22 112
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

nr. 800
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 februari 2009

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij negen fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

1. Richtlijn inzake opvang asielzoekers in lidstaten; (Kamerstuk 22 112, nr. 794)

2. Dublin verordening; (Kamerstuk 22 112, nr. 795)

3. Verordening inzake Eurodac; (Kamerstuk 22 112, nr. 796)

4. Intrekking richtlijnen metrologie; (Kamerstuk 22 112, nr. 797)

5. Mededeling maritieme ruimtelijke ordening; (Kamerstuk 22 112, nr. 798)

6. Richtlijn gevaarlijke stoffen in elektrische apparatuur (RoHS); (Kamerstuk 22 112, nr. 799)

7. Richtlijn afgedankte elektronische apparatuur (WEEE);

8. Verordening Marco Polo II programma; (Kamerstuk 22 112, nr. 801)

9. Actieplan en Richtlijn Intelligente vervoerssystemen. (Kamerstuk 22 112, nr. 802)

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

F. C. G. M. Timmermans

Fiche : Richtlijn afgedankte elektronische apparatuur (WEEE)

1. Algemene gegevens

Voorstel: Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA/WEEE) (Herschikking).

Dit voorstel heeft een relatie met het voorstel voor een herziening van de richtlijn 2002/95/EC: Beperking van het gebruik van bepaalde Gevaarlijke Stoffen in elektrische en elektronische apparaten (RoHS).

Datum Commissiedocument: 3 december 2008

Nr. Commissiedocument: COM(2008) 810

Pre-lex:http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=197711

Nr. Impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: SEC(2008) 2933

http://ec.europa.eu/environment/waste/weee/pdf/sec_2008_2933_ia.pdf

2008/ENV/002

http://ec.europa.eu/governance/impact/docs/ia_2008/d_5713_weee_and_etc_env.pdf

Behandelingstraject Raad: Begin 2009 zal de eerste Raadswerkgroep plaatsvinden. Besluitvorming zal plaatsvinden in de Milieuraad.

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van VROM

Rechtsbasis: Artikel 175 lid 1 EG-Verdrag.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Over het voorstel voor deze richtlijn vindt besluitvorming plaats bij gekwalificeerde meerderheid in de Raad en met medebeslissing van het Europees Parlement.

Comitologie: Het voorstel voorziet in bijstand van de Commissie door een comité: het bestaande Committee for the adaptation to scientific and technical progress of EC-legislation on waste directives 2002/95/EC and 2002/96/EC on electrical an electronic waste. De regelgevingsprocedure wordt voorgesteld voor de volgende punten:

– Opstellen classificatie voor onderscheid tussen WEEE uit huishoudens (B2C: business to consumers) en van andere gebruikers dan huishoudens (B2B: business-to-businessapparatuur);

– Rekenmethode om op de markt gebrachte gewicht van elektronische en elektrische apparatuur (EEE) te bepalen;

– Aanvullen of wijzigen van de verwerkingseisen zoals opgenomen in Annex II;

– Het opstellen van gedetailleerde regels voor implementatie van de bepalingen uit art. 10 over het overbrengen van WEEE;

– Het ontwikkelen van een registratie- en rapportage format;

– Het aanpassen van de Annexes aan wetenschappelijke en technische ontwikkeling;

– Aanvullende regels voor inspectie en monitoring;

Voor het formuleren van transitie-arrangementen voor lidstaten die moeite hebben aan de inzameldoelstelling van 65% in 2016 te voldoen door specifieke nationale omstandigheden wordt voorgesteld de regelgevingsprocedure met toetsing te volgen.

2. Samenvatting BNC-fiche:

De richtlijn voor afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (WEEE) is sinds 2003 van kracht en regelt de producentenverantwoordelijkheid voor WEEE. Het verminderen van administratieve lasten, verbeterde effectiviteit en implementatie van de richtlijn en verminderde gevolgen voor het milieu (door een betere behandeling van e-waste en minder definitieve verwijdering), zijn specifieke doelen voor deze herziening. Om de problemen het hoofd te bieden wordt een aantal acties voorgesteld:

– de WEEE-richtlijn zal verwijzen naar de reikwijdte zoals ondergebracht in de RoHS-richtlijn die is gebaseerd op artikel 95 van het EG-Verdrag;

– Duidelijkere definitie van huishoudelijk WEEE (B2C) en niet-huishoudelijk WEEE (B2B);

– Een inzamelingsdoelstelling van 65%, inclusief B2B;

– Het hergebruik van complete apparaten bevorderen;

– Producentenregistratie en rapportageverplichtingen harmoniseren;

– Minimale inspectievereisten voor lidstaten.

De EG heeft op het vlak van milieubeleid een gedeelde bevoegdheid met de lidstaten. Het voorstel voldoet zowel aan het subsidiariteitsbeginsel. Het voldoet deels aan het proportionaliteitsbeginsel, alleen wordt een kanttekening geplaatst bij de opbrengst van de voorgestelde generieke inzameldoelstelling van 65%. Gedifferentieerde inzameldoelstellingen naar productgroep en/of afvalstromen zouden meer geschikt zijn voor het behalen van de milieudoelen van de richtlijn.

Nederland zal een Impact Assessment laten uitvoeren naar de gevolgen van dit voorstel, zoals ten aanzien van de administratieve lastendruk en regeldruk voor het bedrijfsleven. Een toename van de administratieve lasten wordt voorzien ondermeer door de noodzaak tot classificatie van EEE als consumenten- of business-to-bussinessapparatuur en de invoering van een geharmoniseerd register. Ook wordt enige toename van de handhavingslast verwacht ten gevolge van de minimum monitoringseisen voor het overbrengen van EEE. Bedrijven moeten op grond het voorstel gestimuleerd worden om verdere verantwoordelijkheid te nemen voor de financiering van de inzameling van WEEE, de financieringstromen voor het afvalbeheer worden daardoor anders (bijvoorbeeld de financiering van de milieustraat). Nederland wil ook een afgifteplicht om de Nederlandse keten meer te sluiten. Dit is onlosmakelijk verbonden met een financieringsverplichting voor producenten vanaf de ingang van de inzamelpunten bij gemeenten en detaillisten. Gedifferentieerde inzameldoelstellingen naar productgroep en/of afvalstromen doen meer recht aan het milieubeschermingdoel van de richtijn dan de voorgestelde generieke gewichtsdoelstelling voor inzameling. De door Nederland ervaren verbeterpunten komen grotendeels overeen met de verbeterpunten die de Commissie noemt. Echter Nederland acht de door de Commissie voorgestelde acties op een aantal punten geen oplossing voor de geconstateerde problemen. Het is dan ook gewenst om het voorstel te verbeteren/ te veranderen, voordat het aanvaardbaar is. Nederland wil zich in de onderhandelingen hard maken voor:

– Doelstellingen en regels die recht doen aan de milieu-aspecten;

– Verder verduidelijken van de reikwijdte van de richtlijn;

– Opname van een afgifteplicht voor gemeenten en detaillisten;

– Beperken van de gevolgen voor de administratieve lastendruk en regeldruk voor bedrijven en van de uitvoeringslasten van de voorstellen; ondermeer ten gevolge van de invoering van een geharmoniseerd register. Dit is in lijn met een van de doelen van de Commissie.

3. Samenvatting voorstel:

a) Inhoud voorstel:

De WEEE-richtlijn is van kracht sinds 2003. Op 13 augustus 2004 dienden lidstaten de richtlijn omgezet te hebben in nationale wetgeving. Elektr(on)isch afval (e-waste) is de snelst groeiende afvalstroom in de EU. In 2005 werd 8,3–9,1 miljoen ton geproduceerd, de verwachting is dat dit in 2020 tot 12,3 miljoen ton gegroeid zal zijn. De WEEE-wetgeving voorziet in de mogelijkheid voor consumenten om hun e-waste kosteloos in te leveren met als doel meer recycling en hergebruik ervan. Slechts 1/3 van hete-waste in de EU wordt op de juiste manier behandeld, de rest van het afval belandt op stortplaatsen of wordt naar buiten de EU verhandeld en geëxporteerd. Om de snel groeiende afvalstroom van deze producten een halt toe te roepen heeft de Commissie in december 2008 een voorstel gedaan tot herziening van de WEEE- en RoHS-richtlijnen.

Het verminderen van administratieve lasten, verbeterde effectiviteit en implementatie van de richtlijn en verminderde gevolgen voor het milieu (door een betere behandeling van e-waste en minder definitieve verwijdering), zijn specifieke doelen voor deze herziening. Om de problemen het hoofd te bieden wordt een aantal acties voorgesteld:

– de WEEE-richtlijn zal verwijzen naar de reikwijdte zoals ondergebracht in de RoHS-richtlijn die is gebaseerd op artikel 95 van het EG-Verdrag;

– Duidelijker definitie van huishoudelijk AEEA en niet-huishoudelijk AEEA (B2B);

– Een inzamelingsdoelstelling van 65%, inclusief B2B;

– Het hergebruik van complete apparaten bevorderen;

– Producentenregistratie en rapportageverplichtingen harmoniseren;

– Minimale inspectievereisten voor lidstaten.

b) Impact-assessment Commissie:

Het impact assessment voor de herziening van de WEEE-richtlijn heeft gedurende 3 jaar ervaringen van stakeholders en lidstaten verzameld die uitwijzen dat de richtlijn minder effectief was dan bedoeld en dat er problemen ontstonden in het effectief bereiken van de gestelde doelen. Het assessment bevestigt dat de minimum inspectie- en handhavingeisen voor het overbrengen van WEEE, een inzamelingsdoelstelling van 65% EEE (uitgedrukt als percentage van het jaar daarvoor op de markt gebrachte hoeveelheid producten en inclusief B2B), en inzameling van alle milieuhygiënisch relevante stromen een optimale mix vormen om de effectiviteit van de richtlijn te verbeteren.

Voor de efficiency van de richtlijn werd geconstateerd dat de reikwijdte het beste verduidelijkt kon worden door een combinatie van twee maatregelen. Ten eerste door de reikwijdte onder de RoHS-richtlijn te definiëren en daarnaar vanuit de WEEE te verwijzen en ten tweede door het definiëren van categorieën van apparatuur als apparatuur uit huishoudens (B2C) of als apparatuur uit niet-huishoudens (B2B).

Om de administratieve lasten te verminderen werd geconstateerd dat harmonisatie van de registratie-eisen en het creëren van een interoperabel nationaal register de meest haalbare optie is.

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

a) Bevoegdheid:

De Commissie baseert de bevoegdheid van de EG op artikel 175 lid 1 van het EG-Verdrag. De EG heeft op het vlak van milieubeleid een gedeelde bevoegdheid met de lidstaten. Het voorstel betreft een herziening van een bestaande richtlijn.

b) Functionele toets

Subsidiariteit: positief. Het betreft een wijziging van een reeds bestaande EG-richtlijn. Logischerwijs vindt die op EU-niveau plaats. Europese regelgeving voor dit onderwerp is noodzakelijk om te zorgen voor een gezond level playing field binnen de EG. Dit temeer het hier binnen de EU vrij verhandelbare producten geldt, waaraan voorwaarden worden gesteld vanuit milieuhygiënische overwegingen. Het is wenselijk dat deze condities in alle EU landen hetzelfde zijn, zodat er binnen de EU een gelijk speelveld is en bedrijven niet in elk land aan andere eisen moeten voldoen. De regelgeving geeft een geharmoniseerd kader voor producentenverantwoordelijkheid voor afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, waardoor produceren en importeren van deze apparatuur binnen de gemeenschap binnen vergelijkbare condities plaatsvindt.

Proportionaliteit: deels positief, deels negatief. De voorgestelde wijzigingen passen in het kader van de in Nederland in 1998 ingevoerde producentenverantwoordelijkheid voor elektr(on)ische apparatuur. Een kanttekening wordt echter geplaatst bij de opbrengst van de voorgestelde generieke inzameldoelstelling van 65% in relatie tot de te behalen milieudoelen. Gedifferentieerde inzameldoelstellingen naar productgroep en/of afvalstromen doen meer recht aan het milieubeschermingdoel van de richtlijn.

c) Nederlands politiek oordeel:

Nederland staat positief tegenover de subsidiariteit van de voorstellen en de aangegeven bevoegdheden. Voor wat betreft de proportionaliteit is Nederland deels positief, maar negatief ten opzichte van de voorgestelde inzameldoelstelling. Deze komt niet voldoende tegemoet aan de bescherming van het milieu. Voor het milieu zijn elektrische en elektronische apparaten een belangrijk onderwerp. Het gaat om heel veel apparatuur. Gezien de aandacht voor de verplichtingen van producenten die aan de orde zijn vindt Nederland het belangrijk dat er een gelijk speelveld ontstaat voor de producenten.

Bij het formuleren van het oorspronkelijke WEEE-voorstel uit 2003 heeft de Commissie het Nederlandse systeem als uitgangspunt genomen. Een aandachtspunt is wel de toename van administratieve lasten voor het bedrijfsleven, die wordt voorzien ondermeer door de noodzaak tot classificatie van EEE als consumenten- of business-to-bussinessapparatuur en de invoering van een geharmoniseerd register.

5. Implicaties financieel

a) Consequenties EG-begroting:

geen.

b) Financiële, consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en/of decentrale overheden:

Voor de rijksoverheid wordt extra inzet (0,5 fte) voor de handhaving voorzien door het voorstel ten gevolge van de minimum monitoringsvereisten voor het overbrengen van afgedankte EEE. In het bijzonder vanwege de positie van Nederland als doorvoerland. Ook het stimuleren van bedrijven om verdere verantwoordelijkheid te nemen voor de financiering van de inzameling van afgedankte EEE uit huishoudens vraagt enige extra inzet evenals de benodigde inzet ten behoeve van de toename in de comitologie. Nationale financiële gevolgen dienen te worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels budgetdiscipline.

c) Financiële, consequenties (incl. personele) bedrijfsleven en burger:

Bedrijven moeten gestimuleerd worden om verdere verantwoordelijkheid te nemen voor de financiering van de inzameling van afgedankte EEE uit huishoudens. De financieringsstromen voor het afvalbeheer van EEE worden daardoor anders (bijvoorbeeld de financiering van de milieustraat). De lasten voor burgers kunnen daardoor meer verschuiven van de belastingbetaler, via de producten, naar de consument van EEE. Het wordt niet verwacht dat de maatregelen leiden tot additionele kosten voor burgers en bedrijven.

d) Administratieve lasten voor Rijksoverheid, decentrale overheden en/ of bedrijfsleven en burger:

De administratieve lasten voor het bedrijfsleven kunnen toenemen door de noodzaak tot de classificatie van EEE als B2C of B2B. De registratie in het register betekent door het aanpassen van de registratie ten behoeve van een geharmoniseerd registratiesysteem een verzwaring ten opzichte van de huidige situatie in Nederland. De lasten voor producenten zullen hierdoor toenemen onduidelijk is nog hoeveel. Per saldo komen de wijzigingsvoorstellen mogelijk neer op hogere administratieve lasten voor het betrokken bedrijfsleven. De impactstudie van de Commissie geeft daarin geen helder inzicht. Een Nederlandse Impact Assessment dient dit beeld wel te ontwikkelen, evenals voorstellen om – waar mogelijk – de bestaande WEEE en/of de wijzigingsvoorstellen zodanig aan te passen dat de kosten voor burgers en het bedrijfsleven beperkt worden zonder dat dit ten koste gaat van de milieudoelen en het uitgangspunt van producentenverantwoordelijkheid

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid:

Het voorstel noodzaakt tot aanpassing en aanvulling van de implementatieregelgeving van richtlijn 2002/95 en 2002/96, namelijk het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur en de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur. Het voorstel vraagt lidstaten om regels vast te leggen over de «penalties applicable to infringements of the national provisions». Via de wettelijke grondslagen uit de Wet milieubeheer voor de implementatieregelgeving en de Wet op de economische delicten (WED) is reeds voorzien in een bestuurs- en strafrechtelijke handhaving van overtredingen van de implementatieregelgeving.

b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

De inwerkingtreding van de richtlijn vindt plaats op de 20e dag na publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Tegen de achtergrond van de te volgen codecisieprocedure, wordt inwerkingtreding van de richtlijn voorzien eind 2010. De implementatie dient binnen 18 maanden na dag van publicatie plaats te vinden. Dit is haalbaar, omdat voor de implementatie een AMvB en een ministeriële regeling moeten worden aangepast.

c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling:

Evaluatie van de inzameldoelstellingen is voorzien in 2012. Een nieuw herzieningsmoment van de richtlijn is niet opgenomen, maar door Nederland wel gewenst.

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

Informatie over het inschakelen van nationale agentschappen, zelfstandige bestuursorganen e.d.

a) Uitvoerbaarheid:

Aanpassen van de registratie en het aanleggen van een register ten behoeve van een geharmoniseerd registratiesysteem betekent een verzwaring van de werklast van het agentschap Senternovem.

b) Handhaafbaarheid:

De voorgestelde acties kunnen de handhaving effectiever maken, met name aanvullende regels voor inspecties kunnen leiden tot uniformiteit in het toezicht binnen Europa. Belangrijk daarbij is dat er eenduidige rekenregels komen voor berekening van de doelstellingen zoals de voorgestelde gezamenlijke rekenmethode voor de berekening van de totale gewicht van de nationaal op de markt gebrachte hoeveelheid apparatuur. Om de handhaving efficiënter te maken is verder concretisering van de reikwijdte van de regelgeving gewenst, middels eenduidige omschrijvingen.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

a) mogelijk

b) Toelichting implicaties:

Het in de richtlijn opnemen van een afgifteverplichting voor gemeenten en detaillisten zou gevolgen kunnen hebben voor de export van tweedehands apparaten naar niet-Europese landen. Immers, door deze verplichting zullen alle apparaten die bij de milieustraat en detaillisten worden ingeleverd, afgegeven moeten worden aan producenten/importeurs. Deze laatste groep heeft dan zeggenschap over deze apparaten waardoor het mogelijk is dat er minder tweedehands apparaten worden geëxporteerd.

9. Nederlandse positie

a) Nederlandse belangen en eerste algemene standpunt:

De producentenverantwoordelijkheid voor elektr(on)ische apparatuur is in Nederland een doeltreffend instrument gebleken om milieudoelstellingen te realiseren. Voor de Nederlandse situatie is op basis van evaluatie van de producentenverantwoordelijkheid geconstateerd dat een aantal ongewenste neveneffecten optreden (brief van 4 april 2007, Kamerstuknummer 27 664, nr. 48). Bovendien leert de jarenlange ervaring dat de richtlijn op een aantal punten geoptimaliseerd kan worden om de resultaten te vergroten. Nederland wenst verbetering op deze punten en staat derhalve positief tegenover herziening van de richtlijn.

De door Nederland ervaren verbeterpunten komen grotendeels overeen met de verbeterpunten die de Commissie noemt. Echter Nederland acht de door de Commissie voorgestelde acties op een aantal punten geen oplossing van de geconstateerde problemen. Een aantal begrippen is niet duidelijk omschreven in de WEEE-richtlijn, zodat er interpretatieverschillen over de reikwijdte van de richtlijn ontstaan tussen de lidstaten. Ook is verheldering van het regime voor business-to-businessapparatuur en de afbakening ten opzichte van consumentenapparaten gewenst. De voorstellen zijn niet toereikend om deze interpretatieverschillen op te lossen.

De herziening van de richtlijnen WEEE en RoHS biedt kansen om de keten in Nederland van elektronische apparatuur meer sluitend maken. Bij producentenverantwoordelijkheid is immers het uitgangspunt dat de producenten/importeurs verantwoordelijk zijn voor het afvalbeheer van de door hen op de markt gezette apparaten. Ook zijn zij verantwoordelijk voor de financiering daarvan. Uit onderzoeken blijkt echter, dat zij slechts 6 kilo in handen krijgen van de ruim 18 kilo die per inwoner (in Nederland) jaarlijks wordt afgedankt. Van het deel dat niet via de producenten wordt verwerkt, wordt 2 kilo via het huisvuil verbrand en is van 5 kilo niet bekend wat daarmee gebeurt. Dit kan afbreuk doen aan het systeem dat door de producenten en importeurs is opgezet voor de inname en verwerking van apparatuur. Door gemeenten en detaillisten te verplichten om de bij hen ingeleverde apparaten af te geven aan de producenten, zal de keten meer gesloten worden en zullen meer apparaten op milieuverantwoorde wijze worden verwerkt. Een ander voordeel is dat daardoor meer zicht komt op de verwerking omdat de producenten en importeurs registratieverplichtingen hebben. Bovendien wordt de verwerking van veel meer apparaten gefinancierd door de producenten of importeurs (die dit overigens weer doorbereken aan consumenten door een verwijderingsbijdrage). Een ander effect dat kan optreden is dat de exportstroom van afgedankte apparatuur naar ontwikkelingslanden naar aard en omvang kan veranderen, omdat het dan de producenten en importeurs zijn die bepalen welke apparaten er worden geëxporteerd als tweedehands product. Overigens zal er ook altijd een deel van de tweedehands apparaten worden verhandeld (geëxporteerd) via andere kanalen (zoals internet en kringloopwinkels). Niet alle apparaten worden immers afgedankt bij gemeenten en detaillisten. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de richtlijn de verkoop en export van tweedehands apparaten niet reguleert.

De afgifteverplichting is echter onlosmakelijk verbonden met een verplichting voor producenten en importeurs om een vergoeding te geven aan gemeenten en detaillisten voor de kosten die gemaakt zijn vanaf de ingang van de inzamelpunten bij gemeenten en detaillisten. Het voorstel verheldert dat inzamelingshandelingen zoals opslag (waaronder de milieustraat) onder het begrip inzameling valt, maar geeft geen helderheid over tot hoever deze financieringsverplichting reikt. Reeds onder de huidige richtlijn is hier discussie over tussen producenten/importeurs en gemeenten. Mede vanuit het oogpunt van harmonisatie is verdere verheldering van de richtlijn op dit punt gewenst. Ook omdat bedrijven, op grond het voorstel, door lidstaten gestimuleerd moeten worden om verdere verantwoordelijkheid te nemen voor de financiering van de inzameling van WEEE. Een toename van de administratieve lasten wordt voorzien alsmede een lichte toename van de handhavinglasten. Ondermeer de registratie in het register van producenten betekent door het aanpassen van de registratie ten behoeve van een geharmoniseerd registratiesysteem een verzwaring ten opzichte van de huidige situatie in Nederland. Gedifferentieerde inzameldoelstellingen naar productgroep en/of afvalstromen doen meer recht aan het milieubeschermingdoel van de richtijn dan de voorgestelde generieke gewichtsdoelstelling voor inzameling. Nederland zal een Impact Assessment laten uitvoeren naar de gevolgen van het voorstel, waaronder de gevolgen ten aanzien van de administratieve lastendruk en regeldruk voor het bedrijfsleven.

Nederland wil zich in de onderhandeling hard maken voor:

– Doelstellingen en regels die recht doen aan de milieu-aspecten;

– Verduidelijken van de reikwijdte van de richtlijn, waarbij de delegatie naar comitologie wordt verminderd;

– Opname van een afgifteplicht door gemeenten en detaillisten aan producenten/importeurs;

– Beperken van de lasten voor het bedrijfsleven, zoals de administratieve lasten en de uitvoeringslasten van de voorstellen ondermeer ten gevolge van de invoering van een geharmoniseerd register.

Naar boven