23 686 Regeling financiële ondersteuning fracties Tweede Kamer

Nr. 22 BRIEF VAN HET PRESIDIUM

Aan de leden

Den Haag, 28 januari 2014

Het Presidium legt aan u voor een nieuwe Regeling financiële ondersteuning fracties Tweede Kamer 2014. Deze regeling, met bijbehorende toelichting en bijlagen vervangt de bestaande Regeling financiële ondersteuning fracties Tweede Kamer 2006.

De nieuwe Regeling komt tegemoet aan de wens van de fracties tot vereenvoudiging van de berekeningsgrondslag, de verruiming van de bestedingsvrijheid en de mogelijkheid beter in te spelen op de consequenties en schommelingen in het zeteltal als gevolg van verkiezingen. Daarnaast houdt de nieuwe Regeling rekening met de wens de controle op de rechtmatigheid van de uitgaven anders in te richten en de maatschappelijke discussie over meer transparantie door middel van een openbare verantwoording.

Het Presidium stelt u voor om in te stemmen met deze regeling.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, A. van Miltenburg

De Griffier van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, J.E. Biesheuvel-Vermeijden

Bijlage 1 Regeling financiële ondersteuning fracties Tweede Kamer 2014

Artikel 1 Definities

  • 1. Presidium: het Presidium bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer.

  • 2. Fracties: een fractie als bedoeld in artikel 11, eerste lid, en artikel 12, eerste en tweede lid, van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

  • 3. Stichting: een rechtspersoon als bedoeld in Titel 6 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, opgericht ten behoeve van een fractie overeenkomstig de modelstatuten behorend bij deze Regeling.

    De statuten van de stichting zoals op te nemen in de akte van oprichting, evenals wijziging van deze statuten, behoeven de goedkeuring van het Presidium. Het Presidium is te allen tijde bevoegd tot wijziging van de modelstatuten. Bij wijziging van de modelstatuten bepaalt het Presidium wat de gevolgen zijn van de wijziging van de modelstatuten voor de statuten van reeds opgerichte stichtingen, met dien verstande dat een stichting verplicht is de statuten te wijzigen overeenkomstig de modelstatuten indien het Presidium daartoe besluit bij de wijziging van de modelstatuten.

  • 4. Bijdrage: de financiële middelen, berekend overeenkomstig artikel 2, lid 1, die elk kalenderjaar worden verstrekt aan een stichting ten behoeve van de bijbehorende fractie.

  • 5. Verantwoording: de staat van baten en lasten, inclusief de opbouw van de egalisatiereserve, opgesteld overeenkomstig het verantwoordingsmodel behorend bij deze Regeling.

  • 6. Controleverklaring: de verklaring van een accountant bij de verantwoording van een stichting over de ontvangen bijdrage, opgesteld overeenkomstig het verantwoordingsmodel behorend bij deze Regeling.

  • 7. Auditdienst Rijk: de controlerend accountant bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de Comptabiliteitswet belast met de wettelijke controle van de verantwoording van de Staten-Generaal.

Artikel 2 Berekening bijdrage en hoogte zetelbedrag

  • 1. Elke fractie is jaarlijks gerechtigd tot een bijdrage. Deze bijdrage bestaat uit een bedrag per zetel (zetelbedrag) vermenigvuldigd met het aantal zetels (zeteltal) van de bijbehorende fractie.

    Het zetelbedrag wordt gesteld op eenmaal loonschaal 6 (Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren) inclusief overhead en eenmaal loonschaal 10 (Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren) inclusief overhead overeenkomstig de tarieven opgenomen in de Handleiding Overheidstarieven die jaarlijks wordt vastgesteld.

  • 2. Over een gedeelte van een kalenderjaar wordt de bijdrage naar rato berekend; dit gebeurt per dag.

  • 3. Het zetelbedrag wordt jaarlijks herzien overeenkomstig de nieuw vastgestelde tarieven.

  • 4. Het zeteltal van een fractie met minder dan zes leden wordt voor de toepassing van het eerste lid vermeerderd met één.

  • 5. Het zeteltal van een fractie met meer dan vijf maar minder dan elf leden wordt voor de toepassing van het eerste lid vermeerderd met een half.

Artikel 3 Bestemming bijdrage

  • 1. De aan elke stichting verstrekte bijdrage is bestemd ter dekking van de personele en materiële kosten of uitgaven van de bijbehorende fractie in een kalenderjaar, met als doel het functioneren van de fractie te bevorderen door de fractie in staat te stellen de daarvoor naar haar redelijk oordeel noodzakelijke activiteiten te ontplooien, medewerkers aan te stellen en de daarmee gemoeide uitgaven te laten bekostigen door de stichting.

  • 2. De bijdrage die aan de stichting is verstrekt, mag niet gebruikt worden ter bekostiging van uitgaven waarvoor:

    • a. de leden van de fractie een vergoeding (kunnen) ontvangen ingevolge de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, of

    • b. politieke partijen een vergoeding kunnen ontvangen ingevolge de Wet financiering politieke partijen.

Artikel 4 Bevoorschotting

  • 1. De bijdrage wordt in principe in twaalf maandelijkse termijnen overgemaakt aan de stichting.

Artikel 5 Egalisatiereserve

  • 1. Elke stichting is bevoegd een eigen egalisatiereserve aan te houden voor toekomstige uitgaven als bedoeld in artikel 3 ten behoeve van de bijbehorende fractie.

  • 2. De egalisatiereserve mag niet groter zijn dan 5 miljoen euro (€ 5.000.000,00). Bij een overschrijding wordt het verschil door de stichting betaald aan de Tweede Kamer. Het Presidium kan voormeld verschil verrekenen met de in artikel 4, lid 1, bedoelde voorschotbetalingen als bedoeld in artikel 4, lid 1.

  • 3. Indien een fractie als gevolg van verkiezingen ophoudt te bestaan, wordt de bestaande egalisatiereserve door de bijbehorende stichting gebruikt voor het afwikkelen van lopende verplichtingen. Het restant wordt door de bijbehorende stichting teruggestort naar de Tweede Kamer.

  • 4. De egalisatiereserve bestaat uit vrij opneembare tegoeden bij een te goeder naam en faam bekend staande bancaire of financiële instelling met een vergunning van de Nederlandsche Bank (DNB).

Artikel 6 Wijziging van bijdrage door verkiezingen

  • 1. Indien het zeteltal van een fractie door verkiezingen wijzigt, gaat de verandering van de bijdrage in:

    • a. bij vermindering van het zeteltal: op de eerste dag van de dertiende maand na de eerste vergadering van de nieuw gekozen Kamer;

    • b. bij toeneming van het zeteltal: op de eerste dag van de kalendermaand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen Kamer plaatsvindt.

  • 2. Indien een fractie als gevolg van verkiezingen ophoudt te bestaan, vervalt de bijdrage aan de bijbehorende stichting op de op de eerste dag van de zesde kalendermaand na de eerste vergadering van de nieuw gekozen Kamer.

  • 3. Indien een fractie als gevolg van verkiezingen nieuw in de Kamer komt, ontvangt de bijbehorende stichting vanaf de verkiezingsdatum de bijdrage.

Artikel 7 Wijzing van bijdrage bij splitsing of samenvoeging

  • 1. Bij splitsing van een fractie bedraagt de gezamenlijke bijdrage van de betrokken stichtingen niet meer dan de bijdrage van de stichting behorend bij de oorspronkelijke fractie. De verdeling van de oorspronkelijke bijdrage tussen de betrokken stichtingen geschiedt naar evenredigheid van het zeteltal van elk van de betrokken fracties.

  • 2. In de statuten van de stichting is bepaald hoe de egalisatiereserve en de materiële vaste activa worden verdeeld bij splitsing van de fractie.

  • 3. Ontstaat een nieuwe fractie door samenvoeging van fracties, dan is de bijdrage aan de stichting behorende bij de nieuwgevormde fractie gelijk aan de bijdragen aan de stichtingen behorende bij de oorspronkelijke fracties.

Artikel 8 Indienen verantwoording

  • 1. Het bestuur van een stichting dient voor 1 april van elk jaar in bij het Presidium een ondertekende verantwoording ter zake de bestemming in het voorgaande kalenderjaar van de bijdrage. Deze verantwoording wordt voorzien van een controleverklaring omtrent de getrouwheid en de rechtmatigheid van de verantwoording, van een door het bestuur van de stichting benoemde registeraccountant of een accountant administratieconsulent in de zin van artikel 393, Boek 2, van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2. De Auditdienst Rijk kan op eigen initiatief de accountant als bedoeld in lid 1 verzoeken inzicht te bieden in zijn controlewerkzaamheden. De accountant verleent zijn medewerking hieraan en stelt, conform artikel 67 van de Comptabiliteitswet 2001, alle relevante documentatie ter beschikking van de Auditdienst Rijk.

Artikel 9 Definitief vaststellen bijdrage

  • 1. Het Presidium stelt voor 1 juli van elk jaar de definitieve bijdrage vast over het voorafgaande kalenderjaar overeenkomstig artikel 2. Bij de definitieve vaststelling wordt toegepast de Handleiding Overheidstarieven van het voorgaande kalenderjaar.

    Indien de in artikel 4, lid 1, bedoelde voorschotbetalingen over een kalenderjaar tezamen meer bedragen dan de definitieve bijdrage, dan wordt het verschil – ter keuze van het Presidium –:

    • a. in mindering gebracht op de bijdrage van het lopende kalenderjaar, dan wel

    • b. teruggevorderd van de stichting.

    Het Presidium kan voormeld verschil verrekenen met de in artikel 4, lid 1, bedoelde voorschotbetalingen.

    Indien de in artikel 4, lid 1, bedoelde voorschotbetalingen over een kalenderjaar tezamen minder bedragen dan de definitieve bijdrage, dan wordt het verschil betaald aan de stichting.

  • 2. Uitgaven van de stichting ten behoeve van de bijbehorende fractie die niet passen binnen het doel van de bijdrage als bedoeld in artikel 3, worden – ter keuze van het Presidium –:

    • a. in mindering gebracht op de bijdrage van het lopende kalenderjaar, dan wel

    • b. teruggevorderd van de stichting.

    Het Presidium kan de bedragen corresponderend met voormelde uitgaven verrekenen met de voorschotbetalingen als bedoeld in artikel 4, lid 1.

  • 3. Uitgaven die niet voor een bijdrage in aanmerking komen, mogen niet ten laste van de egalisatiereserve worden gebracht.

Artikel 10 Openbaarmaking definitieve bijdrage

  • 1. Het Presidium zendt na vaststelling van de definitieve bijdrage de door het bestuur van elke stichting opgestelde verantwoording, voorzien van de controleverklaring, aan de Kamer.

  • 2. De stukken bedoeld in lid 1 zijn openbaar.

Artikel 11 Uitvoering Regeling

  • 1. De directeur Bedrijfsvoering, Financiën en Personeel en Organisatie van de Tweede Kamer is namens het Presidium verantwoordelijk voor de uitvoering van de Regeling.

Artikel 12 Overgangsbepaling trekkingsrechten

  • 1. De per fractie opgebouwde trekkingsrechten worden gesteld op de eindstand per 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de nieuwe Regeling van kracht wordt. De trekkingsrechten dienen ter dekking van de uitgaven als genoemd in artikel 3, eerste lid.

  • 2. De trekkingsrechten blijven na verkiezingen beschikbaar voor de fractie die onder dezelfde naam terugkeert, dan wel voor de fractie die naar het oordeel van het Presidium als rechtsopvolger daarvan kan worden beschouwd.

  • 3. De trekkingsrechten mogen niet worden aangewend voor verhoging van de egalisatiereserve, tevens mag in een jaar geen beroep worden gedaan op de trekkingsrechten terwijl tegelijkertijd de egalisatiereserve groeit.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1. De Regeling treedt in werking op 1 januari 2014.

Bijlage 2 Toelichting bij de Regeling financiële ondersteuning fracties Tweede Kamer 2014

Inleiding

Ter bespreking treft u een voorstel aan voor de modernisering van de huidige Regeling financiële ondersteuning fracties Tweede Kamer, hierna de Regeling. Met het voorstel tot modernisering wordt recht gedaan aan de wens tot vereenvoudiging van de berekeningsgrondslag en de controle op de rechtmatigheid van de uitgaven, de verruiming van de bestedingsvrijheid van de fracties c.q. stichting en een grotere transparantie door middel van een openbare verantwoording. Daarnaast biedt de nieuwe Regeling de fracties de mogelijkheid beter in te spelen op de consequenties van schommelingen in het zeteltal als gevolg van verkiezingen.

De huidige Regeling, die is ingevoerd in 2006, is in de basis een goede regeling die de fracties in staat stelt om zonder bemoeienis van derden eigen medewerkers aan te stellen en de eigen onafhankelijke ondersteuning vorm te geven. Echter, in de afgelopen jaren is gebleken dat de huidige Regeling onvoldoende aansluit bij politieke en maatschappelijke ontwikkelingen en in de uitvoering tijdrovend en niet eenvoudig is; politieke en maatschappelijke ontwikkelingen zoals sterke fluctuaties in zeteltal door een minder stabiele achterban of de behoefte aan openbaarheid over de besteding van publieke middelen.

Omdat de huidige Regeling niet voorziet in spelregels wat betreft een openbare verantwoording, heeft een aantal fracties zelf gekozen voor het publiceren van het jaarverslag.

Dat de Regeling tijdrovend en niet eenvoudig uit te voeren is, blijkt uit de opbouw van de berekening van het zetelbedrag en de uitgebreide jurisprudentie op basis van uitspraken van het Presidium over het al dan niet subsidiabel zijn van bepaalde uitgaven.

Op basis van deze wensen en ontwikkelingen is in 2011 besloten, de huidige Regeling te herzien. Voor u ligt een toekomstbestendige Regeling die rekening houdt met onzekere factoren, de maatschappelijke verantwoordelijkheid van Kamerleden en fracties en een deugdelijk begrotingsbeheer.

Werkwijze

Sinds een aantal jaren bestaat er een periodiek overleg tussen het Managementteam van de Tweede Kamer en de ambtelijk secretarissen van de fracties. Dit overleg fungeert in voorkomende gevallen als een voorportaal van het Presidium. In dit overleg worden veel zaken besproken en voorbereid. Het overleg raakt vraagstukken op het terrein van IT en andere facilitaire zaken. Ook logistieke aspecten rond de inrichting van de accountantscontrole worden in dit overleg besproken. Naar aanleiding hiervan is het voorstel gedaan om gezamenlijk te kijken naar de mogelijkheden van modernisering van de bestaande Regeling. Uiteindelijk is gekozen voor een werkgroep. Alle fracties zijn in staat gesteld te participeren in deze werkgroep. De werkgroep bestaat uit de volgende leden:

P.H.E. Heijkoop (D66)*

I.C.M. Kuivenhoven-Broeders (VVD)*

C.S. Lubbers (PvdA)

E.J. de Lanoy (CDA)

F. Thiadens (PVV)*

A.C. den Dopper (Auditdienst Rijk)*

P.S. van der Vet (stafdienst FEZ)

S.J. Oostlander (stafdienst FEZ)

De werkgroep heeft een aantal malen overleg gevoerd, waarbij de bestaande knelpunten zijn geïnventariseerd en andere aandachtspunten benoemd. Verder zijn alle ambtelijk secretarissen van de niet aan de werkgroep deelnemende fracties benaderd voor een interview. Op basis van beknopte notities zijn de verschillende deelonderwerpen ieder afzonderlijk besproken. Daarbij zijn steeds verschillende varianten uitgewerkt. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in voorliggend voorstel. De leden met de toevoeging * zijn vanaf voorjaar 2013 aangeschoven bij de werkgroep.

Uitgangspunten

De uitgangspunten die zijn gehanteerd, zijn benoemd in een startnotitie. In deze startnotitie zijn drie belangrijke richtingen aangegeven.

  • 1. Het verruimen van de bestedingsvrijheid van fracties binnen de wettelijke kaders.

    Een belangrijk criterium bij de beoordeling van de uitgaven is dat deze het functioneren van de fractie ten goede komen. Dit levert regelmatig discussie op tussen fractie en controlerend accountant en daardoor ook in het Presidium. Om deze discussie tot een minimum te beperken, wordt de vrijheid om zelf te bepalen wat goed is voor het functioneren, verruimd.

    De verruiming van de bestedingsvrijheid wordt gekoppeld aan de verplichting tot een openbare en transparante verslaglegging. De door de fractie opgestelde financiële verantwoording (conform vastgesteld model) voorzien van de controleverklaring van de accountant wordt openbaar gemaakt.

  • 2. Het verruimen van de mogelijkheden om in te spelen op schommelingen in zeteltal als gevolg van verkiezingen.

    Een belangrijke reden de Regeling te wijzigen, is de wens van fracties om meer financiële ruimte te krijgen waardoor schommeling in zeteltal is op te vangen en de fractie als een goed werkgever van het personeel kan opereren. Grote electorale verschuivingen en regelmatig tussentijdse verkiezingen, zoals zichtbaar in het laatste decennium, hebben grote gevolgen voor fractieorganisaties. Schommelingen in zeteltal werken ook door naar de personele ondersteuning van de fracties. Bij een forse daling van het zeteltal, ontkomt de fractie er vaak niet aan om personeel af te laten vloeien (al dan niet door gedwongen ontslag). In de nieuwe Regeling wordt daaraan tegemoet gekomen door de optie om zelf reserves op te bouwen te introduceren. Zo beschikken fracties op termijn over meer financiële slagkracht om hun verplichtingen jegens hun medewerkers na te komen. Aan de hoogte van deze reserve is een maximum gesteld en wordt onder bepaalde voorwaarden aangehouden.

  • 3. Het vereenvoudigen van de berekening van het zetelbedrag en de controlewerkzaamheden.

    De berekeningsgrondslag van het zetelbedrag is vereenvoudigd door aansluiting te zoeken bij een standaardtarief waarin loon- en prijscomponenten zijn meegenomen. De hoogte van de bijdrage blijft ongewijzigd.

    Verder is beoogd, de controlelast te verminderen door de verantwoordelijkheid voor de controle in handen te leggen van door de afzonderlijke fracties te kiezen accountants. In het Presidium vindt finale besluitvorming plaats op basis van de afgegeven controleverklaring van deze accountant bij de verantwoording van de fractie. Het Presidium hoeft niet meer te besluiten over punten zoals de kosten voor drukwerk en verspreiding van uitgevoerd onderzoek of informatiebladen.

Een belangrijk aanvullend uitgangspunt is dat de gehele herziening budgettair-neutraal moet plaatsvinden en dat het begrotingsbeheer op termijn stabiel is. Dat laatste aspect wordt gerealiseerd door het zelf opbouwen van een reserve door de fracties. Een geheel stabiel begrotingsbeheer wordt pas gerealiseerd als de fracties op termijn de opgebouwde trekkingsrechten hebben gebruikt.

Verruimen bestedingsvrijheid en openbare verantwoording

De nieuwe Regeling is op een drietal onderdelen aangepast om zowel het verruimen van de bestedingsvrijheid van de fractie als het openbaar maken van de verantwoording mogelijk te maken. Het betreft de rechtsvorm, het normenkader en de voorwaarden om tot publicatie over te gaan.

Rechtsvorm

Fracties wordt gevraagd een stichting op te richten. Met ingang van 2006 is in de Regeling de bepaling opgenomen dat de fractie een stichting of andere vorm van rechtspersoon dient op te richten, waaraan de financiële bijdrage wordt overgemaakt. De mogelijkheid om te kiezen voor een rechtspersoon, anders dan een stichting, verdwijnt. Vanuit het oogpunt van transparantie en vereenvoudiging wordt voorgesteld alle fracties een stichting te laten oprichten. Voor deze stichting zijn modelstatuten opgesteld in overleg met de Landsadvocaat. Met deze stichting ontstaat ook voor het Presidium een duidelijke verantwoordelijke subsidieontvanger. De stichting is verantwoordelijk voor het rechtmatig beheer van de ontvangen gelden en legt daarover ook verantwoording af in het jaarverslag. De stichting is zelf verantwoordelijk voor het laten controleren van de verantwoording. Voor het verkrijgen van de bijdrage is een goedkeurend oordeel van een accountant vereist. Deze accountant wordt door de stichting benoemd. Dat is anders dan nu het geval is. Op dit moment is de controle in handen van een accountant die door het Presidium wordt benoemd. Die constructie verdwijnt. Bij grotere vrijheid en grotere verantwoordelijkheid, uitgangspunten van deze Regeling, hoort de verantwoordelijkheid zelf de controle te laten uitvoeren.

Het stichtingsbestuur bestaat uit leden van de fractie. Overigens mogen ook niet-fractieleden lid worden van dit bestuur. Dat is onvermijdelijk, zeker voor de kleine of heel kleine fracties.

Normenkader

De bijdrage mag volgens de huidige Regeling niet worden gebruikt ter bekostiging van:

  • uitgaven in strijd met wettelijke bepalingen;

  • betalingen aan politieke partijen dan wel met politieke partijen verbonden instellingen dan wel natuurlijke personen anders dan ter vergoeding van prestaties (diensten en/of goederen) geleverd ten behoeve van de fractie op basis van een gespecificeerde, reële declaratie;

  • giften;

  • uitgaven welke dienen bestreden te worden uit vergoedingen die de leden ingevolge de Wet op de schadeloosstelling toekomen;

  • kantoor- en werkruimte buiten het Kamergebouw anders dan incidenteel.

Bij twijfel omtrent de aanvaardbaarheid van uitgaven in de zin van de onderhavige Regeling besluit het Presidium. Het staat de fracties vrij het Presidium omtrent de aanvaardbaarheid van uitgaven een prealabel advies te vragen. Deze constructie is in de loop der jaren onwerkbaar gebleken. Doordat veelal niet duidelijk is wat wel en niet bekostigd mag worden uit de Regeling, is uitgebreide maar ook complexe jurisprudentie ontstaan op basis waarvan het Presidium tot een oordeel komt. Veel fracties besluiten uitgaven niet meer voor een oordeel aan het Presidium voor te leggen. Men wil gedoe voorkomen, maar doet zichzelf mogelijk tekort. Omgekeerd komt het voor dat in het Presidium uitputtend overleg wordt gevoerd over de rechtmatigheid van heel kleine uitgaven, soms minder dan € 100. Dit is niet erg efficiënt en kan eenvoudiger. In de nieuwe Regeling zijn de bestedingsmogelijkheden voor fracties verruimd.

In essentie geldt in de nieuwe Regeling de gedachte dat het normenkader waaraan wordt getoetst, beperkt blijft tot samenloop met de Wet financiering politieke partijen en de Wet op de schadeloosstelling. Uitgaven van een fractie worden als niet subsidiabel aangemerkt als deze uitgaven, op grond van een van beide genoemde wetten, ten laste van de partij of het individuele Kamerlid zijn terug te brengen. Als voorbeeld: verkiezingscampagnes mogen niet bekostigd worden uit de fractiekostenregeling. Ook reiskosten van leden mogen niet vergoed worden uit de fractiekostenregeling.

Openbaarheid

In de Regeling wordt gekozen voor openbaarmaking van de verantwoording. Er is op dit moment niets geregeld omtrent de openbaarheid van de verantwoordingen van de fracties. In de afgelopen periode heeft een aantal fracties eigenstandig besloten tot publicatie van gegevens. Gezien de maatschappelijke discussie over transparantie en openbare verantwoording van overheidsgelden is het goed om daarover concrete afspraken te maken. Daar waar fracties grotere vrijheid krijgen bij besteding van de gelden past een grotere verantwoordelijkheid. Dit is een verandering ten opzichte van de eerdere werkwijze. Het vraagstuk van openbaarheid en transparantie krijgt de laatste jaren veel aandacht. Overheidsinformatie moet zo veel mogelijk openbaar zijn. De Tweede Kamer gaat mee in deze beweging. Dat is zichtbaar in het op internet streamen van alle openbare plenaire en commissievergaderingen en in het op internet ter beschikking stellen van documenten en procesinformatie over wetgeving en andere overleggen. De beweging naar meer inzicht in de werkwijze en besluitvorming in de Tweede Kamer is niet nieuw. Al vele jaren zijn bijvoorbeeld de procedurevergaderingen openbaar. De verantwoordinginformatie over de Tweede Kamer is al sinds jaar en dag openbaar en maakt onderdeel uit van de jaarverslagen van het Rijk, die op de derde woensdag in mei aan de Kamer worden aangeboden. Nu wordt voorgesteld de laatste stap te zetten en ook de verantwoording van de fracties openbaar te maken.

De Tweede Kamer valt niet onder de Wet openbaarheid bestuur. Daar is voor ooit gekozen teneinde de besluitvorming tussen en binnen de fracties niet te verstoren. Deze argumentatie is nog steeds geldig. Een onbeperkte en onvoorwaardelijke toegang tot de gegevens van de afzonderlijke fracties wordt niet beoogd. Een fractie hoeft niet te publiceren welke opleiding een medewerker heeft gevolgd of welk extern advies de fractie heeft gevraagd. In een vastgesteld verantwoordingsmodel zijn de minimale vereisten voor de in te dienen verantwoording vastgelegd. Dit model maakt onderdeel uit van de Regeling. De informatie wordt zichtbaar op een geaggregeerd niveau. Het staat fracties overigens vrij zelf te kiezen voor een verdergaande rapportage. De fracties bieden hun verantwoording, voorzien van een controleverklaring van hun accountant, aan het Presidium aan. Het Presidium biedt deze stukken na definitieve vaststelling aan de Tweede Kamer aan. Op dat moment wordt de verantwoording openbaar.

Verruimen mogelijkheid in te spelen op schommeling in zeteltal bij verkiezingen

In de huidige Regeling is een tweetal voorzieningen opgenomen om schommelingen in zeteltal op te vangen. Het betreft ten eerste de voorziening dat bij krimpen van het zeteltal de fractie nog twaalf maanden lang het budget gebaseerd op het oude zeteltal behoudt en ten tweede de mogelijkheid tot reserveren in de vorm van trekkingsrechten (garantieverplichting). Met name de laatste voorziening wordt met het oog op een stabiel begrotingsbeheer voor de toekomst, ongewenst geacht. In dat kader wordt in de nieuwe Regeling de mogelijkheid tot het zelf aanhouden van reserves geïntroduceerd en wordt de opbouw van de trekkingsrechten bevroren.

Trekkingsrechten (garantieverplichting)

De fracties mogen nu niet zelf sparen of reserves opbouwen. De behoefte om bijvoorbeeld kort voor of na de verkiezingen te kunnen beschikken over extra gelden wordt ondervangen door de zogeheten trekkingsrechten. Bij de trekkingsrechten is er voor de fracties de mogelijkheid gecreëerd om extra middelen te putten uit de begroting van de Tweede Kamer. De trekkingsrechten worden gevoed uit de onderuitputting van de fracties. Met andere woorden: wanneer een fractie in een bepaald jaar niet alle middelen benut waarop zij recht heeft, wordt het restant toegevoegd aan het trekkingsrecht van die betreffende fractie. De benutting van de gelden uit de trekkingsrechten valt binnen de regels van de Regeling. In 2013 is het totaal aan trekkingsrechten van alle fracties tezamen opgelopen tot een bedrag van ruim 10 miljoen euro. Hoewel de volledige en gelijktijdige uitputting van deze trekkingsrechten wellicht wat hypothetisch is, is een dergelijk financieel risico binnen de totale begroting van de Tweede Kamer minder wenselijk. In de nieuwe Regeling zullen de huidige trekkingsrechten niet meer worden opgebouwd. In plaats daarvan wordt de fracties de gelegenheid geboden een eigen egalisatiereserve op te bouwen.

De bestaande afspraken rond de trekkingsrechten worden gerespecteerd. Dat wil zeggen dat deze rechten blijven bestaan, maar er zal geen opbouw meer plaatsvinden. Fracties mogen een beroep blijven doen op de trekkingsrechten. De trekkingsrechten mogen niet worden gebruikt voor de verhoging van de egalisatiereserve. Daarnaast mag een fractie geen registergoederen aankopen uit de trekkingsrechten. Door het opnemen van middelen uit de trekkingsrechten zullen de trekkingsrechten op termijn dalen tot nul. Het overhevelen van de trekkingsrechten naar de egalisatiereserve is ook besproken, maar van de hand gewezen. Voor het contant maken van alleen administratief bestaand geld ontbreken de financiële middelen.

De egalisatiereserve

De fracties worden in staat gesteld om hun eigen reserves op te bouwen via de eerder genoemde egalisatiereserve. Voor de besteding van deze middelen gelden dezelfde regels als voor de reguliere bijdrage. De voeding van de egalisatiereserve kan plaatsvinden uit de onderuitputting op het toegekende budget. Het toepassen van dezelfde regels betekent in de praktijk een grotere bestedingsvrijheid voor de fracties dan nu het geval is. Er zijn twee specifieke punten voor de egalisatiereserve. Deze reserve moet worden aangehouden in de vorm van vrij opneembare tegoeden bij een door de Nederlandsche Bank erkende bancaire of financiële instelling. Het geld moet direct inzetbaar zijn en mag dus niet meerjarig vastzitten in bijvoorbeeld obligaties. De reserve moet immers gebruikt kunnen worden voor het afwikkelen van verplichtingen die samenhangen met wisselingen in omvang van de fractieondersteuning. Het aanhouden van de egalisatiereserve bij een door de Nederlandsche Bank erkende bancaire of financiële instelling behoeft geen toelichting. Tweede punt betreft de hoogte van de egalisatiereserve. De ruimte om reserves op te bouwen is verruimd ten opzichte van de afspraken rond de trekkingsrechten. De egalisatiereserve mag niet groter zijn dan 5 miljoen euro per fractie. De verwachting is dat dit voldoende moet zijn voor fracties om juist de grote wisseling in zetels en de personele gevolgen daarvan op te vangen. Bij de trekkingsrechten was dit beperkt tot een trekkingsrecht niet groter dan de totale subsidie in een halfjaar. Deze verruiming is gecreëerd om voldoende flexibiliteit in te bouwen voor het opvangen van gevolgen van verkiezingen, ook wanneer deze kort na elkaar plaatsvinden.

Voldoende reserves

Naar de mening van de opstellers van de Regeling biedt het voorstel voldoende armslag voor de fracties. Er is voorzien in drie constructies voor het opvangen van tussentijdse verkiezingen en fluctuaties in zetelaantallen. Zo wordt de afspraak gehandhaafd dat een fractie nog een jaar het oude subsidiebedrag ontvangt in het geval van zetelverlies, nog geruime tijd trekkingsrechten blijven bestaan en een egalisatiereserve mag worden opgebouwd.

Alleen de vertegenwoordiger van D66 in de werkgroep maakt bezwaar tegen de voorgestelde hoogte van egalisatiereserve. Zij staat op het standpunt dat een egalisatiereserve met een maximale hoogte van eenmaal de jaarsubsidie in het voorgaande jaar toereikend moet zijn. Het handhaven van de oude trekkingsrechten vindt zij bezwaarlijk omdat hierdoor bij groot zetelverlies een ongelijkwaardigheid bestaat qua beschikbare reserve voor partijen van gelijke grootte. Naar de mening van de vertegenwoordiger van D66 is dat een groot verschil met de huidige Regeling. De overige vertegenwoordigers zijn van mening dat juist deze keuze recht doet aan de doelstellingen van de aanpassing van de fractiekostenregeling, met name de doelstelling dat fracties in de toekomst met zelf gespaarde reserves grote zetelfluctuaties zelf kunnen opvangen.

Volgorde gebruik trekkingsrechten en egalisatiereserve

Om gelijkheid tussen de fracties van diverse grootte op het punt van de trekkingsrechten te realiseren, geldt de afspraak dat eerst de trekkingsrechten worden aangewend en daarna pas de egalisatiereserve.

Extra ondersteuning voor kleine fracties

Een belangrijk onderdeel van het politieke landschap in de Tweede Kamer is diversiteit en pluriformiteit. Kleine en heel kleine fracties maken al decennialang deel uit van de Tweede Kamer. De fractiekostenregeling kent al vanaf het begin een voorziening voor kleine fracties. Afhankelijk van het zeteltal ontvangt een kleine fractie een extra bedrag. Het zeteltal waarop de hoogte van bijdrage wordt vastgesteld, wordt, fictief, met één zetel verhoogd voor fracties met minder dan zes leden. Voor fracties met minder dan elf leden komt daar dan nog een halve fictieve zetel bij. Op deze wijze worden ook kleinere fracties in staat gesteld adequate fractieondersteuning in te richten. In de nieuwe Regeling wordt aan deze voorziening niet getornd. De ondersteuning, ook voor kleine fracties, blijft ongewijzigd.

Vereenvoudiging berekening zetelbedrag en controlewerkzaamheden

Het zetelbedrag is in de loop der jaren opgebouwd uit verschillende componenten om de personele en (bepaalde categorieën van) materiële uitgaven te dekken. Om de berekening te vereenvoudigen is aansluiting gezocht bij een standaardtarief dat de rijksoverheid hanteert om kosten door te belasten aan derden. In dit tarief wordt rekening gehouden met normen voor personeel, materieel en overhead.

Ook de controleketen is opnieuw beoordeeld. De werkgroep is tot de conclusie gekomen dat, hoewel de huidige werkwijze ook voordelen heeft, vereenvoudiging wenselijk is. Die vereenvoudiging wordt gevonden in het laten controleren van de verantwoording door een door de stichting zelf aangestelde accountant.

Financiële consequenties

Een van de uitgangspunten van de vereenvoudiging en aanpassingen van de fractiekostenregeling betrof budgetneutraliteit. Een aanpassing mocht niet resulteren in verhoging van de uitgaven ten behoeve van de fracties. Tegelijkertijd is ook geen besparing beoogd. De aanpassing van de Regeling staat los van de inspanningsverplichting uit de recente regeerakkoorden. Deze inspanningsverplichting uit het kabinet-Rutte I loopt op tot een structurele korting van 6%. Deze is al meerjarig verwerkt in de budgetten en staat los van de nu voorliggende wijziging van de Regeling. Bij het bepalen van de berekeningsgrondslag is gezocht naar een formule die ook tijdsbestendig is, in die zin dat jaarlijkse een wijziging wordt doorgevoerd om loon- of prijscompensatie te verrekenen. Deze eenvoudige en tijdsbestendige toepasbaarheid is gevonden in het gebruik van de HAFIR-tarieven. Dit is een tariefsystematiek die binnen de rijksdienst wordt gehanteerd voor het bepalen van kostprijzen en doorbelastingen. Deze tarieven worden jaarlijks geïndexeerd.

Zetelbedrag

Bij het opstellen van de Regeling is gestreefd naar vereenvoudiging. De berekening van de hoogte van de subsidie is complex. Fracties krijgen een bedrag per zetel. Voor fracties kleiner dan zes, respectievelijk elf zetels, is er een extra bijdrage. Het zetelbedrag kent een complexe opbouw. Het zetelbedrag wordt nu historisch opgebouwd. In de loop der jaren zijn daarop uitbreidingen gekomen voor bepaalde materiële uitgaven en bijvoorbeeld als uitkomst van de zelfreflectie. Bij de opbouw van het zetelbedrag wordt rekening gehouden met de werkgeverslasten. Het zetelbedrag voor het komende jaar is meestal eind november/begin december bekend. Veel fracties vinden dat in verband met het opstellen van de begroting een te laat moment. Het nieuwe zetelbedrag moet eenvoudig zijn te berekenen en voor november bekend zijn bij de fracties. Als oplossing is gekozen voor een regeling om de opbouw van het zetelbedrag aan laten sluiten bij de tarieven voor overheidspersoneel (Handleiding Overheidstarieven). Deze zogeheten HAFIR-tarieven worden binnen de rijksdienst breed gebruikt en worden jaarlijks geïndexeerd voor zowel werkgevers- als werknemerslasten. Het nieuwe zetelbedrag is opgebouwd uit één keer het tarief behorend bij schaal 6 en één keer het tarief behorend bij schaal 10. De som hiervan komt bijna volledig overeen met het huidige zetelbedrag, maar is eenvoudiger te bepalen. Het HAFIR-tarief gaat uit van een gemiddelde in de loonschaal en er wordt rekening gehouden met een opslag voor overhead. Het staat fracties overigens vrij om medewerkers in andere schalen dan schaal 6 en schaal 10 aan te stellen.

Specifieke aandachtspunten

Een specifiek aspect dat in de Regeling wordt uitgewerkt, is het feit dat leden zich kunnen afsplitsten van een fractie of dat leden of fracties kunnen gaan samenwerken of fuseren.

Afsplitsing

Momenteel is de afspraak dat bij splitsing van een fractie aan de betrokken fracties tezamen niet meer bijdragen worden verleend, dan het voor de oorspronkelijke fractie geldende maximumbedrag dat wordt verdeeld naar evenredigheid van de aantallen bij de splitsing betrokken leden. Om voldoening aan de verplichtingen van de oude ongesplitste fractie mogelijk te maken, kan het Presidium een tijdelijke verhoging toestaan. Deze afspraken blijven ongewijzigd. Afsplitsingen zijn onderdeel van het politieke landschap in Nederland. In de Regeling is niet beoogd, afsplitsingen onmogelijk te maken. Een extra financiële prikkel is echter ook niet beoogd. De afspraak dat kleine fracties extra middelen krijgen, geldt niet bij een afsplitsing.

Trekkingsrechten en/of egalisatiereserve bij afsplitsen

De egalisatiereserve die is opgebouwd, is van de eigendom van de fractie. Bij afsplitsing ontstaat niet automatisch recht op een evenredig deel van de egalisatiereserve. Fracties wordt gevraagd daar zelf onderling afspraken over te maken in de stichtingsakte.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Definities

In dit artikel worden de in de Regeling gebruikte definities omschreven. De omschrijvingen volgen die uit het Reglement van Orde van de Tweede Kamer. Ook wordt de stichting nader gedefinieerd. Van fracties wordt verlangd dat zij een stichting oprichten. Deze stichting is de rechtspersoon aan wie de bijdrage wordt verstrekt. Veel fracties kennen momenteel al de vorm van een stichting, maar niet alle fracties en tot op heden was het ook niet verplicht. Vanuit een oogpunt van uniformiteit en vergelijkbaarheid wordt van iedere fractie verlangd dat er een stichting wordt opgericht. Voor deze stichting zijn modelstatuten opgesteld die zijn opgenomen in een bijlage bij deze Regeling. Deze modelstatuten worden voorgeschreven, ook voor fracties die nu al werken met een stichting. Een aanpassing van deze statuten is noodzakelijk. Het stichtingsbestuur bestaat uit leden van de fractie, maar ook anderen kunnen lid worden van het stichtingsbestuur. Vooral kleine fracties hebben aangegeven hier behoefte aan te hebben.

Artikel 2 Berekening bijdrage en hoogte zetelbedrag

Dit artikel regelt de hoogte van de totale bijdrage. Deze wordt bepaald door het zeteltal maal het zetelbedrag. De berekeningswijze is sterk vereenvoudigd. Was het zetelbedrag in het verleden een samenraapsel van wijzigingen en aanvullingen, nu is een eenvoudige formule gekozen. Er wordt aangesloten bij de binnen de rijksoverheid gehanteerde systematiek van de BBRA-schalen. Deze systematiek wordt ook gehanteerd bij de bepaling van de hoogte van de schadeloosstelling. In de Handleiding Overheidstarieven wordt de hoogte jaarlijks geïndexeerd voor loon- en prijscompensatie.

In de Handleiding worden gemiddelde uurtarieven per salarisschaal gepresenteerd. Het gaat hierbij om uurtarieven en salarisschalen volgens het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren (BBRA). De uurtarieven zijn berekend op basis van de gemiddelde salariskosten en gemiddelde overheadkosten (incl. huisvestingskosten) binnen de rijksoverheid. Er vindt jaarlijks indexatie plaats op basis van een prognose. Het HAFIR-tarief voor het komende jaar wordt in oktober vastgesteld. Dat maakt het in beginsel mogelijk dat ook het zetelbedrag voor het komende jaar al in oktober aan de fracties gemeld kan worden.

Fracties zijn niet gehouden medewerkers in schaal 6 respectievelijk schaal 10 aan te stellen. Deze verdeling is alleen gekozen voor de berekening van de hoogte van het zetelbedrag. Het staat fracties vrij om de bijdrage naar eigen keuze in te zetten.

De bepalingen in artikel 2 omtrent de toekenning van extra middelen voor fracties met minder dan zes dan wel minder dan elf leden zijn niet gewijzigd.

Een van de uitgangspunten bij het opstellen van deze Regeling was de budgetneutraliteit. Er is niet beoogd, een verhoging van de bijdrage te bewerkstelligen. De uitkomst van de gekozen berekeningswijze geeft voor het overgrote deel eenzelfde uitkomst als de huidige berekening. Er is sprake van een kleine stijging. Deze is bedoeld om de kosten te dekken voor de accountantscontrole. Deze kosten komen in de toekomst voor rekening van de afzonderlijke stichtingen.

Artikel 3 Bestemming bijdrage

In artikel 3 worden de kaders geschetst waarbinnen de bijdrage die de fracties ontvangen, kan worden besteed. De beoogde verruiming van de besteding krijgt vorm in dit artikel. De Regeling raakt twee andere regelingen expliciet. Dat betreft de Wet op de schadeloosstelling en de Wet financiering politieke partijen. Het is niet toegelaten om de middelen die fracties ontvangen uit de Regeling financiële ondersteuning fracties aan te wenden voor onkostenvergoedingen, beloningen of andere bijdragen aan individuele leden. Daarin wordt immers al voorzien door de vergoedingen die leden ontvangen uit hoofde van de Wet op de schadeloosstelling. Hetzelfde geldt voor bijdragen aan politieke partijen of aan activiteiten van politieke partijen. Deze zijn niet toegestaan.

Daarnaast mag voornoemde bijdrage niet worden aangewend voor uitgaven die niet ten doel hebben het bevorderen van het goed functioneren van de fractie, maar worden gebruikt ten behoeve van politieke partijen of bewegingen. Laatstgenoemde uitgaven kunnen, los van de eigen financiële middelen van deze politieke partijen of bewegingen, uitsluitend worden bestreden uit de bijdrage op grond van de Wet financiering politieke partijen met de daarbij gestelde voorwaarden en mogen dus niet ten laste van het fractiebudget worden gebracht.

De bijdrage heeft tot doel het functioneren van de fractie te bevorderen. Het is aan de fractie om te bepalen of een uitgave bijdraagt aan het functioneren van de fractie. In de huidige Regeling is dat oordeel uiteindelijk bij het Presidium van de Tweede Kamer. Die werkwijze wordt losgelaten. De fractie bepaalt zelf hoe zij de middelen aanwendt. Van de fractie wordt vervolgens wel gevraagd een verantwoording op te stellen en deze verantwoording vergezeld te laten gaan van een controleverklaring van een door de door fractie hiertoe opgerichte stichting. De verantwoording wordt uiteindelijk openbaar.

Artikel 4 Bevoorschotting

Zoals ook nu geschiedt, worden de fracties maandelijks bevoorschot. De voorschotten worden in twaalf termijnen betaald aan de stichting. Er is niet bepaald dat extra voorschoten niet toegelaten zijn, dan wel dat incidenteel een hoger voorschot wordt betaald. Dat kan bijvoorbeeld wenselijk zijn bij het betalen van vakantiegeld. Wanneer een fractie vraagt om een extra voorschot, kan dit ook in toekomst worden gerealiseerd. Uiteraard kan de totale jaarlijkse bijdrage hierdoor niet groter worden.

Artikel 5 Egalisatiereserve

In het algemene deel van deze memorie van toelichting, wordt al ingegaan op de egalisatiereserve. Specifieke aandachtspunten voor de artikelsgewijze toelichting zijn er niet. De opstellers van de Regeling hebben overwogen over te gaan tot het verplichten van het zogeheten schatkistbankieren. Gelet op de hoogte van de reserves die een individuele fractiestichting mag aanhouden, wordt deze verplichting als te zwaar en te belastend gezien.

De hoogte van de reserve wordt gemaximeerd. Ten opzichte van de bestaande Regeling is er sprake van een verruiming van de reservevorming. Dat past binnen het uitgangspunt om de fracties meer verantwoordelijkheid en meer vrijheid te geven. Een grotere reserve maakt het voor fracties mogelijk om lopende verplichtingen, ook bij forse krimp in het zetelaantal, zorgvuldig af te ronden.

Voor de begroting van de Tweede Kamer zijn egalisatiesreserves bij fracties te prevaleren boven trekkingsrechten binnen de eigen begroting. De egalisatiereserve is in beheer bij de fractie, dit in tegenstelling tot de trekkingsrechten die rusten binnen de begroting van de Tweede Kamer. Trekkingsrechten zijn niet-bestaand geld. De Tweede Kamer beschikt niet over een rekening met daarop vele miljoenen aan reserves. De trekkingsrechten geven het recht om in het verleden niet opgenomen bijdragen alsnog te gelde te maken. Wanneer een fractie een beroep doet op een trekkingsrecht, zal de Tweede Kamer daarvoor middelen vrij moeten maken. Dit kan ten koste gaan van andere activiteiten, zeker wanneer meerdere fracties tegelijkertijd een trekkingsrecht uitoefenen. In de praktijk heeft een dergelijke situatie zich overigens nog nooit voorgedaan.

De begroting van de Tweede Kamer is ingericht zoals omschreven in de Comptabiliteitswet en vormgegeven binnen het zogeheten kas-verplichtingenstelsel. Binnen dit stelsel is de opbouw van reserves niet toegestaan. De trekkingsrechten zijn geen echte reserves, maar vormen wel een financieel risico binnen de begroting van de Tweede Kamer. Het is ook om die reden dat de geleidelijke afbouw van de trekkingsrechten en de opbouw van de egalisatiereserve de voorkeur geniet.

Artikel 6 wijzigingen door verkiezingen

Wijzigingen in het zeteltal hebben effect op de hoogte van de totale bijdrage die een fractie ontvangt. De Regeling voorziet echter in een «schokdemper». Een groeiende fractie ontvangt per direct het nieuwe, hogere, bedrag. Een krimpende fractie houdt nog een jaar het oude, hogere, zetelbedrag. Deze bepaling bestaat in de oude en de nieuwe Regeling en is ongewijzigd gebleven.

Artikel 7 Splitsing of samenvoeging fractie

Ook artikel 7 is in de strekking ongewijzigd ten opzichte van het verleden. Beoogd is om geen financieel gewin te creëren in het geval van een afsplitsing van een fractie. Omdat de mogelijkheid ontstaat een eigen egalisatiereserve op te bouwen, wordt verlangd dat in de statuten van de stichting een bepaling wordt opgenomen over de verdeling van de egalisatiereserve in het geval van splitsing.

Nieuw is de bepaling over de samenvoeging. Een dergelijke bepaling bestond in het verleden niet. Het leek de indieners netter wel een dergelijke bepaling op te nemen.

Artikel 8 Indienen verantwoording

In dit artikel wordt de eerder beschreven openbaar verantwoording geregeld. Er is een modelverantwoording opgesteld waarin de onderwerpen worden genoemd die minimaal moeten worden benoemd in de verantwoording. Het staat een fractie vrij om meer gegevens op te nemen in de verantwoording.

Artikel 8 regelt tevens de onderlinge afstemming tussen de door de fractie aangestelde accountant en de Auditdienst Rijk.

Artikel 9 Definitief vaststellen bijdrage

Het Presidium verstrekt de bijdrage en is ook uiteindelijk verantwoordelijk voor de definitieve vaststelling van de bijdrage. Hij doet dit op basis van de verantwoording opgesteld door de stichting en het bijgevoegde oordeel van accountant van de stichting. Lange en detailrijke discussies in het Presidium worden voorkomen. Wanneer de accountant een verklaring omtrent de rechtmatigheid van de uitgaven uitgevoerd conform controleprotocol afgeeft, kan het Presidium overgaan tot definitief vaststellen van de bijdrage.

Artikel 10 Openbaarmaking definitieve bijdrage

In dit artikel wordt de openbaarmaking van de afzonderlijke verantwoordingen van de stichtingen geregeld. De verantwoordelijkheid om dit te doen ligt bij het Presidium. De gedachte is dat dit in beginsel gezamenlijk gebeurt door middel van één aanbiedingsbrief.

Artikel 11 Uitvoering Regeling

Het Presidium geeft het mandaat voor de uitvoering van de Regeling aan de directeur Bedrijfsvoering, Financiën en Personeel en Organisatie van de Tweede Kamer. In de vorige Regeling was de uitvoering opgedragen aan de stafdienst FEZ. Gelet op het mandaat in de relatie tussen Presidium en de bovengenoemde directeur wordt het correcter geacht wanneer de laatstgenoemde formeel wordt belast met de uitvoering. Alleen hij kan ook door het Presidium worden aangesproken op aspecten van de uitvoering. De genoemde directeur kan, zoals ook nu al gebeurt, de voorkomende werkzaamheden opdragen aan zijn medewerkers.

Artikel 12 Overgangsbepalingen trekkingsrechten

De trekkingsrechten blijven in hun oude vorm bestaan en worden niet contant gemaakt. Wel worden ze niet meer opgebouwd. Daarmee is de verwachting dat de trekkingsrechten op termijn zullen krimpen. Een tijdpad voor afbouw is niet opgesteld. De afbouw hangt samen met eventuele behoeften aan extra middelen als gevolg van toekomstige verkiezingen. Dergelijke bedragen en eventuele verkiezingen zijn niet voorzienbaar.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Voorzien op 1 januari 2014, eventueel met terugwerkende kracht.

Bijlage 3 Model verantwoording staat van baten en lasten fractiekosten jaar X

Ontvangen financiële bijdrage

     

€ A

         

Personeelskosten

       

Salarissen

 

€......

   

Werkgeverslasten

 

€......

   

Overige personeelskosten

 

€......

   
         

Totaal personeelskosten

   

€......

 
         

Organisatie/Bureaukosten

   

€......

 
         

Fractiekosten

   

€......

 
         

Gemeenschappelijke kosten met partij

   

€......

 
         

Overige kosten

   

€......

 
         

Totale kosten jaar X

     

€ B

         

Overschot of tekort (A -/- B)

     

€ C

         

Opbouw egalisatiereserve

       
         

Stand reserve jaar X-1

€ D

     

Overschot of tekort jaar X

€ C

     
         

Stand reserve jaar X (D +/- C)

€ E

     
         

Afbouw trekkingsrechten

       
         

Stand trekkingsrechten jaar X-1

€ F

     

Tekort jaar X

€ C

     
         

Stand trekkingsrechten jaar X

€ G

     

Bijlage 4 Modelstatuten

OPRICHTING

van de stichting:

Stichting Ondersteuning Tweede Kamerfractie **,

met zetel in de gemeente ’s-Gravenhage

Heden, ** tweeduizend **, is voor mij, mr. Frank Jan Oranje, notaris te ’s-Gravenhage, verschenen:

**.

De comparant heeft verklaard een stichting op te richten met de volgende statuten:

STATUTEN.

Naam en zetel.

Artikel 1.

1.1. De stichting draagt de naam: Stichting Ondersteuning Tweede Kamerfractie **.

1.2. Zij heeft haar zetel in de gemeente ’s-Gravenhage.

Doel.

Artikel 2.

De stichting heeft – met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 – ten doel:

  • a. het in dienst nemen van personeelsleden ter ondersteuning van de Tweede Kamerfractie van ** («de Fractie»), zowel op het organisatorisch-, beleids- en administratief gebied. Met Tweede Kamerfractie wordt in deze statuten bedoeld een fractie als bedoeld in artikel 11, eerste lid en artikel 12, eerste en tweede lid van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;

  • b. het verwerven van apparatuur welke noodzakelijk zijn ter ondersteuning van het functioneren van de Fractie en de onder a genoemde personeelsleden;

  • c. het vaststellen van salarissen en andere arbeidsvoorwaarden voor de onder a genoemde personeelsleden,

en voorts al hetgeen daarmee verband houdt of daaraan bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.

Vermogen.

Artikel 3.

  • 3.1. Het vermogen van de stichting wordt gevormd door:

    • a. bijdragen van het Rijk, waaronder de bijdrage als bedoeld in artikel 1 van de Regeling financiële ondersteuning fracties Tweede Kamer, welke jaarlijkse bijdrage is bestemd ter dekking van de personele en materiële kosten of uitgaven van de Fractie in een kalenderjaar, met als doel het goede functioneren van de Fractie te bevorderen door de Fractie in staat te stellen de daarvoor naar haar redelijk oordeel noodzakelijke activiteiten te ontplooien, medewerkers aan te stellen en de daarmee gemoeide uitgaven te laten bekostigen door de stichting;

    • b. hetgeen wordt verkregen door erfstellingen en legaten, met dien verstande dat erfstellingen niet anders kunnen worden aanvaard dan onder het voorrecht van boedelbeschrijving;

    • c. andere baten,

    met dien verstande dat de stichting geen actieve handelingen zal verrichten dan wel activiteiten zal ontplooien die (mede) ten doel hebben haar vermogen te doen toenemen.

  • 3.2. Het vermogen van de stichting mag niet gebruikt worden ter bekostiging van uitgaven waarvoor:

    • a. de leden van de Fractie een vergoeding (kunnen) ontvangen ingevolge de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer; of

    • b. politieke partijen een vergoeding (kunnen) ontvangen ingevolge de Wet financiering politieke partijen.

Bestuur: samenstelling, benoeming en defungeren.

Artikel 4.

  • 4.1. Het bestuur van de stichting bestaat uit een door het bestuur vast te stellen aantal van ten minste drie natuurlijke personen. Een niet-voltallig bestuur behoudt zijn bevoegdheden. In ontstane vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

  • 4.2. Tot bestuurder kunnen slechts worden benoemd leden van de Fractie. Het Presidium als bedoeld in artikel 9, eerste lid van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer (het «Presidium») kan voor iedere afzonderlijke benoeming ontheffing verlenen van deze kwaliteitseis. Deze ontheffing wordt in elk geval verleend indien de Fractie uit minder dan drie (3) leden bestaat.

  • 4.3. Indien het Presidium ontheffing verleent van de kwaliteitseis als bedoeld in artikel 4.2, dan geldt dat:

    • a. als bestuurder van de stichting niet kunnen worden benoemd de echtgeno(o)t(e), geregistreerd partner en/of bloed- en aanverwant tot en met de vierde graad van een van de bestuurders.

      Onder echtgenoot wordt voor de toepassing van dit artikel 4.3 onder a ook verstaan de ongehuwde persoon waarmee een bestuurder een notarieel samenlevingscontract is aangegaan, dan wel, met wie hij staat ingeschreven op hetzelfde woonadres in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens;

    • b. een beoogd bestuurder, niet zijnde een lid van de Fractie, slechts benoemd kan worden indien hij/zij aan het Presidium een verklaring omtrent het gedrag (VOG) overlegt als bedoeld in artikel 28 Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, zonder welke verklaring de beoogd bestuurder niet kan worden benoemd.

  • 4.4. De bestuurders worden – met inachtneming van artikel 4.2 en, voor zover toepasselijk, artikel 4.3 – benoemd door het bestuur, met dien verstande dat het Presidium wordt geraadpleegd over elke voorgenomen benoeming van een natuurlijke persoon tot bestuurder.

  • 4.5. Het bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aan, dan wel in de plaats van de beide laatsten een secretaris-penningmeester.

  • 4.6. Bestuurders worden benoemd voor de tijd van ten hoogste vier jaren en treden af volgens een door het bestuur vast te stellen rooster van aftreden; een volgens het rooster aftredende bestuurder is onmiddellijk herbenoembaar. De in een tussentijdse vacature benoemde neemt op het rooster van aftreden de plaats in van degene in wiens vacature hij werd benoemd.

  • 4.7. Een bestuurder defungeert:

    • a. door zijn overlijden;

    • b. doordat hij failliet wordt verklaard, surseance van betaling aanvraagt of verzoekt om toepassing van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in de Faillissementswet, dan wel een daaraan gelijk te stellen wettelijke regeling naar buitenlands recht die op de betreffende bestuurder van toepassing is;

    • c. door zijn ondercuratelestelling of doordat hij anderszins het vrije beheer over zijn vermogen verliest;

    • d. door zijn vrijwillig aftreden, al dan niet volgens het in artikel 4.6 bedoelde rooster;

    • e. door zijn ontslag, verleend door de rechtbank in de gevallen in de wet voorzien;

    • f. door zijn ontslag, verleend door het bestuur om gewichtige redenen;

    • g. doordat hij geen lid meer is van de Fractie, anders dan doordat de Fractie ophoudt te bestaan;

    • h. door het niet langer voldoen aan de in artikel 4.3 onder a gestelde kwaliteit.

  • 4.8. De bestuurder van wie het ontslag als in artikel 4.7 onder f aan de orde is, heeft het recht de desbetreffende vergadering(en) van het bestuur bij te wonen en aldaar het woord te voeren. Hij wordt niet meegerekend bij de bepaling van het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders en heeft bovendien niet het recht zijn stem uit te brengen ter zake van zijn geagendeerde ontslag. De tweede volzin van dit lid vindt evenwel geen toepassing indien het bestuur op dat moment slechts uit twee bestuurders bestaat.

  • 4.9. Een besluit tot ontslag als bedoeld in artikel 4.7 onder f, behoeft ten minste twee derden van de uitgebrachte stemmen in een vergadering van het bestuur waarin ten minste twee derden van de bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is. Is in een vergadering van het bestuur niet ten minste twee derden van de bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd, dan wordt een tweede vergadering bijeengeroepen, te houden niet eerder dan twee en niet later dan vier weken na de eerste vergadering, in welke tweede vergadering rechtsgeldig omtrent dit ontslag kan worden besloten met een meerderheid van ten minste twee derden van de uitgebrachte stemmen, mits in deze vergadering ten minste de helft van de bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is. Bij de oproeping tot de tweede vergadering moet worden vermeld dat en waarom een besluit tot dit ontslag kan worden genomen in een vergadering waarin slechts de helft van de bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd behoeft te zijn.

  • 4.10. In geval van ontstentenis of belet van een of meer bestuurders, berust het bestuur tijdelijk bij de overblijvende bestuurders. In geval van ontstentenis of belet van alle bestuurders of de enig bestuurder, berust het bestuur tijdelijk bij een of meer door het Presidium – voor zover mogelijk in overleg met de Fractie – aan te wijzen personen.

Bestuur: taak en bevoegdheden.

Artikel 5.

  • 5.1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting.

  • 5.2. Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt en tot vertegenwoordiging van de stichting ter zake van deze handelingen.

  • 5.3. Bestuurders ontvangen voor de door hen in die hoedanigheid voor de stichting verrichte werkzaamheden geen beloning, middellijk noch onmiddellijk. Onder beloning wordt niet verstaan:

    • a. een redelijke, niet bovenmatige vergoeding voor de ten behoeve van de stichting gemaakte kosten;

    • b. een niet bovenmatig vacatiegeld, met dien verstande dat bestuurders die tevens lid zijn van de Fractie geen recht hebben op een vacatiegeld.

Bestuur: vertegenwoordiging.

Artikel 6.

  • 6.1. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting.

  • 6.2. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt mede toe aan de voorzitter tezamen met de secretaris of de penningmeester dan wel, indien beide laatstbedoelde functies in één persoon zijn verenigd, tezamen met de secretaris-penningmeester.

  • 6.3. Het bestuur kan besluiten tot het verlenen van volmacht aan een of meer bestuurders, alsook aan derden, om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.

Bestuur: vergaderingen.

Artikel 7.

  • 7.1. Vergaderingen van het bestuur worden gehouden zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee van de overige bestuurders een vergadering bijeenroepen, doch ten minste eenmaal per jaar.

  • 7.2. De bijeenroeping van de vergaderingen van het bestuur geschiedt schriftelijk door de in artikel 7.1 bedoelde personen, dan wel namens deze door de secretaris van het bestuur op een termijn van ten minste zeven dagen, onder opgave van de te behandelen onderwerpen.

  • 7.3. De vergaderingen van het bestuur worden gehouden ter plaatse binnen Nederland, te bepalen door degene die de vergadering bijeenriep dan wel deed bijeenroepen. Indien werd gehandeld in strijd met het hiervoor in dit lid bepaalde, kan het bestuur niettemin rechtsgeldige besluiten nemen, mits de ter vergadering afwezige bestuurders vóór het tijdstip van de vergadering schriftelijk hebben verklaard zich niet tegen de besluitvorming te verzetten.

  • 7.4. Toegang tot de vergaderingen van het bestuur hebben de bestuurders en degenen die daartoe door het bestuur zijn uitgenodigd.

  • 7.5. Een bestuurder is bevoegd zich ter vergadering te doen vertegenwoordigen door een medebestuurder. De volmacht hiertoe dient schriftelijk te zijn verleend. Aan de eis van schriftelijkheid van de volmacht wordt voldaan indien de volmacht elektronisch is vastgelegd. De volmacht tot vertegenwoordiging werkt niet privatief. Een bestuurder kan slechts één medebestuurder ter vergadering vertegenwoordigen.

  • 7.6. Vergaderingen kunnen voorts op afstand worden gehouden met toepassing van elektronische communicatiemiddelen waaronder begrepen een conference call of een videoconferentie, mits iedere bestuurder via het elektronisch communicatiemiddel kan worden geïdentificeerd, rechtstreeks kan kennisnemen van de verhandelingen ter vergadering en kan deelnemen aan de beraadslaging.

  • 7.7. De voorzitter leidt de vergaderingen van het bestuur. Bij zijn afwezigheid voorziet de vergadering zelf in haar leiding; tot dat ogenblik wordt het voorzitterschap waargenomen door de ter vergadering aanwezige bestuurder die het langst als zodanig fungeert.

Bestuur: besluitvorming.

Artikel 8.

  • 8.1. De voorzitter van de vergadering bepaalt de wijze waarop de stemmingen in de vergadering worden gehouden, met dien verstande dat op verzoek van een of meer bestuurders stemmingen over personen schriftelijk geschieden.

  • 8.2. Voor zover in deze statuten geen grotere meerderheid is voorgeschreven, worden alle besluiten van het bestuur genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

  • 8.3. Iedere bestuurder is bevoegd tot het uitbrengen van één stem. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen over zaken is het voorstel verworpen. Staken de stemmen bij verkiezing van personen, dan beslist het lot. Indien bij verkiezing tussen meer dan twee personen door niemand van hen een volstrekte meerderheid is verkregen, wordt herstemd tussen de twee personen die het grootste aantal stemmen kregen, zo nodig na tussenstemming.

  • 8.4. Tenzij in deze statuten anders wordt bepaald, kan het bestuur slechts geldige besluiten nemen in een vergadering waarin ten minste de helft van de bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is. Is in een vergadering minder dan de helft van de bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd, dan wordt een tweede vergadering bijeengeroepen, te houden niet eerder dan twee en niet later dan vier weken na de eerste vergadering, in welke tweede vergadering ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders rechtsgeldig kan worden besloten omtrent de onderwerpen welke in de eerste vergadering op de agenda waren geplaatst doch waarover in die vergadering bij ontbreken van het quorum niet kon worden besloten. Bij de oproeping tot de tweede vergadering moet worden vermeld dat en waarom een besluit kan worden genomen onafhankelijk van het aantal ter vergadering aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders.

  • 8.5. Het door de voorzitter van de vergadering ter vergadering uitgesproken oordeel omtrent de uitslag van een stemming is beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voor zover werd gestemd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel. Wordt onmiddellijk na het uitspreken van het oordeel van de voorzitter de juistheid daarvan betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, indien de meerderheid van de vergadering of, indien de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk geschiedde, een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt. Door deze nieuwe stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.

  • 8.6. Van het verhandelde in de vergaderingen van het bestuur worden door de secretaris of door de daartoe door de voorzitter van de vergadering aangewezen persoon notulen gehouden. De notulen worden vastgesteld in dezelfde of in de eerstvolgende vergadering en worden ten blijke daarvan door de voorzitter en de notulist van die vergadering ondertekend.

  • 8.7. Het bestuur kan ook op andere wijze dan in vergadering besluiten nemen, mits alle bestuurders in de gelegenheid worden gesteld hun stem uit te brengen en zij allen schriftelijk hebben verklaard zich niet tegen deze wijze van besluitvorming te verzetten. Een besluit is alsdan genomen zodra de vereiste meerderheid van alle bestuurders zich schriftelijk vóór het voorstel heeft verklaard. Van een buiten vergadering genomen besluit wordt door de secretaris van het bestuur een relaas opgemaakt, dat in de eerstvolgende vergadering wordt vastgesteld en ten blijke daarvan door de voorzitter en de notulist van die vergadering wordt ondertekend. Het aldus vastgestelde relaas wordt tezamen met de in de eerste zin van artikel 8.7 bedoelde stukken bij de notulen gevoegd.

Egalisatiereserve.

Artikel 9.

  • 9.1. Het bestuur is bevoegd een egalisatiereserve te vormen met inachtneming van het bepaalde in de Regeling financiële ondersteuning fracties Tweede Kamer.

  • 9.2. Het verschil tussen de gerealiseerde baten en de gerealiseerde lasten van de activiteiten van de stichting komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

  • 9.3. De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

  • 9.4. De egalisatiereserve mag niet het bedrag overschrijden zoals opgenomen in de Regeling financiële ondersteuning fracties Tweede Kamer. Bij een overschrijding als bedoeld in de vorige volzin, is de stichting het verschil verschuldigd aan het Rijk en wordt dat onverwijld door de stichting betaald overeenkomstig het bepaalde in de Regeling financiële ondersteuning fracties Tweede Kamer.

  • 9.5. De egalisatiereserve wordt aangehouden bij een te goeder naam en faam bekend staande bancaire of financiële instelling met een vergunning van De Nederlandsche Bank (DNB) en dient vrij opneembaar te zijn.

  • 9.6. Bij splitsing van de fractie in de zin van artikel 12 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal worden de materiële vaste activa en de egalisatiereserve verdeeld naar evenredigheid (het aantal leden van de Fractie dat zich afsplitst naar een andere (nieuwe) fractie in verhouding tot het aantal leden van de Fractie voor splitsing). Het aldus berekende, evenredige bedrag wordt onverwijld door de stichting betaald aan de betrokken stichting(en) van de betrokken fractie(s) en verantwoord als materiële vaste activa respectievelijk egalisatiereserve.

Boekjaar en jaarstukken.

Artikel 10.

  • 10.1. Het boekjaar van de stichting valt samen met het kalenderjaar.

  • 10.2. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles betreffende de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend.

  • 10.3. Het bestuur is verplicht jaarlijks binnen drie (3) maanden na afloop van het boekjaar de balans en de staat van baten en lasten van de stichting te maken en op papier te stellen. Het bestuur zal, alvorens tot de vaststelling van de balans en de staat van baten en lasten over te gaan, deze stukken doen onderzoeken door een registeraccountant of een accountant administratieconsulent in de zin van artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die is aangewezen door het bestuur. Deze deskundige brengt omtrent zijn onderzoek verslag uit aan het bestuur en geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een controleverklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid van de in de vorige volzin bedoelde stukken.

    De balans, de staat van baten en lasten en de verantwoording voldoen in elk geval aan het hieromtrent bepaalde in de Regeling financiële ondersteuning fracties Tweede Kamer.

    Bij de aanstelling van voormelde accountant door het bestuur bedingt het bestuur dat de accountant aan de Auditdienst Rijk als bedoeld in artikel 67 van de Comptabiliteitswet 2001 alle informatie verschaft die hij verlangt en voor de uitoefening van zijn controlewerkzaamheden nodig acht.

  • 10.4. Na vaststelling van de balans en de staat van baten en lasten door het bestuur worden deze stukken door het bestuur, vergezeld van het verslag van de accountant en de controleverklaring omtrent de getrouwheid en de rechtmatigheid, toegezonden aan het Presidium.

  • 10.5. Het bestuur is verplicht de in de voorgaande leden bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaar te bewaren.

Reglementen.

Artikel 11.

  • 11.1. Het bestuur is bevoegd reglementen, waarin nadere regels worden gegeven over het functioneren van de stichting en haar bestuur, vast te stellen, te wijzigen of op te heffen.

  • 11.2. Op de vaststelling, wijziging en opheffing van reglementen is het bepaalde in artikel 12.2 en artikel 12.3, van overeenkomstige toepassing.

Statutenwijziging.

Artikel 12.

  • 12.1. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen. Het besluit tot statutenwijziging is onderworpen aan de voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de Fractie en van het Presidium.

  • 12.2. Een besluit van het bestuur tot statutenwijziging behoeft een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen in een vergadering van het bestuur waarin ten minste twee derden van de bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is. Is in een vergadering van het bestuur waarin een besluit tot statutenwijziging aan de orde is voormeld quorum niet aanwezig, dan wordt een tweede vergadering bijeengeroepen, te houden niet eerder dan twee en niet later dan vier weken na de eerste vergadering, in welke tweede vergadering rechtsgeldig kan worden besloten met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen, mits in deze vergadering ten minste de helft van de bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is. Bij de oproeping tot de tweede vergadering moet worden vermeld dat en waarom een besluit tot statutenwijziging kan worden genomen in een vergadering waarin slechts de helft van de bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd behoeft te zijn. Het bepaalde in artikel 8.4, tweede volzin, van deze statuten is op een besluit tot statutenwijziging niet van toepassing.

  • 12.3. Bij de oproeping tot de vergadering waarin een voorstel tot statutenwijziging zal worden gedaan, dient zulks steeds te worden vermeld. Tevens dient een afschrift van het voorstel, bevattende de woordelijke tekst van de voorgestelde wijziging, bij de oproeping te worden gevoegd. De termijn van de oproeping bedraagt in dit geval ten minste twee weken.

  • 12.4. Een statutenwijziging treedt eerst in werking nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt. Iedere bestuurder is bevoegd deze akte te doen verlijden.

  • 12.5. De bestuurders zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het handelsregister.

Ontbinding en vereffening.

Artikel 13.

  • 13.1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden, met dien verstande dat in geval de Fractie ophoudt te bestaan ook het Presidium bevoegd is tot ontbinding van de stichting te besluiten, in welk geval – in afwijking van artikel 13.3 – het Presidium de vereffenaars van het vermogen van de stichting benoemt.

  • 13.2. Op het besluit van het bestuur tot ontbinding is het bepaalde in artikel 12.1, artikel 12.2 en artikel 12.3 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de goedkeuring van de Fractie niet is vereist indien deze heeft opgehouden te bestaan.

  • 13.3. Voor zover de rechter geen andere vereffenaars heeft benoemd, worden de bestuurders vereffenaars van het vermogen van de ontbonden stichting.

  • 13.4. De vereffenaars doen aan het handelsregister opgaaf van de ontbinding alsmede van hun optreden als zodanig en van de gegevens over henzelf die van een bestuurder worden verlangd.

  • 13.5. Het overschot na vereffening komt toe aan het Rijk onder de verplichting dit overschot te doen toekomen aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. In het besluit tot ontbinding wordt tevens aangewezen een bewaarder voor de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de ontbonden stichting.

  • 13.6. Na de ontbinding blijft de stichting voortbestaan voor zover dit tot de vereffening van haar vermogen nodig is. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht. In stukken en aankondigingen die van haar uitgaan, moeten aan de naam van de stichting worden toegevoegd de woorden «in liquidatie».

  • 13.7. Na afloop van de vereffening blijven de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de ontbonden stichting gedurende zeven jaren nadat de stichting heeft opgehouden te bestaan onder berusting van de door het bestuur in zijn ontbindingsbesluit aangewezen bewaarder. Deze persoon is gehouden binnen acht dagen na het ingaan van zijn bewaarplicht zijn aanwijzing alsook zijn naam en adres ter inschrijving op te geven aan het handelsregister.

Slotbepaling.

Artikel 14.

  • 14.1. Voor de eerste maal wordt het bestuur bij deze akte benoemd.

  • 14.2. Het eerste boekjaar van de stichting eindigt op **.

EINDE STATUTEN.

Slotverklaring.

Ten slotte heeft de comparant verklaard dat bij deze oprichting worden benoemd tot bestuurders van de stichting in de achter hun naam vermelde functie:

  • 1. **, wonende te (**) **, **, geboren te ** op **: voorzitter;

  • 2. **, wonende te (**) **, **, geboren te ** op **: [secretaris] [secretaris-penningmeester];

  • 3. **, wonende te (**) **, **, geboren te ** op **: [penningmeester] [bestuurder];

  • 4. [OPTIONEEL ALS MEER DAN 3 BESTUURDERS] **.

Slot akte.

Naar boven