7. Rapport Mensenrechten van het College van de Rechten van de Mens

  • 8. Kansen voor alle kinderen

Inleiding

Het voorkomen en bestrijden van armoede- en schuldenproblematiek is voor het kabinet van meet af aan een belangrijke prioriteit. De economisch zware tijden bij de start van het kabinet gaven daar alle aanleiding toe. De crisis had een weerslag op de financiële positie van de Nederlandse huishoudens. Volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) had in 2008, voor de crisis, 5,6% van de bevolking een inkomen onder de door het SCP gehanteerde armoedegrens. De recessie zorgde voor een stijging naar 8% in 2013. Bijna één op de vijf Nederlandse huishoudens heeft problematische schulden of heeft een risico daarop.1

Om mensen met armoede- en schuldenproblematiek te ondersteunen, heeft het kabinet ingezet op het verhogen van de arbeidsparticipatie. Daarnaast zijn maatregelen genomen om de koopkracht van zowel werkenden met een laag inkomen als mensen in een uitkeringssituatie te verbeteren2.

Hier bovenop heeft het kabinet extra financiële middelen beschikbaar gesteld voor het tegengaan van armoede- en schuldenproblematiek. Op basis van het regeerakkoord gaat het om een bedrag van 100 miljoen euro structureel per jaar vanaf 2015. In aanvulling hierop heeft het kabinet vanaf 2017 structureel 100 miljoen euro extra beschikbaar gesteld om te bevorderen dat alle kinderen in Nederland kansrijk kunnen opgroeien (zie paragraaf 8).

Het merendeel van deze middelen heb ik aan gemeenten beschikbaar gesteld. Zij hebben immers een regierol bij het armoede- en schuldenbeleid. Op lokaal niveau zijn zij in staat om maatwerk te leveren en kunnen zij hun aanpak afstemmen op de lokale situatie. Daarbij heb ik bij gemeenten speciale aandacht gevraagd voor kinderen in armoede en preventie van armoede- en schuldenproblematiek. Bovendien heb ik in overleg met de VNG, Divosa, de NVVK, Sociaal Werk Nederland en de Landelijke Cliëntenraad n.a.v. de evaluatie van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, maatregelen genomen om de gemeentelijke schuldhulpverlening te verbeteren (zie paragraaf 2). Daarnaast heeft het kabinet in de afgelopen periode belangrijke stappen gezet bij het tegengaan van schuldenproblematiek. Daarbij hebben de Ministeries van Economische Zaken, Financiën, Veiligheid en Justitie, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Sociale Zaken en Werkgelegenheid intensief samengewerkt. Dit heeft onder meer geleid tot de Rijksincassovisie, een beslagregister voor gerechtsdeurwaarders en de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (zie paragraaf 1). Ook is het breed wettelijk moratorium geïntroduceerd, waar bijvoorbeeld de leden Schouten en Heerma aandacht voor hebben gevraagd.

In aanvulling op het werk van gemeenten vervullen veel maatschappelijke organisaties en vrijwilligers een belangrijke rol. Deze partijen heb ik in de afgelopen periode actief ondersteund, onder meer door een subsidieregeling (zie paragraaf 4). Ook heb ik geïnvesteerd in goede samenwerking tussen gemeenten en maatschappelijke organisaties, o.a. door periodiek met een delegatie van VNG en maatschappelijk organisaties gezamenlijk werkbezoeken af te leggen en met elkaar ervaringen uit te wisselen.

Om onafhankelijke kennis en expertise te vergaren ten einde de effectiviteit van het armoedebeleid te bevorderen, heeft het kabinet de Sociaal Economische Raad (SER) om advies gevraagd over hoe armoede onder kinderen verregaand teruggedrongen kan worden3. De SER heeft haar advies «Opgroeien zonder armoede» inmiddels uitgebracht4.

Ook in internationaal opzicht heeft Nederland resultaat geboekt: armoedebestrijding is als prioriteit geagendeerd tijdens het Nederlands voorzitterschap. Dat heeft er o.a. toe geleid dat er Raadsconclusies zijn aangenomen waarmee alle EU-lidstaten zich committeren aan het voorkomen en tegengaan van armoede- en sociale uitsluiting via een integrale aanpak. Hierin staat de uitwisseling van kennis centraal. Om dit te stimuleren is aan de Raadconclusies een addendum toegevoegd: een verzameling van goede voorbeelden op het gebied van een integrale aanpak van armoede uit heel Europa.

Internationaal bezien doet Nederland het relatief gezien goed. Ondanks de stijging van armoede door de crisis, ligt het risico op armoede en sociale uitsluiting in Nederland met 16,4% nog altijd aanzienlijk lager dan het EU-gemiddelde, dat op 23,7% ligt. Nederland is in 2015, na Tsjechië en Zweden, de lidstaat waar het risico op armoede en sociale uitsluiting het kleinst is. De verwachtingen naar de toekomst toe zijn positief. Volgens de meest recente cijfers van het SCP blijkt dat na jaren van stijging de daling van armoede vanaf 2014 in gang is gezet. Dit komt volgens het SCP deels door de aantrekkende economie waarin de kans op het vinden van een (betere) baan hoger is. Daarnaast geeft het SCP aan dat het inkomensbeleid van de regering haar vruchten afwerpt. Volgens het SCP zal mede dankzij de maatregelen van het kabinet de armoede de komende jaren verder dalen.

Ondanks deze lichtpunten blijft onverminderde inzet op het terrein van armoede- en schuldenbeleid nodig. Via deze brief informeer ik uw Kamer over een aantal actuele ontwikkelingen.

1. Versterking van de positie van schuldenaren

Door bij (rijks)incasso beter rekening te houden met de individuele mogelijkheden en omstandigheden, kunnen ernstige problemen worden voorkomen. Dat is de strekking van de Rijksincassovisie. Daarom heeft het kabinet verschillende maatregelen getroffen of in gang gezet, die de positie van schuldenaren versterken:

– De Wet vereenvoudiging beslagvrije voet

Deze wet zorgt ervoor dat het bestaansminimum van mensen met schulden een betere bescherming krijgt. De implementatie van de wet is in voorbereiding en de betrokken partijen, waaronder het UWV, de Belastingdienst en de gerechtsdeurwaarders, zetten alles op alles om inwerkingtreding van de wet in 2018 te realiseren.

– Wettelijke regeling om het bestaansminimum van mensen bij bankbeslag te borgen

Naast de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet is een wettelijke regeling wenselijk om het bestaansminimum van mensen bij bankbeslag te borgen. Zoals ik eerder heb aangegeven zijn de eerste stappen tot een verkenning van een regeling genomen en zijn partijen uit het veld bezig om mogelijke oplossingen inzichtelijk te maken.5 De Nationale ombudsman heeft een rondetafelgesprek gehouden, waaraan de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) en zes overheidsorganisaties6 en ik hebben deelgenomen. Daarnaast beoogt de KBvG voor het eind van deze zomer een preadvies inzake bankbeslag uit te brengen. Het kabinet zal vervolgens dit advies bij haar beleidsvorming betrekken en wil voortvarend tot een door alle betrokken partijen gedragen voorstel komen.

– Aansluiting bij het beslagregister van de gerechtsdeurwaarders

Het is naast de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet voor het beter beschermen van de beslagvrije voet noodzakelijk om tot een betere afstemming tussen verschillende partijen te komen.7 Het aansluiten van overheidsorganisaties op het beslagregister van de gerechtsdeurwaarders is een manier om deze gegevensuitwisseling tussen schuldeisers te realiseren en is een belangrijk onderdeel binnen de operationalisering van de Rijksincassovisie. In mijn brief van 2 december 2016 heb ik uiteen gezet welke stappen er gezet worden om te komen tot het daadwerkelijk aansluiten van overheidsorganisaties.8 De afgelopen maanden is overlegd met een aantal grote overheidsorganisaties (waaronder Belastingdienst, CJIB en UWV). UWV en SVB hebben in dat kader ook de haalbaarheid en impact van verbreding van het beslagregister voor hun organisatie onderzocht. Ook het CJIB hoopt op korte termijn een vergelijkbaar onderzoek af te ronden. Uit de reeds ontvangen onderzoeken blijkt dat deze organisaties meerwaarde zien in aansluiting, maar dat veel zaken nog verdere uitwerking vergen. Verbreding van het beslagregister is een complexe exercitie. De komende tijd zal worden gebruikt om onder meer via een simulatie de meerwaarde van de verbreding scherper te kunnen kwantificeren en om duidelijkheid te krijgen over de meest aangewezen wijze waarop de voor verbreding noodzakelijke gegevensuitwisseling vorm kan worden gegeven. Op deze wijze streeft het kabinet ernaar dat (de eerste) overheidsorganisaties in 2019 aansluiten op het beslagregister.

– Vervolgonderzoek n.a.v. het rapport «Een onbemind probleem»

Het vervolgonderzoek op het rapport «Een onbemind probleem» ondersteunt ook (de verdere operationalisering van) de Rijksincassovisie. Zoals gevraagd in de motie van de leden Kerstens en Yücel9 besteed ik daarbij specifieke aandacht aan sociale incasso door overheidsorganisaties en de verschillende preferente posities van overheidsorganisaties. Met de uitkomsten van het onderzoek zal ingezet worden op ondersteuning aan overheidsorganisaties door handvatten te bieden om verder tot een sociale incasso binnen de rijksoverheid te komen. Overheidsorganisaties hebben al diverse maatregelen genomen om de incasso klantvriendelijk te maken, bijvoorbeeld via de Stella-teams, en werken continu verder aan het realiseren van de doelen uit de Rijksincassovisie, zoals blijkt uit het rapport Concretisering waar ik u in mijn brief van 2 december over heb geïnformeerd.

2. Gemeentelijke schuldhulpverlening en vroegsignalering

Schuldhulpverlening kan beter. Dat stelden Divosa, Sociaal Werk Nederland, de NVVK en VNG) in hun gezamenlijke pamflet «Naar een betere Aanpak van Schulden en Armoede» en bevestigde medio vorig jaar de evaluatie van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Om de nodige verbeteringen te realiseren, neemt het kabinet samen met deze partijen maatregelen op het terrein van professionalisering, toegang, innovatieve aanpakken en tot slot registratie en beschikbaarheid van gegevens. Voor de realisatie hiervan heeft het kabinet in totaal tot en met 2018 een bedrag van € 7,5 miljoen vrijgemaakt10 en zijn diverse projecten opgestart.

Divosa, de VNG, de NVVK, Sociaal Werk Nederland en de LCR werken aan een ambitieus kennis-, innovatie en professionaliseringsprogramma. De afgelopen periode hebben zij een verkenning uitgevoerd en de komende anderhalf jaar zullen in het teken staan van de implementatie daarvan. Het programma wil de keten van de schuldhulpverlening met daarin uitvoerders (professionals en vrijwilligers), bestuurders en beleidsmedewerkers, managers en (cliënten)raden een professionele basis bieden in de vorm van opleiding, kennis, vaardigheden en van uitwisseling over de inrichting, ervaringen en resultaten van de schuldhulpverlening. Concreet is hiertoe begin dit jaar de handreiking «De eindjes aan elkaar knopen» geactualiseerd, die onder meer wijkteamprofessionals praktische kennis en inzichten biedt in hetsysteem rond schuldhulpverlening. Ook kwam zeer recent een instrument beschikbaar waarmee cliëntenraden en gemeenteraden een tool krijgen om gemeentelijk beleid te beoordelen. Met het programma is een bedrag gemoeid van afgerond € 6 mln.

Daarnaast zet ik middelen in voor een project dat zich richt op het ondersteunen van gemeenten bij het komen tot een effectieve aanpak voor vroegsignalering en preventie. Voorkomen en vroegtijdig ingrijpen bij schulden is de beste remedie tegen problematische schulden. De eerste fase van het project «Landelijke Uitrol Vroegsignalering Schulden» is inmiddels afgerond. Het vervolg hierop wordt momenteel voorbereid. Ook de vrijwilligers in de schuldhulpverlening, zoals het Leger des Heils, SchuldHulpMaatje, Humanitas en kleinere organisaties met vrijwilligers in het land, zijn betrokken en werken aan een project dat de organisatiestructuur en de onderlinge samenwerking van vrijwilligersorganisaties, versterkt. Hier besteed ik ook middelen aan omdat een belangrijk onderdeel van het project de verbinding met de gemeentelijke schuldhulpverlening omvat en ik in de praktijk zie, dat vrijwilligers geweldige hulp bieden aan mensen die in de schulden zitten.

Onder andere door bovenstaande projecten mogelijk te maken geef ik een stevige impuls aan de doorontwikkeling van de schuldhulpverlening, inclusief preventie en vroegsignalering, binnen het sociaal domein.

Motie over pilots effectieve schuldhulpverlening

De motie van de leden Karabulut (SP), Yücel (PvdA), Voortman (GroenLinks), Schouten (CU) en Koşer Kaya (D66)11 verzoekt de regering pilots voor effectieve schuldhulpverlening mogelijk te maken waarbij gemeenten schulden kunnen overnemen teneinde deze zelf af te handelen. Binnen het kader dat de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening geeft, kunnen gemeenten pilots inrichten waarin zij bepaalde vormen van dienstverlening beproeven. Gemeenten hebben daarin veel beleidsvrijheid. Pilots kunnen gemeenten inzicht bieden in welke dienstverlening in bepaalde situaties voor schuldenaren effectief is. Dat geldt ook voor de mogelijkheid dat de gemeente verschillende schulden via een algemene lening herfinanciert. De schuldenaar heeft dan nog maar één schuldeiser, namelijk de gemeente, aan wie hij dient af te betalen. Binnen de schuldhulpverlening is dit een standaardproduct. Ik heb begrepen dat een aantal gemeenten een dergelijke pilot overweegt12. Onderdeel van deze pilots kan het beproeven van alternatieve aflosmogelijkheden zijn, zoals in de gemeente Den Haag gebeurt. Hiermee neemt een gemeente een belemmering weg voor schuldenaren die niet beschikken over voldoende afloscapaciteit om voor een schuldregeling in aanmerking te komen. Voor de kosten die daarmee gemoeid zijn, zal de gemeente een oplossing moeten vinden en mogelijk moeten financieren uit eigen middelen. Ik vind het positief dat gemeenten, al dan niet in de vorm van pilots, binnen hun mogelijkheden zoeken naar creatieve oplossingen voor alle schuldenaren.

3. Beschermingsbewind

Financiële zelfredzaamheid is een groot goed. Aan degenen die niet zelfredzaam zijn, moet passende hulp worden geboden. Afhankelijk van de situatie kan dat de maatregel beschermingsbewind (hierna: bewind) zijn, of een minder ingrijpend alternatief, zoals budgetbeheer. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor deze alternatieve dienstverlening en verlenen bijzondere bijstand indien betrokkenen de kosten voor het bewind zelf niet kunnen dragen. Het aantal mensen in bewind, en daarmee samenhangend het beroep op bijzondere bijstand, is een aantal jaren sterk gestegen. Sinds 2014 neemt het aantal aanvragen voor bewind niet meer jaarlijks toe. Het kabinet heeft de afgelopen periode op het gebied van bewind op drie beleidslijnen ingezet, te weten:

  • Voor bewindvoerders een wettelijk kader voor kwalitatief goede dienstverlening. Ik wijs hierbij op het Besluit kwaliteitseisen.13

  • Voor financieel beperkt zelfredzame personen: passende en daar waar nodig ook integrale dienstverlening.

  • Voor gemeenten meer zicht op instroom in en uitstroom uit bewind.

Met betrekking tot de laatste twee punten is mijn inzet erop gericht om gemeenten beter inzicht te geven in de ondersteuningsbehoefte van de financieel beperkt zelfredzame burger.14Ook stimuleer ik gemeenten om alternatieve dienstverlening aan te bieden, daar waar dit op basis van de individuele omstandigheden van betrokkene mogelijk is.15 Daarnaast zet ik mij in voor een betere samenwerking tussen bewindvoerders en gemeenten, juist om een betere vervlechting van bewind met de gemeentelijke dienstverlening binnen het sociaal domein te stimuleren. In dat kader wijs ik op het door SZW gefinancierde project «Samen Verder» van de Branchevereniging voor Professionele Bewindvoerders en Inkomensondersteuners (BPBI), dat een modelconvenant heeft opgeleverd voor meer gestandaardiseerde samenwerkingsafspraken tussen gemeenten en bewindvoerders. Ten slotte start in navolging van de motie van de leden Schouten (CU) en Heerma (CDA)16binnen enkele weken een pilot bij drie rechtbanken. Hierin zal, in de fase dat de rechtbank een verzoek ontvangt tot onderbewindstelling, de gemeente in de gelegenheid worden gesteld om de

betrokkene alternatieve hulp aan te bieden. Hierbij is ook het project Inclusieve Stad17 betrokken.

4. Subsidieregeling armoede en schulden

Op 1 februari 2017 opende het vierde tijdvak van de subsidieregeling ter stimulering van activiteiten die een duurzame bijdrage leveren aan het tegengaan van armoede- en schuldenproblematiek. In totaal kwamen er 76 aanvragen binnen met een totaal bedrag van ruim 17 miljoen euro, waarvan 16 aanvragen zijn toegekend.

In dit vierde tijdvak van de subsidieregeling lag, net als in het derde tijdvak, de nadruk op het bereiken van kwetsbare groepen. Specifiek gaat het om kinderen in huishoudens met lage inkomens of een laag besteedbaar inkomen, jongeren met (risico op) schulden, alleenstaande oudergezinnen, huishoudens met een langdurig laag inkomen, niet-westerse huishoudens en overige doelgroepen die extra aandacht behoeven op het gebied van armoede en schulden.

Evaluatie

De verschillende projecten in de subsidieregeling armoede en schulden rapporteren over hun resultaten. In april heeft er een bijeenkomst op het ministerie plaatsgevonden, met als doel samenwerking tussen de verschillende projecten te stimuleren. Alle projecten van het derde tijdvak hebben elkaar tijdens deze middag d.m.v. speeddates ontmoet. Naar aanleiding van de bijeenkomst zijn verschillende projecten momenteel mogelijkheden voor samenwerking aan het onderzoeken. Zo is Save the Children voor hun project Speaking Minds18 in gesprek met Diversion, bekend van het financiële educatieprogramma Moneyways19, om gezamenlijk jongeren (financieel) weerbaar te maken.

Zoals afgesproken bij de start van de subsidieregeling in 2014, worden de eerste vier tijdvakken van de subsidieregeling armoede en schulden uiterlijk in 2020 geëvalueerd. Een tussentijdse evaluatie start deze zomer. Conform de toezegging uit mijn brief van 24 november 201620 waarin ik aangaf voornemens te zijn de subsidieregeling te verlengen, openen twee tijdvakken in 2018 en 2019. Zo geef ik maatschappelijke organisaties ook in 2018 en 2019 de mogelijkheid om subsidieaanvragen in te dienen voor landelijke projecten gericht op bestrijding van armoede en schulden.

De gewijzigde regeling zal binnenkort worden gepubliceerd en bevat vier thema’s waar projecten zich op kunnen richten, deze zullen zijn:

  • 1. De ondersteuning van mensen die moeite hebben om mee te doen in de maatschappij.

  • 2. Het bereiken en motiveren van moeilijk bereikbare groepen mensen met financiële problemen. Met als doel om iets aan de problematiek te doen of om deze te voorkomen. Bijvoorbeeld door organisaties waar deze mensen zich melden te versterken zodat zij oog hebben voor de problematiek.

  • 3. Het versterken van aandacht voor armoede en schulden in het sociaal domein; onder meer in de wijkaanpak.

  • 4. De voorbereiding van en begeleiding bij de overgang 18-/18+ ter preventie van schulden en bevorderen van financiële zelfredzaamheid van jong volwassenen.

5. Moties Moors over effectiviteit financiële educatie

Uw Kamer heeft in 2016 met twee moties van het lid Moors (VVD) aandacht gevraagd voor de effectiviteit van financiële educatie en heeft gevraagd te stoppen met interventies, werkwijzen en voorlichtingscampagnes die aantoonbaar niet effectief zijn. 21

Het terrein van financiële educatie is erg in ontwikkeling. Wijzer in geldzaken (Wig)22 is aanjager in het bevorderen van verantwoord financieel gedrag van mensen en besteedt in dat kader nadrukkelijk aandacht aan de effectiviteit van interventies, waaronder financiële educatie. Samen met partijen zoals het Nibud verricht Wig onderzoeken naar de effectiviteit van programma’s die inzetten op het bevorderen van de financiële vaardigheden van mensen. In februari 2017 brachten zij een paper uit waar ingegaan wordt op het belang van verantwoord financieel gedrag. Wig en Nibud verstaan onder financiële activiteiten «alle activiteiten die erop gericht zijn om de financiële vaardigheden van burgers te vergroten. Hieronder vallen lessen op school, cursussen, workshops en e-learning». Naast financiële educatie zijn voorlichting, opvoeding en advies manieren om verantwoord financieel gedrag te bevorderen. Financiële educatie dient meer in te houden dan alleen kennisoverdracht. Zo blijkt uit onderzoek dat alleen structurele interventies helpen om financiële vaardigheden en gedrag van kinderen en jongeren te verbeteren. 23 Interventies dienen dan ook in te zetten op houding, gedrag om vaardigheden te verbeteren en te stimuleren andere, financieel verstandige, beslissingen te nemen. Nibud heeft het effect van de gastlessen «Cash Quiz» van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) onderzocht. De NVB verzorgt jaarlijks tijdens de Week van het Geld gastlessen aan leerlingen uit de bovenbouw van het basisonderwijs. Uit het onderzoek, met een controle groep, blijkt dat kinderen door de gastlessen meer opsteken over geldzaken dan daarvoor, de lessen interessant en ook leuk vinden.24

Wig onderzoekt met de Universiteit Leiden de effectiviteit van lesmateriaal voor het primair onderwijs. De resultaten worden deze zomer verwacht.

Een belangrijke plaats om te leren omgaan met geld is het regulier onderwijs. In reactie op het rapport van Cito25 heeft de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap toegezegd samen met de Minister van Financiën te onderzoeken hoe de resultaten van het PISA-onderzoek gebruikt kunnen worden ter verbetering van de financiële geletterdheid van groepen leerlingen met een lagere sociaal economische status en leerlingen met een migratieachtergrond. Vanuit mijn ministerie lever ik een bijdrage aan het verbeteren van financiële vaardigheden van mensen door subsidie te verstrekken vanuit de subsidieregeling armoede en schulden aan verscheidene projecten die zich richten op financiële vaardigheden. Enkele voorbeelden zijn: Moneyways van Diversion, Smart met Geld van MEE Utrecht, Gooi en Vecht, «Bijna 18? Check this» van het Nibud. Deze zijn vrijwel allemaal gericht op jongeren in het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs en het praktijkonderwijs. In de eindverantwoording van het project dienen begunstigden te rapporteren over het doelbereik en de opbrengsten van de programma’s. Zo stimuleer ik de projecten om te werken aan de effectiviteit van hun programma’s. Het ministerie stelt zijn kennis over de uitkomsten van de projecten en effectieve instrumenten via de website www.effectieveschuldhulp.nl ter beschikking aan gemeenten en andere geïnteresseerde partijen zodat zij kunnen kiezen voor instrumenten die werken. De subsidieregeling wordt uiterlijk in 2020 als geheel geëvalueerd.

6. Motie van het lid Krol (50+) over ZZP-ers

Tijdens de behandeling van de SZW begroting 2016 in december 2015 heeft het lid Krol (50-plus) een motie26 ingediend waarin hij de regering verzoekt, zich ervoor in te zetten dat de Rotterdamse aanpak voor ZZP-ers in geldproblemen zo veel mogelijk landelijke toepassing gaat krijgen. In Rotterdam gaat het daarbij – kort samengevat – om de mogelijkheid die ZZP-ers wordt geboden om reeds op het moment dat zij ondersteuning vragen in het kader van het Bijstandsbesluit Zelfstandigen (Bbz) zo nodig schuldhulpverlening op te starten. Dit is helaas geen usance, waardoor het risico reëel is dat een eventueel reeds aanwezige schuldenproblematiek tijdens de Bbz-aanvraag verder escaleert en eventueel zelfs een succesvolle doorstart belemmert. Ik ben daarom in lijn met de motie doende gemeenten te stimuleren om vroegtijdig aspecten van schuldhulpverlening bij hun dienstverlening aan ZZP-ers te betrekken. In dat kader heb ik een viertal aanpakken27 die gemeenten kunnen inschakelen bij de uitvoering van het Bbz de mogelijkheid gegeven om zich kort te presenteren. De hieruit voortgekomen filmpjes zullen naar verwachting eind deze zomer beschikbaar zijn. Ik wil deze presentaties vervolgens in verschillende gremia inzetten, om het belang van passende hulpverlening aan de ZZP-er met schulden te onderstrepen.

7. Rapport Mensenrechten van het College van de Rechten van de Mens

Conform uw verzoek reageer ik bij deze ook graag op de jaarrapportage van het College voor de rechten van mens «Armoede, sociale uitsluiting en mensenrechten».

De jaarrapportage van het College biedt een waardevol inzicht in de situatie van armoede en sociale uitsluiting in Nederland vanuit mensenrechtenperspectief. Dit is bijzonder nuttig, want de raakvlakken tussen armoede en andere levensdomeinen zijn weliswaar bekend, maar de wijze waarop mensenrechten een rol kunnen spelen in het voorkomen en oplossen van armoedeproblematiek geeft weer hoe essentieel het is dat mensenrechten een centrale rol behouden in het armoedebeleid.

Nederland is partij bij verschillende mensenrechtenverdragen en erkent daarmee dat mensen recht hebben op bijvoorbeeld huisvesting, onderwijs, gezondheid, werk en sociale bescherming. Nederland kent een adequaat sociaal zekerheidsstelsel waarin deze rechten zijn gewaarborgd. Tegelijkertijd zien we dat, zoals het rapport ook stelt, rechten van mensen in het geding kunnen komen wanneer er sprake is van armoede. Financiële problemen kunnen er immers voor zorgen dat iemand zijn woning niet meer kan betalen of afziet van medische behandeling of noodzakelijke zorg en ondersteuning. En andersom geldt dat het investeren in mensenrechten de kans op armoede verkleint. Het tegengaan van arbeidsmarktdiscriminatie vergroot de kans op werk en het garanderen van het recht op onderwijs draagt bij aan betere kansen in de toekomst.

De bevindingen in het rapport benadrukken daarmee het belang van een integrale aanpak van armoedebestrijding. Gemeenten zijn hiervoor verantwoordelijk en kunnen maatwerk leveren, toegespitst op de individuele situatie van de persoon die al dan niet tijdelijk in armoede verkeert. Zoals het College terecht stelt, begint de preventie van armoede bij het waarborgen van mensenrechten in het bredere stelsel van voorzieningen. Hiertoe doet het College aan aantal aanbevelingen beginnend met de ontwikkeling van een beleidsvisie waarbij belangenorganisaties van mensen die in armoede leven zijn betrokken; het opstellen van een nationaal programma met aandacht voor mensenrechten op het terrein van een adequate levensstandaard, gezondheid, onderwijs, arbeid en huisvesting en tot slot het zorg dragen voor een inclusieve uitvoering – waarbij belangenorganisaties en in het bijzonder laaggeletterden zijn betrokken – en evaluatie om de effecten van het beleid met name voor kwetsbare groepen nauwlettend te monitoren. In de afgelopen jaren is met de drie decentralisaties een belangrijke randvoorwaardelijke stap gezet in de passende ondersteuning van mensen. Na de zomer zal uw Kamer een kabinetsreactie op de jaarrapportage ontvangen.

Uw Kamer vraagt mij tevens over de stand van zaken inzake de Sociaaleconomische agenda Caribisch Nederland. Hier wordt momenteel aan gewerkt samen met de openbaar lichamen. Hierover en over het onderzoek «sociaal minimum Caribisch Nederland» heb ik u recent geïnformeerd28.

8. Kansen voor alle kinderen

Inzet gemeenten kinderarmoede

Van de 100 miljoen euro die het kabinet jaarlijks extra beschikbaar stelt voor kinderen in armoede, ontvangen gemeenten 85 miljoen euro via een Decentralisatie Uitkering. Over de inzet daarvan heb ik Bestuurlijke Afspraken gemaakt met de VNG. Diverse gemeenten hebben de middelen die zij ontvangen al ingezet. Anderen zijn hun plannen nog aan het uitwerken. Positief is dat het bij gemeenten hoog op de agenda staat. Dat moet ertoe leiden dat de middelen effectief bij kinderen, in de vorm van voorzieningen in natura, terecht komen. Tijdens een aantal werkbezoeken heb ik met genoegen geconstateerd dat dit ook al regelmatig gebeurt. Zo was ik getuige van het symbolisch uitreiken van de 2000e fiets als onderdeel van een Kinderfietsenplan waarbij ANWB en Nationaal Fonds Kinderhulp ervoor zorgen dat er fietsen voor kinderen in armoede beschikbaar komen. En in de gemeente Gouda was ik aanwezig bij het verstrekken van o.a. laptops aan kinderen in armoede.

De meeste gemeenten werken bij de uitvoering hiervan nauw samen met maatschappelijke organisaties en specifiek met Stichting Leergeld, Het Jeugdsportfonds, het Jeugdcultuurfonds, Nationaal Fonds Kinderhulp en Stichting Jarige Job. Veel gemeenten zien dit als een meerwaarde omdat deze fondsen gezamenlijk een integraal aanbod bieden, kinderen goed weten te bereiken dankzij hun vrijwilligers en intermediairs en veel werk uit handen nemen voor de gemeenten. De gemeente Leeuwarden is bijvoorbeeld erg enthousiast over de samenwerking met de fondsen en betrekt daar ook nauw het wijkteam bij. Zo wordt gezinnen niet enkel het aanbod gedaan van een integraal kindpakket, maar kunnen zij ook ondersteuning vanuit het wijkteam krijgen voor het vinden van een duurzame oplossing uit de armoede. Tijdens de inspiratiesessies die Divosa met subsidie van SZW organiseerde om gemeenten te ondersteunen bij een effectieve inzet van de middelen, werden verschillende goede voorbeelden gedeeld. Naast Leeuwarden bleek ook de aanpak van de gemeente Den Bosch een inspiratiebron voor andere gemeenten. Den Bosch werkt samen met meer dan 60 verschillende organisaties bij de uitvoering van het armoedebeleid en weet hierdoor bijna alle kinderen te bereiken die in aanmerking komen voor een kindpakket. Den Bosch heeft tevens een kinderparlement waarmee kinderen duurzaam worden betrokken bij besluitvorming. De input van kinderen gebruikt de gemeente ook om het armoedebeleid te optimaliseren. Positief is dat het betrekken van kinderen bij de inzet van de extra middelen in steeds meer gemeenten in opkomst is. Een belangrijke zaak die ook tijd kost. Dat moet het vaststellen van plannen niet in de weg staan zoals de gemeente Den Haag laat zien. Die had de plannen voor 2017 kort na bekendmaking van de extra middelen al vastgesteld. Den Haag gaat nu ook aan de slag om kinderen actief te betrekken bij het gemeentelijk armoedebeleid. Ook andere gemeenten zijn hier in toenemende mate mee aan de slag: zo doen naast Den Haag ook de gemeenten Leiden, Groningen en Breda mee aan een project van de Missing Chapter Foundation waarbij een Raad van Kinderen wordt ingesteld die advies uitbrengt hoe de extra middelen voor kinderen in armoede ingezet kunnen worden. Op 11

april jl. heb ik samen met Prinses Laurentien het startsein voor dit project gegeven.

Subsidieregeling kansen voor alle kinderen

In mijn brieven van 11 november 2016 en 24 april 2017 heb ik aangekondigd dat ik op korte termijn een subsidieregeling zou publiceren voor andere maatschappelijke organisaties (Kamerstuk 24 515, nrs. 380 en 387). De nieuwe subsidieregeling «Kansen voor alle kinderen» is inmiddels gepubliceerd. Om alle kinderen gelijke kansen te bieden, kunnen maatschappelijke organisaties de komende 5 jaar jaarlijks projecten indienen voor landelijke en bovenregionale activiteiten gericht op het bereiken van kinderen in armoede met natura voorzieningen. Ook de middelen voor kinderen in Caribisch Nederland worden via deze regeling op Bonaire, St. Eustatius en Saba beschikbaar gesteld. Per jaar is voor deze subsidieregeling 5 miljoen euro beschikbaar (4 miljoen euro voor projecten in Europees Nederland en 1 miljoen euro voor projecten in Caribisch Nederland). Op 12 juni is het tijdvak voor 2017 gesloten. Gebleken is dat er brede belangstelling is voor de regeling.

Lancering platform fondsen

Zoals aangekondigd in mijn brief van 24 april jl. heb ik subsidie voor de komende vier jaar verstrekt aan Stichting Leergeld, het Jeugdsportfonds/het Jeugdcultuurfonds, Nationaal Fonds Kinderhulp en Stichting Jarige Job waarmee zij gezamenlijk nog meer kinderen kunnen bereiken en daarnaast werken aan een digitaal aanvraagsysteem. Een belangrijke stap in de ontwikkeling van het kindpakket en de armoedebestrijding. Veel gemeenten hebben al een kindpakket en deze vier fondsen alsmede vele andere maatschappelijke organisaties bieden voorzieningen aan voor kinderen in armoede. Om het voor iedereen overzichtelijker en gemakkelijker te maken hebben de fondsen een gezamenlijk platform www.kansenvoorallekinderen.nl tijdens het VNG Congres op 13 juni jl. gelanceerd. Dankzij dit platform kunnen ouders, jongeren, intermediairs van maatschappelijke organisaties maar ook professionals uit het wijkteam zoals schuldhulpverleners via één loket direct een aanvraag in dienen voor een breed aanbod aan voorzieningen in natura op het gebied van educatie, sport, cultuur, verjaardag en recreatie. Zo kunnen nog meer kinderen gewoon meedoen.

Zoals gezegd blijft het van belang om het tegengaan van armoede- en schuldenproblematiek hoog op de agenda te houden. Ik constateer in elk geval dat er in de afgelopen jaren belangrijke stappen zijn gezet op het terrein van armoede- en schuldenbeleid. Uw Kamer heeft daaraan in de afgelopen jaren een nuttige en zeer betrokken bijdrage geleverd.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Kamerstuk 24 515, nr. 322 + bijlage

X Noot
2

Kamerstuk 24 515, nr. 387

X Noot
3

Kamerstuk 24 515, nr. 357

X Noot
5

Kamerstuk 34 628, nr. 4.

X Noot
6

UWV, SVB, Belastingdienst, LBIO, DUO, CJIB.

X Noot
7

Kamerstuk 34 628, nr. 6.

X Noot
8

Kamerstuk 24 515, nr. 382.

X Noot
9

Kamerstuk 34 550 XV, nr. 37.

X Noot
10

Kamerstuk 34 509, nr. 1

X Noot
11

Kamerstuk 24 515, nr. 366.

X Noot
12

Zie ook de antwoorden op de Kamervragen van het lid Moors over het bericht «gemeenten helpen jongeren met schulden». Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 3024.

X Noot
13

Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerder en mentoren

(Stb. 2014, nr. 46).

X Noot
14

Kamerstuk 24 515, nr. 291.

X Noot
15

Ontwikkeling van twee screeningsinstrumenten door respectievelijk Mesis en Stadsring 51, juist om gemeenten inzicht te geven in situaties waar alternatieve dienstverlening voldoende passend kan zijn.

X Noot
16

Kamerstuk 34 300 XV, nr. 39.

X Noot
17

Inclusieve stad is een samenwerking tussen de gemeenten Eindhoven, Enschede, Leeuwarden, Utrecht, Zaanstad en het Rijk in het kader van de Agenda Stad.

X Noot
20

Kamerstuk 24 515, nr. 381

X Noot
21

Kamerstuk 24 515, nrs. 363 en 364

X Noot
22

Wijzer in geldzaken is het platform met partners uit de financiële sector, de wetenschap, de overheid en onderwijs-, voorlichtings- en consumentenorganisaties die hun krachten bundelen om verantwoord financieel gedrag in Nederland te bevorderen.

X Noot
25

«Investeren in de toekomst – De financiële geletterdheid van 15 jarigen in PISA-2015»

X Noot
26

Kamerstuk 34 300 XV, nr. 69.

X Noot
27

Het gaat om: De Rotterdamse Zaak, MKB-Doorstart, Over Rood en 155 help een bedrijf.

X Noot
28

Kamerstuk 34 550 IV, nr. 39.

Naar boven