23 432
De situatie in het Midden-Oosten

nr. 260
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 juni 2008

Gelet op het Algemeen Overleg met de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken over het Midden-Oosten dat geagendeerd is voor 1 juli 2008, treft u bij deze brief nadere informatie aan over de jongste ontwikkelingen in de regio.

Deze brief sluit aan op:

– de brief van 15 februari 2008 van de minister van Buitenlandse Zaken houdende het verslag van zijn bezoek aan Israël, de Palestijnse Gebieden en Syrië, dat plaatsvond van 20–24 januari 2008 (23 432, nr. 247),

– de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 3 april 2008 inzake de uitvoering van het amendement Van der Staaij c.s. (31 200 V, nr. 19) over de humanitaire hulpverlening aan Irakese vluchtelingen in met name Noord-Irak (23 432, nr. 251),

– de brief van de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie d.d. 5 juni 2008 inzake de verlenging van de Nederlandse militaire bijdrage aan de NAVO-trainingsmissie in Irak (NTM-1) per medio augustus 2008 met één jaar (29 521, nr. 75),

– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken van 9 juni 2008 houdende nadere informatie over sluiting van scholen in Hebron door de Israëlische autoriteiten (23 432, nr. 253) en

– onze brief van 24 april 2008 over de verklaring van UNRWA dat hulpverlening in Gaza opgeschort moet worden (23 432, nr. 253).

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A. G. Koenders

1. Inleiding

In deze brief wordt ingegaan op de recente ontwikkelingen in het Midden-Oosten, meer in het bijzonder:

– de ontwikkelingen in het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP), in het bijzonder de onderhandelingen van Israël met de Palestijnen, met Syrië en Libanon, mede gezien in het licht van binnenlandspolitieke ontwikkelingen in die landen

– de stand van zaken in Gaza en de rol van Egypte

– de uitkomsten van de internationale bijeenkomst in Berlijn ter versterking van de Palestijnse civiele veiligheidssector op 24 juni 2008

– actuele ontwikkelingen in Iran.

Eén en ander wordt voorafgegaan door een verslag van de jongste reis van de minister van Buitenlandse Zaken naar Israël en de Palestijnse gebieden. De brief wordt afgesloten met een appreciatie.

2. Reisverslag minister van Buitenlandse Zaken Israël en Palestijnse Gebieden

Algemeen

Van 27 – 30 mei 2008 bracht de minister van Buitenlandse Zaken een bezoek aan Israël en de Palestijnse Gebieden. Omdat de staat Israël in dezelfde maand zijn zestigste verjaardag vierde, had het bezoek een bijzonder karakter, waarbij de nauwe en brede bilaterale betrekkingen tussen Nederland en Israël het centrale thema vormden, met aandacht voor economische samenwerking, milieu en transport, de Nederlandse gemeenschap, en ook de positie van minderheden. In de Palestijnse Gebieden werd kennis genomen van de ontwikkelingen op het gebied van de verbetering van veiligheid en economische ontwikkeling in Jenin.

In bilaterale gesprekken met de Palestijnse premier dr. Salam Fayyad en de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken Tzipi Livni is gesproken over de stand van zaken in het MOVP, over de voorbereiding van de conferentie van Berlijn op 24 juni 2008 ter versterking van de Palestijnse civiele veiligheidssector, over Nederlandse zorgen aangaande de mensenrechtensituatie in Israël en de Palestijnse Gebieden, alsmede over de relatie EU-Israël. De weerslag daarvan is verwerkt in deze brief.

Israël

Het bezoek van de minister van Buitenlandse Zaken concentreerde zich op twee plaatsen: Tel Aviv en Haifa. In Tel Aviv vonden niet alleen contacten plaats met vertegenwoordigers van de politiek, maar ook met de Nederlandse gemeenschap, m.n. door een bezoek aan Beit Juliana, een van de twee verzorgingstehuizen voor Israëli’s van Nederlandse komaf. Voorts werden in Tel Aviv seminars geopend over samenwerking op het gebied van afvalverwerking en over samenwerking op het gebied van duurzaam transport tussen Nederlandse experts en functionarissen van de gemeente Tel Aviv-Jaffa. Samen met de burgemeester van Tel Aviv is een krans gelegd bij het monument op de plaats waar Yitzhak Rabin is vermoord.

De gesprekken in Haifa maakten het mogelijk kennis te nemen van de verhoudingen tussen de joodse en niet-joodse inwoners van de stad. Haifa geldt bovendien als voorbeeld voor succesvolle samenwerking tussen high tech industrie, universiteiten en lokale overheid. Het eerste aspect is aan de orde gekomen tijdens een bezoek aan het gemeenschapshuis Beit Hagefen, alsook in persoonlijke gesprekken met vertegenwoordigers en voorlieden van de christelijke gemeenschap, de Arabische minderheid en de Bahá’í-gemeenschap (het hoogste internationale bestuursorgaan van de Bahá’í – het Universele Huis van Gerechtigheid – is gevestigd in Haifa). Het tweede aspect kwam tot uitdrukking in een bezoek aan de plaatselijke vestiging van Philips Medical Systems – producent van zgn. CT-scanners, alsmede aan het Carmel-ziekenhuis, alwaar deze technologie in de praktijk toegepast wordt.

Palestijnse Gebieden

De minister van Buitenlandse Zaken bracht een bezoek aan Jenin, alwaar een ontmoeting plaatsvond met de Palestijnse premier dr. Salam Fayyad. Jenin is momenteel het brandpunt van een gemeenschappelijk uitgevoerde initiatieven van premier Fayyad, Kwartetgezant Tony Blair en de Amerikaanse gezant generaal James L. Jones die belast is met de veiligheidsdimensie in het vredesproces sinds «Annapolis», om simultaan maatregelen te treffen ter vergroting van de veiligheid en om de economische ontwikkeling weer op gang te brengen. Nederland heeft hieraan bijgedragen door het programma voor het herstel van gevangenissen op de Westelijke Jordaanoever te laten beginnen in Jenin. De minister van Buitenlandse Zaken bleek de eerste hoogwaardigheidsbekleder sinds lange tijd te zijn die Jenin bezocht, een feit dat volgens premier Fayyad indicatief is voor de verbeterde veiligheidssituatie in Jenin. Voordien zou de situatie in Jenin vergelijkbaar zijn geweest met beruchte plaatsen zoals Jabalya en Rafah in de Gazastrook.

3. Onderhandelingen Israël – buurlanden/relatie met binnenlandse ontwikkelingen

Israël/Palestijnse Gebieden

Premier Fayyad en minister Livni gaven in hun gesprekken met de minister een overwegend gelijkluidend beeld van de voortgang in het vredesproces, zij het uiteraard met verschillende accenten. Op een uitgewerkte vredesregeling die voor het eind van 2008 tot stand is gekomen, moet men – volgens beiden – niet al te zeer rekenen. Ze onderstreepten dat het feit dat de onderhandelingen plaatsvinden en nog steeds met hoge frequentie doorgaan, op zichzelf reeds een significant feit is. Partijen dreigen in de gesprekken niet meer met een unilaterale breuk, ook niet wanneer de feitelijke ontwikkelingen minder voorspoedig zijn dan gehoopt.

Beide partijen laten zich leiden door de wens om zoveel mogelijk harde en concrete afspraken op papier te zetten, die de feitelijke oprichting van een onafhankelijke Palestijnse staat mogelijk maken. De bijdragen van de EU en Nederland moeten volgens hen ook vooral in die richting gestuurd worden – in het ondersteunen van de opbouw van Palestijnse instituties. In dat licht werd de Nederlandse bijdrage aan de civiele veiligheidssector en de concrete hulp die bijvoorbeeld gegeven wordt bij de rehabilitatie van het Palestijnse gevangeniswezen zeer gewaardeerd. De onderhandelingen gaan niet alleen over meer tastbare factoren als bijv. water, infrastructuur of milieu, maar ook over meer sociaal-psychologische gevoeligheden die kunnen bijdragen of afdoen aan het bereiken van een culture of peace.

De meningen tussen Israël en de Palestijnen lopen uiteen wanneer het gaat om de vraag of de wederpartij wel voldoende doet om de onderhandelingen vooruit te helpen. In dit verband heeft Nederland bij minister Livni er krachtig op aangedrongen om een moratorium af te kondigen op de bouwwerkzaamheden in de nederzetting en bij premier Fayyad om een actieve campagne te voeren tegen haatzaaien en het verheerlijken van martelaarschap. Niet alleen de internationale gemeenschap, maar vooral ook de burgerbevolking heeft stellig behoefte aan vertrouwenwekkende maatregelen die zichtbaar maken dat partijen langzaam, maar zeker voortgang boeken in de onderhandelingen.

Zowel premier Fayyad als minister Livni is wederom op het hart gebonden dat Nederland de mensenrechtensituatie in Israël en de Palestijnse Gebieden met bijzondere aandacht volgt. Concreet heeft Nederland bij premier Fayyad gepleit tegen de tenuitvoerlegging van een doodvonnis (ref. Kamervragen nr. 2070819610, beantwoord op 9 juni 2008) en bij minister Livni voor de verbetering van de positie van mensenrechtenverdedigers. Minister Livni is voorts gezegd dat de mensenrechtendialoog tussen de EU en Israël extra versterkt zou moeten worden door de instelling van een formeel subcomité voor mensenrechten onder het EU-Associatieakkoord met Israël, als uitvloeisel van de gedeelde wens van Nederland en Israël om de relatie tussen de EU en Israël te verdiepen. Dit laatste was voor Premier Fayyad juist een punt van zorg. In reactie daarop is gesteld dat de verdieping van de relatie het juist beter mogelijk maakt om in een dialoog met Israël te werken aan maatregelen en beleid die bijdragen aan het MOVP en ook anderszins een positief effect hebben.

De binnenlandspolitieke situatie in Israël en in de Palestijnse Gebieden compliceert het onderhandelingsproces. De bestuurskracht van premier Olmert en de aandacht die hij aan de onderhandelingen kan geven, staat onder druk als gevolg van aanhoudende beschuldigingen van corruptie. President Abbas ziet zich nog steeds geconfronteerd met de tweedeling tussen de Westoever en Gaza. De juridische gevolgen van de corruptieverdenkingen aan het adres van premier Olmert zijn nog niet uitgekristalliseerd. Bij het opstellen van deze brief leek een reële test van zijn leiderschapspositie in zijn partij (Kadima) onvermijdelijk. President Abbas wil op zijn beurt een proces van interne verzoening opstarten. Op 5 juni heeft hij een speech gehouden waarin hij een nationale Palestijnse dialoog bepleit. Abbas zou hiertoe besloten hebben om zijn interne positie te versterken, mede in het licht van het onverhoopt uitblijven van concrete resultaten in het vredesproces. Een geslaagde toenadering tot Hamas die uitmondt in een regering van nationale consensus zou hij als een succes op zijn conto kunnen bijschrijven en zou voor de Palestijnen veel betekenen: hereniging van Gaza en de Westoever. Dit zou mogelijk ook een oplossing bieden voor het dilemma waarvoor de Palestijnse verkiezingskalender hem plaatst: de presidentiële verkiezingen staan gepland voor begin 2009 en de parlementsverkiezingen voor 2010. Abbas zou met een geslaagd nationaal akkoord kunnen besluiten beide verkiezingen samen te voegen in 2010 en een jaar extra kunnen nemen om resultaten in het vredesproces te bereiken. Of Hamas in staat en bereid is zich als geheel en gecommitteerd achter een gezamenlijk plan met Abbas te stellen, valt te bezien, temeer daar het afzweren van geweld een eis zal moeten zijn volgens premier Fayyad (zoals ook door de minister van Buitenlandse Zaken besproken met premier Fayyad tijdens het diner en marge van de conferentie van Berlijn). Het leiderschap in Gaza en Damascus staat weliswaar onder druk en de populariteit van Hamas in Gaza neemt enigszins af, maar tegelijkertijd blijft de Iraanse invloed aanwezig en die is negatief. Van Palestijnse zijde wordt een verzoeningsconferentie in Qatar – dat immers ook met steun van de Arabische Liga succesvol heeft bemiddeld in de Libanese crisis – op termijn niet uitgesloten, doch deze ontwikkelingen zijn bijzonder prematuur.

Libanon/Syrië

De afgelopen maanden zijn mede gekenmerkt door hernieuwde diplomatieke activiteit van Israël met de noordelijke buurlanden, in het bijzonder door het aangaan van zgn. proximity talks met Syrië en het aanknopen van besprekingen met Hezbollah over gevangenenruil onder bemiddeling door een derde partij.

Syrië en Israël hebben bevestigd dat tussen beide landen indirecte onderhandelingen plaatsvinden onder toezicht van Turkije. Ambtelijke besprekingen op hoog niveau zijn eind mei gestart. Syrië staat onder aanhoudende internationale druk, niet in het minst vanwege Amerikaanse berichten over het mogelijke bestaan van een nucleair programma. Op 24 april 2008 hebben de Amerikaanse inlichtingendiensten in een briefing voor het Congres te kennen gegeven over genoeg bewijzen te beschikken om te kunnen stellen dat Syrië bezig was met de bouw van een nucleaire reactor. Dit bouwproject in Al-Kibar in Oost-Syrië is vernietigd door een Israëlisch bombardement op 6 september 2007. Volgens de Amerikaanse inlichtingendiensten zou Noord-Korea betrokken zijn geweest bij de bouw van deze reactor, die niet bedoeld was voor vreedzame doeleinden. Syrië heeft in een reactie deze beschuldiging van de hand gewezen. Een onderzoeksteam van de IAEA is inmiddels in Syrië een onderzoek gestart naar dit vermeende nucleaire programma.

Inmiddels is ook enige beweging gekomen in de impasse die de binnenlandse verhoudingen in Libanon kenmerkte, alsmede in de betrekkingen tussen Libanon en Israël. Na bemiddeling door Qatar is de Arabische Liga op 21 juni 2008 erin geslaagd een akkoord te bereiken tussen de Libanese regering en de pro-Syrische oppositie, aangevoerd door Hezbollah. In overeenstemming daarmee is op 25 juni 2008 de voormalige Libanese legerleider generaal Sleiman tot president verkozen. Doordat het de oppositie is gelukt om een blokkerende 1/3 minderheid van de posten in de regering te bemachtigen (11 van de 30), zal moeten blijken in hoeverre de doorbraak van de politieke crisis ook feitelijk een stap in de goede richting is. Premier Siniora is druk doende met de lastige formatie van een nieuw kabinet van nationale eenheid dat de zaken zal behartigen tot de parlementsverkiezingen van 2009. De veiligheidssituatie blijft ondertussen zeer gespannen. Er vinden nog steeds sporadische gewapende gevechten plaats zoals recent in Noord-Libanon tussen soennieten en aan de pro-Syrische oppositie gelieerde Alawieten waarbij een onbekend aantal slachtoffers is gevallen.

Vooralsnog zijn er, in tegenstelling tot het Syrische spoor van het Midden-Oosten vredesproces, geen concrete signalen ontvangen dat er een daadwerkelijk onderhandelingsproces zal worden gestart tussen Israel en Libanon. Wel zou er sprake zijn van een voorgenomen gevangenenruil tussen Israël en Hezbollah. Na eerdere vrijlating van Libanese spion Nassim Nasser (in ruil voor stoffelijke resten van een Israëlische militair) zou op korte termijn de Libanese terrorist Samir Kuntar moeten worden vrijgelaten in ruil voor de in 2006 ontvoerde Israëlische soldaten Regev en Goldwasser. Waarschijnlijk zal het de stoffelijke resten van deze militairen betreffen, wier ontvoering de aanleiding vormde voor het Israëlische militaire optreden tegen Hezbollah in de zomer van 2006.

4. Stand van zaken Gaza/rol Egypte

Op 17 juni 2008 is na bemiddeling door Egypte een overeenkomst bereikt tussen Israël en Hamas over de status quo rondom de Gazastrook. Met ingang van donderdag 19 juni hebben partijen hun gewelddadigheden beëindigd en Israel heeft toegezegd de hoeveelheid goederen die Gaza in- en uitgevoerd mag, gradueel te zullen vergroten, vanaf zondag 22 juni. Daarmee zou ook de levering van grondstoffen voor de door Nederland gesteunde landbouwsector in Gaza op gang kunnen komen. Hierover heeft de minister van Buitenlandse Zaken contact met de Israëlische minister van Defensie Ehud Barak. Dit is van groot belang omdat bij gebrek aan deze grondstoffen de komende oogst verloren dreigt te gaan. Als het langere tijd rustig blijft in en om de Gazastrook zal Israël de blokkade verder verlichten door opening van de grensovergangen met Israël. Voorts zal gesproken gaan worden over de heropening van de grens met Egypte bij Rafah en over een uitruil van gevangenen, onder wie de Israëlische militair Shalit; het slagen van deze uitruil wordt gekoppeld aan de heropening van de grens met Egypte bij Rafah. Egypte heeft van zijn kant toegezegd de wapensmokkel vanuit de Sinaï naar Gaza te bestrijden. Het bestand is inmiddels onder druk komen te staan als gevolg van raketbeschietingen vanuit Gaza, die opgeëist zijn door de Islamitische Jihad, als vergelding van een Israëlische militaire actie in Nablus op de Westelijke Jordaanoever. Dit heeft nog onbekende gevolgen voor het vervolgtraject van de onderhandelingen.

Egypte is instrumenteel geweest bij de totstandkoming van dit akkoord: het is het gevolg van maandenlange bemiddeling door het hoofd van de Egyptische veiligheidsdienst generaal Omar Suleiman. Het Egyptisch belang bij een vreedzame regeling in Gaza is evident: het heeft geen baat bij de aanwezigheid van een bolwerk van islamitisch extremisme aan de onmiddellijke grenzen. De voortdurende wanorde in Gaza kan leiden tot binnenlandspolitieke druk op het bewind van president Mubarak, zowel vanuit Egyptische solidariteit met de Palestijnen als door de nauwe band die er bestaat tussen Hamas en de Egyptische Moslimbroederschap.

De bezorgdheid over de binnenlandse stabiliteit is de reden waarom het Egyptische parlement op 26 mei heeft ingestemd met het voorstel om de noodtoestand opnieuw met twee jaar te verlengen. Deze verlenging staat op gespannen voet met de verkiezingsbelofte van president Mubarak uit eind 2005 dat de noodtoestand zou worden afgeschaft en zij is ook is in strijd met de toezegging van de regering van mei 2006 dat de verlenging waartoe destijds besloten is, de laatste zou zijn. De officiële reden voor verlenging is dat de antiterrorismewetgeving nog niet klaar is. Onderliggende reden lijkt veeleer de inschatting van de veiligheidsautoriteiten dat de politieke en sociaaleconomische spanningen zodanig zijn dat het instrument van de noodtoestand noodzakelijk is om de stabiliteit in het land te handhaven.

De relatie tussen de Egyptische moslims en kopten die altijd al gevoeligheden heeft gekend, is de laatste maanden onder druk komen te staan. Kleine incidenten worden de laatste tijd uitvergroot en leiden tot volksopstootjes en wraakoefeningen. Mogelijk speelt de toenemende economische onzekerheid, o.a. veroorzaakt door stijgende (voedsel)prijzen, daarin een rol. Ook de slechte gezondheidstoestand waarin koptische paus Shenouda verkeert kan bijgedragen hebben aan gevoelens van onzekerheid. De Egyptische overheid is bezorgd over deze ontwikkelingen en doet er, zoals ook voorheen het geval was, alles aan om de spanningen zoveel mogelijk te beperken.

5. Uitkomsten van de conferentie van Berlijn

Een wezenlijk element van het vredesproces betreft de noodzaak om de Palestijnse Autoriteit bij te staan bij de opbouw van de instituties die essentieel zijn voor het ontstaan van een onafhankelijke Palestijnse staat. Als onderdeel van deze inspanning vond op 24 juni 2008 in Berlijn een internationale donorconferentie plaats ter ondersteuning van de opbouw van de Palestijnse civiele veiligheids- en justitiële sector, met een leidende en coördinerende rol voor de EU. Opbouw van de civiele veiligheids- en justitiële sector is essentieel voor de opbouw van een levensvatbare en democratische Palestijnse staat. Het draagt bij aan veiligheid voor de Palestijnen en voor Israel en verbeterde veiligheid vergroot de kansen dat de onderhandelingen die in Annapolis zijn gestart tot een overeenkomst leiden.

De voorafgaande avond nam de minister van Buitenlandse Zaken deel aan een werkdiner in beperkt gezelschap (o.a. met de kwartetleden), waarbij meer globale en strategische onderwerpen aan de orde zijn gekomen op het vlak van het MOVP en de opbouw van de Palestijnse instituties. De Berlijnse conferentie zelf is zowel door de minister van Buitenlandse Zaken als door de minister voor Ontwikkelingssamenwerking bijgewoond.

Met de conferentie heeft de internationale gemeenschap eensgezind en op een krachtige wijze haar steun uitgesproken voor opbouw van de Palestijnse veiligheids- en de justitiële sector, met speciale aandacht voor de politie en het strafrecht. In de aanloop naar de conferentie heeft de Palestijnse Autoriteit, daarbij onder meer bijgestaan door Nederland, strategieën opgesteld voor verbetering van de sector, op basis van het Palestinian Reform and Development Plan (PRDP). De deelnemers van de conferentie hebben deze strategieën verwelkomd als goede basis voor verdere inspanningen. In het kader van de Berlijn conferentie zal de EU-missie ter ondersteuning van de Palestijnse politie worden uitgebreid. De missie zal meer taken krijgen op het gebied van strafrecht.

In zijn bijdrage benadrukte de minister van Buitenlandse Zaken dat Nederland een actieve donor is voor de veiligheids- en justitiële sector, omdat meer veiligheid leidt tot concrete resultaten voor Palestijnen en Israëli’s: het draagt bij aan verbetering van de mensenrechtensituatie in de Palestijnse Gebieden en ook aan de veiligheid van Israël en hiermee wordt het vertrouwen van beide partijen in het vredesproces groter. Om dit vertrouwen in stand te houden zijn maatregelen van beide zijden noodzakelijk, zoals de stopzetting van de bouw in de nederzettingen en het treffen van geloofwaardige maatregelen tegen haatzaaien.

Nederland was nauw betrokken bij de voorbereidingen voor de conferentie vanwege onze intensieve betrokkenheid bij de opbouw van de Palestijnse politie en justitie, onder meer als co-voorzitter van de lokale donorcoördinatiegroep voor de juridische sector. Het Nederlandse bilaterale programma is met name gericht op versterking van de strafrechtketen. Verder wordt EUPOL COPPS financieel en met expertise ondersteund. Met het totale programma is voor de periode 2008–2011 ongeveer € 8 miljoen gemoeid. Daarnaast gaf Nederland in 2007 € 6 mln voor de betaling van politiesalarissen via het Tijdelijke Internationale Mechanisme (TIM). Dit jaar is een gelijksoortige bijdrage voorzien van € 2 miljoen. Om het belang van opvolging van de Berlijn conferentie te onderstrepen heeft minister Verhagen toegezegd om, samen met de Palestijnse Autoriteit en het Verenigd Koninkrijk een vervolgconferentie te organiseren om de voortgang na Berlijn in kaart te brengen.

In een bilateraal gesprek dat minister Koenders en marge van de conferentie voerde met kwartetvertegenwoordiger Tony Blair, uitte laatstgenoemde zijn grote waardering voor de Nederlandse inspanningen, in het bijzonder de bijdrage die Nederland had geleverd aan het herstel van de gevangenis in Jenin en het aanbod voor een conferentie ter opvolging van Berlijn. Blair benadrukte dat Israël meer vertrouwen moet krijgen in de Palestijnse capaciteit om veiligheid in de Palestijnse Gebieden en veiligheid voor Israël te bewerkstellingen. Hij hoopte dat het, mede door het bestand, snel mogelijk zou worden om meer projecten uit te voeren in Gaza. Minister Koenders prees Blair voor de resultaten die hij tot dusverre heeft behaald en zegde toe dat Nederland door zal gaan met de ondersteuning van de juridische en veiligheidssector op de Westoever, alsmede met de humanitaire hulp en steun voor economische wederopbouw, mede ter ondersteuning van het werk van de kwartetgezant en nadrukkelijk ook in Gaza.

Minister Koenders sprak tevens met de Palestijnse minister van Buitenlandse Zaken Ryad al-Malki. Al-Malki was zeer tevreden over de conferentie. Hij was dankbaar voor de Nederlandse bijdrage in de voorbereiding en follow-up. Grootste probleem was volgens al-Malki echter het gebrek aan Israëlische medewerking waardoor de Palestijnse Autoriteit niet de kans kreeg om orde te herstellen in de Westoever. Al-Malki juichte het Gaza-bestand en de verzoeningsgesprekken tussen Abbas en Hamas toe en hoopte dat dit snel een gunstige uitwerking zou hebben op de Gazaanse bevolking. Minister Koenders zegde toe dat Nederland zijn steun aan het Palestijnse Reform and Development zou voortzetten en refereerde daarbij aan het contract dat de Nederlandse vertegenwoordiging diezelfde dag had gesloten met de Palestijnse NGO Palestinian Agricultural Relief Committee voor voortzetting van de Nederlandse steun aan Gazaanse boeren.

6. Iran

De Iraanse parlementsverkiezingen van 14 maart en 25 april 2008 zijn zoals verwacht gewonnen door de conservatieven, die daarmee hun meerderheidspositie in het parlement consolideerden. De voormalig nucleair onderhandelaar Ali Larijani is benoemd tot nieuwe parlementsvoorzitter. Het EU-voorzitterschap heeft het nieuwe parlement in een verklaring opgeroepen een vreedzaam en verantwoordelijk overheidsbeleid te bevorderen, gericht op regionale stabiliteit en herstel van het vertrouwen tussen Iran en de internationale gemeenschap. Iran werd voorts opgeroepen zijn internationale verplichtingen ten aanzien van het handhaven van mensenrechten volledig na te komen.

Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, verscheen op 26 mei 2008 het jongste rapport van de Directeur-Generaal van het Internationaal Atoom Energie Agentschap (IAEA) over het nucleaire programma van Iran. De toon van het rapport is, in vergelijking met vorige rapporten van het Agentschap, opvallend kritisch en zorgelijk. Het rapport constateert dat Iran nog altijd niet voldoet aan de vereisten van de resoluties 1696, 1737, 1747 en 1803 van de VN Veiligheidsraad. Op 14 juni jl. presenteerde EUHV Solana in Teheran namens de E3+3 en de EU een uitgebreid pakket samenwerkings-voorstellen om uit de huidige impasse te geraken. Dit nieuwe incentive package is in vergelijking met de voorstellen van juni 2006 uitgebreid en biedt Iran alles wat nodig is voor de ontwikkeling van een modern civiel kernenergieprogramma en legt bovendien de basis voor een bredere politieke en economische samenwerking. Iran heeft aangeven de voorstellen eerst nader te willen bestuderen, alvorens met een reactie te zullen komen. HV Solana toonde zich gematigd positief over het bezoek. Op 23 juni 2008 besloot de EU de reeds bestaande sanctielijsten uit te breiden met een aantal personen en entiteiten die zich hebben ingelaten met proliferatie-gevoelige activiteiten die onder de relevante Veiligheidsraadresoluties zijn verboden, zoals Bank Melli, Ministry of Defense and Armed Forces Logistics (MODAFL), IRGC Air Force, Aerospace Industries Organisation, Malek Ashtar University, en vertegenwoordigers van de Atomic Energy Organisation of Iran, MODAFL, en de Revolutionaire Garde.

De mensenrechtensituatie in Iran is in de afgelopen periode niet verbeterd. Zo wordt de doodstraf nog altijd veelvuldig toegepast, staan het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenverdedigers onder druk, geeft de positie van religieuze minderheden aanleiding tot zorg, en is de persvrijheid beperkt. Zoals aangegeven in mijn brief van 18 juni 2008 (kenmerk DMH/MR-358/08) heeft de mensenrechtenambassadeur de Iraanse ambassadeur op 13 juni namens mij ontboden naar aanleiding van berichten over de executie van de jonge Iraniër Mohammad Hassanzadeh 10 juni jl. en de arrestatie van vooraanstaande leden van de Bahai’i geloofgemeenschap op 14 mei jl. Het EU-voorzitterschap heeft bovendien in de afgelopen periode met Nederlandse steun diverse verklaringen uitgebracht over de executie van minderjarigen, de positie van religieuze minderheden en de anti-Israël uitlatingen van president Ahmadinejad. Voorts is op initiatief van Nederland in de EU-verklaring tijdens de achtste zitting van de VN-Mensenrechtenraad van 6 juni jl. het stijgend aantal executies in Iran veroordeeld. Daarbij werden eveneens zorgen geuit over executies van minderjarigen en werden de Iraanse autoriteiten opgeroepen een moratorium op de doodstraf in te stellen.

7. Appreciatie

MOVP

De voortgang in de onderhandelingen biedt een gemengd, maar toch ook hoopvol stemmend beeld. Vooropgesteld zij dat de belangrijkste partijen, premier Olmert en president Abbas, zich niet laten afleiden van het doel om met elkaar in onderhandeling te blijven, ondanks het feit dat beide partijen elkaar over en weer beschuldigen van het niet naleven van verplichtingen onder de Roadmap, dan wel het gegeven dat zij onder grote binnenlandspolitieke druk staan. Het feit dat het vredesproces zich nu meer aan het verbreden is, met openingen naar Hamas, Hizbollah en Syrië stemt eveneens voorzichtig hoopvol. Van belang is nu dat die beweging aangegrepen wordt om die partijen op het hart te binden constructieve partners te worden in het Midden-Oosten.

Het is nog te vroeg om vast te kunnen stellen of de overeenkomst tussen Israël en Hamas inzake Gaza houdbaar en duurzaam is, maar deze overeenkomst vormt in ieder geval een noodzakelijk begin van een proces. Nederland meent overigens dat de import van inputs voor de Gazaanse landbouwsector niet afhankelijk gesteld hoort te zijn van de uitvoering van deze overeenkomt. De Gazaanse bevolking moet perspectief blijven houden op een betere toekomst en een functionerende landbouwsector zal daaraan kunnen bijdragen. Nederland heeft derhalve herhaaldelijk bij Israël aangedrongen op tijdige doorlating van deze inputs, door bilateraal contact van de minister van Buitenlandse Zaken, langs diplomatieke kanalen en ook in de marge van de Berlijnse conferentie.

Voor Hamas geldt dat duidelijk moet blijven dat het enkel kan rekenen op deelname aan de onderhandelingen wanneer het de kwartetvoorwaarden aanvaardt, voor Hizbollah dat het zich opstelt als een werkelijk Libanese partij zonder loyaliteiten aan een externe partij als Iran en voor Syrië dat het zich ondubbelzinnig committeert aan het Annapolis-proces. Dergelijke ontwikkelingen zou Nederland zeer toejuichen, m.n. een eventuele hereniging van Gaza en Westelijke Jordaanoever onder het gezag van de Palestijnse Autoriteit, onder aanvaarding door Hamas van de kwartetvoorwaarden. Dat zou een politieke doorbraak betekenen die sterk zal bijdragen aan het herstel van veiligheid, stabiliteit en wederopbouw van Gaza en de Westoever en die de vredesbesprekingen met Israël een krachtige impuls geeft.

De conferentie in Berlijn is ook een hoopgevende gebeurtenis. Zij kwam op het juiste moment, zes maanden voor het einde van 2008, het tijdstip waarop beide partijen een akkoord hopen te bereiken zoals afgesproken in Annapolis en was zeer relevant: de internationale gemeenschap kon duidelijk maken dat verbetering van de civiele veiligheids- en justitiële sector cruciaal is en dat zij bereid is de Palestijnse Autoriteit zoveel mogelijk te steunen om de noodzakelijk voortgang te bewerkstelligen.

Egypte

Het gevaar bestaat dat onder de veiligheidsklep van de noodtoestand de spanning ongemerkt verder oploopt en een moeilijk beheersbare uitbarsting tot gevolg zal hebben. Nederland heeft zijn zorgen over de verlenging opgebracht in bilaterale gesprekken; de EU heeft dat ook gedaan in het Subcomité Politieke Aangelegenheden onder het Associatieakkoord en in een verklaring van het voorzitterschap. De regering zal er op blijven aandringen dat Egypte voortgang maakt met het opstellen en aanvaarden van specifieke antiterrorismewetgeving. De Nederlandse ambassade was bij de goedkeuring van het OS-meerjarenplan reeds gevraagd om een precisering op te stellen van de activiteiten op het gebied van goed bestuur, alsook om een meer politiek geformuleerde uitwerking van de ODA-inzet. Het voortbestaan van de noodtoestand zal daar ook bij meegewogen moeten worden.

Tegelijkertijd geldt dat het tot stand brengen van het bestand tussen Israël en Hamas ontegenzeggelijk aantoont hoe belangrijk de rol van Egypte in het MOVP in potentie kan zijn. Het land verdient daarvoor de waardering die het toekomt. Egypte is het grootste buurland van Israël, met de langste grens. Een stabiel Egypte dat een duurzame vredesrelatie met Israël onderhoudt is van essentieel belang voor een vreedzaam Midden-Oosten. Teneinde het belang dat Nederland daaraan hecht te onderstrepen, overweegt de regering een structurele financiële bijdrage (€ 0,5 mln per jaar voor een periode van vier jaar) te geven aan de MFO (Multilateral Force and Observers), de waarnemingsmacht in de Sinaï die belast is met het toezicht op de naleving van de Camp David akkoorden.

Syrië

Alhoewel het goed is dat er onderhandelingen zijn gestart, zijn er ook punten van zorg. Het proces van toenadering tussen Syrië en Israël zou niet ten koste van het onderhandelingsproces tussen Israël en de Palestijnse Gebieden en van de situatie in Libanon moeten gaan. Ook voor deze ontwikkeling geldt dat deze constructief maar ook kritisch gevolgd dient te worden. Ook zal Nederland de ontwikkelingen rond het vermeende nucleaire programma van Syrië blijven volgen en steunt derhalve de IAEA inspectie die in de week van 23 juni zal plaatsvinden in Syrië.

Nederland toont zich bovendien bezorgd over de aanhoudende berichten van arrestaties en veroordelingen van mensenrechtenactivisten. Nederland zal blijven aandringen op het nakomen van internationale afspraken op het gebied van mensenrechten en zal schendingen daarvan blijven veroordelen.

Voor de regering is het belangrijkste op dit moment, dat voor Syrië de boodschap duidelijk is: het moet zich constructief opstellen in het MOVP, zich onthouden van destabiliserende activiteiten in de regio en de internationale verplichtingen die het aangegaan heeft, nakomen. Nederland is geen voorstander van isolering van het regime, onderstreept de noodzaak van een eenduidige, niet mis te verstane boodschap aan Damascus. In EU-verband kan dat Solana zijn, maar ook bilaterale bezoeken van EU-ministers kunnen behulpzaam zijn. Mogelijk zal de komst van president Assad naar Parijs, voor het bijwonen van top van de Mediterrane Unie op 13 juli a.s., Syrië bewegen door te gaan in zijn toenadering tot Europa.

Libanon

Nederland zal de nieuwe president en regering moeten beoordelen op hun inzet om mee te werken aan de volledige implementatie van alle relevante VN resoluties, waaronder VR resolutie 1559 over de ontwapening van o.a. Hezbollah en resolutie 1757 over het Libanon tribunaal. Zorgwekkend is dat de positie van Hezbollah is versterkt. Problematisch is dat in het akkoord afspraken over «het herstel van het gezag van de staat» oftewel de ontwapening van Hezbollah ontbreken. Ongewis is tevens in hoeverre nieuwe regering de medewerking van Libanon aan het Hariri-tribunaal gaat beïnvloeden. Hezbollah c.s. zouden er niet op uit zijn de klok terug te draaien – dat lijkt ook een mission impossible – maar wel bepaalde besluiten willen «mitigeren». Te denken is o.m. aan de financiering van het Tribunaal (Libanon dient 49% van de kosten van het Tribunaal voor zijn rekening te nemen) en de reikwijdte van zijn mandaat (beperking tot de moord op Hariri en berechting verdachten van andere aanslagen in Libanon zelf). Nederland zal zich blijven inzetten voor het versterken van de democratische instituties en het leger. Zo voert Nederland onder meer een project uit om de logistieke capaciteit van het leger te versterken.

Iran

De Iraanse regering zal zich in algemene zin gesterkt voelen door de uitslag van de Iraanse parlementsverkiezingen. Het nucleaire programma van Iran blijft de Nederlandse regering ernstige zorgen baren. De inzet van de regering is gericht op een diplomatieke oplossing voor de problemen rond het nucleaire programma van Iran. De regering spreekt de hoop uit dat Iran de samenwerkingsvoorstellen die EUHV Solana op 14 juni jl. presenteerde constructief zal benaderen en deze spoedig zal accepteren (zie ook mijn brief van 17 juni 2008 met kenmerk 2150102). Tot die tijd dient de druk op Iran te worden gehandhaafd. In dat licht dient de uitbreiding van de EU-sanctielijsten van 23 juni jl. te worden bezien. Voorts staat de regering een robuuste implementatie van Veiligheidsraadresolutie 1803 voor, alsmede de aanname van een resolutie inzake het nucleaire programma van Iran door de eerstvolgende Bestuursraad van het IAEA.

De Nederlandse regering blijft voorts de verontrustende mensenrechtensituatie in Iran nauwgezet volgen en zal niet nalaten om Iran in VN-kader, EU-verband en bilateraal te blijven wijzen op zijn verantwoordelijkheden met betrekking tot het handhaven van mensenrechten. Nederland zal ook dit jaar tijdens de 63e zitting van de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de VN pleiten voor steun van de gehele EU aan een resolutie die specifiek ingaat op mensenrechtenschendingen in Iran.

Naar boven