24 036
Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit

nr. 360
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 oktober 2008

Hierbij doe ik u het gewijzigde Relatiestatuut EZ-NMa toekomen.1 Hiermee kom ik tegemoet aan de toezegging in mijn brief van 4 juli 20082. In die brief heb ik u twee maatregelen aangekondigd ter aanscherping van de scheiding tussen het marktordeningsbeleid, dat tot mijn verantwoordelijkheid behoort, en de uitvoering daarvan door de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa):

1. een mogelijkheid tot afkeuring door de minister van Economische Zaken van uitvoeringsregels van de NMa;

2. beleidsregels van de minister van Economische Zaken ten aanzien van boetes en clementie ter vervanging van de desbetreffende uitvoeringsregels van de NMa.

Over de mogelijkheid tot afkeuring informeer ik u in deze brief. De beleidsregels worden naar verwachting begin 2009 afgerond, waarna uw Kamer hierover zal worden geïnformeerd.

De mogelijkheid van afkeuring van uitvoeringsregels van de NMa waarborgt dat de uitvoeringsregels van de NMa binnen de door de minister van Economische Zaken uitgezette beleidsmatige koers blijven. Zoals ik in mijn brief van 4 juli heb toegezegd, is deze mogelijkheid aanvankelijk omwille van de snelheid van invoering in het Relatiestatuut (artikel 13) opgenomen. Het Relatiestatuut bevat de onderlinge werkafspraken tussen de NMa en de ministeries van Economische Zaken en (voor wat betreft de Vervoerkamer in appendix II) Verkeer en Waterstaat voor zover deze niet wettelijk zijn geregeld. Op langere termijn overweeg ik het afkeuringsrecht wettelijk te regelen, zoals ik u in mijn brief van 4 juli heb gemeld.

Artikel 13 van het Relatiestatuut bepaalt na wijziging dat de NMa voorgenomen uitvoeringsregels of wijzigingen in bestaande uitvoeringsregels aan de minister moet voorleggen voordat zij ze vaststelt. Indien deze naar de mening van de minister in strijd zijn met het algemeen belang van een goede taakuitvoering van de NMa, stelt de NMa ze niet vast. In plaats daarvan kan de NMa – zo nodig na overleg – een gewijzigd voorstel opnieuw aan de minister voorleggen. Overigens kan de minister indien nodig gebruik maken van de bevoegdheid om eigen beleidsregels op te stellen in plaats van de voorgenomen uitvoeringsregels van de NMa.

In het Relatiestatuut zijn voorts enkele kleine wijzigingen aangebracht naar aanleiding van de voor de afgelopen zomer afgeronde evaluatie van de afspraken uit 20051. De wijzigingen betreffen de overleggen die EZ en de NMa onderling en met anderen voeren en de afspraken omtrent de wijze waarop de NMa in de interne bedrijfsvoering van mijn ministerie meeloopt. Ter vermindering van interne lasten is tevens het handhavingsplan van de Energiekamer vervallen; afspraken daaromtrent in het relatiestatuut worden daarom ook geschrapt.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Kamerstukken II, 2007–2008, 24 036, nr. 349.

XNoot
1

Staatscourant 20 december 2005, nr. 247, p. 14.

Naar boven