22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2471 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 januari 2018

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij negen fiches, die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche: Mededeling EU-Actieplan 2017–2019: loonkloof tussen vrouwen en mannen aanpakken (Kamerstuk 22 112, nr. 2467)

Fiche: Mededeling de toekomst van voeding en landbouw (Kamerstuk 22 112, nr. 2468)

Fiche: Aanbeveling onderhandelingsmandaat voor een toekomstig partnerschap tussen de EU en ACS-landen (post-Cotonou)(Kamerstuk 22 112, nr. 2469)

Fiche: Mededeling Europees Minister van Economische Zaken en Financiën (Kamerstuk 22 112, nr. 2470)

Fiche: Mededeling over nieuwe begrotingsinstrumenten voor een stabiele eurozone binnen het EU-raamwerk

Fiche: Richtlijn begrotingsverantwoordelijkheid en begrotingskoers op middellange termijn voor lidstaten (Kamerstuk 34 856, nr. 2)

Fiche: Aanpassing verordening steunprogramma voor structurele hervormingen (SRSP) (Kamerstuk 22 112, nr. 2472)

Fiche: Wijziging verordening – Inzet prestatiereserve ESI-fondsen ten behoeve van structurele hervormingen (Kamerstuk 22 112, nr. 2473)

Fiche: Verordening tot instelling van het Europees Monetair Fonds (Kamerstuk 34 856, nr. 3)

De Minister van Buitenlandse Zaken, H. Zijlstra

Fiche: Mededeling over nieuwe begrotingsinstrumenten voor een stabiele eurozone binnen het EU-raamwerk

1. Algemene gegevens

a) Titel voorstel:

Mededeling van de Commissie aan het Europees parlement, de Europese Raad, de Raad en de Europese Centrale Bank – Nieuwe begrotingsinstrumenten voor een stabiele eurozone binnen het kader van de Unie1

b) Datum ontvangst Commissiedocument

06-12-2017

c) Nr. Commissiedocument

COM(2017) 822

e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

Niet opgesteld

f) Behandelingstraject Raad

Tot op heden geen concreet behandelingstraject voorzien

g) Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Financiën

2. Essentie voorstel

De Europese Commissie doet een voorstel voor vier nieuwe begrotingsinstrumenten voor een stabiele eurozone binnen het kader van de Unie, te weten (i) steun bij implementatie van structurele hervormingen, (ii) een convergentiefaciliteit voor lidstaten die tot de euro willen toetreden, (iii) een gemeenschappelijke achtervang voor het gemeenschappelijk resolutiefonds (Single Resolution Fund, SRF), en (iv) een stabilisatiefunctie. Doel van deze voorstellen is het bevorderen en ondersteunen van structurele hervormingen die de veerkracht van lidstaten vergroten en economische convergentie vergroten, het in staat stellen van lidstaten om hun economie te stabiliseren in geval van grote asymmetrische schokken, en het verbreken van de koppeling tussen overheidsschuld en de bankensector. Voorstellen (i) en (iv) staan open voor niet-eurolidstaten. Voorstel (ii) richt zich specifiek op lidstaten die tot de euro willen toetreden.

Ten aanzien van voorstellen (i) en (ii) heeft de Commissie voor de periode tot 2020 twee separate voorstellen uitgebracht. De Commissie stelt een aanpassing van de Gemeenschappelijke Bepalingen Verordening voor om een pilot voor de koppeling tussen structurele hervormingen en de EU-begroting mogelijk te maken. De Commissie doet daarnaast een voorstel voor een verordening om de doelstelling en budgettaire envelop voor technische assistentie door het Structural Reform Support Programme uit te breiden, waarmee onder andere de capaciteit voor technische assistentie voor lidstaten die tot de euro willen toetreden wordt uitgebreid. De appreciatie van beide voorstellen is opgenomen in de desbetreffende BNC-fiches.

Voorstel (iii) voor een gemeenschappelijke achtervang voor het gemeenschappelijk resolutiefonds maakt onderdeel uit van het voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van het Europees Monetair Fonds (COM(2017) 827). De reactie op dit voorstel is opgenomen in het BNC-fiche over dit voorstel.

Dit fiche gaat in op de voorstellen in de mededeling voor de periode na 2020. Het gaat hier om het voorstel om binnen de EU-begroting met een hervormingsinstrument en een opvolger van het Structural Reform Support Programme middelen beschikbaar te stellen voor lidstaten die structurele hervormingen doorvoeren, het voorstel voor een convergentiefaciliteit voor lidstaten die tot de euro willen toetreden en het voorstel voor een stabilisatiefunctie. Voor elk van deze voorgestelde instrumenten is de Commissie voornemens om in mei 2018 met concrete voorstellen te komen als onderdeel van de voorstellen in het kader van het post-2020 Meerjarig Financieel Kader (MFK).

Hervormingsinstrument

De Commissie stelt voor om binnen de EU-begroting financiële steun beschikbaar te stellen voor lidstaten die hervormingen doorvoeren. Op basis van hervormingen die binnen het Europees Semester geïdentificeerd worden kunnen lidstaten een voorstel doen voor meerjarige pakketten hervormingstoezeggingen met concrete milestones en doelstellingen. Deze worden vastgesteld op basis van peer review door andere lidstaten en een beoordeling van het voorstel van de lidstaat door de Commissie. Monitoring vindt plaats binnen het Europees Semester. Lidstaten die binnen de Macro-economische Onevenwichtighedenprocedure (MEOP) in de categorie buitensporige onevenwichtigheden vallen, worden uitgenodigd om MEOP-relevante hervormingen in hun pakketten hervormingstoezeggingen op te nemen.

Technische assistentie en een convergentiefaciliteit voor lidstaten die tot de euro willen toetreden

De Commissie geeft aan voornemens te zijn om het aanbod van technische assistentie significant te verhogen. De Commissie stelt daarbij dat het aantal steunaanvragen van lidstaten de totale hoeveelheid beschikbare middelen jaarlijks significant overschrijdt. Het voorstel wordt in de mededeling niet nader uitgewerkt.

Als onderdeel van de opvolger van het Structural Reform Support Programme stelt de Commissie voor om een convergentiefaciliteit op te zetten, die technische assistentie biedt bij structurele hervormingen door lidstaten die tot de euro willen toetreden. De Commissie noemt dat alle EU-lidstaten behalve Denemarken en het VK een juridische verplichting kennen om uiteindelijk tot de eurozone toe te treden. Voor toetreding moeten lidstaten aan de vastgestelde convergentiecriteria voldoen, zoals vastgesteld in Art. 140 VWEU, maar de Commissie geeft aan dat het eveneens van belang is dat lidstaten veerkrachtige economische structuren hebben. Gerichte technische assistentie door een convergentiefaciliteit kan hier volgens de Commissie aan bijdragen.

Stabilisatiefunctie

De Commissie stelt een stabilisatiefunctie voor om grote landenspecifieke economische schokken op te vangen die niet op nationaal niveau kunnen worden opgevangen. Deze stabilisatiefunctie zou de vorm kunnen krijgen van een Investment Protection Scheme dat financiële steun verleent voor investeringen.2

Het voorstel voor een stabilisatiefunctie bestaat uit een combinatie van drie onderdelen die geleidelijk zouden worden ontwikkeld: (1) onconditionele leningen uit het voorgestelde Europees Monetair Fonds en de EU-begroting, waarvoor een leencapaciteit in de EU-begroting kan worden opgezet, (2) begrotingssteun uit de EU-begroting, en (3) een verzekeringsmechanisme op basis van vrijwillige bijdragen van lidstaten.

De Commissie stelt een aantal randvoorwaarden, waaronder dat de stabilisatiefunctie niet tot permanente transfers tussen lidstaten mag leiden, dat verstandig economisch en budgettair beleid als voorwaarde voor toegang moet gelden, en dat de omvang van de stabilisatie economisch betekenisvol is, wat wordt uitgelegd als de capaciteit om uitkeringen van ten minste 1% bbp te kunnen doen. Deze voorwaarden worden niet verder uitgewerkt.

Voor het eerste onderdeel stelt de Commissie preventieve leningen door het EMF voor, alsmede leningen die worden gegarandeerd door de EU-begroting. Hierbij noemt de Commissie de optie om een beperkte leencapaciteit op te zetten in het nieuwe Meerjarig Financieel Kader, waarvoor mogelijk het Eigen Middelenplafond moet worden aangepast.3

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Het kabinet heeft haar standpunt ten aanzien van de toekomst van de EMU uitgebreid uiteengezet in een brief aan de Eerste en Tweede Kamer (kenmerk 2017–0000222607). Daarnaast heeft het kabinet door middel van het verslag van de Ecofinraad en Eurogroep (2017–0000231974) van 4 en 5 december de Tweede Kamer reeds een korte appreciatie gegeven van het pakket met voorstellen en mededelingen dat de Commissie op 6 december heeft gepresenteerd.

In het algemeen geldt dat het kabinet van mening is dat Europese bestedingen doelgerichter kunnen worden ingezet om duurzame groei en stabiliteit in lidstaten verder te vergroten. Zo kan de koppeling tussen de uitkering van de bestaande Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) enerzijds, en de naleving van landenspecifieke aanbevelingen uit het Europees Semester en van de criteria van het SGP anderzijds, versterkt worden. Hiermee dragen de ESI-fondsen op een positieve wijze bij aan de implementatie van structurele hervormingen. Bij deze sterkere koppeling kan worden voortgebouwd op de al bestaande koppelingen tussen de EU-begroting en het Europees Semester, en het al vanuit de ESI-fondsen ingerichte programma voor ondersteuning van structurele hervormingen (SRSP). Bij een dergelijke versterkte koppeling zou het kabinet ook verwelkomen dat de nu jaarlijkse landenspecifieke aanbevelingen een meerjarig karakter krijgen om ze beter te laten aansluiten bij het structuur- en cohesiebeleid, waarbinnen immers ook meerjarige verbintenissen worden aangegaan. Het kabinet is geen voorstander van een stabilisatiemechanisme voor de eurozone om de gevolgen van economische schokken op te vangen.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

In de mededeling geeft de Commissie aan dat de plannen voor een hervormingsinstrument, een opvolger van het Structural Reform Support Programme, een convergentiefaciliteit voor lidstaten die tot de euro willen toetreden en een stabilisatiefunctie elk verder worden uitgewerkt in de voorstellen voor het nieuwe Meerjarig Financieel Kader voor de periode 2021–2027. De financiering wordt ook in deze voorstellen betrokken. De Commissie is voornemens om deze voorstellen in mei 2018 te presenteren. Voor een definitieve standpuntbepaling wacht het kabinet de nadere toelichting en onderbouwing van de Commissie in de in mei 2018 verwachte voorstellen af.

Het kabinet kan zich vinden in het feit dat de huidige mededeling qua financiering niet vooruitloopt op het komende Meerjarig Financieel Kader. Het kabinet wil alle voorstellen die de Commissie in mei 2018 presenteert integraal kunnen beoordelen. Daarbij geldt dat het kabinet inzet op een gemoderniseerd, toekomstgericht en financieel houdbaar Meerjarig Financieel Kader. Ook wil Nederland vermijden dat het moet betalen voor de terugtreding van het VK.

In het vervolg van de beoordeling wordt achtereenvolgens ingegaan op de voorstellen voor (1) een hervormingsinstrument, (2), technische assistentie en een convergentiefaciliteit voor lidstaten die tot de euro willen toetreden, en (3) een stabilisatiefunctie.

Hervormingsinstrument

Het kabinet is voorstander van een sterkere koppeling tussen de EU-begroting en structurele hervormingen. Het kabinet verwelkomt de voorstellen van de Commissie en ziet de concrete voorstellen die de Commissie in mei 2018 zal presenteren met belangstelling tegemoet. Het voorstel voor een hervormingsinstrument kan bijdragen aan een meer doelgerichte inzet van de EU-begroting om duurzame groei in lidstaten te vergroten. De structurele hervormingen moeten door lidstaten zelf worden voorgesteld op basis van hervormingen die binnen het Europees Semester geïdentificeerd worden, waarna peer review door andere lidstaten en een beoordeling door de Commissie plaatsvindt. Het kabinet benadrukt het belang van actieve betrokkenheid van de lidstaten, wat het draagvlak voor hervormingen verhoogt en tot betere implementatie kan leiden. Ook de monitoring binnen de bestaande structuren van het Europees Semester en de multilaterale surveillance op basis van peer review door andere lidstaten kan de implementatie van hervormingen bevorderen. Daarbij geldt volgens het kabinet dat de milestones in de pakketten hervormingstoezeggingen en de besluitvormingsprocedure over implementatie van de milestones voldoende duidelijk gedefinieerd moeten zijn, zodat lidstaten die overeengekomen milestones niet bereiken hierop objectief afrekenbaar zijn en geen aanspraak maken op steun uit het hervormingsinstrument. Het voorgestelde meerjarige karakter van de pakketten hervormingstoezeggingen sluit aan bij de voorbereidings- en implementatieduur van structurele hervormingen. In aanvulling hierop zou het kabinet ook een meer meerjarige focus van landenspecifieke aanbevelingen binnen het Europees Semester verwelkomen, zodat de termijn van aanbevelingen aansluit bij de implementatietermijn van hervormingen en politieke cycli, alsmede bij de looptijd van de pakketten hervormingstoezeggingen. Ten slotte merkt het kabinet op dat niet uit de mededeling blijkt hoe het instrument gefinancierd wordt en hoe het zich zal gaan verhouden tot de ESI-fondsen. Hiervoor zou passende dekking gevonden moeten worden binnen de kaders van het volgende MFK.

Technische assistentie en een convergentiefaciliteit voor lidstaten die tot de euro willen toetreden

De Commissie stelt voor om een opvolger van het Structural Reform Support Programme op te nemen in het Meerjarig Financieel Kader voor de periode 2021–2027. Het kabinet is een voorstander van vraaggestuurde technische assistentie die lidstaten kan ondersteunen bij de implementatie van structurele hervormingen. De Commissie stelt dat het aantal steunaanvragen van lidstaten de totale hoeveelheid beschikbare middelen jaarlijks significant overschrijdt. Nederland ziet hier graag een nadere onderbouwing van.

Ten aanzien van de voorgestelde convergentiefaciliteit voor lidstaten die tot de euro willen toetreden is het kabinet van mening dat toetreding tot de eurozone plaats moet vinden op basis van bestaande procedures, die vergen dat lidstaten op duurzame wijze voldoen aan de convergentiecriteria. Daarnaast is het ook van belang dat de toetredende lidstaten veerkrachtige economieën en sterke instituties hebben. Hervormingen die een positief effect hebben op de veerkracht van een economie kunnen tevens bijdragen aan progressie ten aanzien van de convergentiecriteria. Zoals uiteengezet in de brief over de toekomst van de EMU (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1262) kunnen veerkrachtige economieën het functioneren van de EMU verbeteren. Beschikbaarheid van technische assistentie voor lidstaten die tot de eurozone willen toetreden kan hieraan bijdragen. Het kabinet kan op basis van de mededeling echter nog niet oordelen over de toegevoegde waarde van een separaat onderdeel binnen het SRSP voor dit doel.

Stabilisatiefunctie

Zoals aangegeven in de brief over te toekomst van de EMU (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1262) is het kabinet geen voorstander van een stabilisatiefunctie voor de eurozone om de gevolgen van landenspecifieke economische schokken op te vangen. Lidstaten kunnen deze schokken opvangen door gebruik te maken van eigen budgettaire buffers en zogenoemde automatische stabilisatoren in nationale begrotingen. De regels van het SGP zijn zo ingericht dat er al rekening wordt gehouden met de stand van de conjunctuur, waardoor ruimte ontstaat voor de werking van budgettaire stabilisatoren. Ook flexibele economieën en goed functionerende grensoverschrijdende krediet- en kapitaalmarkten dragen bij aan de schokabsorptiecapaciteit van lidstaten binnen een muntunie. Daarnaast zij opgemerkt dat een centrale stabilisatiefunctie prikkels bij individuele lidstaten om verstandig beleid te voeren kan verkleinen en dat gegeven de grote economische verschillen die bestaan tussen lidstaten het risico bestaat dat een begrotingscapaciteit leidt tot permanente welvaartsoverdrachten.

Voor het eerste onderdeel van de stabilisatiefunctie, onconditionele leningen uit het voorgestelde EMF en de EU-begroting, stelt de Commissie preventieve leningen door het EMF voor, alsmede leningen die worden gegarandeerd door de EU-begroting. Hierbij noemt de Commissie de optie om een beperkte leencapaciteit op te zetten in het nieuwe Meerjarig Financieel Kader, waarvoor mogelijk het Eigen Middelenplafond moet worden aangepast. Het kabinet vindt het opzetten van nieuwe onconditionele instrumenten die gefinancierd worden met schulduitgifte binnen de EU-begroting ongewenst. Zoals uiteengezet in de brief met de inzet van het kabinet ten aanzien van de EMU (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1262) vindt het kabinet het gemeenschappelijk financieren van schulden van EU-lidstaten immers ongewenst (behoudens de bestaande mogelijkheden daartoe in het kader van een streng macro-economische aanpassingenprogramma, zoals bij het ESM).

Voor het tweede onderdeel, begrotingssteun uit de EU-begroting, stelt de Commissie voor om de marge tussen het Meerjarig Financieel Kader en het Eigenmiddelenplafond te gebruiken om jaarlijks een specifiek bedrag in de stabilisatiefunctie te storten. Het Eigenmiddelenplafond stelt een maximum aan de eigen middelen die de Commissie mag ophalen via de traditionele eigen middelen (invoerheffingen), het btw-middel en het bni-middel. Het plafond bedraagt gemiddeld 1,22% bni voor de periode 2014–2020. De betalingen op de EU-begroting zijn altijd lager dan het Eigenmiddelenplafond en bedragen gemiddeld 0,98% bni in de periode 2014–2020. Het verschil (de marge) kan nu worden gebruikt om te garanderen dat eventuele niet te voorziene risico’s die leiden tot schade betaald kunnen worden (BoP en EFSM). Nederland is van mening dat uitgaven op de EU-begroting onder het betalingenplafond moeten vallen zoals afgesproken in het MFK. Gebruik van de marge leidt tot een verhoging van de nationale afdrachten. Ook is de marge niet bedoeld om reguliere uitgaven te financieren.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

Over het krachtenveld is in dit stadium weinig bekend. Uit de bespreking over budgettaire raamwerken tijdens de Eurogroep van 6 november jongstleden volgde dat de Ministers van Financiën van de eurozonelanden van mening verschilden over de noodzaak van een begrotingscapaciteit. De officiële standpunten van de lidstaten ten aanzien van een hervormingsinstrument en een opvolger voor het Structural Reform Support Programme met een convergentiefaciliteit voor lidstaten die tot de euro willen toetreden zijn nog niet bekend.

4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële gevolgen en gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten

a) Bevoegdheid

Nederland heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de bevoegdheid van de mededeling. De Commissie kondigt aan om in het kader van het post-2020 Meerjarig Financieel Kader nadere voorstellen te doen voor een hervormingsinstrument, technische assistentie, een convergentiefaciliteit en een stabilisatiefunctie. Deze voorstellen hebben betrekking op het terrein van het economisch en monetair beleid. Op het terrein van het economische beleid is er sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten (zie artikel 4, lid 1, VWEU), op het terrein van het monetair beleid voor de lidstaten die de euro als munt hebben is de EU exclusief bevoegd (zie artikel 3, lid 1, onder c, VWEU).

b) Subsidiariteit

De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit van de in de mededeling aangekondigde voorstellen is deels positief en deels negatief.

Wat betreft het voorgestelde hervormingsinstrument is het kabinet er voorstander van om Europese bestedingen binnen de EU-begroting doelgerichter in te zetten om duurzame groei en stabiliteit in lidstaten te vergroten. Vanwege de onderlinge verbondenheid hebben uiteindelijk alle lidstaten hier profijt van. Het hiertoe aanbrengen van een koppeling tussen de EU-begroting en structurele hervormingen kan enkel plaatsvinden op EU-niveau.

Ten aanzien van de voorstellen voor technische assistentie en een convergentiefaciliteit geldt dat een Europese aanpak in de rede ligt voor het bijeenbrengen van expertise vanuit Europese instellingen en diensten van andere landen of internationale organisaties ten behoeve van technische assistentie. Optreden door de EU creëert schaalvoordelen en biedt de mogelijkheid om de beste praktijken te delen. Verder zorgt het karakter van de technische assistentie als aanvullend aan en in samenwerking met de nationale administratieve en institutionele capaciteit voor complementariteit en meerwaarde.

Ten aanzien van een stabilisatiefunctie geldt dat de EU-begroting al stabiliserende elementen heeft. Zo dragen de ESI-fondsen in veel lidstaten substantieel (soms tot 80%) bij aan de totale publieke investeringen in een lidstaat. Ook kan het globaliseringsfonds bijdragen aan het opvangen van bedrijfsspecifieke schokken binnen de EU-begroting. Daarnaast draagt het bestaande programma voor Balance of Payments assistentie actief bij aan stabilisatie van de economie van EU-lidstaten buiten het eurogebied.

Het kabinet is bovendien van mening dat het primair aan de lidstaten is om de economie met hun nationale begrotingen te stabiliseren. De regels van het SGP zijn namelijk zo ingericht dat er al rekening wordt gehouden met de stand van de conjunctuur, waardoor ruimte ontstaat voor de werking van budgettaire stabilisatoren.

c) Proportionaliteit

De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit van de in de mededeling aangekondigde voorstellen is deels positief en deels negatief.

Ten aanzien van het voorgestelde hervormingsinstrument is het kabinet er voorstander van om de Europese bestedingen binnen de EU-begroting doelgerichter in te zetten om duurzame groei in lidstaten te vergroten. Het kabinet acht het beschikbaar stellen van een deel van de EU-begroting, op voorwaarde dat lidstaten structurele hervormingen implementeren, een proportionele maatregel om dit doel te bereiken. Lidstaten bepalen zelf welke hervormingen zij aandragen voor EU-steun binnen de uitdagingen die zijn geïdentificeerd in het Europees Semester. Daarbij stelt de Commissie voor om gebruik te maken van de bestaande mogelijkheden voor monitoring binnen het Europees Semester, zodat nieuwe structuren zoveel mogelijk vermeden worden. Daarbij zij opgemerkt dat de Commissie niet ingaat op de financiering van het hervormingsinstrument. Naar de mening van het kabinet zou hiervoor passende dekking gevonden moeten worden binnen de kaders van het volgende MFK.

Wat betreft de voorstellen voor technische assistentie en een convergentiefaciliteit beoordeelt het kabinet de proportionaliteit in beginsel positief. Het gaat om een voorstel voor opvolging op het reeds bestaande Structural Reform Support Programme, waarover het kabinet eerder positief heeft geoordeeld. Een programma voor technische assistentie is aanvullend aan de nationale capaciteit en dient niet verder te gaan dan noodzakelijk om het gestelde doel te bereiken.

Ten slotte is het kabinet geen voorstander van een stabilisatiefunctie voor de eurozone om de gevolgen van economische schokken op te vangen. Op Europees niveau zijn volgens het kabinet goed functionerende geïntegreerde krediet- en kapitaalmarkten het meest effectief en geschikt om de schokabsorptiecapaciteit van lidstaten binnen een muntunie te bevorderen.

d) Financiële gevolgen

Nederland zal de Commissie vragen precies aan te geven wat het financieel beslag van de toekomstige voorstellen zal zijn. Nederland wil niet vooruitlopen op de onderhandelingen over het volgende Meerjarig Financieel Kader (na 2020), waarin ook de gevolgen van de terugtreding van het VK een grote uitdaging vormen. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen conform de regels van de budgetdiscipline.

e) Gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

Onvoorziene stijgingen van de administratieve lasten dienen te worden gecompenseerd door het beleidsverantwoordelijke departement, waarbij compensatie zoveel mogelijk dient te geschieden binnen het domein waarin de tegenvaller plaatsvindt.


X Noot
1

Met dit fiche, en de andere fiches die het kabinet opstelt in reactie op het pakket van voorstellen dat de Commissie op 6 december 2017 heeft gepubliceerd, worden tevens de voorstellen behandeld die de Commissie in een overkoepelende mededeling heeft gedaan (mededeling van de Commissie aan het Europese parlement, de Europese Raad, de Raad en de Europese Centrale Bank over verdere stappen naar voltooiing van Europa’s economische en monetaire unie: een routekaart, COM (2017) 823)). Deze overkoepelende mededeling geeft een overzicht van de separaat gepresenteerde voorstellen en behandelt tevens voorstellen die de Commissie reeds op een eerder moment heeft gedaan. De fiches geven een reactie op de meer concrete voorstellen. Voor de in de overkoepelende mededeling geopperde denkrichtingen die niet verder zijn uitgewerkt in losse voorstellen, bijvoorbeeld op het terrein van de bankenunie, wordt verwezen naar eerdere communicatie met de Kamer (onder meer de kabinetspositie over de toekomst van de EMU, de kabinetsreactie op het AIV-rapport «Is de Eurozone stormbestendig?» en de kabinetsreactie op publicaties inzake de bankenunie (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1262, Kamerstuk 21 501-20, nr. 1263 en Kamerstuk 21 501-07, nr. 1472)).

X Noot
2

In het reflectiepaper over de verdieping van de EMU uit mei 2017 noemt de Commissie naast een investment protection scheme ook een unemployment reinsurance scheme en een rainy day fund. In de huidige mededeling merkt de Commissie op dat deze twee aanvullende opties ook voordelen hebben en dat de verschillende opties op termijn gecombineerd zouden kunnen worden.

X Noot
3

Op dit moment kan de Commissie lenen op de kapitaalmarkt om financiële steun te verlenen via de volgende drie programma’s: de Balance of payments assistance (BoP), het European Financial Stability Mechanism (EFSM) en de macro-financiële steun aan niet-EU partnerlanden.

Naar boven