Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 22343 nr. 356 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 22343 nr. 356 |
Vastgesteld 20 april 2023
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 29 maart 2023 overleg gevoerd met mevrouw Heijnen, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, over:
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 21 oktober 2022 inzake stand van zaken adviesaanvraag Raad van State sancties milieucriminaliteit (Kamerstukken 22 343 en 28 663, nr. 348);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 31 oktober 2022 inzake voorgenomen acties ILT op het grensoverschrijdend transport pfas-verdacht afval naar Indaver (België) (Kamerstuk 35 334, nr. 204);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 18 november 2022 inzake beantwoording vragen gesteld tijdens het commissiedebat Leefomgeving van 12 oktober 2022, over bedrijven die ondanks meerdere dwangsommen doorgaan met overtredingen (Kamerstuk 22 343 en 28 663, nr. 349);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 16 januari 2023 inzake voortgang versterking VTH-stelsel (Kamerstukken 22 343 en 28 663, nr. 351);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 23 januari 2023 inzake terugkoppeling toezegging milieueffectrapportage (Kamerstuk 28 089, nr. 248);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 27 januari 2023 inzake signaalrapportage ILT: Meer inzicht in en toezicht op certificering (Kamerstuk 36 200 XII, nr. 111);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 16 maart 2023 inzake antwoorden op vragen commissie over voortgang versterking VTH-stelsel (Kamerstuk 22 343, nr. 351) (Kamerstukken 22 343 en 28 663, nr. 352).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Tjeerd de Groot
De waarnemend griffier van de commissie, Rijkers
Voorzitter: Tjeerd de Groot
Griffier: Rijkers
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Bouchallikh, Van Esch, Tjeerd de Groot, Hagen en Haverkort,
en mevrouw Heijnen, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.
Aanvang 10.00 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Welkom aan de Staatssecretaris en welkom aan de collega's. Welkom bij de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, bij het debat over vergunningverlening, toezicht en handhaving, afgekort als VTH-stelsel. Die afkorting zal vandaag waarschijnlijk nog wel vaker vallen. We hebben vier minuten spreektijd per fractie afgesproken. De fracties van GroenLinks en D66 hebben al laten weten dat zij over een kwartier in de plenaire zaal moeten zijn voor een tweeminutendebat over onderwijs. Dat is een andere commissie. Het is helaas niet anders. Na het tweeminutendebat zullen zij weer terugkomen.
Ik geef nu gauw het woord aan mevrouw Bouchallikh van de fractie van GroenLinks. Gaat uw gang.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Mijn bijdrage vandaag is mede namens de PvdA.
Voorzitter. Keer op keer zien we in de praktijk waarom toezicht en handhaving zo ontzettend belangrijk zijn. Veel industriële bedrijven komen simpelweg te makkelijk weg met vervuiling van de omgeving en schade aan de gezondheid. Tegelijk met dit debat is er een debat over de verduurzaming van de industrie bezig. Dat moet en zal gebeuren, maar dat kan alleen mogelijk worden gemaakt als toezicht en handhaving op orde zijn. Beleid en uitvoering moeten goed op elkaar aansluiten, maar de commissie-Van Aartsen gaf twee jaar geleden juist heel helder weer dat dit vaak niet het geval is.
Voorzitter. We zien dat er met het interbestuurlijk programma stappen worden gezet, maar wat ons betreft is dat niet genoeg. Ik vind het bijvoorbeeld niet goed dat er nog steeds geen duidelijkheid is over de financiering van het stelsel. Hoeveel gaat de versterking nou eigenlijk kosten? Waarom staat er voor het interbestuurlijk programma niet op de planning om te onderzoeken wat al die extra capaciteit en kennisontwikkeling gaan kosten? De Staatssecretaris heeft meermaals aangegeven dat de financiering een verantwoordelijkheid is van gemeenten en provincies, maar hoeveel extra kosten zullen zij moeten maken om te komen tot een adequaat stelsel? Wat kan de Staatssecretaris doen om daarin ondersteuning te bieden als dat nodig is? Ik vind het echt belangrijk dat hier meer zicht op komt en dat we het stelsel daadwerkelijk verbeteren. Een bijdrage van 18 miljoen per jaar vanuit het Rijk lijkt mij echt te weinig, gezien de opgave die voorligt. De provincies en gemeenten hebben het vaak financieel al moeilijk. Milieutoezicht en -handhaving zijn dan helaas niet altijd prioriteit nummer één. Graag een reactie van de Staatssecretaris. Hoe ziet zij dit voor zich? Zij is namelijk stelselverantwoordelijk. Wij hopen dat zij dit vraagstuk niet afschuift op decentrale overheden.
Voorzitter. Dan emissiemetingen. Tata Steel is het perfecte voorbeeld dat laat zien dat het stelsel niet goed genoeg functioneert. Op dit moment is het namelijk zo geregeld dat Tata – dat geldt ook voor vele andere industriële bedrijven – de eigen emissiemetingen uitvoert. Daarmee ligt fraude op de loer. Niet zo gek dus dat het vaker is voorgekomen dat de emissiemetingen van Tata lager uitvielen dan die van de omgevingsdienst. Het is eigenlijk bizar dat een omgevingsdienst afhankelijk is van de bedrijven zelf om hun werk te kunnen doen. Ik was dan ook blij met de motie van mevrouw Van Esch om te kijken hoe zo'n omgevingsdienst dat specifiek kan doen bij Tata, maar ik vraag mij af hoe de Staatssecretaris ervoor gaat zorgen dat de omgevingsdiensten in het algemeen voldoende capaciteit, bevoegdheden en middelen hebben om zelf onafhankelijk en proactief emissiemetingen te verrichten bij alle bedrijven. In hoeverre wordt dit expliciet meegenomen in het interbestuurlijk programma?
Voorzitter. Je ziet wat er gebeurt als dat niet wordt gedaan en als we vanuit het Rijk niet goed meekijken. Gister was in het nieuws dat Tata Steel naar de rechter stapt om cameratoezicht op de staalfabriek te laten verbieden, omdat de privacy van medewerkers in gevaar zou komen. Wij vinden dit echt absurd. De camera's staan op grote afstand van de fabriek en zijn gericht op de lucht. Een klassiek voorbeeld van hoe Tata Steel het toezicht wil verstoren, wat ons betreft. Wat gebeurt er om te voorkomen dat bedrijven op verschillende manieren, zoals deze, extern toezicht en externe handhaving dwarsbomen?
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Haverkort van de VVD.
De heer Haverkort (VVD):
Als ik goed geluisterd heb, hoorde ik mevrouw Bouchallikh van GroenLinks, mede namens de Partij van de Arbeid, zeggen dat zij, in mijn woorden, het toezicht en het meten van emissies niet meer wil laten doen door de bedrijven zelf, al kunnen ze daarmee aantonen dat ze aan de vergunningvoorwaarden voldoen, maar dat ze dat wil laten overnemen door de omgevingsdiensten, dus door de overheid. Vraag één is: heb ik dat goed gehoord? Vraag twee is: vindt mevrouw Bouchallikh niet dat de verantwoordelijkheid om aan te tonen dat je aan de vergunningvoorwaarden voldoet primair bij het bedrijfsleven hoort te liggen?
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
In een ideale wereld zou ik natuurlijk willen dat het Rijk zo min mogelijk werk heeft, maar we zien gewoon dat bijvoorbeeld Tata Steel de metingen niet op de juiste manier uitvoert. Ze houden zich ook niet aan dwangsommen en ook niet aan alle andere regels, dus wat ons betreft is het nu nodig om in te grijpen. Wat mij betreft raakt dit ook aan een groter probleem, namelijk dat omgevingsdiensten op dit moment niet de capaciteit en de middelen hebben om hun werk goed uit te voeren. Het is dus tweeledig. Als het had gekund, had ik het door de bedrijven willen laten doen, maar ze laten op dit moment niet zien dat ze dat vertrouwen waard zijn.
Voorzitter. Tot slot heb ik nog een stukje over pfas, specifiek de lozingen van pfas en zeer zorgwekkende stoffen op oppervlaktewater. Begin 2022 zou er een overzicht komen van alle lozingen en zouden alle vergunningen worden herzien. Dat overzicht is er nog steeds niet en dat zegt ook iets over het gebrek aan toezicht. Dat betekent namelijk dat er totaal geen beeld is van de ernst van het probleem. Gaat de Staatssecretaris zich ervoor inzetten dat dit overzicht er zo snel mogelijk komt? Hoe gaat zij de bevoegde gezagen in staat stellen om dit in kaart te brengen en per wanneer?
Tot slot, voorzitter. Een deel van mijn tekst zal menigeen bekend in de oren klinken, omdat we hier vaak dezelfde dingen moeten vragen. Ik hoop dus echt dat we vandaag wat stappen kunnen zetten, zodat mijn spreektekst de volgende keer iets anders kan zijn.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Hagen namens de fractie van D66. Gaat uw gang.
Mevrouw Hagen (D66):
Dank, voorzitter. Lozingen zonder consequenties, opstapelende dwangsommen, een niet afschrikwekkende strafmaat en de rechter die provincies, die staan voor de gezondheid van omwonenden, op de vingers tikt. Onze milieuwetgeving laat ons milieu en onze gezondheid overduidelijk in de steek. Eerder vroeg ik de Staatssecretaris om provincies in staat te stellen om emissies van potentieel zeer zorgwekkende stoffen uit voorzorg te beperken. De Staatssecretaris gaf aan dat dit op basis van bestaande wetgeving reeds mogelijk is en dat, sterker nog, de proactieve aanpak van Zuid-Holland een voorbeeld is voor andere provincies.
Maar toen kwam afgelopen donderdag: de provincie Zuid-Holland verliest een rechtszaak precies hierover. Chemours, die bezwaar heeft gemaakt tegen deze proactieve aanpak, is in het gelijk gesteld door de rechter. In tegenstelling tot wat de Staatssecretaris eerder heeft aangegeven, heeft de rechter geoordeeld dat het beschermende beleid van de provincie Zuid-Holland niet past binnen de huidige wettelijke kaders. Kan de Staatssecretaris reflecteren op de uitspraak en ziet zij in dat we dus nieuwe wetgeving nodig hebben om ons milieu te beschermen? Erkent de Staatssecretaris dat er geen wettelijke basis ligt en dat het wettelijk kader moet worden aangepast om ruimte te creëren voor bevoegde gezagen om de uitstoot van pZZS te minimaliseren? De rechtbank geeft daarnaast aan dat Zuid-Holland eerst zelf onderzoek had moeten doen naar de schadelijkheid van een aantal stoffen alvorens ze te behandelen als zeer zorgwekkend. Dat is de wereld op z'n kop. Wat is er gebeurd met het voorzorgbeginsel? Bent u het met ons eens dat bedrijven zelf dit onderzoek uit moeten voeren? Bent u bereid om de geldende wetgeving zo aan te passen dat deze verantwoordelijkheid komt te liggen bij de commerciële bedrijven?
Voorzitter. Dan over pfas-afval op een veilige manier verwerken. Twee maanden geleden vroeg ik tijdens het pfas-debat aandacht voor de situatie bij afvalverwerker Indaver. Tijdens het debat bleek dat een belangrijk RIVM-advies niet met de Kamer was gedeeld. In dat advies staat onder andere: «Het onderzoek naar de grondwaterkwaliteit van het bedrijfsterrein van Indaver toont hoge waterconcentraties van pfas en vooral pfba aan». Welke actie gaat de Staatssecretaris ondernemen op basis van deze constatering? Welke acties zijn er genomen op basis van de adviezen die in de RIVM-notitie staan? Bent u het met D66 eens dat alle seinen op rood lijken te staan wat betreft de pfas-verwerking bij Indaver en dat het tijd is voor een duidelijke lijn in de verwerking van pfas-houdend afval?
Voorzitter, tot slot. 5,2 miljard euro is de jaarlijkse schade van milieucriminaliteit. Vorige week heb ik samen met collega Sneller wederom Kamervragen gesteld over de aanpak van veelplegers. Binnen het hele milieudomein zien we een lage pakkans en een niet afschrikwekkende strafmaat. Wanneer kunnen we de brief verwachten over de uitvoering van de aangenomen motie over het aanpassen van de Wet economische delicten? Hoe kijkt de Staatssecretaris naar veelplegers? Hoe is zij van plan bedrijven aan te pakken die meerdere keren de mist ingaan? Hoe kijkt de Staatssecretaris naar situaties waarin dwangsommen niet lijken te helpen? En hoe kijkt de Staatssecretaris naar het idee om een reclassering voor bedrijven op te richten, die moet voorkomen dat bedrijven opnieuw een milieudelict begaan?
De voorzitter:
Er is een vraag van mevrouw Van Esch, Partij voor de Dieren.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik kan mij voorstellen dat er keuzes moeten worden gemaakt, en dat Tata Steel dan misschien deze keer niet een van de keuzes van D66 is. Maar ik hoor mevrouw Hagen spreken over pfas en het vergunningstelsel rondom pfas. Ik ben benieuwd hoe D66 kijkt naar het onzes inziens schrille contrast tussen het feit dat er nu wel versneld vergunningen worden uitgegeven voor dat groenestaalplan van Tata, terwijl we nog steeds aan het wachten zijn op het actualiseren van de lozingsvergunningen waar GroenLinks het net ook over had. Dat duurt al zo lang en we zijn al jaren bezig om überhaupt een beeld te krijgen van lozingsvergunningen rondom pfas. Ik ben benieuwd of D66 het met mij eens is dat het toch bizar is hoe dat dan gaat in Nederland. Is zij het met mij eens dat we dat echt een keer zouden moeten gaan veranderen, door die actualisering van de lozingsvergunningen nu eens hoge prioriteit te geven?
Mevrouw Hagen (D66):
Ik ben het er helemaal mee eens dat bedrijven zich gewoon aan de minimale eisen van de milieuwetgeving moeten houden en dat wij, als er toch lozingen plaatsvinden, daartegen moeten optreden. U haalt een aantal verschillende dingen aan, want u heeft het ook over Tata. Dat heeft mijn spreektekst nu inderdaad niet gehaald, ook in afwachting van natuurlijk weer de rechtspraak die in dezen plaats moet vinden. Maar het staat voor ons als een paal boven water dat ook Tata Steel zich hieraan moet houden en dat ook duidelijk moet zijn dat de gezondheidswinst voor de omwonenden rondom Tata ook een keer zichtbaar moet worden. Nu is namelijk vooral weer duidelijk geworden dat ook dat weer niet het geval is. Dat ligt nu bij die maatwerkafspraken en ik mag toch hopen dat die gezondheidswinst nu eens duidelijk gaat worden. U hebt daar een motie over ingediend, nadat wij dat al eerder hadden gedaan. Maar ik denk dat er ook een hele belangrijke taak ligt om in die maatwerkafspraken voldoende aandacht te besteden aan de manier van handhaven. Dat zou ook onderdeel moeten uitmaken van die maatwerkafspraken rondom Tata.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Heel snel hoor, en dan ...
De voorzitter:
Heel snel, want mevrouw Hagen....
Mevrouw Van Esch (PvdD):
... moet mevrouw Hagen er vandoor. Ik weet het. Ik was alleen even benieuwd naar die lozingsvergunningen. Ik vind het bizar dat we van de regering te horen krijgen: «Dit is wat we kunnen, meer is het niet. We zijn bezig. Rijkswaterstaat is al twee jaar aan het onderzoeken.» Dat kan toch niet? We kunnen toch niet wachten tot we überhaupt in beeld hebben hoe het in Nederland staat met lozingsvergunningen voor onder andere ZZS-stoffen?
Mevrouw Hagen (D66):
U vindt mij daar helemaal aan uw zijde, mevrouw Van Esch.
De voorzitter:
Misschien kunt u nog snel uw betoog afronden, mevrouw Hagen. U was al helemaal klaar, begrijp ik. Dan geef ik het woord aan de heer Haverkort namens de VVD.
De heer Haverkort (VVD):
Voorzitter, dank u vriendelijk. Nederlandse bedrijven staan aan de vooravond van grote investeringen. We willen schoon, we willen duurzaam, we willen energieneutraal en we willen circulair. Dat willen we omdat het onze veiligheid, onze economische welvaart en onze gezondheid dient. De ambitie is er bij onze overheid en bij ons bedrijfsleven.
Voorzitter. We hebben honderden, zo niet duizenden fabrieken in Nederland en om zo'n fabriek schoon en circulair te maken moeten bedrijven investeren in een extra filter op de schoorsteen of extra zuiveringsinstallaties op het riool om aan strengere normen te kunnen voldoen. Bedrijven gaan van het gas af en switchen naar elektrische verwarming voor hun proces en ze staan klaar om te investeren in nieuwe productietechnologie omdat ze willen werken met herbruikbare, gerecyclede grondstoffen.
Voorzitter. Voor al deze aanpassingen aan al die fabrieken is een vergunning nodig. Mijn motie om te onderzoeken hoeveel vergunningen het betreft is nog niet uitgevoerd. Het antwoord van de Omgevingsdienst Nederland – «we weten het niet» – bevestigt precies de zorg die de VVD-fractie op dit punt heeft. Zonder vergunning geen energietransitie. Zonder vergunning geen schone lucht, water of bodem. Zonder vergunning geen circulaire economie. Daarom is het zo van belang dat we weten wat er op onze omgevingsdiensten afkomt.
Voorzitter. Het moet dus gewoon beter. Ik vraag de Staatssecretaris dan ook om dat onderzoek alsnog uit te voeren. Ga nou bij de bedrijven met lopende vergunningen na wat hun plannen zijn, onderzoek in samenwerking met het bedrijfsleven en de Nederlandse chemische industrie wat zij aan aanvragen verwachten en zorg dat onze omgevingsdiensten er klaar voor zijn.
Voorzitter. Drie suggesties daarbij en een vraag.
De voorzitter:
Voordat het zover is, is er een vraag van mevrouw Van Esch, Partij voor de Dieren.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
We kunnen gewoon samen het debat gaan voeren, dus volgens mij moeten we daar gebruik van maken. Ik ben wel benieuwd of de VVD niet een stap overslaat in het verhaal. We moeten toch op z'n minst eerst dat hele VTH-stelsel goed op orde hebben? We moeten weten welke vergunningen bedrijven op dit moment hebben. Hoe staat het daarmee? Voldoen ze aan die vergunning? Klopt het wat ze uitstoten? Dat hele overzicht van hoe het er nu voorstaat, is er niet omdat we dat vergunningenstelsel zo hebben verwaarloosd. Hoe kunnen we die stap dan overslaan en meteen overgaan tot het opnieuw uitgeven van vergunningen? Ik snap niet hoe de VVD dat kan doen zonder die eerste stap eens goed uit te werken. Die is toch nog niet gezet, vraag ik aan de heer Haverkort.
De heer Haverkort (VVD):
Als u mij vraagt om iets uit te leggen, en dan zo meteen ook nog vraagt om dat kort te doen, dan weet ik niet of dat helemaal gaat lukken, maar ik zal het proberen. Het VTH-stelsel of het stelsel voor vergunningen, toezicht en handhaving is natuurlijk geen doel op zich maar een middel. Het is een middel om aan de voorkant bedrijven te faciliteren met een afspraak over de kaders waarbinnen ze mogen opereren. Verderop in het proces kun je die dan beoordelen en daarop toezicht houden. Zo kun je dus handhaven. Dat is een middel om uiteindelijk te komen tot het maken van producten en het leveren van allerlei diensten in dit land en tegelijkertijd de zorg voor onze omgeving – daarom heet het ook «omgevingsdiensten» – zo goed mogelijk vorm te geven. Dat middel zoals het nu is hebben we toegepast op de bestaande situatie. Daar heeft mevrouw Van Esch volstrekt gelijk in. Maar de VVD maakt zich vooral zorgen over de grote opgave die we voor ons hebben liggen: die transitie naar die schonere omgeving, naar dat duurzame energiegebruik, naar energieneutraliteit en naar die circulaire economie. Daarvoor moeten al die bedrijven hun installaties aanpassen. Ik kan me voorstellen dat mevrouw Van Esch dat in ieder geval met me eens is. Op dat punt zullen we de omgevingsdiensten zo moeten inrichten dat ze niet alleen kunnen doen wat nu al moet, maar ook dat wat in de toekomst op ze afkomt. Anders is die transitie bij voorbaat verloren.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Natuurlijk ben ik het ermee eens dat we er uiteindelijk voor zouden moeten zorgen dat deze bedrijven, als ze het proces überhaupt duurzaam kunnen maken ... Want ik denk dat dat eigenlijk de eerste vraag is die je zou moeten stellen: is dit proces überhaupt duurzaam en toekomstbestendig; kan dit wel circulair? Ik blijf erbij dat je dan de hele vraag vergeet over hoe het stelsel nu in elkaar zit. Daar hoor ik eigenlijk alsnog geen antwoord op. Heel veel dingen weten we op dit moment niet. We weten gewoon niet hoeveel lozingsvergunningen er zijn voor ZZS-stoffen, we weten niet hoe het staat met de pfas-verontreiniging in Nederland, we weten soms niet eens hoe het staat met onder andere de stikstofuitstoot van bedrijven en de vergunningen daarbij. Gisteren heb ik daar nog een motie over ingediend. Die wordt weggestemd, ook door de VVD. Maar dat zijn de processen die we moeten doorlopen. Eerst helderheid over het vergunningstelsel. Daarna kun je uiteraard doorgaan naar verduurzaming. Ik snap niet hoe de VVD die stap kan overslaan. Heeft de VVD die informatie dan wel en ik niet?
De voorzitter:
De heer Haverkort. Het is een beetje een herhaling, maar goed.
De heer Haverkort (VVD):
Dan ga ik proberen die in het antwoord niet te laten plaatsvinden, voorzitter. De VVD is een partij die graag vooruitkijkt. We hebben veel gesprekken met het bedrijfsleven. In tegenstelling tot GroenLinks net en wellicht ook tot de Partij voor de Dieren hebben wij wel vertrouwen in de aanpak die daar voorhanden is. Wij zien hele grote mogelijkheden om die grote transities in dit land gewoon waar te maken, zodat we richting 2030, 2035 en 2050 een enorme verbetering zien in het schoonmaken van onze lucht, water en bodem. Of je dat nou «circulaire economie» of «energietransitie» noemt, uiteindelijk is dat het achterliggende doel. Dus daarover zullen wij wellicht van mening verschillen. Dat maakt ook dat we aan de voorkant moeten nadenken over wat de impact daarvan op onze omgevingsdiensten is. Natuurlijk – u zult daar straks in mijn betoog ook nog wel wat over horen – heeft dat ook effect op de prestatie van de omgevingsdiensten op het reeds bestaande areaal aan bedrijven. Daar vindt de Partij voor de Dieren ons wel degelijk aan haar zijde.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Haverkort (VVD):
Voorzitter. Drie suggesties vanuit de VVD om dat te realiseren. Als eerste. De zes omgevingsdiensten die vergunnen en handhaven op zeer zorgwekkende stoffen, functioneren nogal verschillend. Zorg er nou voor dat ze werken volgens hetzelfde proces en dat ze alle zes werken in eenzelfde systeem en dat ze samen werken aan het opleiden en uitbreiden van capaciteit en dat ze op dezelfde wijze aanvragen beoordelen. Laat de grootste daarbij de leiding nemen. Ik vraag op dit moment niet om stelselwijzigingen of om reorganisaties, maar volg nou de praktijk en uniformeer die zes omgevingsdiensten tot één grote samenwerkende omgevingsdienst. Ik vraag vandaag aan de Staatssecretaris om daar zichtbaar stappen in te zetten en hier voor de zomer over terug te koppelen. Is zij daartoe bereid?
Voorzitter. Als tweede. De provincie Zuid-Holland werkt met de Altijd Actuele Digitale Vergunning. Dat is een systeem dat met een druk op de knop risico's inzichtelijk maakt en dat inzichtelijk maakt hoe die risico's in de vergunning beheerst worden. Alle emissies en uitstoot zijn binnen handbereik. Dat maakt toezicht en handhaving niet alleen eenvoudiger, maar ook automatiseerbaar. Monitoring en 24/7-meetapparatuur kunnen gekoppeld worden. Inspecteurs krijgen bij het overschrijden van grenswaardes vanzelf een berichtje en bevoegd gezag kan publieksinformatie uitfilteren en delen. Wil de Staatssecretaris dat systeem omarmen en kijken wat ervoor nodig is om dat breed in te voeren bij alle omgevingsdiensten?
Voorzitter. Als derde suggestie: regel nou dat bedrijven en innovatieve start-ups veel makkelijker aan de zogenaamde einde-afvalvergunning kunnen komen. Wat is daar nou voor nodig? Is de Staatssecretaris het met de VVD eens dat dit landelijk beter en sneller geregeld moet worden, zodat herbruikbare grondstoffen veel eerder weer in de productieketen kunnen worden opgenomen?
Voorzitter. Dan nog een paar kleine puntjes uit het programmaplan van het interbestuurlijk programma. Ik las dat de landelijke korpsleiding van de politie daar – dit gaat over milieucriminaliteit – periodiek op gaat rapporteren. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe vaak dat is en kan zij die rapportages delen met de Kamer? Ik las overigens ook dat in de begroting van Infrastructuur en Waterstaat een stelpost wordt opgenomen om de beschikbaarheid van middelen voor pijler 3 uit dat programma, dat gaat over informatievoorziening, te garanderen. Hoe groot is die stelpost en hoe wordt die gedekt?
Voorzitter. Als laatste het tempo. Ook nu weer lees ik dat het langer duurt dan afgesproken. De planning wordt inmiddels doorgetrokken tot ver in 2024 en soms zelfs naar 2025. Kan de Staatssecretaris er alles aan doen om het tempo erin te houden? Een goedwerkend vergunningstelsel is randvoorwaardelijk voor schone lucht, bodem en water en is noodzakelijk voor de grote veranderingen waar onze industrie en waar ons land voor staan.
Daarom, voorzitter: d'ran! Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dit is wel een mooi bruggetje, voorzitter. Want hoe langer het duurt voordat het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving op orde is, hoe langer het duurt voordat milieuschade effectief kan worden voorkomen, zeg ik heel specifiek. Maar als ik kijk naar de uitvoering van de aanbevelingen van Van Aartsen om het stelsel op orde te brengen, zie ik dat er op een aantal punten wel echt vertraging optreedt. In eerdere debatten heeft mijn fractie gehamerd op snelle uitvoering van de aanbevelingen, maar ik zie daar echt nog te weinig van terug. Zo is de aanbeveling om alle gemeentes dezelfde basistaken te laten onderbrengen bij de omgevingsdiensten bijna twee jaar nadat het rapport-Van Aartsen verscheen, nog steeds niet volledig uitgevoerd. Ook Van Aartsen zelf heeft aangegeven zich zorgen te maken over het tempo van de opvolging van die aanbevelingen. Hoe kan het dat de uitvoering van die aanbevelingen zo ontzettend traag gaat? Hoe kan het dat we twee jaar na dato nog te weinig terugzien van die zo heldere aanbevelingen van Van Aartsen?
Een illustratief voorbeeld van de grote noodzaak om het VTH-stelsel op orde te brengen is natuurlijk Tata Steel. Zo bleek vorige week dat er een versneld vergunningstraject wordt ingezet voor het groenestaalplan van Tata. Waarom wordt voor dit soort greenwashprojecten, om ze zo maar gewoon te noemen, alles uit de kast getrokken om de vergunning zo snel mogelijk te verlenen? Want met dit plan blijven de meeste vervuilende installaties nog jaren open. Dit is wat ons betreft niet uit te leggen aan omwonenden, zeker aangezien gisteren uit onderzoek van het RIVM bleek dat de hoeveelheid schadelijke stoffen die neerdalen in de omgeving van Tata weer niet is afgenomen. Wanneer gaat de Staatssecretaris – ik vraag het nu nóg een keer – eindelijk eens met haar vuist op tafel slaan? Wanneer gaan we tegen Tata zeggen dat gezondheid op één moet komen? We kunnen niet wachten tot 2030 voordat we dat een keer voor elkaar hebben.
Voorzitter. Tata Steel stoot meer en constant illegale rauwe cokes uit. De omgevingsdienst legt hiervoor nu gelukkig hoge dwangsommen op, van € 100.000, maar die vallen in het niet bij de winst van Tata. € 100.000 staat gelijk aan elf minuten omzet van Tata. De dwangsommen zijn dus veel te laag. Ondertussen wordt de vervuilende installatie dus in productie gehouden. Tata Steel zelf geeft namelijk aan: ik kan rauwe cokes niet voorkomen, dus dan betaal ik wel zo'n dwangsom. Wat mijn fractie betreft is de enige oplossing dan ook om zo'n installatie onmiddellijk te sluiten. Graag hoor ik een reflectie van de Staatssecretaris op het gegeven dat je door middel van het dwangsommenbeleid die vervuilende installatie in productie houdt, terwijl we zien dat er geen kans is op verbetering. Wanneer stoppen we daar nou eens mee?
Daarnaast geeft de omgevingsdienst aan dat op bepaalde emissies niet kan worden gehandhaafd omdat er geen norm voor is opgenomen in de vergunning. Dat geldt bijvoorbeeld voor de uitstoot van schadelijke zwaveldioxide. Dat is toch de wereld op zijn kop? Dat kan toch niet waar zijn? Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat emissies die niet zijn vergund, niet worden uitgestoten?
Voorzitter. Samen met GroenLinks heeft mijn fractie vragen gesteld over de constructiefouten in de vervuilende Kooksfabriek 2. We vroegen of het toezicht er inderdaad al jaren van op de hoogte was dat de constructie van de Kooksfabriek 2 niet deugt en, zo ja, wat er met deze informatie is gedaan. De Staatssecretaris is hier niet inhoudelijk op ingegaan, maar zegt enkel dat er onderzoek wordt gedaan door de omgevingsdiensten. Is onderdeel van dat onderzoek dan of die omgevingsdiensten al jaren op de hoogte waren van de constructiefouten en zo ja, waarom dit dan niet is opgepakt? Als dat niet het geval is, kunnen deze vragen dan nog worden toegevoegd aan dat onderzoek?
Tot slot, voorzitter, nog één ander onderwerp en dan rond ik af. Voor luchtkwaliteit en vergunningen is ook nog veel winst te behalen. Vorige maand hadden we hier een rondetafelgesprek, waarbij iemand van de omgevingsdienst vertelde dat hij op dit moment geen poot heeft om op te staan voor het weigeren van vergunningen, ook niet als een veehouderij – het ging om veehouderijen – zorgt voor overbelasting. Ik vond dat echt behoorlijk bizar. Zelfs als veehouderijen de normen overschrijden, is er voor deze man van de omgevingsdienst geen grond om een vergunning te weigeren, zolang de overbelasting niet nog groter wordt. Het is niet voor het eerst dat we dit horen. Ik snap het niet. Zo gaan we onze normen voor de luchtkwaliteit toch niet halen? Zo is dat vergunningverleningsstelsel toch gewoon een stempelmachine? Ik ben benieuwd of de Staatssecretaris ook dit probleem nog gaat aanpakken, want anders kunnen we gewoon doorgaan op dezelfde weg en dat lijkt me niet de weg die we op moeten.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik kijk even naar de Staatssecretaris. Ik schors de vergadering tot 10.45 uur.
De vergadering wordt van 10.26 uur tot 10.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat over vergunningverlening, toezicht en handhaving. We zijn aangekomen bij de eerste termijn van de zijde van de regering. De collega's Hagen en Bouchallikh zijn nog in de plenaire zaal, maar hun medewerkers luisteren mee naar de antwoorden.
Het woord is aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Heijnen:
Dank u wel, voorzitter. Ik zal eerst de blokjes even benoemen. Ik begin met een blokje algemeen. Daarna heb ik een blokje zeer zorgwekkende stoffen, emissies, metingen en lozingen. Vervolgens heb ik een blokje milieucriminaliteit. Dan heb ik een blokje Tata. Ten slotte heb ik een blokje pfas en Indaver.
Voorzitter. Het is mijn ambitie om de leefomgeving schoner, veiliger en gezonder te maken. Daarbij wil ik me inzetten om milieuschade te voorkomen in plaats van het achteraf te herstellen. Dat vraagt om een sterker en onafhankelijker stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving van milieu. De commissie-Van Aartsen heeft daarvoor tien aanbevelingen gedaan. Samen met alle betrokken partijen voeren wij die aanbevelingen ook uit in het interbestuurlijk programma Versterking VTH-stelsel. Zo moet voor de zomer een besluit genomen zijn over de robuustheidscriteria voor de omvang van de omgevingsdiensten. Ik houd het tijdpad van het IBP VTH nauw in de gaten. Mocht het tijdpad rond robuustheidscriteria van de omgevingsdiensten niet gehaald worden, dan neem ik als stelselverantwoordelijke ook de nodige stappen om de aanbevelingen van de commissie-Van Aartsen op te volgen.
Ik kan u inmiddels berichten dat ik van alle provincies de bevestiging heb gekregen dat vrijwel alle gemeenten hun basistaken hebben ondergebracht bij de omgevingsdiensten. De provincies van de gemeenten die dat nog niet hebben gedaan, heb ik gevraagd om me te bevestigen dat ook binnen hun provincie de wet gevolgd wordt en dat alle basistaken binnen afzienbare tijd bij de omgevingsdienst zijn ondergebracht. Wat ik wél heb geconstateerd, is dat 40 gemeenten de asbesttoezichttaken nog niet bij een omgevingsdienst hebben belegd. Als dat zo is, dan vind ik dat echt heel zorgelijk. Dan klopt de informatie die de provincies mij hebben aangereikt dus ook niet. Ik ga dat uiteraard nog na. Ik zal de Kamer daar later over informeren.
Daarnaast is ... Ik ben bijna klaar met mijn inleiding, mevrouw Van Esch. Daarna kunt u uw vraag stellen. Daarnaast is recent de circulaire basistakenpakket gepubliceerd. Ik kan u ook berichten dat de Inspectie Leefomgeving en Transport me onlangs het eerste uitgevoerde thematische onderzoek heeft toegestuurd. Ik zal dat onderzoek, inclusief de beleidsreactie, nog voor het meireces aan de Kamer toesturen. De vragen over de voortgangsrapportage van het IBP VTH heb ik op 16 maart beantwoord.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Van Esch, Partij voor de Dieren.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik heb een korte vraag. De zin «mocht het tijdpad niet gehaald worden, dan zal ik als stelselverantwoordelijke ook de nodige stappen zetten om de aanbevelingen van de commissie-Van Aartsen op te volgen» stond ook in een brief. Ik hoor de Staatssecretaris vandaag weer dezelfde zin uitspreken. Ik maak mij zorgen over deze specifieke zin. Ik denk dat we dat voor moeten zijn. We kunnen toch niet zeggen: o, we hebben het tijdpad niet gehaald, dus nu gaan we stappen zetten? Ik ben nog even op zoek naar één element. Je moet voordat je het tijdpad niet haalt, toch al hebben ingegrepen? Ik ben benieuwd of dat ook daadwerkelijk gebeurt. Anders lopen we namelijk achter de feiten aan.
Staatssecretaris Heijnen:
We zitten natuurlijk in een proces met alle betrokkenen. We werken samen met VNG, met de provincies, met alle belanghebbenden. De gesprekken verlopen goed. We hebben ervoor gekozen om samen met de bevoegd gezagen te kijken hoe we het stelsel uiteindelijk gaan versterken. Uiteraard zien we op bepaalde punten al hele goede voortgang. Op andere punten maak ik me ook nu al zorgen. Uiteindelijk is het zo dat ik de hoop heb – dat is ook de ambitie van iedereen – om er samen op een goede manier uit te komen. Hoe meer je richting het einde toewerkt, hoe scherper de keuzes zijn die je met elkaar moet maken. Als het ons niet zou lukken om er samen uit te komen, dan zal ik degene zijn die keuzes moet maken. Dat heb ik ook zo met de Kamer afgesproken. We willen namelijk stappen zetten. Die zullen we natuurlijk moeten voorbereiden. Ik heb ook al een idee hoe dat wat mij betreft zou kunnen. Het zou mooi zijn als we er met elkaar uit komen. Die hoop heb ik ook nog steeds, gebaseerd op de manier waarop de gesprekken met alle betrokkenen op dit moment verlopen.
Dan het blokje algemeen. Mevrouw Bouchallikh zei: u geeft aan dat de financiering een verantwoordelijkheid is van gemeenten en provincies. Ze vroeg hoeveel extra kosten die moeten maken. Het is inderdaad zo dat de omgevingsdiensten sinds jaar en dag worden gefinancierd door provincies en gemeenten, met geld uit het Provinciefonds en het Gemeentefonds. In 2021 bedroeg het totaalbedrag daarvoor 570 miljoen. Er wordt vaak verwezen naar de 18 miljoen, maar de 18 miljoen uit het coalitieakkoord wordt ingezet voor uitvoering van de aanbevelingen van de commissie-Van Aartsen. Dat geld is voor overkoepelende zaken van alle omgevingsdiensten. Dat is dus een aanvullend bedrag. Daarnaast onderzoekt het interbestuurlijk programma Versterking VTH-stelsel ook de financiering van de omgevingsdiensten. Als daaruit naar voren komt dat de huidige financiering niet voldoende blijkt, dan bekijk ik als stelselverantwoordelijke wat er nodig is om het goed te regelen.
De voorzitter:
U noemde het getal 570. Zijn dat uren of ...
Staatssecretaris Heijnen:
Het gaat om 570 miljoen euro.
De voorzitter:
Prima. Dank u wel.
Staatssecretaris Heijnen:
Het aanvullende bedrag is 18 miljoen euro.
Dat is eigenlijk ook het antwoord op de vraag van mevrouw Bouchallikh of dat voldoende is. We zetten het geld in voor het versterken van de omgevingsdiensten, aanvullend op de 570 miljoen euro die we al beschikbaar stellen.
Mevrouw Bouchallikh vroeg nog waarom er in de planning voor het IBP niet staat dat onderzocht wordt wat extra capaciteit en kennisontwikkeling gaat kosten. Op dit moment wordt binnen het interbestuurlijk programma Versterking VTH-stelsel bekeken wat er aan extra capaciteit en kennis nodig is en welke koppelingen met bestaande platforms haalbaar zijn. Als die inventarisatie is afgerond, kan er bepaald worden of en, zo ja, welke financiële middelen er nodig zijn. Die inventarisatie wordt in 2024 afgerond.
De heer Haverkort en mevrouw Van Esch hadden een soortgelijke vraag over de planning van het interbestuurlijk programma. Op basis van de gesprekken heb ik er vertrouwen in dat de voortgang van alle acties goed wordt opgepakt. Ik heb dit eigenlijk ook al in mijn introductie proberen te duiden. Als er geen resultaat wordt geboekt, zal ik zelf de nodige stappen zetten om de aanbevelingen van de commissie-Van Aartsen op te volgen.
Meneer Haverkort vroeg ook nog of ik wil onderzoeken hoeveel toekomstige vergunningaanvragen er gaan komen. Ik vind de vraag van de heer Haverkort een beetje ingewikkeld, omdat een vergunningverleningsproces begint met de vergunningaanvraag van een bedrijf. Het bevoegd gezag en de omgevingsdiensten kunnen dan ook geen beeld hebben van om hoeveel vergunningen het in de toekomst zal gaan. Dat kan ik dus ook niet onderzoeken. Maar ik kan meneer Haverkort er wel van verzekeren dat ik, samen met de Minister van Economische Zaken en Klimaat, hard werk aan de versnelling van de vergunningverlening. Daarover hebben we de Kamer op 24 maart ook geïnformeerd.
De heer Haverkort (VVD):
Ik hoor wat de Staatssecretaris zegt, maar het is een reactieve houding. Als we bij de brievenbus gaan wachten totdat bedrijven hun vergunningaanvraag indienen, dan klopt het wat de Staatssecretaris zegt; dan weet ik het ook niet. De aangenomen motie roept alleen niet op tot wachten bij de brievenbus, maar om het proactief te gaan onderzoeken. De motie vraagt om vanuit de omgevingsdiensten de bestaande vergunninghouders gewoon eens te gaan bellen, mailen of voor mijn part appen met de vraag wat hun plannen zijn. Alle fabrieken en bedrijven in dit land zullen vergunningen gaan aanvragen om aan de grote transitieopgave, waarover ik het in mijn eerste termijn had, te kunnen voldoen. Dit vraagt om een proactieve houding van omgevingsdiensten. Ik schrik dus een beetje van het antwoord van de Staatssecretaris. Ik snap dat het veel werk is. Ik snap ook dat het ingewikkeld is, maar het moet wel gebeuren, want anders halen we de genoemde ambities en de genoemde deadlines in onze plannen niet.
Staatssecretaris Heijnen:
Uiteindelijk gaat het er natuurlijk om dat de omgevingsdiensten in staat zijn om op een goede, snelle manier te reageren wat betreft de vergunningverlening. Ik ben ook verwikkeld in een goed gesprek met omgevingsdiensten, om te kijken hoe zij tot de versnelling van de vergunningverlening kunnen komen. Het vanuit onze kant inventariseren van de aankomende vergunningaanvragen draagt daar niet aan bij. De omgevingsdiensten zijn natuurlijk vaak al in een voortraject in gesprek met bedrijven over wat voor soort vergunningen die gaan aanvragen en wat er verwacht wordt. Wij zullen doen wat we kunnen doen om ze daarbij te helpen.
De voorzitter:
Mevrouw Van Esch op dit punt.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Hoeveel interrupties hebben we? We hebben niet echt een aantal afgesproken, of wel? Ik wil nog een hele concrete vraag stellen over het antwoord van de Staatssecretaris. Ik kan dat ook in tweede termijn doen, maar dan wordt het misschien zo ingewikkeld.
De voorzitter:
Als u het heel kort doet, heeft u wat meer interrupties.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik heb een hele korte vraag. Volgens mij gaf de Staatssecretaris net aan dat zij stappen gaat zetten als het doel niet wordt gehaald. Ik ben benieuwd welke stappen dat dan zijn.
Staatssecretaris Heijnen:
Er zijn aanbevelingen gedaan in het rapport van Van Aartsen. Daar kun je natuurlijk op allerlei manieren invulling aan geven. Daarover wordt goed gesproken met alle betrokkenen, die uiteindelijk ook de uitvoering moeten gaan doen. Mijn ambitie is dat die betrokkenen zelf keuzes maken. Als dat niet gebeurt, zal ik de keuzes zelf moeten gaan maken. En dan zullen we natuurlijk nog met elkaar in gesprek gaan over welke keuzes dat dan precies zijn.
De heer Haverkort (VVD):
De vraag van mevrouw Van Esch gaf mij de gelegenheid om even na te denken over het antwoord van de Staatssecretaris. Zij komt een klein stapje mijn kant op. Ze geeft namelijk aan dat er al wel degelijk contact is met het bedrijfsleven. Maar dat zou juist impliceren dat die motie wél uitvoerbaar is en er wél gewoon concreet gekeken kan worden naar wat er op ons afkomt met die hoos aan vergunningaanvragen. Ik heb dan toch nog even een vraag aan de Staatssecretaris. In haar brief heeft ze aangegeven dat er straks voldoende capaciteit zal zijn. Ze zegt ook dat we in juni de robuustheidscriteria – een fantastisch mooi woord – klaar hebben staan. Ik hoor haar dan eigenlijk zeggen: Kamer, maakt u zich maar geen zorgen, want wij kunnen de vraag straks aan. Maar precies op dat punt maakt mijn fractie zich wél heel erg zorgen, en die zijn ook na dit antwoord niet weggenomen. Ik hoop de Staatssecretaris zich dat realiseert, want er komt echt heel veel op ons af. De vraag is: is zij dat, plat gezegd, met de VVD-fractie eens?
Staatssecretaris Heijnen:
Om meneer Haverkort gerust te stellen: die versnelling van de vergunningverlening heeft mijn aandacht. Daarom zijn we dus ook met die omgevingsdiensten in gesprek om te kijken hoe we ze kunnen helpen bij die versnelling. Dat doe ik overigens samen met collega's Jetten en Adriaansens. We hebben daar onlangs ook een analyse over gemaakt, en juist het proactief in gesprek gaan met omgevingsdiensten en bedrijven maakt daar onderdeel van uit. We kunnen de aantallen niet helemaal specifiek op voorhand inventariseren. Daar vroeg de heer Haverkort naar. Er zijn namelijk ook bedrijven die voornemens zijn een vergunning aan te vragen, maar uiteindelijk besluiten om dat niet te doen, of wat dan ook. Die inventarisatie voegt dus niks toe aan het versnellen van het proces op basis van de gesprekken die we nu al hebben. Maar meneer Haverkort mag er zeker van zijn dat we die gesprekken voeren, om te kijken hoe we die versnelling tot stand kunnen brengen.
De voorzitter:
Gaat u echt iets toevoegen aan uw eerdere vraag?
De heer Haverkort (VVD):
Nee, dat hoef ik niet te doen, want dat deed de Staatssecretaris eigenlijk al voor mij. Ik snap heel goed dat exacte aantallen in dit soort onderzoeken niet haalbaar zijn, maar ik zou heel erg blij zijn als er een briefje komt waarin iets over de bandbreedte van die aantallen gezegd wordt. En met de informatie die de Staatssecretaris nu geeft, kan ik me voorstellen dat dat wél tot de mogelijkheden behoort.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik zal kijken wat ik kan doen, want dat hangt natuurlijk ook af van de informatie die ik aangeleverd krijg. Maar er zal naar alle waarschijnlijkheid een flinke bandbreedte in zitten. Het is misschien ook nog goed om te vermelden dat we ook werken aan een flexpool. Daarmee kunnen we opschalen in capaciteit als er in bepaalde gebieden of op bepaalde onderwerpen extra vergunningen worden aangevraagd.
De heer Haverkort vroeg ook nog of ik de Altijd Actuele Digitale Vergunning, de AADV, wil overnemen. Het interbestuurlijk programma Versterking VTH-stelsel voert een analyse en een verkenning uit naar de mogelijke rol van de AADV en de verbetering van de informatievoorziening van het VTH-stelsel. Daarnaast laat de provincie Noord-Holland een onderzoek uitvoeren naar welke meerwaarde partijen in het VTH-stelsel zien om de AADV op landelijke schaal uit te rollen, en op welke wijze en onder welke condities dit dan vorm kan krijgen. Het IBP VTH neemt de uitkomsten van dat onderzoek ook mee bij de analyse en de verkenning.
Meneer Haverkort vroeg nog naar de begroting. Hij had gezien dat er een stelpost wordt opgenomen om de beschikbaarheid van middelen voor pijler 3, de informatievoorziening, te garanderen. Hij vroeg hoe groot die is. Die is 20 miljoen euro. Dat is nadrukkelijk een stelpost voor meerdere jaren. Het bedrag wordt bekostigd vanuit de middelen die het coalitieakkoord beschikbaar stelt voor de versterking van het VTH-stelsel. De precieze invulling van de stelpost volgt gedurende de voortgang in het interbestuurlijk programma, ook na instemming van de stuurgroep IBP VTH.
Dan ga ik over naar mijn volgende blokje, voorzitter.
De voorzitter:
Eerst nog de heer Haverkort.
De heer Haverkort (VVD):
Ik hoor de Staatssecretaris over het onderzoek dat uitgevoerd wordt naar de inzetbaarheid van de Altijd Actuele Digitale Vergunning. Dat maakt mijn fractie natuurlijk ook nieuwsgierig, maar dat roept wel de vraag op wanneer dat klaar is en wanneer dat gedeeld kan worden met de Kamer.
Staatssecretaris Heijnen:
Dat valt samen met de voortgangsrapportage. Dat is voor de zomer.
Mevrouw Bouchallikh vroeg hoe en per wanneer ik de bevoegde gezagen in staat ga stellen om de afvalwaterlozingen in kaart te brengen. Op 7 maart 2023 heeft u van mij en de Minister een brief ontvangen waarin is aangegeven dat het onevenredig veel inspanning vergt en weinig toegevoegde waarde zou hebben om een overzicht te maken van alle lozingsvergunningen. Het bevoegd gezag zou dan namelijk aanzienlijke middelen moeten inzetten om die lijst te maken en om die ook te onderhouden. Dat gaat ten koste van de inspanningen om emissies te reguleren en daarmee terug te dringen, want je kunt je tijd maar één keer besteden. Op basis van de informatieplicht worden door de omgevingsdiensten emissies van de pfas die zijn aangemerkt als zeer zorgwekkende stoffen – dit betreft emissies naar zowel lucht als water – verzameld in de landelijke ZZS-emissiedatabase.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik vind dit antwoord – laat ik het ook maar gewoon zeggen – bijzonder. Net werd wel aan de VVD een toezegging gedaan van: «We gaan in kaart brengen hoeveel vergunningaanvragen er zijn rondom de verduurzaming van de industrie. Dat kan prima. Een bandbreedte en een overzicht kunnen we prima leveren.» Maar als het gaat om het huidige vergunningstelsel, hoe dat gaat en hoeveel lozingsvergunningen er zijn, krijgen we de hele tijd te horen: nee, dat is niet mogelijk. Dat vind ik wel een beetje vreemd. Je kunt niet aan de ene kant zeggen dat je dat overzicht wel kan leveren, terwijl je aan de andere kant het huidige overzicht niet kan leveren. Dan moet daar ook een bandbreedte op te geven zijn. Anders wordt het wel een heel raar vergunningsstelsel. We weten dan niet de huidige stand van zaken, maar straks wel de aanvragen die binnen zijn. Dat kan toch niet de bedoeling zijn, denk ik.
Staatssecretaris Heijnen:
Hier zit natuurlijk ook een deel van het probleem. We kunnen onze tijd maar één keer besteden. Ik heb het volgende toegezegd, en dat zal ik ook over de lozingsvergunningen doen. Op het moment dat er informatie over beschikbaar is, zal ik die altijd ter beschikking stellen. We willen dingen meer inzichtelijk krijgen en proberen dat nou net via de ZZS-emissiedatabank te doen. Ik zeg alleen – dat is ook het antwoord op de vraag om alles in kaart te brengen – dat dit heel veel capaciteit gaat kosten. Die kan dan niet gestoken worden in andere belangrijke taken waarvan ik wil dat ze uitgevoerd worden. Daarom geef ik ook aan dat ik geen gehoor kan geven aan de oproep om dat volledig in kaart te laten brengen. Wel kan ik bij een volgend overleg vragen of een ruwe schatting te geven is. Zo ja, dan zal ik die terugkoppelen aan de Kamer.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Heel kort. Het klinkt nu alsof het een soort of-ofdiscussie is, maar het gaat uiteindelijk om het budget van de omgevingsdiensten: omgevingsdiensten kunnen dit niet doen, want dan moeten ze iets anders laten. Dat is een budgetvraag. Waarom zou je niet en-en kunnen doen?
De voorzitter:
U kreeg net een toezegging, hè?
Staatssecretaris Heijnen:
Het is gewoon heel simpel. Die mensen kunnen ook allemaal maar één keer hun werk doen. Ik wil proberen om die capaciteit zo veel mogelijk in te zetten op ... Ik snap dat het belangrijk is om inzicht te hebben, maar op het moment dat wij de inschatting maken dat het aanleveren van zo'n inschatting weinig concreets oplevert terwijl die wel heel veel capaciteit vraagt, waarvan wij denken dat die nuttiger kan worden ingezet, dan wil ik dat proberen te voorkomen. Dat is mijn lijn.
Mevrouw Bouchallikh vroeg hoe ik ervoor ga zorgen dat de omgevingsdiensten in het algemeen voldoende capaciteit, bevoegdheden en middelen hebben om zelf proactief emissiemetingen te verrichten. De Nederlandse wet- en regelgeving verplicht bedrijven zelf metingen te verrichten. Het bevoegd gezag is verplicht om voorschriften over meten en monitoring op te nemen in een omgevingsvergunning van een milieubelastende activiteit. Bedrijven moeten conform de voorschriften uit de vergunning daarover rapporteren aan de omgevingsdiensten. De omgevingsdiensten houden vervolgens toezicht daarop. Dat is de manier waarop we het stelsel hebben ingeregeld.
Dan had mevrouw Hagen de vraag hoe ik aankijk tegen de uitspraak van de rechter in de zaak van Zuid-Holland versus Chemours. Het gaat hier om aangescherpt beleid van de provincie Zuid-Holland. Ik heb begrepen dat de partijen nog in beroep kunnen tegen de uitspraak en zich daarop kunnen beraden. Daarmee is het niet aan mij om inhoudelijk te reageren. Ik heb begrepen dat de rechter niet zegt dat het niet kan, maar dat het onvoldoende onderbouwd is. Dat zal ongetwijfeld nog een vervolg krijgen.
Dan vroeg mevrouw Hagen ook nog of ik erken dat er geen wettelijke basis is voor het beleid van Zuid-Holland. Bevoegde gezagen hebben de ruimte al op basis van voorzorg, maar de uitspraak van de rechter maakt wel duidelijk dat je niet alle potentieel zorgwekkende stoffen over één kam mag scheren. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu stelt als hulpmiddel voor bevoegde gezagen een lijst van potentieel zeer zorgwekkende stoffen op. De bevoegde gezagen kunnen die lijst gebruiken om op basis van voorzorg onderbouwd aanvullende eisen te stellen. Dat laat onverlet dat wel aan de voorwaarden voor het toepassen van de voorzorg moet worden voldaan. Daarop kan de rechter toetsen.
De heer Haverkort vroeg nog aan mij of ik als stelselverantwoordelijke zichtbaar stappen kan zetten ten aanzien van de processen rond zeer zorgwekkende stoffen. Ik werk momenteel samen met alle betrokken partijen en het interbestuurlijk programma aan de versterking van het stelsel. Daarin volgen we ook de tien aanbevelingen van de commissie op. Met het opvolgen van die aanbevelingen worden ook de omgevingsdiensten versterkt. Daardoor worden de processen rondom zeer zorgwekkende stoffen uiteindelijk ook versterkt.
De heer Haverkort (VVD):
Ik luister naar het antwoord van de Staatssecretaris en ik hoor helaas alleen maar een herhaling van wat ook al in de eerdere plannen staat. Mijn vraag ging inderdaad over het versterken van omgevingsdiensten op het gebied van beheersing van zeer zorgwekkende stoffen, maar die was concreter dan dat alleen. Ik heb namelijk gevraagd of zij bereid is om de samenwerking tussen de zes omgevingsdiensten die dat momenteel doen zo te uniformeren dat het leidt tot – ik noem een aantal voorbeelden – één werkend systeem, eenzelfde systeem, eenzelfde proces, samen werken aan opleiden en het uitbreiden van capaciteit en dat ze op dezelfde manier vergunningsaanvragen beoordelen. Ik wil niet naar een formele reorganisatie toe – dat heb ik ook gezegd – maar ik wil wel dat die bedrijven, die zes omgevingsdiensten, meer en beter van elkaar leren en meer tot één uniform voorbeeld komen dat als een soort landelijke zeerzorgwekkendestoffen-omgevingsdienst onze bedrijven beter kan faciliteren. Dat was de vraag. Daar heb ik nog geen antwoord op gehoord.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik ondersteun het idee. Ik wijs er niet eentje aan. Het is wel belangrijk om te vermelden dat in het kader van het interbestuurlijk programma dit soort gesprekken gevoerd worden over hoe je de kennis zo veel mogelijk kunt bundelen en delen.
De heer Haverkort (VVD):
Dat is nieuw. Fijn dat dat in het interbestuurlijk programma besproken wordt. Ik heb een suggestie gedaan om de grootste daar de leiding in te laten nemen, maar dat laat ik uiteraard aan het stelsel zelf. Daar komen ze vast uit. Het ondersteunen van het idee stelt me ook gerust. Ik hoop dan dat de Staatssecretaris in haar voortgangsrapport of in het voortgangsrapport van het IBP daar een strofe over kan opnemen, zodat we dat kunnen volgen.
Staatssecretaris Heijnen:
Dat zal ik doen.
Ik ga over naar het volgende blokje: milieucriminaliteit. Mevrouw Hagen vroeg wanneer de brief over de uitvoering van de motie-Hagen/Sneller verwacht kan worden. Ik heb die motie doorgeleid naar mijn collega van JenV. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid laat nader onderzoek doen naar de straftoemeting bij ernstige milieudelicten. Er wordt binnen de Europese Unie op dit moment ook een herziening van de richtlijn milieucriminaliteit voorbereid. Daarbij wordt ook gekeken naar de sancties, dus bij de implementatie van deze richtlijn wordt ook naar de sancties gekeken.
Mevrouw Hagen vroeg ook hoe ik kijk naar veelplegers en hoe ik van plan ben bedrijven aan te pakken die meerdere keren de mist in gaan. Het plegen van milieudelicten is onacceptabel, zeker als een bedrijf dat herhaaldelijk blijft doen. Voor bedrijven die vallen onder het Besluit risico's zware ongevallen bestaat al een veelplegeraanpak. In de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht is opgenomen dat bij recidieven zwaarder kan worden gestraft, ook in het kader van het strafrecht.
Meneer Haverkort vroeg of ik kan aangeven hoe vaak de landelijke korpsleiding van de politie rapporteert over de inzet van milieucriminaliteit en of ik die rapportages kan delen met de Kamer. De rapportage gebeurt in het kader van de voortgang van de Veiligheidsagenda in de jaarverantwoording van de politie. Die jaarverantwoording wordt samen met het verslag van het Ministerie van JenV dit voorjaar aan de Kamer aangeboden door de Minister van Justitie en Veiligheid.
Mevrouw Hagen vroeg ook hoe ik aankijk tegen het idee om een reclassering voor bedrijven op te richten, die moet voorkomen dat bedrijven opnieuw een milieudelict begaan. Ik vind dat idee interessant en het verkennen waard. U heeft die vraag afgelopen week ook schriftelijk aan mij gesteld. Het beantwoorden van die vraag vraagt wel meer onderzoek vanuit mij en mijn collega van Justitie en Veiligheid. In mijn antwoord op de schriftelijke vragen geef ik het proces aan om te komen tot een antwoord op uw vraag.
Mevrouw Hagen vroeg ook wat ik wil doen tegen bedrijven die ondanks dwangsommen doorgaan met vervuilen. Het bevoegd gezag heeft een aantal instrumenten tot zijn beschikking en als de dwangsom niet werkt, dan kan het bevoegd gezag ook andere instrumenten inzetten. Dat kan zijn door een hogere last onder dwangsom op te leggen. Bij langdurige herhaling kan ook gedacht worden aan het intrekken van de vergunning.
Mevrouw Van Esch vroeg me om een reflectie op het systeem van dwangsommen. Het is aan het bevoegd gezag om een dwangsom op te leggen en de hoogte daarvan te bepalen. Vergunningverlening, toezicht en handhaving van Tata Steel en de cokesfabriek is een bevoegdheid van de provincie Noord-Holland. De provincie heeft die taken gedelegeerd aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. De omgevingsdienst heeft Tata recent een derde, veel hogere last onder dwangsom opgelegd voor rauwe cokes. Er is ook cameratoezicht bij de fabriek ingesteld. Daarop kan gecontroleerd worden. Het bevoegd gezag onderzoekt de verschillende opties voor het geval de derde dwangsom is volgelopen. De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied onderzoekt daarbij ook de mogelijkheid om de vergunning voor de cokes- en gasfabrieken in te trekken.
De voorzitter:
Mevrouw Hagen, welkom terug.
Mevrouw Hagen (D66):
Expliciet over de mogelijkheid tot het intrekken van vergunningen. Is het niet zo dat als een bedrijf meer uitstoot dan daarvoor, er ook geen mogelijkheid is om die vergunning in te trekken? Het zou klip-en-klaar moeten zijn dat dat kan, maar dat is niet zo. Sterker nog, ook al worden de dwangsommen opgestapeld, we moeten alsnog een onderzoek doen om te zien of we tot sluiting kunnen overgaan.
Staatssecretaris Heijnen:
Er moet altijd naar proportionaliteit gekeken worden. Natuurlijk moet je, als je zo'n vergaande maatregel neemt, dat heel goed onderbouwen. We hebben het net, toen u nog bij het andere debat was, nog even gehad over ... Nee, u hoeft zich bij mij niet daarvoor te excuseren, maar ik weet dat u daar specifiek naar vroeg. Er moet gewoon altijd gekeken worden of het proportioneel is om de vergunning in te trekken. Dat is de reden waarom er altijd goed getoetst moet worden.
Mevrouw Hagen (D66):
Dan toch even over Tata. Want in 2022 zou de paksuitstoot gehalveerd zijn. De fabriek doet niet wat hij belooft. De omwonenden zitten nog steeds in die kankerverwekkende stoffen. Dat is toch al niet meer proportioneel?
Staatssecretaris Heijnen:
Dan is nog steeds intrekken iets anders. We hebben wel kunnen lezen dat de gedeputeerde heeft aangegeven dat hij gaat onderzoeken wat er mogelijk is om eventueel vergaande vervolgstappen te zetten. Parallel daaraan kijken we hoe we kunnen komen tot groene staalproductie bij Tata. Ik heb al eerder aangegeven dat ik me zorgen maak. Ik was ook teleurgesteld toen ik weer de resultaten zag – «teleurgesteld» is misschien een understatement – van het RIVM-onderzoek dat gisteren is gepubliceerd. Dat is natuurlijk niet zoals we het willen. Daarom ben ik wel heel erg blij dat we in de maatwerkafspraken die met bedrijven worden gemaakt, heel nadrukkelijk aangeven dat er meetbare en op voorhand verifieerbare verbeteringen moeten plaatsvinden op het gebied van milieu en gezondheid. Het feit dat dat nu is meegenomen in die maatwerkafspraken, geeft mij in elk geval wel meer handvatten om daadwerkelijk een verbetering van de leefkwaliteit van de omgeving van dit soort fabrieken te kunnen garanderen op termijn.
De voorzitter:
Mevrouw Hagen, afrondend.
Mevrouw Hagen (D66):
Nou gaan we dus om tafel met een partner om maatafspraken te maken. We gaan subsidies geven om ervoor te zorgen dat ze vergroenen. Hoe gaan we afspraken maken met een partij die zich nu al niet aan de afspraken houdt?
Staatssecretaris Heijnen:
Dit zijn afspraken die wij uiteindelijk landelijk maken met bedrijven als Tata, als het zover komt, want er zijn echt nog wel heel veel gesprekken te voeren om te kijken hoe we dit op een goede manier gaan doen. Uiteraard zullen wij ervoor zorgen dat er juridisch een hele goede borging is, want het is natuurlijk niet onze bedoeling om te gaan investeren in iets wat niet op een goede manier uitgevoerd gaat worden. Het milieu en de levenskwaliteit en de gezondheid van omwonenden moeten daadwerkelijk verbeteren. Dat is mijn belang. Daarnaast is er vanuit EZK natuurlijk ook een economisch belang om ervoor te zorgen dat we tot een innovatieve groene industrie komen.
Ik wilde nog een paar andere vragen over Tata beantwoorden. Mevrouw Van Esch vroeg waarom we voor dit soort projecten alles uit de kast trekken om vergunningen zo snel mogelijk te verlenen. De procedure voor een projectbesluit is gestart. De provincie heeft besloten om de vergunningverlening te coördineren. Daarmee wordt de vergunningverlening op een zorgvuldige manier versneld. Door die aanpassing wordt per saldo minimaal anderhalf jaar tijd gewonnen zonder de mogelijkheden voor inspraak of beroep wezenlijk te beperken. Het is eenieders wens dat Tata zo snel mogelijk onder andere de Kooks- en Gasfabriek 2 verduurzaamt en sluit. Dat vraagt ook om een snelle vergunningverlening. Doordat de vergunningverlening eerder kan worden afgerond, kan het project eerder worden gerealiseerd en kunnen de oude installaties, waaronder de Kooksfabriek 2, eerder sluiten. Dat is overigens ook een opdracht die vaker in deze commissie is gegeven: kijk nou hoe je een versnelling kunt aanbrengen.
Als de provincie niet voor deze procedure kiest, gaat het juist langer duren. De snelle vergunningverlening is ook vastgelegd in de Expression of Principles. De procedure start nu. In dit stadium is het nog niet nodig om precies te weten wat de wens voor de leefomgeving is, want dat is juist een van de onderwerpen die de komende tijd als onderdeel van de procedure verder worden uitgewerkt, bijvoorbeeld door het opstellen van een milieueffectrapport. Ten opzichte van een reguliere vergunningprocedure zijn er ook uitgebreide participatiemogelijkheden. Daarbij moeten de kaders van de Omgevingswet en de provinciale uitgangspunten voor participatie worden gevolgd.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dat is toch een beetje cru richting omwonenden van Tata, die gister opnieuw geconfronteerd werden met een RIVM-rapport waarin staat dat er geen gezondheidswinst is, maar daarna wel horen: de vergunningsprocedure voor Tata gaan we al in gang zetten. Het voelt een beetje alsof we Tata een cadeautje geven, omdat we vast gaan kijken hoe we dat bedrijf kunnen faciliteren en helpen, terwijl omwonenden nog steeds geen resultaat zien. Die twee dingen naast elkaar vind ik heel moeilijk uit te leggen aan omwonenden. Kan de Staatssecretaris dat wel uitleggen? Want ik vind dat heel ingewikkeld. Hoe kan je dat nou samen zien? Dan moet je toch in eerste instantie iets anders doen? Er liggen ook aangenomen moties die de regering daarom vragen.
Staatssecretaris Heijnen:
Uiteindelijk is het ons er allemaal om te doen om zo snel mogelijk gezondheids- en milieuwinst te boeken in de buurt van dat gebied. Daarvoor is het nodig om bepaalde acties te ondernemen om de Kooksfabriek aan te passen en uiteindelijk tot versnelde sluiting te kunnen overgaan. Dat is ook in het belang van omwonenden. Als wij de vergunningsprocedure nu niet versnellen, gaat het langer duren voor we kunnen overgaan tot sluiting. Dat betekent dat mensen langere tijd de nadelige gevolgen ervaren van het wonen in de omgeving die we nu juist versneld schoner proberen te maken.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Met dat laatste punt ben ik het sowieso niet eens, want je kunt wel degelijk, ook nu al, een vergunning intrekken zonder dat je daar dat groenestaalplan voor nodig hebt. Ik vind het een vreemde gang van zaken om te zeggen: eerst de vergunningverlening, dan de Kooksfabriek 2 en dan ... Ik vind – hopelijk vindt de Staatssecretaris dat ook – dat de gezondheid van omwonenden op één moet staan. Dan kun je toch niet zeggen: met dat groenestaalplan wordt de Kooksfabriek 2 in 2030 gesloten? 2030, dat is over zeven jaar! Dat kun je toch niet maken richting omwonenden, als je ziet dat er nul gezondheidswinst wordt geboekt?
Staatssecretaris Heijnen:
De omgevingsdienst is ook aan het onderzoeken wat er mogelijk is, bijvoorbeeld of het mogelijk is de Kooksfabriek te sluiten, wat daarvoor gedaan kan worden en wat dat verder doet. Er wordt dus ook op die manier gekeken. We schaken op verschillende borden. Op het moment dat je wilt toewerken naar een versnelde vermindering van de omgevingsimpact die het bedrijf heeft, is het van belang om te kijken, mochten andere routes niet worden gekozen, hoe je de vergunningverlening zo snel mogelijk op peil hebt. In het geval dat dat het scenario wordt, behaal je twee jaar gezondheids- en milieuwinst in de omgeving. Op het moment dat de omgevingsdienst uiteindelijk een ander besluit neemt, waardoor er tot sluiting of wat dan ook wordt overgegaan, heb je gewoon een ander scenario. We hebben dus verschillende scenario's. Een versnelde vergunningverlening is een daarvan.
Mevrouw Van Esch vroeg ook nog of het klopt dat de Kooksfabriek constructiefouten bevat. De mogelijke constructiefouten waarover wordt gesproken in de uitzending van EenVandaag worden door de omgevingsdienst onderzocht. De omgevingsdienst heeft EenVandaag en de melders om nadere informatie verzocht. De in de uitzending aangereikte informatie is niet voldoende om te kunnen vaststellen of er daadwerkelijk sprake is van constructiefouten. Daarnaast heeft de omgevingsdienst mij laten weten dat zij archiefonderzoek zullen doen in de archieven van de gemeente Velsen en in het Noord-Hollands Archief naar de bouwvergunningverlening vanaf 1972 en daarna. De omgevingsdienst verwacht de eerste resultaten van dat onderzoek in april van dit jaar. De leeftijd van een fabriek is in zijn algemeenheid geen reden voor het in of uit bedrijf nemen ervan, zolang de fabriek maar aan de wet- en regelgeving voldoet en daarmee aan de vergunningen. Daarom kan Tata er ook voor kiezen om de fabriek in bedrijf te laten. Maar als er nu eventuele gebreken in de constructie worden geconstateerd, dan kan dat voor het bevoegd gezag aanleiding zijn om wél in te grijpen.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Maar mijn vraag was: gaat de omgevingsdienst in dat onderzoek dan ook zichzelf onderzoeken? Want dat lijkt mij best wel ingewikkeld. We hebben geconstateerd dat de omgevingsdienst misschien wel een van de mogelijke problemen is, omdat zij dit al jarenlang wisten. Gaat de omgevingsdienst straks zichzelf onderzoeken? Of mis ik iets? Want anders zou het wel een beetje het «de slager keurt zijn eigen vlees»-principe zijn. Of zie ik iets over het hoofd?
Staatssecretaris Heijnen:
Je mag van een omgevingsdienst altijd verwachten dat ze objectief toetsen, zelfs als het gaat om een route die ze zelf hebben doorlopen. Er wordt in eerste instantie technisch gekeken naar de vraag of er echt sprake is van constructiefouten. Mocht blijken dat dat het geval is, dan kan het proces daarna worden geëvalueerd en dan kan ook bekeken worden hoelang die informatie al bekend was bij de verschillende diensten. Maar dat is nu nog niet aan de orde.
Mevrouw Van Esch vroeg naar het onderzoek van het RIVM van gisteren. Uit dat onderzoek bleek dat de schadelijke stoffen niet zijn afgenomen. Ze vraagt wanneer ik met de vuist op tafel sla. Het onderzoek van het RIVM laat zien dat er in de IJmond sprake is van grotere hoeveelheden paks, metalen en neergedaald stof dan op andere plekken in Nederland. Dat komt overeen met twee eerder uitgevoerde onderzoeken. De maatregelen die Tata Steel heeft genomen, hebben geen merkbaar effect gehad op de stofdepositie in de omgeving. Met het oog op de nog te nemen maatregelen zijn de uitkomsten van het RIVM-onderzoek niet verrassend, maar dat wil niet zeggen dat het mij niet tegenvalt hoelang het duurt om tot resultaten te komen. De uitkomsten benadrukken de urgentie van het doorvoeren van de aangekondigde verbeteringen. Zoals u weet, vind ik het belangrijk dat de omgeving van Tata Steel schoner wordt en daar blijf ik mij ook voor inzetten.
Mevrouw Van Esch vroeg ook nog naar het handhaven op emissies. Ze zegt dat er niet kan worden gehandhaafd omdat er geen norm is opgenomen. Het is mij niet precies duidelijk waar mevrouw Van Esch op doelt. In principe gelden er onder reguliere bedrijfsomstandigheden normen voor de uitstoot van zwaveldioxide, die ook zijn verankerd in de vergunning. Daarop wordt ook gemonitord en gehandhaafd indien nodig.
Dan heb ik nog het blokje...
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik wil proberen om mijn vraag iets te verduidelijken, zodat er eventueel nog in de tweede termijn op kan worden gereageerd. Onder andere in een rechtszaak bij de rechtbank in Haarlem wordt aangegeven dat er te weinig regelgeving is rondom de normen voor de uitstoot van zwaveldioxide. Als er geen normen zijn, dan valt er ook niks te handhaven. Als er überhaupt geen vergunning is, kunnen we er natuurlijk ook geen toezicht op houden. Ik ben daar benieuwd naar, maar dat mag ook in de tweede termijn verduidelijkt worden.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik zal daar in de tweede termijn op terugkomen.
Ik kom op het blokje over pfas en Indaver. Mevrouw Hagen vroeg of ik het eens ben met D66 dat alle seinen op rood lijken te staan wat betreft de pfas-verwerking bij Indaver. De ILT had en heeft zorgen over de verwerking van pfas-afval door Indaver en moet nu op basis van alle informatie een definitief besluit nemen waarmee ze het afvaltransport van pfas-afval naar Indaver zal toestaan of verbieden. De ILT weegt de uitspraak van de rechter en de informatie van Indaver, van de Vlaamse overheid en van het RIVM mee en neemt een besluit op basis van de actuele situatie bij de verwerker. Eventuele verbetermaatregelen door Indaver worden daarbij ook meegewogen door de ILT. Pas zodra de ILT een definitief besluit neemt, kan ik aangeven of er verdere actie nodig is. Ik ben het wel met de Kamer eens dat er duidelijkheid nodig is. Daarom ben ik bezig met twee onderzoeken om meer inzicht te krijgen in de beste verwerkingsmethode van afval met pfas. Ik wil naar die inzichten handelen. Die onderzoeken zijn aan het einde van dit jaar gereed.
De voorzitter:
Gaat uw gang, mevrouw Hagen.
Mevrouw Hagen (D66):
Fijn dat daar een onderzoek naar komt, want het is binnen onze circulaire economie natuurlijk belangrijk om dat soort stoffen uit het milieu te halen en te weren. Maar wat gebeurt er tot die tijd met het afval van Chemours? Wordt dat nog geëxporteerd naar Indaver of moeten ze het opslaan op hun eigen terrein?
Staatssecretaris Heijnen:
Mijn laatste informatie is dat de ILT zich nog aan het beraden is op de vraag hoe ze daarmee om moet gaan. Het wordt voor zover ik weet op dit moment niet geëxporteerd, maar ik zal de laatste stand van zaken voor u navragen. De laatste stand van zaken die ik weet, is dat ze zich hierop nog aan het beraden zijn.
Mevrouw Hagen vroeg ook nog naar de grondkwaliteit. Indaver is een afvalverwerker in Antwerpen. Het is aan het lokaal bevoegd gezag van Indaver en Antwerpen om te bepalen in hoeverre men actie zal ondernemen op basis van een onderzoek naar de grondwaterkwaliteit op het terrein van Indaver. De ILT en de OVAM, de Vlaamse ILT, hebben goed contact en wisselen informatie uit met elkaar. Uit die contacten blijkt dat het lokaal bevoegd gezag nadrukkelijk toeziet op Indaver. Uiteraard volg ik ook die ontwikkelingen nauwlettend.
Ik heb nog twee vragen openstaan. Eentje was van meneer Haverkort en ging over einde-afval. Hij vroeg of ik kan regelen dat bedrijven en innovatieve start-ups makkelijker aan een einde-afvalvergunning kunnen komen. Ik begrijp dat dat onderwerp in de praktijk als lastig wordt ervaren. Bedrijven die nieuwe materialen willen toepassen, lopen vaak tegen einde-afvalvragen aan. Ze zijn in eerste instantie zelf aan zet om daar samen met het bevoegd gezag afspraken over te maken. Het Europees recht vereist een beoordeling per geval, waardoor het lastig is om iets in zijn algemeenheid te zeggen over de toekenning van de einde-afvalstatus. Ik zet wel in op het opstellen van handreikingen, ministeriële regelingen en Europese einde-afvalcriteria. Verder werk ik samen met de betrokken decentrale overheden aan kennisontwikkeling en het verduidelijken en uniformeren van procedures voor bedrijven, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat het oordeel van de ene omgevingsdienst gemakkelijker gebruikt kan worden door de andere dienst.
Mevrouw Van Esch vroeg hoe ik omga met de normen voor de luchtkwaliteit in de veehouderij. Het bevoegd gezag is in overleg met de betreffende bedrijven over maatregelen en over een eventuele aanpassing van de vergunningen. Ik ondersteun het bevoegd gezag daarbij. Ik heb de Kamer daar ook over geïnformeerd in de laatste monitoringsrapportage van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Die is in december 2022 naar de Kamer gestuurd.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik wil uiteraard nog even ingaan op deze laatste vraag, want ik vind dit antwoord eigenlijk onvoldoende. We kregen hier in een rondetafelgesprek van de omgevingsdiensten te horen dat zij niet kunnen handhaven, ondanks dat men zich niet aan de vergunningen houdt. Ik vind dat een verontrustende reactie. We zien voorbeelden waarin men dat niet kan doen. Je kunt wel zeggen dat het bij het bevoegd gezag ligt, maar het bevoegd gezag heeft hier in een rondetafelgesprek gezegd: help ons om dat te veranderen, want ik kan niks als bevoegd gezag. Het is aan deze Staatssecretaris, als stelselverantwoordelijke, om specifiek dat probleem aan te pakken. Daar ligt wel degelijk een taak voor haar. Is zij dat met mij eens?
Staatssecretaris Heijnen:
De bevoegde gezagen zijn in overleg met de bedrijven om te kijken hoe ze kunnen komen tot maatregelen en aanpassingen ten aanzien van de vergunningen. Ik wil de bevoegde gezagen daarbij ook ondersteunen. Ik zal het signaal dat mevrouw Van Esch hier neerlegt, bespreken met de bevoegde gezagen om te bekijken of de ondersteuning die wij bieden wel of niet adequaat is.
De voorzitter:
Kort en afrondend, mevrouw Van Esch.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Het gaat niet alleen om de ondersteuning. Het gaat om het stelsel an sich, waarin het misgaat. In de provincie Utrecht kan er bijvoorbeeld geen vergunning worden geweigerd voor het uitbreiden van een geitenhouderij, ondanks dat er in die provincie sprake is van een geitenstop. De Raad van State zegt in een hogerberoepuitspraak: we kunnen die vergunning niet weigeren, ondanks dat we met elkaar hebben afgesproken dat er een geitenstop zou zijn. Schijnbaar zit ons vergunningstelsel zo in elkaar. Ook al spreken we af dat we het niet willen, als een bedrijf een vergunning aanvraagt, dan krijgt het die vergunning toch. Daar zit mijn pijnpunt. Dat zou toch niet moeten kunnen in dit stelsel? Hoe gaan we dat tackelen?
Staatssecretaris Heijnen:
Het is een vrij brede vraag en het raakt ook heel erg aan de portefeuille van mijn collega's van LNV, dus ik stel voor dat ik daar samen met hen schriftelijk op reageer. Wat ik zelf wel weet is dat op het moment dat er uitbreidingen plaatsvinden, er maatregelingen moeten worden genomen waarmee de omgevingseffecten worden verminderd. Ik zal dit ook bespreken en samen met de collega's van LNV in die brief reageren op hoe het op dit moment ingeregeld is. Uiteraard zeg ik ook toe om samen met de bevoegde gezagen te bekijken of zij ervaren dat ze voldoende handvatten hebben om het beleid zoals wij dat hebben op een goede manier te kunnen uitvoeren, toetsen en handhaven.
De voorzitter:
U komt daar dan ook schriftelijk op terug?
Staatssecretaris Heijnen:
Ja, ik wil dat graag. Omdat het een brede vraag is en het ook heel erg inhoudelijk raakt aan de portefeuilles van de collega's van LNV, aan de portefeuilles van ons drieën, stel ik voor dat ik samen met hen een brief voorbereid.
De heer Haverkort (VVD):
Dank voor het antwoord van de Staatssecretaris op mijn vraag over de zogenaamde einde-afvalstatus. Ik hoor de Staatssecretaris zeggen dat dat lastig is in de praktijk, en dat herkennen bedrijven natuurlijk ook. Maar ik hoor haar ook zeggen dat dat in Europa zijn basis heeft omdat het daar per geval geregeld moet worden. Daar kan ik me nog iets bij voorstellen ook. Maar volgens mij is het niet zo dat Europa ook zegt dat het daarnaast in Nederland nog eens een keer per omgevingsdienst geregeld moet worden. Ik zou de Staatssecretaris dus willen vragen – ook daar mag ze best schriftelijk via een brief op terugkomen – wat er nou voor nodig is om, als dan zo'n geval ergens in Europa toestemming heeft gekregen, die toestemming voor het gebruik van die grondstof dan ook voor heel Europa van toepassing te laten zijn. Dat kan ze niet vandaag regelen; dat begrijp ik ook. Dat kan ze wellicht ook niet vandaag toezeggen. Maar wat ze wel zou kunnen, en daar vraag ik dan maar naar, is bekijken wat daarvoor nodig is zodat we dat in Europa bij gelegenheid ook gewoon een keer kunnen gaan regelen.
Staatssecretaris Heijnen:
Het is altijd goed om te bekijken wat we ook in Europees verband kunnen doen, dus ik zal daarnaar laten kijken.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we aan het einde gekomen. De heer Haverkort, afrondend.
De heer Haverkort (VVD):
Dank voor het antwoord, en ik ben blij met de toezegging. Maar daar hoort dan natuurlijk wel de praktische afhechting bij. Ik ben wel heel nieuwsgierig wanneer dat dan terugkomt naar de Kamer. Kan ze daar een datum aan koppelen? Wanneer gaat dat lukken?
Staatssecretaris Heijnen:
Ik zal dat in de voortgangsrapportage verwerken.
De voorzitter:
Prima, goed. Dan zijn we nu wel aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Staatssecretaris. We gaan naar de tweede termijn van de zijde van de Kamer en ik stel voor dat u een minuutje neemt, het mag iets ruimer, voor uw bijdrage. Gaat uw gang, mevrouw Bouchallikh van GroenLinks.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris en haar team voor de beantwoording van de vragen. «Er is alleen een toekomst voor Tata in Nederland als die groen en schoon is». Dat zijn woorden van de Staatssecretaris die ik gisteren in de krant las en waar ik echt ontzettend blij mee was. Waar ik echter iets minder blij mee ben, is dat ik dat nog niet voldoende terugzie in de praktijk. Ik wilde graag even terugkomen op een motie die wij vorige week hebben ingediend bij het tweeminutendebat over externe veiligheid. Daarin vroeg ik om ervoor te zorgen dat de kooksfabrieken van Tata Steel zich moeten houden aan de geldende stikstofnorm van 500 milligram zoals momenteel in de BREF IJzer en staal is opgenomen. Maar er wordt momenteel een geitenpaadje gebruikt; de norm is 1.700 milligram. De Staatssecretaris heeft die motie toen ontraden met het argument dat er al een minimalisatieplicht geldt voor zeer zorgwekkende stoffen, maar stikstof valt niet onder deze zeer zorgwekkende stoffen. Het gaat om stikstof en daar kan de omgevingsdienst de vergunning gewoon op aanpassen; dat stond ook in de motie. Ik zou graag willen weten waarom de Staatssecretaris destijds op die manier heeft gereageerd en of we wél de juiste stikstofnormen kunnen gaan hanteren voor de kooksfabrieken. Wat ons betreft is dit weer een voorbeeld van hoe dingen in de praktijk uiteindelijk toch niet helemaal juist uitpakken ondanks de gesprekken die we hier voeren. We vinden gezondheid en het milieu rondom de fabrieken allemaal belangrijk. Ik wil niet dat we juist op dit soort moties terug moeten blijven komen omdat het elke keer weer misgaat. Dus ik ben heel erg benieuwd naar het antwoord van de Staatssecretaris hierop.
Ik houd het hierbij. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Hagen, D66.
Mevrouw Hagen (D66):
Voorzitter. De huidige resultaten van Tata Steel bieden geenszins garanties voor de toekomst. Vijftien keer een boete van € 10.000, twintig keer een boete van € 25.000, en dat is nog verder opgeschroefd, vervolgens een rechtszaak tegen cameratoezicht – het is in milieuwetgeving baanbrekend dat er op die manier toezicht gehouden wordt – en ondertussen spreekt de Kankeratlas boekdelen. Omwonenden staan in de kou en wie óók in de kou staat is de provincie Zuid-Holland. Het ontbreekt hier, als de rechter een uitspraak doet, aan zelfreflectie. De regering maakt de wetten en de Staatssecretaris is stelselverantwoordelijke. Onder aan de streep moet de wetgeving dus aangepast worden, zodat bedrijven zich daadwerkelijk aan de wetten houden, er toezicht op gehouden kan worden en er ook vergunningen ingetrokken kunnen worden zodra blijkt dat die bedrijven zich niet aan onze wetten houden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Haverkort, VVD.
De heer Haverkort (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Het bedrijfsleven staat voor grote transities en in tegenstelling tot anderen in deze commissie, heeft de VVD er alle vertrouwen erin dat die bedrijven de voorliggende ambities waar willen maken. Dat vraagt wel het nodige van de overheid, zowel lokaal als landelijk. Bedrijven geven nu vaak aan dat ze heel lang moeten wachten op vergunningen en mijn fractie is nog niet overtuigd van de daadkracht van het interbestuurlijk programma. De zorgen over de voortgang en de robuustheid zijn na dit debat nog niet weg. Ik ben wel voorzichtig positief over de opening die de Staatssecretaris biedt ten aanzien van de uniformering van de zes omgevingsdiensten die met zeer zorgwekkende stoffen behept zijn. Ik kijk uit naar de brief met daarin de cijfers, uiteraard met bandbreedte, over de te verwachten aantallen vergunningsaanvragen.
Het stelsel van vergunnen, toezicht houden en handhaven is een middel en geen doel. Het is randvoorwaardelijk voor de grote transities waar we voor staan. Het is randvoorwaardelijk voor de energietransitie, voor de circulaire economie en voor schone lucht, water en bodem. Dat vraagt om een stevige aanpak in het stelsel. Het vraagt om een stevige inzet van de stelselverantwoordelijke en daar zal de VVD-fractie de komende maanden dan ook stevig op doorzetten. Zoals ik in eerste termijn al zei en zoals we in de Achterhoek altijd doen: d'ran!
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Van Esch namens de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil in eerste instantie de Staatssecretaris danken voor de twee toezeggingen die gedaan zijn, als ik het goed heb genoteerd, over brieven om wat meer informatie krijgen. Hartelijk dank in ieder geval daarvoor.
Ik merk wel dat we op een aantal punten – volgens mij zal dat niet verbazen – verschillen van mening. Ik vraag dus in ieder geval een tweeminutendebat aan om op een aantal punten door te kunnen gaan, bijvoorbeeld op dat onderzoek dat nu loopt rondom de omgevingsdienst en die constructiefouten bij Kooksfabriek 2. Ik vind eigenlijk niet dat een omgevingsdienst waarvan we denken dat die waarschijnlijk zelf fouten heeft gemaakt in het verleden, zichzelf moet gaan controleren op de fouten die ze hebben gemaakt. Ik denk dat dat niet een heel zuiver onafhankelijk onderzoek gaat zijn op dat moment. Ik vind het onterecht om dat op die manier te doen. Ik ben nog benieuwd naar de antwoorden in tweede termijn over die niet-vergunde emissies.
Afrondend, voorzitter. Gisteren kwam er opnieuw een RIVM-rapport dat aangeeft dat er geen gezondheidswinst is. Ik herinner me het debat nog dat we hier hadden bij het vorige RIVM-onderzoek, waaruit ook bleek dat er geen gezondheidswinst was. De Staatssecretaris zei toen: we gaan nog één onderzoek afwachten en dan moet er echt iets gebeuren. Nu hoor ik de Staatssecretaris weer zeggen: ja, maar, nee, maar als er maatwerkafspraken zijn, dan gebeurt er echt wat. Dat hebben we denk ik de afgelopen tijd, de afgelopen jaren, te vaak gehoord. Ik heb het gevoel dat omwonenden daar echt helemaal niks mee opschieten, dus ik vind echt dat we dan nu als Kamer maar met onze vuist op tafel moeten gaan slaan.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we door naar de beantwoording in tweede termijn door de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Heijnen:
Voorzitter, ik heb nog een drietal vragen gehoord. De eerste was die van mevrouw Bouchallikh over de stikstof bij de cokesfabrieken. Die afweging is aan het bevoegd gezag en dat is de provincie Noord-Holland. Aan Tata Steel is door de provincie een onderzoeksplicht opgelegd, om te onderzoeken of het bedrijf die fabrieken alsnog kan laten voldoen aan de concentratienorm voor stikstof. Het onderzoek is inmiddels door Tata opgeleverd. Het bevoegd gezag zal dat onderzoek bestuderen en aan de hand daarvan een besluit nemen om de vergunning al dan niet verder aan te scherpen.
Mevrouw Van Esch had nog gevraagd hoe het specifiek zit met de normen voor zwaveldioxide. Daar zou ik nog even op terugkomen. Omwonenden hebben aangegeven dat bij de vergunningverlening ook rekening zou moeten worden gehouden met de emissie van zwaveldioxide oftewel de luchtkwaliteit. De rechter heeft aangegeven dat dat niet nodig is, omdat aan de grenswaarde voor zwaveldioxide in de lucht in heel Nederland ruim wordt voldaan, ook rond Tata. Dat heeft dus niks te maken met emissienormen voor zwaveldioxide. Die zijn er gewoon en daar wordt op gehandhaafd.
Dan was er nog een vraag over het transport van Indaver, van mevrouw Hagen. Het transport mag na de uitspraak van de rechter tussentijds wettelijk doorgaan. De ILT neemt nog een definitief besluit over of er wel of geen verbod volgt naar aanleiding van de rechterlijke uitspraak.
De voorzitter:
Dat was het. Er waren geen vragen meer in tweede termijn. Het was meer afrondend. Dan zijn we aan het eind gekomen van dit commissiedebat. Er is een tweeminutendebat aangevraagd door de Partij voor de Dieren, door mevrouw Van Esch.
De toezeggingen:
– Voor het meireces stuurt de Staatssecretaris het thematisch onderzoek van de Inspectie Leefomgeving en Transport en de kabinetsreactie naar de Kamer. Dat was een algemene toezegging.
– In de voortgangsbrief over het VTH-stelsel die voor de zomer naar de Kamer komt, wordt informatie opgenomen over de AADV, de Altijd Actuele Digitale Vergunning. Dat is een toezegging aan mevrouw Van Esch.
De heer Haverkort (VVD):
Voorzitter, sorry dat ik u even onderbreek. Volgens mij was dit een toezegging aan de VVD, maar uiteraard staat het de Partij voor de Dieren volledig vrij om die informatie ook tot zich nemen.
De voorzitter:
Ik was ook uit mijn hoofd goed begonnen, maar ik vertrouw blind, en terecht, op degene die het had opgeschreven. De volgende toezegging:
– De Staatssecretaris zegt toe om een bandbreedte en/of inschatting aan te geven van zowel het huidige aantal vergunningen als de te verwachten vergunningsaanvragen en die met de Kamer te delen. Een toezegging aan mevrouw Van Esch en de heer Haverkort.
Het gaat dus zowel om de toekomstige als om de huidige vergunningen, dus in zoverre hebt u elkaar gevonden. We hebben alleen nog geen termijn afgesproken.
Staatssecretaris Heijnen:
Laten we het even ruim nemen: voor de zomer. En alles wat eerder kan, zal eerder komen. Ik ben afhankelijk van de informatie die ik krijg aangeleverd en ik hoop dat die voldoende inhoudelijk is om echt een grove schatting te kunnen maken van beide.
De voorzitter:
Oké, voor de zomer. Dan de vierde toezegging.
– In de voortgangsbrief over het VTH-stelsel die voor de zomer naar de Kamer komt, wordt ingegaan op het uniformeren van het systeem van de omgevingsdiensten die vergunningen voor zeer zorgwekkende stoffen, ZZS'en, afgeven. Dat is een toezegging aan de heer Haverkort.
– De Staatssecretaris komt na overleg met de bevoegde gezagen samen met haar collega's van LNV, zowel die voor Natuur als die van Landbouw, terug op de vergunningverlening aan veehouderijen brede zin.
En de termijn? Ook voor de zomer?
Staatssecretaris Heijnen:
Ik denk dat dat wel iets eerder kan. Laten we zeggen in mei of zo.
De voorzitter:
In mei, prima. Dat is een toezegging aan mevrouw Van Esch. Ik zie dat de heer Haverkort nog wat mist.
De heer Haverkort (VVD):
Volgens mij heb ik de Staatssecretaris ook nog horen zeggen dat ze in de voortgangsbrief terug zou komen op de vraag wat er nodig is om Europees te kijken om de gevallen van die einde-afvalstatus Europabreed verklaard te laten zijn en het niet meer de omgevingsdienst is. Dus als u die nog kunt toevoegen, maakt u mij helemaal blij.
De voorzitter:
Ja. Dat is juist en die wordt toegevoegd als zesde toezegging.
Dan zijn we gekomen aan het einde van dit commissiedebat over vergunningverlening, toezicht en handhaving. Ik dank de Staatssecretaris en haar ondersteuning, de collega's, de Dienst Verslag en Redactie, de bode en de mensen die dit debat vanaf de publieke tribune of thuis hebben gevolgd en ik sluit de vergadering.
Sluiting 11.47 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22343-356.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.