Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2015
Met deze brief voldoe ik aan het verzoek van uw Kamer om toe te lichten hoe het kabinet
voornemens is invulling te geven aan de motie Ten Broeke c.s. (Kamerstuk 34 300 V, nr. 22) over etikettering van goederen uit de sinds juni 1967 door Israël bezette gebieden.
Interpretatieve mededeling
Op 12 november jl. verscheen de interpretatieve mededeling van de Europese Commissie
inzake de vermelding van de oorsprong van goederen uit de sinds juni 1967 door Israël
bezette gebieden1. De Commissie heeft deze mededeling opgesteld op verzoek van zestien lidstaten en
naar aanleiding van vragen bij het bedrijfsleven en consumenten over de verplichtingen
die volgen uit de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken (Richtlijn 2005/29/EG) als
het gaat om de door Israël bezette gebieden. Deze richtlijn bepaalt dat consumenten
een geïnformeerde keuze moeten kunnen maken bij de aanschaf van producten. Etikettering
mag daarom niet misleidend zijn, onder meer over geografische of commerciële oorsprong.
De interpretatieve mededeling geeft over de toepassing van de Richtlijn oneerlijke
handelspraktijken de gewenste duidelijkheid.
Kabinetsstandpunt
Het kabinet verwelkomt de interpretatieve mededeling. Consumenten dienen correct geïnformeerd
te worden en de interpretatieve mededeling geeft duidelijkheid aan bedrijven over
de wijze waarop zij dit kunnen doen. Gezien het bestaan van een gemeenschappelijke
markt is het kabinet voorstander van een Europese aanpak ten aanzien van etikettering
waarbij de lidstaten op dezelfde manier EU-regelgeving uitvoeren.
Het kabinet heeft de interpretatieve mededeling bekend gesteld via de gebruikelijke
kanalen (de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en de e-mailnieuwsbrieven
van het Regulier Overleg Warenwet en de E-mailcontactgroep Handelspolitiek Nieuws
voor Ondernemers). Het bedrijfsleven is verantwoordelijk voor correcte aanduiding
van de oorsprong van goederen. De uitleg zoals gegeven in de interpretatieve mededeling
is volgens het kabinet hierbij leidend.
Verzoek van het lid Voordewind
Voor het verzoek van het lid Voordewind, gedaan tijdens het debat over de Staat van
de Unie, om achtergrond bij de berichtgeving dat sommige lidstaten mogelijk de interpretatieve
mededeling naast zich neer zouden leggen, verwijs ik naar de beantwoording van de
schriftelijke vragen van de leden Ten Broeke, Van der Staaij en Voordewind.
Uitvoering van de motie
De motie verzoekt het kabinet om niet alleen te inventariseren maar er ook actief
steun voor te verwerven «dat de Europese Commissie eveneens richtsnoeren opstelt voor
álle producten uit álle gebieden die krachtens het internationaal recht bezet of illegaal
geannexeerd zijn, teneinde consumenten correct, duidelijk en consequent voor te lichten
over de werkelijke herkomst van producten» en hiervoor in de Raad Buitenlandse Zaken
te pleiten.
Het kabinet zal hierover bij de Europese Commissie, de Europese Dienst voor Extern
Optreden en lidstaten sonderen. Het kabinet streeft ernaar uw Kamer uiterlijk dit
voorjaar over de uitkomst te berichten.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
A.G. Koenders