Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 december 2014
In het Algemeen Overleg over de Waddenveren op 23 april 2014 heb ik toegezegd u voor
het einde van dit jaar en vervolgens jaarlijks nader te informeren over de «klanttevredenheid»
over het Waddenverenvervoer op basis van de concessies voor de Friese Waddenveren
(Kamerstuk 33 750 XII, nr. 91). Hierbij ontvangt u de toegezegde informatie.
De klanttevredenheid is een belangrijk aspect om de uitvoering van de concessies voor
de Friese Waddenveren te monitoren. In de concessies komt de klanttevredenheid op
een aantal manieren, expliciet of impliciet, aan de orde.
1. Jaarlijks onderzoek klanttevredenheid
Jaarlijks wordt de klanttevredenheid voor de verbindingen naar de Friese Waddeneilanden
(Terschelling, Vlieland, Ameland, Schiermonnikoog) gemeten, zoals in de concessies
is bepaald. Dat gebeurt op vergelijkbare wijze als in het overige regionale openbaar
vervoer, conform de systematiek van de «OV-Klantenbarometer» zoals die door het Kennisplatform
Verkeer en Vervoer (KpVV) is opgesteld. In het klanttevredenheidsonderzoek wordt naast
de algemene tevredenheid de tevredenheid over verschillende vaartkenmerken1 gemeten.
In het voorjaar van 2015 zal voor de eerste keer onder het concessieregime onderzoek
naar de klanttevredenheid worden gedaan.
Dit is niet de eerste keer dat dit onderzoek wordt uitgevoerd. Al in 2009 is de klanttevredenheid
met de Friese Waddenveren gemeten. De uitkomsten van dit onderzoek vormen het ijkpunt
voor de vanaf 2015 uit te voeren jaarlijkse metingen. De vanaf 2015 gemeten algemene
klanttevredenheid mag niet lager uitvallen dan de in 2009 gemeten algemene klanttevredenheid,
zo bepaalt de concessie. Daarnaast moet de concessiehouder zich inspannen de klanttevredenheid
te doen stijgen voor die vaartkenmerken, waarvoor de score lager is dan 8,0.
De uitkomsten van de onderzoeken naar klanttevredenheid legt de concessiehouder voor
advies voor aan het desbetreffende consumentenplatform Waddenveren. Voor de concessie
Waddenveren West legt de concessiehouder TSM de uitkomsten ook voor aan de Raad van
Advies van dit bedrijf.
2. Klantenpanels
Naast de klanttevredenheid van de reizigers, komt ook de tevredenheid van het door
de concessiehouder (per verbinding) ingestelde klantenpanel aan bod in de concessie.
De concessiehouder wordt geacht uit de tevredenheid van deze panels «lering te trekken».
Vervolgens dient de concessiehouder de concessieverlener, evenals de consumentenorganisaties,
de Raad van Advies van TSM (bij de concessie Waddenveren West) en de betrokken decentrale
overheden, over de uitkomsten te informeren.
3. Rapportage klachtenafhandeling
Een andere manier waarop de (on)tevredenheid van klanten tot uitdrukking komt, zijn
de klachten die bij de concessiehouder binnenkomen. De concessiehouder is verplicht
periodiek aan de concessieverlener te rapporteren over de binnengekomen klachten en
de afhandeling daarvan. Deze rapportages zullen minimaal jaarlijks op de agenda staan
van het overleg tussen concessieverlener en concessiehouder.
De concessie schrijft voor dat ook deze informatie ter beschikking wordt gesteld aan
decentrale overheden en consumentenplatforms. Deze informatie zal in het vervolg ook
worden toegestuurd aan de Raad van Advies (voor de concessie Waddenveren West). Dat
biedt de mogelijkheid aan de concessieverlener, de decentrale overheden en de consumentenorganisaties
met de concessiehouder het gesprek aan te gaan over verbetering van de klanttevredenheid
en vermindering van het aantal klachten. De uitkomsten hiervan worden in de vervoerplannen
voor het volgende jaar vermeld.
Tot slot
Eveneens heb ik u tijdens het algemeen overleg op 23 april 2014 aangegeven na het
onherroepelijk worden van de concessies in gesprek te gaan met de provincie Friesland
over het overdragen van het concessieverlenerschap aan de provincie. Deze taak sluit
mijns inziens goed aan bij de verantwoordelijkheid die de provincie al heeft voor
het regionaal openbaar vervoer.
Ik kan u melden dat de provincie Friesland heeft aangegeven bereid te zijn in 2015
capaciteit uit te trekken om voorwaarden voor een mogelijke overdracht te onderzoeken.
Zodra hierover meer duidelijkheid ontstaat, zal ik u daarover informeren.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
W.J. Mansveld