22 343 Handhaving milieuwetgeving

Nr. 282 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 september 2012

In een eerder stadium heb ik de verwachting uitgesproken dat het rapport van de externe onderzoekscommissie Otapan «medio 2012» aan de Kamer wordt aangeboden. De externe onderzoekscommissie Otapan heeft mij onlangs geïnformeerd over de recente planning en daarbij is voorzien dat het rapport in november 2012 aan mij wordt aangeboden. Ik zal het rapport, vergezeld van een kabinetsreactie, vervolgens zo snel mogelijk aan de Kamer zenden.

Volledigheidshalve meld ik u nog twee bijzonderheden.

1 Klaagschrift Greenpeace

Inmiddels is duidelijk geworden dat Stichting Greenpeace Nederland eind december 2011 een klacht heeft ingediend ingevolge artikel 12 Wetboek van Strafvordering bij het Gerechtshof Den Haag tegen de beslissing van het Openbaar Ministerie van oktober 2011 om niet tot vervolging over te gaan in de zaak Otapan.

Recent heb ik van het Gerechtshof Den Haag het bericht ontvangen dat ook de Staat der Nederlanden als beklaagde partij wordt aangemerkt en dat de Staat zich op een nader te bepalen datum (naar verwachting 10 oktober 2012) in een besloten zitting van het Gerechtshof kan uitlaten over het klaagschrift van Greenpeace. Ik heb daartoe inmiddels de Landsadvocaat ingeschakeld.

2 Kostenverhaal Otapan

Tijdens het Algemeen Overleg op 2 februari 2012 met de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (Kamerstuk 22343/25834, nr. 280) heeft de heer De Mos van de PVV mij gevraagd hoe de Staat de gemaakte kosten met betrekking tot de Otapan terug kan krijgen. In reactie op de opmerkingen van de heer De Mos gaf ik tijdens het overleg met uw kamer op 2 februari 2012 al aan dat het heel erg moeilijk zou zijn de kosten alsnog te verhalen. Tevens meldde ik u dat we er de facto van uit moeten gaan het geld kwijt te zijn. Ik gaf toen aan nog een definitieve afweging te gaan maken.

Hieronder schets ik voor u de feiten:

Op 4 mei 2010 is, overeenkomstig de regels van het Haags Betekeningsverdrag een dagvaarding betekend aan het parket van de ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij de Rechtbank Amsterdam, met het verzoek de dagvaarding uit te laten brengen aan het adres van Basilisk, de voormalige Mexicaanse eigenaar van de Otapan, in Mexico. Het vermoedelijke adres van Basilisk was achterhaald met behulp van de inspanningen van een Mexicaanse advocaat. De betekening van de dagvaarding in Mexico bleek niet succesvol. De Mexicaanse deurwaarder constateerde dat Basilisk niet op het door de Mexicaanse advocaat achterhaalde adres gevestigd was. Daarbij speelt mee dat informatie omtrent het officiële vestigingsadres en de statutaire zetel van een vennootschap in Mexico niet uit een openbare bron kan worden verkregen (zoals in Nederland uit het Handelsregister).

Op 4 mei 2010 is daarnaast, ervan uitgaande dat Basilisk in Nederland geen bekende woon- of verblijfplaats heeft, overeenkomstig artikel 54 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering bij het parket van de ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij de Rechtbank Amsterdam een openbare dagvaarding betekend. Deze dagvaarding heeft geleid tot het vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 16 maart 2011 waarbij Basilisk bij verstek is veroordeeld om de door de Staat gemaakte kosten van in totaal € 4 330 013,20 mln., te vermeerderen met de proces- en rentekosten, aan de Staat te betalen.

Inmiddels moet ik vaststellen dat het Nederlandse verstekvonnis in Mexico niet wordt erkend en derhalve in Mexico niet ten uitvoer kan worden gelegd omdat het niet op tegenspraak is gewezen.

Ook al zou het officiële vestigingsadres en de statutaire zetel van Basilisk wel kunnen worden achterhaald dan nog zou dat betekenen dat een procedure opnieuw volledig zou moeten worden doorlopen. Het is daarbij niet uitgesloten dat het bedrijf elders is gevestigd of zelfs niet meer bestaat.

Alles overziend meen ik dat de reële mogelijkheden om de gemaakte kosten daadwerkelijk te laten terugvloeien in de Staatskas naar mijn mening te gering zijn. De te maken kosten voor de invordering zullen verder oplopen, zonder zicht op succes.

Op grond van het vorenstaande rest mij na afweging van alle belangen geen andere mogelijkheid dan het kostenverhaal inzake de Otapan definitief te beëindigen.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. J. Atsma

Naar boven