nr. 229
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 22 april 2009
De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de brief van 13 maart
2009 inzake het Besluit tot wijziging van het Besluit milieusubsidies (aanwijzing
experimenten) (Kamerstuk 22 343, nr. 226).
De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 21 april 2009.
Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Koopmans
De griffier van de commissie,
Van der Leeden
1
Wordt bij de aanpassing ook overwogen hoe de verhouding
is tussen deze subsidie-inkomsten en andere inkomsten van de gesubsidieerde
instelling of organisatie?
Nee. De wijziging betreft uitsluitend een als juridisch-technisch te kwalificeren
aanpassing van artikel 17 van het Besluit milieusubsidies (hierna: Bm). Inhoudelijk
wordt niets gewijzigd aan de in het Bm geboden mogelijkheid experimentele
subsidieprogramma’s op te stellen.
2
In de nota van toelichting wordt gesteld dat de Minister
van VROM experimenten kan aanwijzen. Aan wat voor experimenten moet men hier
denken?
De wijziging strekt er uitsluitend toe om uit het Bm duidelijk te laten
blijken dat de uitvoering van subsidieprogramma’s gemandateerd kan worden.
De wijziging verandert niets aan de mogelijkheid om experimentele subsidieprogramma’s
op te stellen. Deze mogelijkheid blijft voorbehouden aan de Minister van VROM
en kan ook na de wijziging niet gemandateerd worden aan uitvoeringsinstellingen.
Ten aanzien van het geldend recht inzake de mogelijkheid experimenten
aan te wijzen het volgende. De experimenteerbepaling, artikel 17, is opgenomen
om bij wijze van experiment af te kunnen wijken van de procedurele bepalingen
die zijn opgenomen in de artikelen 10 tot en met 15. Bij de bedoelde experimentele
subsidies gaat het om uitzonderlijke situaties. Voor het merendeel van de
subsidieprogramma’s zal het Bm gewoon volstaan.
In de afgelopen vijf jaar is slechts één subsidieregeling
vastgesteld die op de experimenteerbepaling van artikel 17 is gebaseerd, namelijk
de Subsidieregeling voor motorrijtuigen met emissiearme dieselmotor. De regeling
is in april 2006 gestart en zal vervallen met ingang van 1 januari 2011.
Op grond van artikel 15, tweede lid, van het Bm geldt een beslistermijn van
vier maanden op een subsidieaanvraag. Voor de regeling is gebruik gemaakt
van artikel 17, aangezien het wenselijk was de beslistermijn te beperken tot
acht weken. De voor de beoordeling van een aanvraag benodigde gegevens worden
namelijk automatisch door de Belastingdienst aangeleverd, zodat een termijn
van vier maanden onnodig lang zou zijn.
3
Wat kunnen de financiële gevolgen zijn van deze
eventuele experimenten?
De wijziging zelf heeft geen financiële gevolgen. De financiële
gevolgen van op grond van artikel 17 opgestelde experimentele subsidieprogramma’s
hangen sterk af van het karakter van die programma’s.
XNoot
1Samenstelling:
Leden: Van Gent (GL), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Snijder-Hazelhoff
(VVD), ondervoorzitter, Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Koopmans (CDA), voorzitter,
Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Vietsch (CDA), Aptroot (VVD),
Samsom (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Roefs (PvdA), Neppérus (VVD), Van
Leeuwen (SP), Jansen (SP), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Vermeij
(PvdA), Madlener (PVV), Ouwehand (PvdD), Bilder (CDA) en Wiegman-van Meppelen
Scheppink (CU).
Plv. leden: Dibi (GL), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Remkes (VVD),
Jacobi (PvdA), Vacature (CDA), Koppejan (CDA), Ormel (CDA), Koşer Kaya
(D66), Leijten (SP), Schreijer-Pierik (CDA), De Krom (VVD), Timmer (PvdA),
Waalkens (PvdA), Vos (PvdA), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Gerkens (SP),
Van Beek (VVD), Schermers (CDA), Besselink (PvdA), Agema (PVV), Thieme (PvdD),
Sterk (CDA) en Ortega-Martijn (CU).