23 432
De situatie in het Midden-Oosten

26 150
Algemene Vergadering der Verenigde Naties

nr. 305
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 september 2009

Graag bied ik u de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 22 september 2009 met kenmerk 2009Z16914/2009D44671, betreffende de Nederlandse inzet in de Mensenrechtenraad over het rapport Goldstone.

Ik heb begrip voor uw wens om spoedigst geïnformeerd te worden over mijn appreciatie van het rapport Goldstone en de inzet van de regering wanneer dit rapport wordt besproken in de Mensenrechtenraad. Tegelijkertijd hoop ik dat u met mij van oordeel bent dat zorgvuldigheid in dezen cruciaal is en dat Nederland goed beslagen ten ijs komt bij de behandeling van het rapport in de Raad.

Van goed beslagen ten ijs komen kan naar mijn mening pas sprake zijn, zodra ik grondige kennis van het omvangrijke rapport heb kunnen nemen, een adequaat overzicht heb van het internationale krachtenveld en een goede inschatting kan maken van de consequenties op de situatie in het Midden-Oosten.

In de Mensenrechtenraad zal de Commissie Goldstone op dinsdagmiddag 29 september een uitgebreide toelichting geven op haar rapport. Aansluitend zijn verklaringen van leden van de Mensenrechtenraad voorzien, die deels op 29 september en voor het overgrote deel op 30 september afgelegd zullen worden. Tenslotte is stemming over een te verwachten resolutie voorzien op donderdag 1 of vrijdag 2 oktober.

In het licht van het bovenstaande zal ik de Nederlandse inzet de Kamer graag maandag 28 september voor het middaguur willen laten toegaan. Aangezien de Nederlandse inbreng in de Mensenrechtenraad voorzien kan worden voor woensdagochtend 30 september, is er afdoende ruimte om de inzichten van uw Kamer te kunnen meenemen in de instructie voor de Nederlandse delegatie naar de Mensenrechtenraad.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Naar boven