Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 april 2022
Op 24 maart jl. heeft het Centraal Planbureau (CPB) een notitie over het Fit-for-55-pakket
gepubliceerd met daarin een beschouwing van de kosteneffectiviteit van enkele voorstellen
en mogelijke sociaaleconomische gevolgen voor Nederland, mede op verzoek van de Tweede
Kamer (motie van de leden Erkens en Bontenbal, Kamerstuk 32 813, nr. 889). Bijgevoegd vindt u deze notitie1. De notitie is een kwalitatieve beschouwing, aangevuld met enkele indicatieve rekenvoorbeelden.
Het CPB geeft aan dat het niet mogelijk is om een volledige doorrekening te doen van
het pakket, omdat dit grotendeels afhankelijk is van de nationale maatregelen die
genomen moeten worden als invulling van de voorstellen. Daarnaast lopen de onderhandelingen
nog in Brussel en staan de voorstellen dus nog niet vast.
Duidelijk is dat de hogere ambities in het pakket een inspanning vragen van huishoudens,
bedrijven en (mede)overheden. Desondanks stelt het CPB dat de macro-economische effecten
beperkt blijven, en het pakket ook veel kansen oplevert. Het EU-beleid helpt bij het
invullen van de nationale klimaatopgave, stelt ook het CPB. Bij de uitwerking van
het Coalitieakkoord (Kamerstuk 35 788, nr. 77) houdt het kabinet al zo veel mogelijk rekening met de voorstellen uit het Fit-for-55
pakket. Het kabinet houdt verder goed de vinger aan de pols en zal zodra dit kan het
nationale klimaatbeleid tegen het licht houden en waar nodig herijken naar de verwachte
effecten op CO2-reductie en betaalbaarheid voor huishoudens en het mkb. Zo zorgen we ervoor dat het
EU- en nationale klimaatbeleid goed samenwerken, en beperken we negatieve gevolgen
zo veel mogelijk.
Het CPB is overwegend positief over het pakket en wijst hierbij met name op de bredere
CO2-beprijzing in alle sectoren, o.a. middels het nieuwe emissiehandelssysteem voor de
gebouwde omgeving en wegtransport (ETS-BRT), en een herziening van de Richtlijn energiebelastingen
(ETD) om de prikkels de juiste kant op te zetten en zo kostenefficiënt CO2 te reduceren. Een aantal voorstellen (zoals de Carbon Border Adjustment Mechanism,
de ETD en het ETS-BRT) zorgen daarbij voor een gelijk speelveld. Zo wordt Europees
breed beter en gelijker beprijsd, en wordt koolstoflekkage voorkomen. Daarnaast is
het CPB positief over verscheidene onderdelen die (investeringen in) groene innovatie
kunnen aanjagen, zoals het vergrote Innovatiefonds en de eis om meer van de nationale
ETS-ontvangsten in te zetten voor klimaatmaatregelen, maar ook de doelen voor hernieuwbare
energie en energiebesparing.
Het CPB wijst erop dat bepaalde onderdelen van het pakket niet volledig kostenefficiënt
zijn vormgegeven. Het kabinet is desondanks van mening dat deze elementen wel wenselijk
zijn. Zo vindt het kabinet het een voordeel dat de Commissie het ETS-BRT als apart
systeem heeft voorgesteld, zodat het systeem eerst getest kan worden en rustig opstart.
Als de systemen worden samengevoegd, is er een risico dat maatregelen in bijvoorbeeld
de gebouwde omgeving worden uitgesteld, omdat maatregelen in de industrie en elektriciteitssector
goedkoper zijn. Daarnaast is het kabinet voorstander van behoud van de ESR, in ieder
geval tot en met 2030, omdat dit er voor zorgt dat lidstaten aanvullend nationaal
beleid voeren naast beprijzing.
De verhoging van de energiebesparingsplicht (vastgelegd in de EED) is een extra opgave,
maar de plicht blijft volgens het kabinet een belangrijke schakel in het totaalpakket
aan maatregelen om 55% broeikasgasreductie te realiseren. Hoewel Nederland progressie
heeft geboekt de afgelopen jaren, blijven we in vergelijking met andere lidstaten
zitten in de middenmoot. De EED stelt de doelen, die vervolgens door nationaal beleid
moeten worden ingevuld en dus ruimte bieden voor maatwerk.
Daarnaast stelt het CPB dat het minimumaandeel van 50% groene waterstof een dure maatregel
kan zijn, omdat in 2030 groene waterstof nog steeds duurder zal zijn dan blauwe waterstof.
Volgens het CPB kan dit doel wel bijdragen aan het bespoedigen van innovatie en kostenreductie
van groene waterstofproductie. Het kabinet zal de komende weken haar positie hierover
bepalen; de analyse van het CPB zal net als de recente rapporten van TNO en CE Delft
worden meegenomen in deze afweging.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten