Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 maart 2019
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van de uitgevoerde «verkenning
overdracht concessieverlening Friese Waddenveren»1. Een onafhankelijk onderzoeksbureau heeft onderzoek gedaan naar de consequenties
van een mogelijke overdracht van de concessieverlening van de Friese Waddenveren van
het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) aan de provincie Fryslân.2 Aanleiding voor dit onderzoek zijn de afspraken in het coalitieakkoord 2015–2019
van de provincie Fryslân en de motie van de leden Van Helvert en Aukje de Vries3 om te onderzoeken of en hoe de concessieverlening van de veerdiensten overgelaten
kan worden aan de provincie. Met het afronden van de verkenning kan deze motie als
afgedaan beschouwd worden.
Het onderzoek
De onderzoekers hebben in het rapport de voor- en nadelen van decentralisatie van
de concessieverlening van de Friese Waddenveren in kaart gebracht. Het rapport bevat
geen advies over wel of niet decentraliseren. Het onderzoek dient daarmee als voorbereiding
op politieke besluitvorming. In het onderzoek is aan de hand van de thema’s bereikbaarheid,
duurzaamheid en infrastructuur gekeken naar de consequenties van decentralisatie van
de Friese Waddenveren. Op al deze thema’s ziet het onderzoeksbureau geen uitgesproken
voor- en nadelen van decentralisatie voor de reiziger, decentrale overheden, consumentenorganisaties
en rederijen. De onderzoekers geven aan dat de concessieverlening op de meeste punten
op dit moment al goed geregeld is. Dat biedt een goede basis om aan verder te werken.
De onderzoekers stellen vast dat er bij decentralisatie een verschuiving van verantwoordelijkheden
zal plaatsvinden. Aan de ene kant leidt decentralisatie ertoe dat de concessieverlening
voor de veerdiensten en voor een groot deel van het aansluitende OV bij één partij,
de provincie Fryslân, komen te liggen. Geïnterviewden verwachten, aldus de onderzoekers,
dat afstemming na decentralisatie gemakkelijker zal verlopen vanwege de nabijheid
van en bestaande reguliere overleggen met de provincie. Decentralisatie zal er aan
de andere kant toe leiden dat de verantwoordelijkheid voor de concessieverlening van
de Friese Waddenveren niet langer bij IenW ligt. Terwijl de beheer- en onderhoudstaken
voor de vaargeulen wel bij IenW blijven. De onderzoekers signaleren dat dit bij geïnterviewden
zorgen oproept. Door duidelijke afspraken te maken tussen de provincie en het ministerie
over de kwaliteit en beschikbaarheid van de vaargeulen, kunnen deze zorgen verminderd
worden.
Vervolgtraject
Op 11 maart jl. heb ik het onderzoeksrapport besproken met twee gedeputeerden van
de provincie Fryslân. Parallel aan aanbieding aan uw Kamer wordt het rapport door
hen ook aangeboden aan de provinciale staten.
Vanuit zowel de provincie als het ministerie is een positieve grondhouding uitgesproken
ten aanzien van decentralisatie van de concessieverlening van de Friese Waddenveren.
Voor de provincie Fryslân zijn de veerdiensten van toegevoegde waarde om de lokale
en regionale verbindingen te versterken. Bovendien blijkt de provincie in de praktijk
al een natuurlijk aanspreekpunt als het gaat om de prestaties van de Waddenveren.
Vanwege het regionale karakter van de veerdiensten naar de Friese Waddeneilanden en
het vasteland ligt het, ook vanuit het ministerie, voor de hand om de concessieverlening
regionaal te beleggen.
Met de provincie Fryslân heb ik daarom afgesproken om met het nieuwe college een traject
in te gaan om met elkaar te verkennen of decentralisatie realiseerbaar is. Er zal
onder meer een inventarisatie worden gemaakt van de kennisvragen die er nog liggen
en een tijdspad voor het proces worden opgesteld. Daarbij wordt uiteraard ook gekeken
naar de juridische haalbaarheid. Over het vervolgtraject zal ik uw Kamer in een later
stadium nader informeren.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer