Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 22112 nr. 1945 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 22112 nr. 1945 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 maart 2015
Fiche 1: Mededeling «A Global Partnership for Poverty Eradication and Sustainable Development after 2015» (Kamerstuk 22 112, nr. 1944)
Fiche 2: Aanpassing verordening Europees Sociaal Fonds (ESF) ten bate van voorfinanciering Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief
De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders
a) Titel voorstel
Verordening van het Europees parlement en de Raad tot wijziging van verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees parlement en de Raad betreffende het Europees Sociaal Fonds, inzake een verhoging van het bedrag van de initiële voorfinanciering dat wordt uitgekeerd aan door het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief gesteunde operationele programma’s.
b) Datum ontvangst Commissiedocument
5 februari 2015
c) Nr. Commissiedocument
COM(2015) 46
d) Pre-lex
http://eur-lex.europa.eu/procedure/NL/1042551?qid=1423644872987&rid=4
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board
Niet opgesteld.
f) Behandelingstraject Raad
Raad Algemene Zaken, Cohesie.
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
h) Rechtsbasis
ESF verordening: artikel 164 VWEU
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) rol Europees parlement
Medebeslissing
• Inhoud voorstel
Het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (Youth Employment Initiative – YEI) is in 2013 opgericht om hoge jeugdwerkloosheid in bepaalde regio's van de Europese Unie te bestrijden. Maatregelen voortkomend uit het YEI worden deels gefinancierd vanuit het Europees Sociaal Fonds (ESF) en deels uit een aparte reservering voor het YEI. De Europese Commissie heeft vastgesteld dat met name lidstaten met zeer hoge niveaus van jeugdwerkloosheid sterke behoefte hebben aan voorfinanciering om daarmee projecten te kunnen starten, die anders blijven liggen als gevolg van gebrek aan liquide middelen. Met het onderhavige voorstel wordt de initiële voorfinanciering verhoogd die beschikbaar wordt gesteld uit de specifieke toewijzing voor het YEI in 2015 tot ongeveer 1 miljard euro binnen de totale allocatie van 3.2 miljard euro voor de periode 2014–2020. Het totale beschikbare bedrag hiervoor blijft dus ongewijzigd. Tevens wordt voorgesteld dat wanneer deze middelen na 12 maanden niet door de lidstaten aan geschikte projecten of programma’s zijn besteed (blijkend uit een tussentijdse declaratie van de lidstaat bij de Europese Commissie), ze teruggevorderd worden. Het onderhavige voorstel verandert niets aan de initiële voorfinanciering die uit het ESF wordt betaald aan operationele programma’s ter uitvoering van het YEI, en wijzigt evenmin de initiële voorfinanciering die in 2016 uit de specifieke toewijzing voor het YEI moet worden betaald. Voorts heeft het voorstel geen gevolgen voor de initiële voorfinanciering die wordt betaald aan andere programma's die door andere Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI-fondsen) worden medegefinancierd.
• Impact assessment Commissie
Er is geen impact assessment uitgevoerd door de Europese Commissie.
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het Nederlandse beleid ten aanzien van jeugdwerkloosheid is erop gericht enerzijds de jeugdwerkloosheid te voorkomen door de kwaliteit van het onderwijs te verhogen,
a. door het tegengaan van voortijdige schooluitval en het versterken van de aansluiting tussen het (beroeps)onderwijs
b. en de arbeidsmarkt om jongeren met de best mogelijke kwalificaties aan het werk te krijgen.
Anderzijds is het beleid erop gericht om de oplopende jeugdwerkloosheid te bestrijden.
Nederland kent een relatief lage jeugdwerkloosheid maar is van mening dat het probleem van jeugdwerkloosheid in meerdere EU lidstaten zodanig is dat Europese inzet om de bestrijding hiervan tot prioriteit te verheffen gerechtvaardigd is. Daarbij moet worden vastgesteld dat de omstandigheden in de Europese landen uiteenlopend zijn en dat arbeidsmarktbeleid en de vormgeving van het stelsel van sociale zekerheid vooral een nationale aangelegenheid zijn. Nederland streeft naar een optimale besteding van de beschikbare Europese middelen, zowel in het kader van het Compact for Growth and Jobs, het ESF, alsmede het YEI en aanvullende EIB financiering daar waar het, het hardst nodig is. Gezien de lage jeugdwerkeloosheid voldoet Nederland niet aan de eisen om aanspraak te maken op YEI middelen. Het kabinet benadrukt dat in landen die kampen met een hoge (jeugd)werkloosheid structurele hervormingen op de arbeidsmarkt onontbeerlijk zijn. Het creëren van een breed draagvlak voor dergelijke hervormingen, bijv. door de betrokkenheid van sociale partners, is daarbij evenzeer van belang.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet heeft oog voor de huidige problemen in de lidstaten die te maken hebben met een hoge jeugdwerkloosheid. Deze lidstaten zullen naar verwachting baat hebben bij de verruimde mogelijkheden voor voorfinanciering in het YEI. Tegelijkertijd blijven de voorwaarden waarop lidstaten aanspraak kunnen maken op de middelen ongewijzigd en betekent deze voorfinanciering geen verandering van onze afdracht. In beginsel is het kabinet daarom een voorstander van het voorstel. Wel wil het kabinet benadrukken dat het onverminderd van belang is dat lidstaten met hoge jeugdwerkloosheid zelf kijken naar de onderliggende instituties op de arbeidsmarkt en bezien hoe hervormingen de doorstroming op de arbeidsmarkt kunnen verbeteren. Het kabinet is van mening dat de keuze voor een uitzonderlijk hoog voorfinancieringspercentage van 30%, daar waar voorfinanciering van 1,5 procent de algemene werkbare norm is voor EU fondsen, geen precedentwerking mag vormen voor andere EU fondsen. Nederland zal hier alert op blijven.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
In een eerste bespreking van het voorstel op 9 februari jl. is duidelijk geworden dat de strekking van het voorstel op brede steun onder de lidstaten kan rekenen. Lidstaten die aanspraak kunnen maken op YEI middelen zijn wel kritisch over de in hun ogen te krappe periode van twaalf maanden waarna ongebruikte middelen moeten terugvloeien. Niet in aanmerking komende lidstaten houden vast aan voorgenoemde periode voor het terugvloeien van ongebruikte middelen, stellen vragen bij de grote verhoging van de voorfinanciering, en uiten zorgen over een mogelijke precedentwerking voor andere budgetten.
a) Bevoegdheid
Het kabinet acht de EU bevoegd op dit terrein op te treden en kan zich vinden in de keuze voor de rechtsbasis (ESF verordening: artikel 164 VWEU).
b) Subsidiariteit
Het subsidiariteitsoordeel over het Commissie voorstel voor een wijziging van de verordening luidt positief. De hoge en toenemende werkloosheid onder jongeren in meerdere lidstaten heeft, zeker ook op de langere termijn, gevolgen voor de EU als geheel. Het kabinet erkent dat de mate van jeugdwerkloosheid in diverse lidstaten een zodanig niveau heeft bereikt (het EU-gemiddelde is 21,9 procent jeugdwerkloosheid) dat optimaal gebruik van Europese fondsen wenselijk is. Dit doet niet af aan het feit dat institutionele problemen op de arbeidsmarkt verschillen van lidstaat tot lidstaat en dat vraagt om beleid op nationaal niveau. Bestrijding van werkloosheid is en blijft primair een nationale of regionale aangelegenheid.
c) Proportionaliteit
Het proportionaliteitsoordeel luidt positief met een kanttekening. De Europese Commissie heeft vastgesteld dat met name lidstaten met zeer hoge niveaus van jeugdwerkloosheid sterke behoefte hebben aan voorfinanciering om daarmee projecten te kunnen starten, die anders blijven liggen als gevolg van gebrek aan liquide middelen. Deze wijziging van de verordening houdt geen wijziging in van de bestemming van YEI middelen en de voorwaarden waaronder deze besteed mogen worden. Het kabinet is wel van mening dat de keuze voor een uitzonderlijk hoog voorfinancieringspercentage van 30%, daar waar voorfinanciering van 1,5 procent de algemene werkbare norm is voor EU fondsen, geen precedentwerking mag vormen voor andere EU fondsen.
a) Consequenties EU-begroting
De voorgestelde wijziging verandert niets aan de jaarlijkse maxima van het meerjarig financieel kader voor vastleggingen en betalingen als bedoeld in bijlage I bij verordening (EU) nr. 1311/2013. Het voorstel is begrotingsneutraal voor de programmeringsperiode 2014–2020. De jaarlijkse verdeling van de vastleggingskredieten voor het YEI blijft ongewijzigd
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden
Niet van toepassing daar er geen wijziging van Nederlandse afdracht plaatsvindt en Nederland niet voldoet aan de voorwaarden om aanspraak te maken op YEI middelen.
c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger
Niet van toepassing.
d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger
Niet van toepassing.
e) Gevolgen voor concurrentiekracht
Niet van toepassing.
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Niet van toepassing.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Niet van toepassing.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Niet van toepassing.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Niet van toepassing.
Niet van toepassing daar Nederland niet voldoet aan de voorwaarden om aanspraak te maken op YEI middelen.
Geen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22112-1945.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.