22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2455 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 december 2017

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij drie fiches, die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche: Mededeling militaire mobiliteit (Kamerstuk 22 112, nr. 2453)

Fiche: Mededeling actualisering EU-strategie hulp voor handel (Kamerstuk 22 112, nr. 2454)

Fiche: Mededeling en Besluit EU Mechanisme voor Civiele Bescherming

De Minister van Buitenlandse Zaken, H. Zijlstra

Fiche: Mededeling en Besluit EU Mechanisme voor Civiele Bescherming

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstel

    • 1. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Comité van de Regio’s: Versterking van het EU-rampenbeheer: rescEU Solidariteit met verantwoordelijkheid

    • 2. Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument

    23 november 2017

  • c) Nr. Commissiedocument

    COM (2017) 773

  • d) EUR-Lex

    http://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/PDF/?uri=CELEX:52017PC0772&qid=1511854036686&from=NL

    http://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/PDF/?uri=CELEX:52017DC0773&qid=1511854135171&from=NL

  • e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing

    Een impact assessment is niet opgesteld.

  • f) Behandelingstraject Raad

    Raad Justitie en Binnenlandse Zaken

  • g) Eerstverantwoordelijk ministerie

    Ministerie van Justitie en Veiligheid

  • h) Rechtsbasis

    Artikel 196 van het Verdrag betreffende de werking van Europese Unie (VWEU)

  • i) Besluitvormingsprocedure Raad

    Gewone wetgevingsprocedure: gekwalificeerde meerderheid binnen de Raad.

  • j) Rol Europees Parlement

    Medebeslissing van het Europees Parlement

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

Met de voorstellen beoogt de Commissie de EU-rampenrespons te versterken. De voorstellen zijn beschreven via:

  • Een mededeling van de Commissie getiteld Versterking van het EU-rampenbeheer: rescEU Solidariteit met verantwoordelijkheid.

  • Een voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad: tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming.

De mededeling beschrijft de organisatorische versterking van het Union’s Civil Protection Mechanism (UCPM) die de Commissie voorstelt. Het besluit licht toe welke wetswijzigingen nodig zijn om de versterking van het UCPM mogelijk te maken.

Mededeling Versterking van het EU-rampenbeheer: rescEU Solidariteit met verantwoordelijkheid

In de mededeling wordt aangegeven dat Europa de afgelopen jaren te maken heeft gehad met extreme weersomstandigheden en een breed scala aan natuurrampen. Voorbeelden hiervan zijn de tropische cyclonen in de overzeese Caribische gebieden, de orkaan Ophelia die overstromingen veroorzaakte in Ierland en het Verenigd Koninkrijk, de bosbranden in Portugal, en de aardbevingen in Italië. In 2017 zijn er in totaal meer dan 200 mensen overleden door natuurrampen in Europa. Daarnaast hebben EU-lidstaten ook economische schade geleden; bijna 10 miljard euro in 2016.

Volgens de Commissie hebben de afgelopen jaren natuurrampen het vermogen van de lidstaten om elkaar te helpen zwaar op de proef gesteld doordat de eigen capaciteit van de lidstaten vaak tekortschoot. Daarnaast hebben de lidstaten beperkte redenen om bijstand aan te bieden via het Union’s Civil Protection Mechanism (UCPM), aangezien de EU alleen een deel van de transportkosten financiert. Om de EU beter te beschermen tegen de gevolgen van natuurrampen, stelt de Commissie een nieuw plan voor om het UCPM te versterken. De voorstellen richten zich op twee complementaire onderdelen. Het doel is om te komen tot: 1) een sterkere collectieve rampenrespons op Europees niveau en 2) verbeterde preventie en voorbereiding:

1. Versterkte collectieve respons op Europees niveau door middel van rescEU en European Civil Protection Pool.

rescEU

De Commissie stelt voor om een reserve van civiele beschermingsmiddelen/capaciteiten in te richten onder eigenaarschap van de EU. Deze speciale reserve zal rescEU heten en is bedoeld om lidstaten te ondersteunen in de rampenrespons als nationale capaciteiten te kort schieten. De Commissie stelt voor de volgende civiele beschermingsmiddelen in rescEU op te nemen: blusvliegtuigen voor bosbranden, waterpompen ten behoeve van overstromingen, stedelijke reddingsteams en capaciteitsopbouw voor risico’s voor de volksgezondheid, zoals veldhospitalen en medische noodteams. RescEU zou capaciteit omvatten die via EU-regelingen wordt gehuurd of geleaset of waarvan de aankoop volledig door de EU wordt gefinancierd. Alle kosten in verband met deze capaciteit zouden volledig door de EU gedekt worden, waarbij de Commissie de operationele controle behoudt en besluit over de inzet. De Commissie zou tevens via gedelegeerde besluiten kunnen beslissen additionele civiele beschermingsmiddelen toe te voegen aan rescEU.

European Civil Protection Pool

De Commissie wil lidstaten ondersteunen in de rampenrespons door het co-financieren (75%) van aanpassingen, reparaties, transport en operatiekosten van de bestaande operationele middelen van lidstaten. Dit geldt alleen voor inzet binnen Europa. Onder het huidige UCPM worden alleen transportkosten en adaptatiekosten vergoedt. De noodhulpmiddelen maken vervolgens deel uit van de European Civil Protection Pool en komen ter beschikking voor een land wanneer ondersteuning bij rampenrespons nodig is. Alleen als de capaciteiten van deze pool tekortschieten voor een effectieve respons, kan rescEU als laatste redmiddel ingezet worden.

De Europese Commissie kan het civiele beschermingsmechanisme niet zelf activeren, dit initiatief ligt bij de landen zelf.

2. Verbeterde preventie- en voorbereidingsplannen:

De Commissie ziet preventie als de basis voor effectieve rampenrespons, wat sterk in verbinding moet staan met voorbereiding- en responsactiviteiten. Om de preventie- en voorbereidingsplannen van rampenrespons te verbeteren vraagt de Commissie EU-lidstaten om hun preventie- en voorbereidingsstrategieën te delen, om zo mogelijke hiaten te identificeren en coherentie tussen nationaal beleid van lidstaten te vergroten. Daarnaast wil de Commissie een European Civil Protection Knowledge Network ontwikkelen. Het doel van dit netwerk is om kennis uit te wisselen en de samenwerking tussen nationale civiele beschermingsautoriteiten te bevorderen.

Ten slotte is het doel van de voorstellen van de Commissie om administratieve procedures binnen de EU rondom rampenrespons te vereenvoudigen, zodat er minder tijd nodig is om ondersteunde middelen vanuit de EU in te zetten.

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad: tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming

In het besluit nr. 1313/2013/EU staat beschreven hoe de EU ondersteunt en coördineert op het gebied van civiele bescherming tegen natuurlijke en door de mens veroorzaakte rampen binnen en buiten de EU. De Commissie stelt voor om een aantal wijzigingen aan het besluit nr. 1313/2013/EU door te voeren, om burgers in Europa en daarbuiten doeltreffender steun te bieden bij crises en in noodsituaties. In het voorstel wordt niet verhelderd wat er bedoeld wordt met inzet buiten Europa. Ook wordt een vereenvoudiging van administratieve procedures beoogd. Deze wetswijzigingen zijn volgens de Commissie in lijn met de beoogde versterking van het UCPM zoals beschreven in de mededeling. Wanneer de wetswijziging wordt aangenomen, vormt het de grondslag voor rescEU en European Civil Protection Pool. De verbeterde preventie-aanpak wordt in het voorstel voor het besluit benoemd, maar wordt niet in het voorliggende voorstel voor het besluit zelf geregeld.

b) Impact assessment Commissie

Een impact assessment is niet opgesteld. Het kabinet ziet het opstellen van een impact assessment in het kader van dit voorstel als toegevoegde waarde en zal de Commissie daarom verzoeken om alsnog een impact assessment op te stellen.

3. Nederlandse positie ten aanzien van de voorstellen

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Een effectieve respons op natuurrampen en daarmee op de nationale veiligheid en crisisbeheersing is van groot belang. De overheid – van de gemeentes tot aan het Rijk – neemt passende maatregelen om crises aan te pakken, afhankelijk van het type crises. Wanneer er vanuit de EU een hulpverzoek voor rampenbeheer komt, wordt dit via de Common Emergency Communication and Information System (CECIS) met de EU-lidstaten gecommuniceerd. Deze berichten worden bij het Nationaal Crisis Centrum (NCC) uitgelezen en doorgezet naar het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC). Bij het LOCC wordt bepaald of het verzoek kan worden ingevuld door een van de ministeries. Het LOCC maakt daarnaast een analyse of de civiele beschermingsmiddelen niet op dat moment in Nederland ingezet moeten worden. Simultaan vindt er een overleg plaats tussen de Ministeries Justitie en Veiligheid en Buitenlandse Zaken, waarin besproken wordt of er financiering beschikbaar is en of uitzending van civiele beschermingsmiddelen naar het desbetreffende land wenselijk is. Als er geen bezwaren zijn, wordt door het NCC in CECIS het aanbod voor civiele beschermingsmiddelen gedaan en wordt er overgegaan tot levering.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Mededeling Versterking van het EU-rampenbeheer: rescEU Solidariteit met verantwoordelijkheid

Het kabinet onderschrijft het doel dat ten tijde van crisis er efficiënt en effectief gehandeld moet worden. Het kabinet staat in beginsel positief tegenover de European Civil Protection Pool, het European Civil Protection Knowlegde Network, hogere EU-zichtbaarheid van inzet en de vereenvoudiging van de administratieve procedures bij een hulpverzoek. Het gewenste resultaat wordt mogelijk al behaald met een dergelijke versterking.

De vraag is of rescEU in evenredige verhouding staat tot het doel. Dit is onduidelijk doordat de noodzaak van het instellen van rescEU niet helder is beschreven in de mededeling. Ten tweede is het kabinet van mening dat inzet op preventie effectiever is dan het opzetten van uitgebreidere responscapaciteiten onder rescEU. Het kabinet zal zich er daarom voor inzetten om met de Commissie alternatieven voor rescEU te verkennen.

Verder heeft het kabinet een aantal vragen en opmerkingen over de mededeling:

Allereerst vindt het kabinet het van belang dat lidstaten zelf investeren in nationale capaciteiten en zich voorbereiden op crises en rampen. Nationale veiligheid en crisisbeheersing is een nationale aangelegenheid. Het kabinet vindt dat het huidige UCPM niet te kort schiet, maar dat het aanbod van civiele beschermingsmiddelen van individuele lidstaten te laag is. Een juiste balans tussen solidariteit en eigen verantwoordelijkheid moet daarom gevonden worden. Het is voor het kabinet een voorwaarde dat landen nooit alleen of overwegend mogen leunen op capaciteiten van de EU en vooral zelf essentiële capaciteiten moeten opbouwen.

Ten tweede, de capaciteiten die door de EU opgebouwd zouden worden onder rescEU, zouden beperkt moeten worden tot capaciteiten die niet of nauwelijks geleverd kunnen worden door de lidstaten. Een voorbeeld hiervan is dat de EU alleen in stedelijke reddingsteams moet voorzien, als lidstaten hier daadwerkelijk een tekort aan hebben. Dat is niet voldoende onderbouwd in het voorstel.

Ten derde is de aandacht die wordt geschonken aan preventie en voorbereiding positief. Nederland is voorstander van meer aandacht voor preventiebeleid binnen het civiele beschermingsmechanisme, voorkomen is namelijk beter dan genezen. Het is echter op dit moment onvoldoende helder tot welke concrete consequenties deze specifieke voorstellen zullen leiden. Op dit punt zal de Commissie om verheldering worden gevraagd. Hierbij kan het nuttig zijn om een sterkere koppeling te maken tussen onderzoek (gesubsidieerd door de EU) en de praktijk, en meer aandacht te besteden aan opleiden, trainen en oefenen.

Ten vierde wordt in de voorstellen veel aandacht besteedt aan safety risico’s (natuurrampen, ongelukken), en minimale aandacht aan security risico’s (terrorisme, hybride dreiging, vitale infrastructuur). Het kabinet is van mening dat het mechanisme voor beide type risico’s ingezet kan worden in de responsfase, ongeacht de oorzaak van de crisis, en dat voorbereiding nodig is op alle type rampen en crises. Het Nationaal Veiligheidsprofiel1 geeft een «all hazard» overzicht van potentiële rampen en dreigingen, en toont aan dat zowel safety als security risico’s een hoge waarschijnlijkheid hebben en een aanzienlijke impact kunnen hebben. Er is meer balans wenselijk tussen beide type risico’s en dit zou meer gereflecteerd kunnen worden in de voorstellen. Hierbij dient overlap met reeds bestaande initiatieven op EU-niveau t.a.v. security uiteraard worden voorkomen en het moet passen binnen het mandaat van het UCPM.

Ten vijfde is het kabinet van mening dat de inzet van het UCPM primair binnen de EU zou moeten zijn. In de voorstellen wordt niet duidelijk welke balans tussen inzet binnen en buiten de EU wordt beoogd. Het kabinet stelt voor om de financiering van inzet binnen en buiten de EU te verduidelijken.

Ten slotte heeft het kabinet vragen over de rol van de Commissie voor de inzet van EU-capaciteiten. De gewenste operationele controle vanuit de Commissie onder rescEU, kan op gespannen voet komen te staan met de soevereine controle van de lidstaten. Hoewel lidstaten zelf het UCPM kunnen activeren, is het onduidelijk in hoeverre lidstaten zelf controle uitoefenen over de beschermingsmiddelen die ten tijde van een crisis op eigen grondgebied worden ingezet onder rescEU. Het is daarnaast onduidelijk in welke gevallen lidstaten kunnen besluiten om wel/niet capaciteiten in te zetten onder de European Civil Protection Pool, bijvoorbeeld als ten tijde van een nationale ramp nationale capaciteiten niet verleend kunnen worden aan andere lidstaten. Het kabinet zal zich ervoor inzetten dat de mate invloed van lidstaten op besluiten van inzet van EU-capaciteiten wordt verhelderd.

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad: tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming

De beoordeling en bijbehorende argumentatie van de mededeling is in lijn met de beoordeling van het besluit. Het kabinet staat in beginsel positief tegenover de European Civil Protection Pool, het European Civil Protection Knowlegde Network, hogere EU-zichtbaarheid van inzet en de vereenvoudiging van de administratieve procedures bij een hulpverzoek. Het kabinet staat kritisch tegenover rescEU, gezien de noodzaak tot het wijzigen van het UCPM besluit inzake rescEU onvoldoende belicht is in de voorstellen. Het kabinet zal zich ervoor inzetten om met de Commissie alternatieven voor rescEU te verkennen.

Het is cruciaal dat de rol van de Commissie voor de inzet van EU-capaciteiten, inzake de operationele controle onder rescEU, verhelderd wordt. Zolang daarover geen helderheid bestaat, zijn er geen uitspraken te doen over de implicaties die een eventuele wijziging van het besluit heeft voor de inrichting van de nationale organisatie van de crisisbeheersing, en daarmee voor de Nederlandse wetgeving.

Ondanks dat het positief is dat er aandacht wordt geschonken aan het belang van preventie, is het onvoldoende helder tot welke consequenties deze specifieke voorstellen zullen leiden als het gaat om de verplichting om bepaalde informatie te delen. Met name de wijziging van artikel 6 van het besluit nr. 1313/2013/EU is multi-interpretabel. De vraag is in hoeverre lidstaten mogen weigeren om informatie te delen, wanneer de situatie hierom vraagt.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

In de Europese Raad van oktober 2017 is het idee voor dit voorstel door Frankrijk gelanceerd en vervolgens binnen twee weken uitgewerkt tot een voorstel door de Commissie. Er zijn nog geen formele standpunten van andere lidstaten ten aanzien van de voorstellen bekend. De inschatting is dat enkele lidstaten uit Zuid-Europa tevreden zullen zijn met de voorstellen, dit betreft vooral de lidstaten die veel last hebben gehad van natuurrampen de afgelopen periode. Een aantal lidstaten zullen terughoudend zijn. De kritische noten richten zich naar verwachting op het feit dat crisis- en rampenrespons een nationale aangelegenheid betreft en de Commissie geen eigen capaciteiten zou moeten beheren. Hoewel het Europees Parlement zich nog op zijn positie beraadt, is de verwachting dat het Europees Parlement een overwegend positieve grondhouding heeft ten aanzien van de voorstellen.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad: tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming

Het oordeel ten aanzien van de bevoegdheid van de EU is voor het besluit positief. Zowel het besluit als de mededeling hebben betrekking op het terrein van de civiele bescherming. Op grond van artikel 6, sub f, VWEU heeft de EU een aanvullende bevoegdheid op dit terrein. Dat wil zeggen dat de Unie bevoegd is om m.b.t. de Europese dimensie van civiele bescherming het optreden van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen.

De Commissie baseert de bevoegdheid voor het voorstel op artikel 196 VWEU. Op grond van dit artikel heeft de EU een bevoegdheid om de samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen, om zodoende te komen tot een grotere doeltreffendheid van de systemen ter voorkoming van en bescherming tegen natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen. Het optreden van de Unie is er hierbij o.a. op gericht om het optreden van de lidstaten te ondersteunen en aan te vullen met betrekking tot risicopreventie, het voorbereiden van de instanties op het gebied van civiele bescherming in de lidstaten en het optreden bij natuurrampen of door de mens veroorzaakte calamiteiten binnen de Unie. De voorstellen van de Commissie passen binnen deze bevoegdheid. Wel dient duidelijk te worden gemaakt hoe de operationele controle is geregeld indien rescEU geactiveerd wordt, hier zal de Commissie om verheldering over worden gevraagd.

Mededeling Versterking van het EU-rampenbeheer: rescEU Solidariteit met verantwoordelijkheid

In lijn met het oordeel ten aanzien van de bevoegdheid van het besluit, is de grondhouding ten aanzien van de bevoegdheid van de mededeling positief. Zowel het besluit als de mededeling hebben betrekking op het terrein van de civiele bescherming. De bevoegdheidsargumentatie van het besluit geldt ook voor de mededeling.

b) Subsidiariteit

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad: tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming

Het oordeel ten aanzien van de subsidiariteit van het besluit is deels positief, deels negatief.

Het kabinet staat in beginsel positief tegenover de European Civil Protection Pool. Enerzijds worden meer financiële stimulansen voorgesteld om bij te dragen aan de pool (cofinanciering van 75%). Anderzijds gelden er strengere voorwaarden, zoals de minimale inzetbaarheid van middelen (5 jaar) en minimale ruimte om de inzet van capaciteiten te weigeren. De verhoogde financiële prikkel, de cofinanciering van 75% vanuit de EU, kan van toegevoegde waarde zijn bij het versterken van het UCPM.

Het kabinet is daarnaast voorstander van meer aandacht voor preventiebeleid binnen het UCPM. Operationele samenwerking en kennisuitwisseling tussen EU-lidstaten op het gebied van rampenrespons kan van toegevoegde waarde zijn bij het verbeteren van de operationele aanpak.

Het kabinet onderstreept daarnaast dat nationale veiligheid en crisisbeheersing primair een nationale aangelegenheid zijn. Het kabinet benadrukt hierbij dat lidstaten goed in staat zijn zelf investeringen te plegen in nationale capaciteiten ter voorbereiding op crisissituaties. De noodzaak tot het wijzigen van het UCPM besluit inzake rescEU is onvoldoende belicht in de voorstellen en het kabinet heeft hier vragen bij. Het is voor het kabinet een voorwaarde dat landen niet alleen mogen leunen op capaciteiten van de EU en zelf ook responscapaciteiten moeten opbouwen. De capaciteiten die door EU opgebouwd zouden worden onder rescEU, zouden beperkt moeten worden tot capaciteiten die niet of nauwelijks geleverd kunnen worden door lidstaten.

Mededeling Versterking van het EU-rampenbeheer: rescEU Solidariteit met verantwoordelijkheid

In lijn met het oordeel ten aanzien van de subsidiariteit van het besluit, is de grondhouding ten aanzien van de subsidiariteit van de mededeling deels positief, deels negatief. De subsidiariteitsargumentatie van het besluit geldt ook voor de mededeling.

c) Proportionaliteit

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad: tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming

Het oordeel ten aanzien van de proportionaliteit van de voorgestelde maatregelen is deels positief, deels negatief.

De European Civil Protection Pool en de maatregelen ter verbetering van preventie en voorbereiding laten voldoende ruimte aan de lidstaten. Hiermee staan deze maatregelen in een evenredige verhouding tot het nagestreefde doel; een efficiënte rampenrespons.

Het kabinet is kritisch ten aanzien van de proportionaliteit van rescEU en de gerelateerde wetswijzigingen van het UCPM. Deze gaan volgens het kabinet verder dan noodzakelijk om het gestelde doel van een efficiënte rampenrespons te bereiken. Zoals hierboven reeds opgemerkt kan dit doel ook al worden verwezenlijkt met de minder vergaande maatregelen van de European Civil Protection Pool en de European Civil Protection Knowlegde Network. Ten aanzien van de geschiktheid van de maatregel is het kabinet daarnaast van mening dat deze maatregel sterk leunt op safety risico’s (zoals natuurrampen en ongelukken) en onvoldoende aandacht besteed aan security risico’s (zoals terrorisme, hybride dreiging, vitale infrastructuur). Het kabinet zal de Commissie vragen om een meer gebalanceerde benadering op dit vlak.

Mededeling Versterking van het EU-rampenbeheer: rescEU Solidariteit met verantwoordelijkheid

In lijn met het oordeel ten aanzien van de proportionaliteit van het besluit, is de grondhouding ten aanzien van de proportionaliteit van de mededeling deels positief, deels negatief. De proportionaliteitsargumentatie van het besluit geldt ook voor de mededeling.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

De voorstellen hebben implicaties op de begroting ten aanzien van de verhoogde financiële middelen van UCPM: 280 miljoen extra voor de periode 2018–2020. De Commissie is voornemens om 232 miljoen euro hiervan te financieren door inzet van het flexibiliteitsinstrument binnen het MFK.

Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen volledig via herschikkingen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de het meerjarig financieel kader voor 2014–2020 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

De voorstellen hebben mogelijk financiële consequenties voor de rijksoverheid: aanvullende capaciteiten vanuit departementen kunnen mogelijk nodig zijn ten aanzien van nationale coördinatie van civiele beschermingsmiddelen. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement conform de regels van de budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

De voorstellen hebben mogelijk positieve financiële consequenties voor het bedrijfsleven, door mogelijke Europese aanbestedingen voor civiele beschermingsmiddelen.

d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

De voorstellen leveren geen stijging of reductie van regeldruk/administratieve lasten voor burgers en bedrijven op. Mogelijk kan dit voorstel een verlichting van de administratieve lasten opleveren voor de rijksoverheid, aangezien het voorstel inzet op een vereenvoudiging van de administratieve procedures binnen de EU rondom rampenrespons.

e) Gevolgen voor concurrentiekracht

Geen.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Het is cruciaal dat de rol van de Commissie voor de inzet van EU-capaciteiten, inzake de operationele controle onder rescEU, verhelderd wordt. Zolang daarover geen helderheid bestaat, zijn er geen uitspraken te doen over de implicaties die een eventuele wijziging van het besluit heeft voor de inrichting van de nationale organisatie van de crisisbeheersing, en daarmee voor de Nederlandse wetgeving.

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

Voorgesteld wordt om in artikel 12, vierde lid, de bevoegdheid aan de Commissie te verlenen om op basis van geïdentificeerde risico’s gedelegeerde handelingen vast te stellen die zien op het toevoegen van additionele beschermingsmiddelen/capaciteiten aan rescEU. De keuze voor gedelegeerde handelingen ligt hier juridisch gezien voor de hand omdat een bevoegdheid voor de Commissie tot aanvulling van het basisinstrument alleen via delegatie kan worden verleend. Het gaat hier om de aanvulling van de in artikel 12, lid 2, reeds gedefinieerde civiele beschermingsmiddelen/capaciteiten. Daarnaast wordt de mogelijkheid tot gebruik van de spoedprocedure geboden (artikel 31 van besluit 1313/2013/EU). Van deze mogelijkheid kan overeenkomstig 12, vierde lid, alleen gebruik worden gemaakt indien bijzondere omstandigheden daar om vragen (bijv. in geval van een (dreigende) ramp). De spoedprocedure houdt in dat de gedelegeerde handelingen onverwijld in werking treden en van toepassing zijn zolang er geen bezwaar wordt gemaakt door Europees Parlement of de Raad. Nederland zal om verduidelijking vragen hoe in deze context een (dreigende) ramp wordt gedefinieerd.

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

Wanneer het besluit wordt aangenomen, is de startup periode van implementatie van 01/01/2018 tot 31/12/2020. Het kabinet beoordeelt deze termijn als haalbaar.

d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

De voorstellen voorzien in een evaluatiebepaling. Op grond van een nieuw artikel 12a zal de Commissie het Europees Parlement en de Raad elke twee jaar informeren over de activiteiten en de voortgang onder artikel 11 (European Civil Protection Pool) en 12 (rescEU). Dit wordt wenselijk geacht. Een horizonbepaling is niet opgenomen in het besluit, maar dit wordt gelet op de aard van de materie ook niet wenselijk geacht.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

Gezien de onduidelijkheid rondom de juridische implicaties, is het op dit moment onduidelijk of de voorstellen invloed of taakverzwaring zullen uitoefenen op de uitvoering en/of handhaving van Europese wet- en regelgeving.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

De voorstellen hebben geen implicaties voor ontwikkelingslanden.


X Noot
1

Nationaal Veiligheidsprofiel 2016, Een all Hazard overzicht van potentiële rampen en dreigingen die onze samenleving kunnen ontwrichten, Analistennetwerk Nationale Veiligheid.

Naar boven