22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3237 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 oktober 2021

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 6 fiches die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).

Fiche: Commissie aanbeveling inzake de bescherming van journalisten (Kamerstuk 22 112, nr. 3233)

Fiche: Voorstel wijziging radioapparatenrichtlijn ten behoeve van universele laders (Kamerstuk 22 112, nr. 3234)

Fiche: Richtlijn herstel en afwikkeling verzekeraars (Kamerstuk 22 112, nr. 3235)

Fiche: Herziening Richtlijn Solvency II (Kamerstuk 22 112, nr. 3236)

Fiche: Herziening Verordening Stelsel van Algemene Preferenties

Fiche: Beleidsprogramma 2030: Weg naar een Digitaal Decennium (Kamerstuk 22 112, nr. 3238)

De Minister van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

Fiche: Herziening Verordening Stelsel van Algemene Preferenties

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstel

    Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende toepassing van een stelsel van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad.

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument

    22 september 2021

  • c) Nr. Commissiedocument

    COM(2021) 579

  • d) EUR-Lex

    EUR-Lex – 52021PC0579 – NL – EUR-Lex (europa.eu)

  • e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing

    SWD(2021) 266, 267

  • f) Behandelingstraject Raad

    Raad Buitenlandse Zaken voor Handel

  • g) Eerstverantwoordelijk ministerie

    Ministerie van Buitenlandse Zaken

  • h) Rechtsbasis

    Artikel 207 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)

  • i) Besluitvormingsprocedure Raad

    Gekwalificeerde meerderheid

  • j) Rol Europees Parlement

    Medebeslissing

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

Het Stelsel van Algemene Preferenties (APS) is een voorwaardelijk handelsstelsel waarmee de EU tariefpreferenties voor import in de EU aanbiedt aan bepaalde ontwikkelende landen. Dit stelsel is al vijftig jaar in stand en heeft bijgedragen aan het bestrijden van armoede en verbeteren van sociaaleconomische omstandigheden in verschillende ontwikkelende landen. De huidige versie loopt op 31 december 2023 af. De Commissie stelt voor het in gewijzigde vorm voort te zetten.

Het APS bestaat uit drie schema’s, deels bepaald door de categorisatie door de Wereldbank: «Standaard APS» is voor laaginkomenslanden en lager middeninkomenslanden, deze krijgen tariefvrije toegang (voor niet-gevoelige producten) of een tariefreductie voor 66% van EU tarieflijnen; «APS+» is voor laaginkomenslanden en lager middeninkomenslanden die aan twee kwetsbaarheidscriteria voldoen en 27 internationale akkoorden op het gebied van mensenrechten, arbeidsrechten, klimaatbescherming en goed bestuur effectief implementeren, zij krijgen tariefvrije toegang voor 66% van de EU tarieflijnen; Everything But Arms (EBA) is voor «minst ontwikkelde landen» (MOL’s), die krijgen tariefvrije toegang voor alles behalve wapens en ammunitie. Landen die drie jaar op rij een hogere status toegekend krijgen door de Wereldbank «gradueren» uit hun categorie, zoals van EBA naar Standaard APS of APS+, of uit het stelsel.

De Commissie doet een aantal voorstellen. Om de doorstroom naar APS+ te verbeteren wordt voorgesteld een van de twee kwetsbaarheidscriteria te verwijderen, de drempelwaarden voor productgraduatie worden aangepast om de gelijke kansen binnen het stelsel te vergroten en om mee te gaan met de actuele ontwikkelingen worden nieuwe internationale akkoorden toegevoegd en wordt negatieve conditionaliteit uitgebreid naar alle akkoorden. Verder worden een snellere intrekkingsprocedure en een andere calculatie voor vrijwaringsmaatregelen voorgesteld voor een betere bescherming van de Europese markt. De Commissie heeft de voorgestelde aanpassingen onderverdeeld in vijf categorieën.

De eerste categorie betreft de APS-schema’s en begunstigde landen. Hieronder valt het verwijderen van een economisch kwetsbaarheidscriterium voor APS+. Dit criterium zette een maximale waarde van de competitiviteit van de export van een begunstigd land in relatie tot de totale APS-export naar de EU. Tot 2025 zullen naar verwachting twaalf landen hun MOL-status verliezen en daarmee automatisch gradueren uit EBA, hiervan zullen zes landen significante economische impact ervaren omdat zij niet door kunnen stromen naar APS+. Deze impact komt doordat APS+ tariefvrije toegang voor 66% van de productlijnen biedt, terwijl Standaard APS voor deze productlijnen enkel korting op de tarieven geeft. Een voormalig EBA land gaat dan van tariefvrije toegang voor alles behalve wapens en ammunitie naar toegang met volle tarieven op 33% van de tarieflijnen en gereduceerde tarieven op 66% van de tarieflijnen, een groot verschil. Een overgang van EBA naar APS+ zou voor een begunstigd land een kleinere impact hebben, omdat daar tariefvrije toegang is voor 66% van de tarieflijnen.

De tweede categorie gaat over productdekking en het productgraduatie mechanisme. Productgraduatie wordt alleen toegepast onder Standaard APS. Wanneer een productgroep een bepaalde waarde van competitiviteit op de EU markt behaalt, wordt deze groep voor het betreffende land buitengesloten van het APS. Deze waarde wordt met 10 procentpunten verlaagd. Bepaalde landen domineren op het moment in bepaalde productgroepen de import onder het APS-stelsel. Het is moeilijk voor kleinere APS-landen om met deze dominerende landen te concurreren, waardoor het behalen van de volle potentie van het stelsel in het tegengaan van armoede vermoeilijkt wordt. Door deze wijziging zouden het APS en de voordelen ervan zich meer richten op landen die dit het meest nodig hebben, zoals MOL’s.

Onder de derde categorie, de voorwaardelijkheid van het krijgen en behouden van preferenties, stelt de Commissie een uitbreiding en update voor van de akkoorden met betrekking tot arbeidsrecht, mensenrechten en het klimaat die in Annex VI (nu nog Annex VIII) staan voor.1 Voor alle begunstigde landen geldt (nog) dat een ernstige schending van de verplichtingen onder een deel van deze akkoorden kan leiden tot intrekking van de preferenties. Verder moeten landen onder APS+ deze akkoorden ratificeren en effectief implementeren. Landen die in aanmerking willen komen voor APS+ zullen een «actieplan» moeten opstellen voor de effectieve implementatie van de relevante akkoorden. Huidige APS+ landen krijgen een overgangsperiode van twee jaar om aan de nieuwe eisen te voldoen.

De Commissie stelt voor om de negatieve voorwaardelijkheid uit te breiden naar de internationale overeenkomsten in Annex VI op het gebied van milieu en goed bestuur. Dit om duurzame ontwikkeling te stimuleren en te werken aan het behalen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen. Negatieve voorwaardelijkheid betekent dat ernstige en systemische schendingen van verplichtingen kunnen leiden tot intrekking van tariefpreferenties.

Daarnaast is als grond voor intrekking serieuze tekortkomingen met de terugkeer van eigen onderdanen opgenomen, ook wel terugkeersamenwerking genoemd. Deze toevoeging hangt samen met de aandacht voor terugkeer in Pact voor Asiel en Migratie, waarin de Commissie aangaf dat migratie centraal moet staan in de relaties die de EU met belangrijke herkomst- en transitlanden heeft.2 De Commissie gaf aan hierbij effectief gebruik te willen maken van nieuwe en bestaande instrumenten, onder meer om terugkeer naar herkomstlanden te bevorderen.

Om sneller op te kunnen treden in geval van buitengewoon ernstige schendingen van een van de negatieve voorwaardelijkheden, wordt voorgesteld een apart responsmechanisme toe te voegen. Ook wordt de evaluatie van de sociaaleconomische impact van (gedeeltelijke) intrekking van tariefpreferenties expliciet genoemd als onderdeel van de intrekkingsprocedure, al is het niet verplicht.

Met betrekking tot de vierde categorie, het monitoren van de verplichtingen en de transparantie daarvan, wil de Commissie de monitor-cyclus van 2 naar 3 jaar aanpassen. Dit stelt begunstigde landen beter in de gelegenheid om wetswijzigingen door te voeren, te implementeren en hierover binnen de monitoringcyclus te rapporteren aan de Commissie. Met oog op transparantie brengt de Commissie naast de verordening een begeleidend document uit te brengen met uitleg over de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld.

De vijfde categorie gaat over vrijwaringsmaatregelen. De Commissie stelt enkele technische aanpassingen voor. Voor een vrijwaringsmaatregel moet een plotse stijging van de invoer van een productgroep vastgesteld worden. De berekeningen van deze plotse stijging zullen gebaseerd worden op invoerwaarden in plaats van invoervolumes, zodat het beter situaties van verhoogde import die de EU belangen kunnen schaden reflecteert. Daarnaast worden de drempels voor automatische vrijwaringsmaatregelingen en productgraduatie op elkaar afgestemd zodat deze elkaar aanvullen.

b) Impact assessment Commissie

Het Impact Assessment schetst elf beleidsopties met elk sub-opties om drie hoofdproblemen en vijf specifieke problemen op te lossen. Deze drie hoofdproblemen zijn dat 1) het APS niet tot haar volledige potentie gebruikt wordt voor het bestrijden van armoede, 2) het APS niet tot haar volledige potentie gebruikt wordt om bij te dragen aan duurzame ontwikkeling en goed bestuur en 3) de defensieve maatregelen in het APS voor de bescherming van EU economische belangen niet volledig benut worden.

De beleidsopties zijn verdeeld over vijf clusters, zijnde: 1) APS-regelingen en begunstigde landen, 2) lijst van producten en mechanisme voor productgraduatie, 3) voorwaarden voor het verkrijgen/behouden van tariefpreferenties, 4) transparantie bij de uitvoering van het APS en 5) vrijwaringsmaatregelen. Voor elke cluster werden de beleidsopties afgezet tegen de situatie waarin het APS blijft werken zoals het nu is.

In het impact assessment worden op basis van een externe studie ter ondersteuning van dit Impact Assessment afwegingen gemaakt over de beste beleidsopties. De algemene conclusie is dat de doelen van de APS het best gesteund worden door het nastreven van continuïteit en het behouden van de huidige APS-structuur. Het APS moet aangepast worden door technische veranderingen te introduceren die de effectiviteit en efficiëntie van de APS verbeteren.

De voorgestelde aanpassingen richten zich op toegang van de armste landen tot de EU markt, voornamelijk landen die gradueren uit EBA, en hun integratie in de internationale handel, de diversificatie van hun economieën en het promoten van duurzame economische groei, voornamelijk door meer bescherming van het klimaat.

De gematigde extra administratieve lasten voor de EU zullen komen van het aanvullend monitoren van nieuw toegevoegde conventies. Verder zal het voorstel wellicht enige impact hebben op Nederlandse MKBs, maar niet op nationale begrotingen en het nationale openbaar bestuur.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Met het oog op het bevorderen van economische ontwikkeling van ontwikkelingslanden, is Nederland voorstander van een ruimhartig handelsstelsel dat ontwikkelingslanden helpt in hun ontwikkeling en bijdraagt aan duurzame ontwikkeling.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Het is in lijn met het Nederlands beleid om te streven naar een genereus en ruimhartig APS waar stimulatie van duurzame ontwikkeling volledig geïntegreerd wordt en gekoppeld wordt aan tariefpreferenties. Over het algemeen is het kabinet daarom voorstander van het huidige voorstel. Openstaande punten zijn de koppeling met terugkeersamenwerking en de aanscherpingen van vrijwaringsmaatregelen.

Het kabinet steunt het voorstel voor het verwijderen van het kwetsbaarheidscriterium voor het concurrentievermogen op de exportmarkt voor landen die willen toe treden tot APS+. Dit sluit goed aan bij het Nederlandse standpunt van een ruimhartig APS. Het is belangrijk hierbij op te merken dat de vereisten met betrekking tot de internationale akkoorden en conventies niet zullen versoepelen.

Het kabinet steunt het voorstel om productgraduatie niet uit te breiden naar APS+ en EBA. Het kabinet is voorstander van een instrument dat minst ontwikkelde landen zo veel mogelijk helpt. Het verlagen van de graduatiedrempels is echter niet volledig in lijn met de inzet van Nederland voor een genereus stelsel.

Het kabinet staat positief tegenover het uitbreiden van de negatieve voorwaardelijkheid. Dit omdat het duurzame ontwikkeling bevordert, het is tevens in lijn met de centrale positie van duurzame ontwikkeling in het hernieuwde handelsbeleid van de EU en met de Green Deal. Het kan ook leiden tot verbeteringen in het behalen van de Sustainable Development Goals. Voorheen heeft het APS succesvol prikkels gecreëerd voor het ratificeren van internationale akkoorden en zo potentie voor duurzame ontwikkeling bevorderd. Verder steunt het kabinet de toevoeging van nieuwe akkoorden.

Het kabinet is voorstander van een integrale benadering wanneer het aankomt op het versterken van migratiesamenwerking, en dus ook terugkeer, waarbij een gezamenlijke inzet op EU-niveau van belang is. Het voorstel om terugkeer toe te voegen als grond voor intrekking past bij deze integrale benadering en wordt over het algemeen dus gesteund door het kabinet. Tegelijkertijd wijkt terugkeersamenwerking als grond voor intrekking af van de andere gronden onder het APS. De andere intrekkingsgronden worden allemaal overzien door een internationale toezichthoudende instantie welke rapporten en informatie met de Commissie kan delen. Dit voorstel bevat geen mechanisme voor het vaststellen en monitoren van tekortkomingen in de terugkeersamenwerking en geeft het geen informatie over hoe besluitvorming plaatsvindt. Juist van deze factoren hangt het oordeel van het kabinet af. Het is voor het kabinet belangrijk dat een beoordeling in EU-verband van een serieuze schending van terugkeersamenwerking gebaseerd wordt op objectieve gronden en op een non-discriminatoire manier plaatsvindt. Hier zou een onafhankelijk monitoringslichaam bij kunnen helpen. Daarnaast is het uitermate belangrijk dat duidelijk is hoe de besluitvorming hierover loopt. In de nog niet verder toegelichte praktische uitwerking van terugkeer als grond voor intrekking ziet het kabinet mogelijke situaties die met de WTO-conformiteit van het stelsel kunnen schuren. Volgens het kabinet moet de WTO-conformiteit van het stelsel te allen tijde zeker zijn. Het kabinet is daarom van mening dat dit deel van het voorstel nader uitgewerkt dient te worden door de Commissie. Hierbij dient ook de mogelijke relatie met bijv. de evaluatie van terugkeersamenwerking onder artikel 25bis van de Visumcode te worden verhelderd. Het APS is geen gericht sanctie-instrument, een gedeeltelijke intrekking van preferenties raakt in eerste plaats de mensen en bedrijven van de begunstigde landen. Het kabinet hecht waarde aan het in overweging nemen van externe betrekkingen en de verwachte effectiviteit van tijdelijke intrekking, alsmede de impact op andere doelstellingen en belangen. Het kabinet zal zich inzetten om te voorkomen dat de toegevoegde grond voorbij gaat aan de hoofddoelstellingen van het APS en zal zich ervoor inspannen dat de proportionaliteit en effectiviteit van de intrekking gewaarborgd worden.

Het kabinet steunt het voorstel voor het snelle responsmechanisme. Lang uitblijvende reacties, zoals met betrekking tot Cambodja in 2020, moet voorkomen worden. Daarnaast stelt de Commissie voor de evaluatie van sociaaleconomische gevolgen, zoals deze gedaan is met betrekking tot Cambodja, te codificeren en toe te voegen aan het proces. Het kabinet heeft ook tegenover dit voorstel een positieve houding.

Het kabinet steunt het voorstel om de monitoring cyclus te verlengen naar drie jaar. Door de administratieve druk op begunstigde landen te verlichten, krijgen ze beter de gelegenheid om wetswijzigingen door te voeren, te implementeren en hierover te rapporteren. Buiten het APS om steunt het kabinet ook de publicatie van een document over de monitoring, omdat dit transparantie stimuleert en het maatschappelijk middenveld betrekt bij het proces.

Het kabinet zal om verheldering vragen over de wijzigingen met betrekking tot vrijwaringsmaatregelen. Het beoogde effect van het baseren van de berekening van de importgroei op waarde in plaats van volume is het kabinet nog niet helder. Daarbij is het onduidelijk waarom is gekozen voor het aanpassen van de berekening in plaats van het aanpassen van de productgroepen. Bovendien zal het kabinet vragen naar de toegevoegde waarde van het gelijkstellen van de drempels voor automatische vrijwaring met die van productgraduatie.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

De zuidelijke en oostelijke lidstaten met meer defensieve handelsbelangen zijn nog niet tevreden met dit voorstel. Zij vragen de Commissie de productgraduatie verder aan te scherpen en ook de standaarden voor vrijwaringsmaatregelen te verlagen. Zij zien meer noodzaak de EU markt te beschermen. De noordelijke lidstaten zijn meer gericht op duurzame ontwikkeling en een ruimhartig stelsel.

In maart 2019 heeft het Europees parlement een aantal aanbevelingen gedaan voor de herziening van het APS.3 Volgens het Europees parlement moet het herzien APS diversificatie stimuleren, meer nadruk leggen op het verbeteren van klimaatstandaarden en monitoren verbeteren.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel is gebaseerd op artikel 207 VWEU. Artikel 207, tweede lid, VWEU geeft de EU de bevoegdheid om maatregelen vast te stellen die het kader voor de uitvoering van de gemeenschappelijke handelspolitiek van de EU bepalen. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag. Op het terrein van gemeenschappelijke handelspolitiek is sprake van een exclusieve bevoegdheid van de EU (artikel 3, lid 1, onder e, VWEU).

b) Subsidiariteit

Gezien de exclusieve bevoegdheid van de EU op het terrein van gemeenschappelijke handelspolitiek, is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing.

c) Proportionaliteit

Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief. De verordening heeft tot doel beter te kunnen reageren op de veranderende uitdagingen waar APS-landen mee geconfronteerd worden, en het kunnen versterken van de sociale, arbeids- en klimaataspecten van het stelsel. Het voorgestelde optreden is geschikt om deze doelstelling te bereiken, omdat het bijvoorbeeld het kwetsbaarheidscriterium voor APS+ verwijdert en met het urgente intrekkingsmechanisme een antwoord biedt op crisis situaties. Daarnaast versterkt de uitbreiding van de negatieve voorwaardelijkheid naar internationale akkoorden over klimaat en goed bestuur de sociale, arbeids- en klimaataspecten van het stelsel. Bovendien gaat het voorgestelde optreden niet verder dan noodzakelijk, omdat het voorstel enkel beperkte veranderingen bevat die gericht zijn op het vergroten van de effectiviteit en efficiëntie van het APS. Tenslotte is een verordening het meeste geschikte instrument om unilaterale, niet wederzijdse, preferentiële markttoegang voor ontwikkelende landen op te zetten. Dit omdat het belangrijk is dat alle elementen van het stelsel op dezelfde wijze toegepast worden door alle lidstaten.

5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

a) Consequenties EU-begroting

Er zullen mogelijk extra administratieve kosten zijn door de benodigde extra monitoring vanwege de uitbreiding van negatieve voorwaardelijkheid. Bovendien zou de technische bijstand en steun van de EU aan APS-landen voor het vergroten van hun institutionele capaciteit om internationale verdragen te ratificeren en implementeren tot extra kosten kunnen leiden. Het kabinet is van mening dat de hiervoor benodigde financiële middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van het MFK 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Daarnaast moet de ontwikkeling van de administratieve uitgaven in lijn zijn met de Raadsconclusies van juli 2020 over het MFK-akkoord.

Met betrekking tot inkomsten uit invoerrechten zullen deze door het aanscherpen van de eisen voor graduatie van individuele productgroepen mogelijkerwijs hoger uitvallen dan het geval zou zijn bij ongewijzigde verlenging van de huidige verordening.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden

Er zullen geen financiële consequenties zijn voor de rijksoverheid of medeoverheden; het voorstel betreft in essentie een voortzetting van het huidige systeem. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijk departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger

De regeldruk voor het bedrijfsleven blijft ongewijzigd ten opzichte van het huidige stelsel. De effectbeoordeling van de Commissie hierover was voldoende grondig.

Er worden geen negatieve effecten verwacht voor MKBs. Het voorstel bevat geen bepalingen gericht op MKBs in de EU of in begunstigde landen, maar de preferenties zijn wel toepasbaar op goederen geproduceerd door MKBs. Het voordeel van deze preferenties is dus merkbaar bij MKB exporteurs in begunstigde landen en MKB importeurs binnen de EU.

Naast deze lagere kosten is het mogelijk dat EU MKBs meer competitie ervaren van import van begunstigde landen, maar dit is afhankelijk van de mate waarin EU MKBs en APS-MKBs concurreren in vergelijkbare producten. Dit zal voor de MKBs in NL niet vaak het geval zijn.

De implicaties voor het niet-MKB bedrijfsleven zijn hetzelfde als die voor de MKBs.

d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

Het voortzetten van het APS met de voorgestelde en gerichte aanpassingen zal een belangrijk signaal afgeven aan ontwikkelende partners en een belangrijk platform behouden om met begunstigde landen samen te werken.

Er wordt verwacht dat de begunstigde landen positief reageren op het voorstel. Wel kan de toevoeging van overname als grond voor intrekking leiden tot negatieve reacties.

Er worden geen negatieve reacties verwacht van andere WTO partners omdat het voorstel in lijn is met de uitzondering in de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel (GATT) waarmee een permanente uitzondering gemaakt mag worden op het non-discriminatie beginsel voor ontwikkelende landen die dezelfde handels-, financiële en ontwikkelingsbehoeften hebben, Het voortzetten van het APS is in lijn met de EU-beleidscoherentie voor ontwikkeling, die een belangrijke pijler vormt onder de inspanningen van de EU om het positieve effect en de doeltreffendheid van ontwikkelingssamenwerking te vergroten.

Het is belangrijk dat de invulling over de besluitvorming rondom terugkeersamenwerking als grond voor intrekking WTO-conform zijn.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Vanwege de directe werking van de verordening en de aard van de voorgestelde wijzigingen, is er geen wijziging van de Nederlandse wet- of regelgeving nodig.

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

De in dit voorstel opgenomen bevoegdheden voor de Commissie om gedelegeerde en uitvoeringshandelingen vast te stellen komen grotendeels overeen met de in de huidige verordening aan de Commissie toegekende bevoegdheden. Een aantal bevoegdheden voor het vaststellen van gedelegeerde handelingen wordt enkel beperkt gewijzigd. Daarnaast wordt in aanvulling op de huidige bevoegdheden voor het vaststellen van gedelegeerde handelingen in artikel 19, in artikel 19, lid 14 van het voorstel een bevoegdheid aan de Commissie toegekend om het toepassingsgebied van de tijdelijke intrekking van preferenties te herzien of de toepassing ervan uit te stellen of op te schorten door de hiertoe op grond van artikel 19, lid 10 vastgestelde gedelegeerde handeling via een spoedprocedure te wijzigen. Artikel 19, lid 10, geeft de Commissie bevoegdheid om tariefpreferenties tijdelijk in te trekken op basis van de intrekkingsgronden genoemd onder lid 1, wanneer de uitkomsten van de monitoring en evaluatie daar voldoende aanleiding toe geven. De spoedprocedure houdt in dat de gedelegeerde handeling direct in werking treedt en van toepassing is zolang geen bezwaar wordt aangetekend door het Europees parlement of de Raad. Het kabinet kan zich vinden in de toevoeging van artikel 19 lid 14, met de betrekking tot het herzien van het toepassingsgebied of het uitstellen of opschorten van tijdelijke intrekking, omdat het gebruik van deze spoedprocedure mogelijk wordt gemaakt in geval van buitengewone omstandigheden, zoals een mondiale gezondheidscrisis of een natuurramp.

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

De voorgestelde datum van inwerkingtreding is januari 2024. Dit wordt als haalbaar geschat, gezien de relatief geringe wijzigingen aan het APS.

d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

In artikel 40 van het voorstel staat opgenomen dat de Commissie voor 1 januari 2027 en elke drie jaar daarna een rapport zal opstellen voor het Europese parlement en de Raad over de effecten van het schema die afgelopen drie jaar. Daarnaast zal de Commissie voor 1 januari 2030 een rapport aanbieden aan het Europees parlement en de Raad over de toepassing van deze verordening. Indien dit gepast wordt geacht zal dit rapport vergezeld worden door een wetsvoorstel

e) Constitutionele toets

Niet van toepassing.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

Er ontstaan geen significantie wijzigingen voor uitvoering en/of handhaving.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Het APS is volledig gericht op ontwikkelende landen en heeft als doel het stimuleren van de economische ontwikkeling van deze landen. Alle aanpassingen hebben daarom implicaties voor ontwikkelende landen. De aanpassingen zijn voornamelijk gericht op APS+ en dus (lage) middeninkomenslanden.

De meest impactvolle veranderingen zullen het uitbreiden van de negatieve voorwaardelijkheid, het toevoegen van de samenwerking op terugkeer van eigen onderdanen als intrekkingsgrond, het verwijderen van het kwetsbaarheidscriterium voor APS+ en de snellere intrekkingsprocedure zijn. Hierbij heeft met name het verwijderen van het kwetsbaarheidscriterium een tastbaar effect op landen die gradueren uit de EBA.


X Noot
1

De toegevoegde akkoorden zijn het Parijs Akkoord, het facultatief protocol bij het verdrag inzake de rechten van het kind inzake de betrokkenheid van kinderen bij gewapende conflicten, het verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, het verdrag betreffende de arbeidsinspectie (nr. 81), het verdrag betreffende tripartite raadplegingsprocedures (nr. 144) en het verdrag tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad.

X Noot
2

Kamerstuk 22 112, nr. 2955

X Noot
3

Europees parlement, «Resolution on the Implementation of the GSP Regulation (EU) No 78/2012», maart 2019

Naar boven