23 432 De situatie in het Midden-Oosten

Nr. 345 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 mei 2013

Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van uw Kamer stuur ik u hierbij mijn reactie op het bericht dat de voormalige directeur van Israëls militaire inlichtingendienst, Amos Jadlin, waarschuwt dat Iran over twee maanden een kernwapen zou kunnen vervaardigen waarna Israël militair zou dienen in te grijpen tegen Iran.

Voortgang nucleaire programma van Iran

Vooropgesteld, Nederland maakt zich grote zorgen over de voortgang van het nucleaire programma van Iran. Deze zorg is mede gebaseerd op de bevindingen van het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA), zoals weergegeven in de door de directeur-generaal van het Agentschap opgestelde kwartaalrapportages over Iran. In verschillende opeenvolgende rapportages stelt het Agentschap dat Iran gestaag doorgaat met de opbouw van nucleaire capaciteit en dat het niet kan concluderen dat al het nucleaire materiaal in Iran wordt aangewend voor vreedzame doeleinden1. Het meest recente rapport is op 22 mei 2013 aan de IAEA-lidstaten verstuurd. Dit rapport is echter (nog) niet openbaar. Openbaarmaking wordt verwacht na de IAEA-bestuursraad van 3-7 juni 2013. Dit rapport bevestigt wel de in deze brief geschetste analyse, die voor de feiten gebaseerd is op de openbare IAEA-rapportages.

De VN Veiligheidsraad heeft in verschillende resoluties, waaronder VNVR-resoluties 1696 (2006) en 1737 (2006), geëist dat Iran onder meer zijn verrijkingsgerelateerde activiteiten, inclusief onderzoek en ontwikkeling, en zijn zwaarwatergerelateerde activiteiten opschort en dat dit wordt geverifieerd door het IAEA. Ondanks deze VN Veiligheidsraadsresoluties gaat Iran door met deze activiteiten.

Iran beheerst inmiddels nagenoeg de gehele nucleaire splijtstofcyclus en produceert tot 5% en tot 20% laagverrijkt uranium. De Iraanse autoriteiten stellen uranium te verrijken voor de productie van brandstof voor hun nucleaire onderzoeksreactor in Teheran. Voor een dergelijke reactor, waarin onderzoek gedaan kan worden naar medische isotopen, is tot 20% laagverrijkt uranium nodig dat verwerkt is in brandstofstaven.

Aspecten voor een mogelijk kernwapen

Hoewel de situatie zonder meer zorgwekkend is, is het niet waarschijnlijk dat Iran al binnen twee maanden over een kernwapen beschikt. Vooralsnog heeft Iran voor zover bekend onvoldoende tot 20% laagverrijkt uranium vrij beschikbaar om één kernwapen te produceren. Voor het produceren van weapons grade uranium (meer dan 90% verrijkt uranium), zou Iran het laagverrijkte uranium door moeten verrijken. Het IAEA heeft tot nu bij zijn inspecties in Iran geen weapons grade uranium gerapporteerd. Iran zou in de door de IAEA geïnspecteerde nucleaire faciliteiten niet ongemerkt weapons grade uranium kunnen produceren.

De Israëlische premier Netanyahu heeft tijdens zijn toespraak in de Algemene Vergadering van de VN in september 2012 aangegeven waar de «rode lijn» van Israël ligt: namelijk bij het moment dat Iran voldoende tot 20% laagverrijkt uranium vrij beschikbaar heeft om, na doorverrijking tot weapons grade, één kernwapen te produceren. Israëlische regeringsfunctionarissen hebben dit in de maanden daarna gespecificeerd als een (vrij beschikbare) hoeveelheid van ca. 220–240 kg tot 20% verrijkt uranium. Volgens het IAEA-rapport van 21 februari jl. heeft Iran 167 kg tot 20% verrijkt uranium vrij beschikbaar. Op basis van het rapport was de productiesnelheid in Iran op dat moment ca. 15 kg per maand. Echter, Iran zet, zoals eerder vermeld, een deel van zijn tot 20% verrijkte uranium om in brandstofstaven voor de onderzoeksreactor in Teheran, waardoor de vrij beschikbare hoeveelheid minder is toegenomen dan 15 kg per maand. Ook volgens het meest recente IAEA-rapport blijft Iran daarom vooralsnog onder de «rode lijn» van Israël. De productiesnelheid zou op korte termijn echter kunnen worden verhoogd als Iran reeds geïnstalleerde nieuwe centrifuges in gebruik neemt. Het is dus niet mogelijk exact aan te geven hoeveel tijd Iran is verwijderd van de door Israël genoemde «rode lijn».

De IAEA-rapporten gaan verder niet in op de exacte tijdslijnen voor het vervaardigen van een kernwapen of voor het produceren van voldoende tot 20% laagverrijkt uranium, na doorverrijking naar weapons grade, voor de productie van een kernwapen.

Het IAEA rapporteert wel over de mogelijk militaire dimensie van het Iraanse nucleaire programma. Het Agentschap heeft in zijn rapport van november 2011 een gedetailleerde analyse gegeven van de informatie waarover het IAEA beschikt. Hierin wordt aangegeven dat Iran activiteiten heeft ontplooid die relevant zijn voor de ontwikkeling van een nucleair explosief. Het IAEA beoordeelt deze informatie als geloofwaardig. Deze informatie geeft aan dat tot eind 2003 activiteiten hebben plaatsgevonden onder een gestructureerd programma; dat enkele van deze activiteiten ook na 2003 doorgingen; en dat deze deels mogelijk nog steeds doorgaan (uit het rapport van november 2012).

De bestuursraad van het IAEA heeft het Agentschap verzocht om met Iran tot een oplossing te komen voor het ophelderen van de mogelijk militaire dimensie van het nucleaire programma van Iran. Tot dusver hebben deze gesprekken (sinds januari 2012 tien in totaal) geen resultaat opgeleverd.

Inzet Nederlandse regering

Nederland acht het van groot belang dat alles op alles wordt gezet voor het bereiken van een diplomatieke oplossing en dringt hierop aan in bilaterale contacten en multilaterale fora, vaak in EU-verband. Ook steunt Nederland het IAEA in zijn objectieve en professionele verificatiewerkzaamheden.

Verder steunt Nederland de diplomatieke inspanningen van de zogenaamde E3+3 (Duitsland, Frankrijk, het VK en de VS, China en Rusland), onder leiding van EU Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton, om met Iran tot overeenstemming te komen over vertrouwenwekkende maatregelen die garanderen dat het nucleaire programma van Iran uitsluitend voor vreedzame doeleinden wordt gebruikt. Daarbij zij opgemerkt dat de EU het recht van Iran als verdragspartij bij het Non-Proliferatieverdrag om nucleaire energie te gebruiken voor vreedzame doeleinden niet in twijfelt trekt, zolang Iran aan zijn internationale verplichtingen voldoet. Aan deze voorwaarde voldoet Iran echter niet, onder meer omdat het in strijd met eerder genoemde VNVR-resoluties doorgaat met het verrijken van uranium.

Ten slotte zet Nederland zich in voor de totstandkoming en implementatie van VN Veiligheidsraad- en autonome EU-sancties gericht tegen het nucleaire programma van Iran. Deze sancties hebben tot doel de Iraanse autoriteiten te bewegen om de zorgen van de internationale gemeenschap over het Iraanse nucleaire programma te adresseren en het vertrouwen te herstellen dat het nucleaire programma uitsluitend voor vreedzame doeleinden wordt gebruikt.

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans


X Noot
1

Deze conclusie komt voort uit het feit dat het IAEA niet in staat is een geloofwaardige garantie te geven over de afwezigheid van niet gedeclareerd nucleair materiaal en nucleaire activiteiten in Iran, omdat Iran niet de benodigde samenwerking verleent aan het Agentschap, onder meer door het Additioneel Protocol niet te implementeren. Het IAEA gaat wel door met het verifiëren van het gedeclareerde nucleaire materiaal bij de nucleaire faciliteiten en andere door Iran gedeclareerde locaties op basis van zijn Waarborgenovereenkomst (zie paragraaf 62 van het IAEA-rapport dd. 21 februari 2013 (GOV/2013/6)).

Naar boven