22 112
Ontwerprichtlijnen Europese Commissie

nr. 190
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 maart 2001

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zes fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

1. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de opleiding van beroepschauffeurs voor goederen- en personenvervoer over de weg

2. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende machines en tot wijziging van Richtlijn 95/16/EG

3. Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (lawaai) (n-de bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1 van Richtlijn 89/391/EEG)1

4. Tien jaar na Rio: Voorbereiding op de Wereldtop over duurzame ontwikkeling in 2002.

5. Groenboek Integraal Productenbeleid

6. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de melding van voorvallen in de burgerluchtvaart.

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

D. A. Benschop

Fiche 1: Opleiding beroepschauffeurs Titel: Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de opleiding van beroepschauffeurs voor goederen- en personenvervoer over de weg

Datum Raadsdocument:8 februari 2001
nr. Raadsdocument:6021/01
nr. Commissiedocument:COM (2001) 56 def
Eerstverantwoordelijke ministerie:V&W i.o.m. SZW

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep Vervoer (eerste bespreking 7 maart 2001), Transportraad

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

Geen.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het voorstel behelst de introductie van verplichte vakbekwaamheidseisen voor chauffeurs in het beroepsvervoer over de weg voor rekening van derden. Het voorziet in een verplichte basisopleiding, gevolgd door een verplichte vervolgopleiding. Met dergelijke eisen wordt de verkeersveiligheid verbeterd alsmede de dienstverlening aan de opdrachtgevers en worden bestaande concurrentiedistorsies teniet gedaan.

Rechtsbasis van het voorstel:

art. 71

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Subsidiariteit: Positief. Het introduceren van uniforme eisen t.a.v. de vakbekwaamheid is bij uitstek een Communautaire aangelegenheid. De huidige situatie waarin alleen Nederland en Frankrijk reeds eisen kennen, kan worden beschouwd als onevenwichtig.

Proportionaliteit/deregulering: Het voorstel voldoet in Nederlandse ogen niet aan de eisen van proportionaliteit en deregulering daar waar het een verplichte vervolgopleiding voorschrijft. Dergelijke vervolgopleidingen worden in Nederland op basis van vrijwilligheid (of door middel van CAO-afspraken) door het bedrijfsleven zelf georganiseerd, hetgeen naar wens functioneert.

Nederlandse belangen:

Het voorstel vormt een bouwsteen voor de verdere professionalisering van het chauffeursberoep. Samen met sociale partners zal onderzocht worden hoe deze voorstellen concreet kunnen bijdragen aan een verbetering van de kwaliteit van het wegtransport. Het tegengaan van concurrentieverstoring is ook een Nederlands belang.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG):

Het voorstel vereist wijziging van regelgeving behorende tot Wet goederenvervoer over de weg, Wet personenvervoer 2000 en Wegenverkeerswet en het Arbeidstijdenbesluit vervoer.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

Co-decisie

Fiche 2: Machines Titel: Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende machines en tot wijziging van Richtlijn 95/16/EG

Datum Raadsdocument:30 januari 2001
nr. Raadsdocument:5557/01 ENT 8 CODEC 59
nr. Commissiedocument:COM (2000) 899 definitief
Eerstverantwoordelijke ministerie:SZW i.o.m. EZ, VWS en LNV

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep technische harmonisatievraagstukken.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het voorstel vervangt de gecodificeerde richtlijn 98/37/EG (machines) en wijzigt de richtlijn 95/16/EG (liften). Het voorstel houdt een aanpassing en verbetering in van de Europese regelgeving voor machines en liften. Naast de artikelen bevat het voorstel fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen die aan machines en liften gesteld worden en te volgen certificatieprocedures om vrij verkeer mogelijk te maken. Het toepassingsgebied is ook aangepast. Liften met lage snelheid (max. 0,15 m/s) vallen nu onder het toepassingsgebied van de concept-richtlijn voor machines. De produkten schiethamers, slachtpistolen en bouwliften voor personenvervoer zijn ook in het voorstel opgenomen. Voor deze produkten bestond nog geen communautaire wetgeving. Het voorstel bevat ook verplichtingen t.a.v. de inrichting van het markttoezicht in de Lidstaten. Op termijn zal de Commissie hiervoor ook met een aanvullend voorstel komen.

Rechtsbasis van het voorstel:

artikel 95 van het EG-verdrag

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Positief. Er is rekening gehouden met de voorstellen van het rapport van de groep-Molitor. De vervolmaking van de interne markt is bij uitstek een communautaire taak; het voorstel valt derhalve onder de bevoegdheden van de Commissie. Technische harmonisatie ten aanzien van de veiligheid van produkten moet op EU-niveau plaatsvinden ter voorkoming van handelsbelemmeringen tussen de lidstaten. In het voorstel zijn de wensen van de markt om aanpassing en verduidelijking van de bestaande Europese regelgeving gevolgd. Het voorstel leidt niet tot deregulering en vereenvoudiging van bestaande regelgeving, wel wordt de richtlijn 98/37 ingetrokken.

De Commissie bestudeert momenteel de noodzaak voor een aanvullend voorstel met betrekking tot de aanscherping van het markttoezicht door de lidstaten en daadwerkelijke informatie-uitwisseling. Deze voorstellen zullen te zijner tijd op subsidiariteit moeten worden beoordeeld.

Nederlandse belangen:

Het voorstel betekent een verbetering voor het vrij verkeer en neemt bestaande onduidelijkheid over de voorschriften weg. Naleving van de voorschriften wordt bevorderd en handhaving (constatering overtreding) door inspectiediensten eenvoudiger.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG):

N.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

Co-decisie conform artikel 251.

Fiche 3: Bescherming werknemers tegen lawaai Titel: Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (lawaai) (n-de bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1 van Richtlijn 89/391/EEG)

Datum Raadsdocument:18 januari 2001
nr. Raadsdocument:5474/01 SOC 17 CODEC 54 (bijgevoegd)
nr. Commissiedocument:COM (94) 284 def.
Eerstverantwoordelijke ministerie:SZW i.o.m. VWS, EZ, VROM en LNV

Behandelingstraject in Brussel:

Het voorstel wordt momenteel behandeld in de Raadswerkgroep Sociale Vraagstukken. De intentie van het Zweedse voorzitterschap is om de behandeling in de werkgroep in de eerste helft van 2001 af te ronden.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

Geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

In het wijzigingsvoorstel voor de richtlijn worden een grenswaarde en een actiewaarde voor blootstelling aan schadelijk geluid voorgesteld. In het eerste voorstel bedragen deze respectievelijk 85 en 80 dB(A). Daarnaast bevat de richtlijn verplichtingen voor de werkgever op de volgende onderwerpen:

• de bepaling en de beoordeling van de risico's;

• maatregelen ter voorkoming of vermindering van de blootstelling;

• persoonlijke beschermingsmiddelen;

• voorlichting en opleiding van de werknemers;

• raadpleging en deelneming van de werknemers.

Ook zijn er bepalingen voor een adequaat gezondheidstoezicht voorgesteld.

Rechtsbasis van het voorstel:

Artikel 137 EG verdrag

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Positief. De Nederlandse wetgeving (Arbobesluit) bevat reeds nagenoeg alle bepalingen die zijn opgenomen in dit richtlijnvoorstel. Deze richtlijn bevordert de uniforme wettelijke aanpak in de hele EU van de blootstelling van werknemers aan schadelijk geluid.

Nederlandse belangen:

Uniformiteit van regelgeving voor schadelijk geluid draagt bij aan een gelijk niveau van bescherming in alle lidstaten en aan het terugdringen van (technische) handelsbelemmeringen. Nederlandse ingezetenen genieten dezelfde bescherming in de andere lidstaten, zowel voor blootstelling aan lawaai als bij gezondheidstoezicht.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG):

Geen.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

Co-decisie (art. 251)

Fiche 4: Tien jaar na Rio Titel: Tien jaar na Rio: Voorbereiding op de Wereldtop over duurzame ontwikkeling in 2002

Datum Raadsdocument:16 februari 2001
nr. Raadsdocument:6314/01
nr. Commissiedocument:COM (2001)53 definitief
Eerstverantwoordelijke ministerie:BZ i.s.m. VROM, i.o.m. EZ, LNV, V&W, VWS

Behandelingstraject in Brussel:

Milieuraad 8 maart (presentatie), verdere voorbereiding in High Level working group Environment and Development

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

nu n.v.t

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Tien jaar na de United Nations Conference on Environment and Development in Rio de Janeiro zal in 2002 de vervolgconferentie RIO+10 worden gehouden. Deze conferentie zal worden gehouden in Zuid-Afrika (Johannesburg). De mededeling gaat in op de strategische doelstellingen van de EU, de gewenste synergie met aanverwante processen en de voorbereidende maatregelen in de aanloop naar de top.

De commissie kiest voor de volgende 4 strategische doelen:

1. increased global equity and effective partnership for sustainable development

2. better integration and coherence at international level

3. adoption of environment and development targets to revitalise and sharpen the political commitment

4. more effective actions at national level and mechanisms to monitor that progress internationally.

De Commissie stelt voor daaraan 4 inhoudelijke issues te linken:

1. protecting the natural resource base of economic development

2. integrating environment and poverty eradication

3. making globalisation sustainable

4. enhancing good governance and participation

Het vraagstuk van financiële en technische assistentie voor G77-landen wordt door de commissie gezien als een centraal issue. De Commissie wil in dit opzicht vooruit kijken en in de beschouwing betrekken welke rol handelsliberalisatie en private financiering (foreign direct investment) spelen bij het genereren van middelen voor duurzame ontwikkeling. Tegelijkertijd moet op de Top worden vastgesteld dat deze financiële stromen ingekaderd moeten zijn zodat de voortgang niet gepaard gaat met negatieve gevolgen voor milieu en equity.

De Commissie geeft aan dat de revitalisering van de Agenda 21 gebaat zou zijn bij het formuleren van doelen voor milieu en ontwikkeling. Voor milieu wordt daarbij opgemerkt dat dit mogelijk een eco-efficiency doelstelling kan zijn en/of de doelstelling uit OECD-DAC-kader dat: current trends in loss of environmental resources are effectively reversed both at global and national level by 2015. Daarmee samenhangend zijn sectorale doelen denkbaar (forests, soil, water).

Bij de synergie met aanverwante trajecten benadrukt de commissie het belang van de samenhang met de nationale duurzaamheidsstrategieën, Cardiff process, 6e Milieu-actieprogramma. Tevens geeft de commissie aan dat ratificatie van Kyoto-protocol, Rotterdam Conventie en Cartegena Protocol van belang zijn voor een geloofwaardige EU-positie. De commissie geeft ook het belang aan van het vraagstuk van milieu en handel. De commissie is voorstander van het starten van een nieuwe handelsronde met duurzame ontwikkeling als centraal doel. Daarnaast wijst de commissie nadrukkelijk op het belang van links met het traject Financing for Development, Third UN Conference on Least Developed Countries. Duurzame ontwikkeling moet in die trajecten ingebed zijn, aldus de commissie.

Commisie spreekt de ambitie uit een leidende rol te willen spelen in de voorbereiding van de Wereldtop. Een stuurgroep zal worden ingesteld voor consultatie met stakeholders. Betrokkenheid van NGO's, ontwikkelingslanden en pan-Europese voorbereiding acht de commissie van belang

Rechtsbasis van het voorstel:

n.v.t.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

n.v.t

Nederlandse belangen:

Rio + 10 kan bijdragen aan duurzame ontwikkeling, zowel binnen Europa als daarbuiten. Een goede Europese voorbereiding zal bijdragen aan effectieve input in dit proces en beïnvloeding van relevante actoren. Onderhavige mededeling van de Commissie draagt hieraan bij.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG):

n.v.t

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

Geen, het betreft een mededeling

Fiche 5: Groenboek Integraal Productenbeleid Titel: Groenboek Integraal Productenbeleid

Datum Raadsdocument:19 februari 2001
nr. Raadsdocument:6143/01
nr. Commissiedocument:COM(2001)68
Eerstverantwoordelijke ministerie:VROM i.o.m. EZ, BZ

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep Milieu en agendering voor de Milieuraad van 8 maart 2001 (presentatie) en de Interne Markt, Consumenet en Toerisme Raad van 12 maart 2001 (presentatie).

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het Groenboek stelt een strategie voor om productgerelateerd milieubeleid aan te scherpen en beter te richten op de bevordering van de ontwikkeling van een markt voor groenere producten. De ideeën die naar voren worden gebracht zijn bedoeld om de algemene discussie te stimuleren over de voorgestelde strategie en de onderdelen daarvan, de perspectieven die het «vergroenen» van producten opent voor de diverse belanghebbenden en de overheid, en de praktische middelen voor het implementeren en stimuleren ervan.

De strategie is gebaseerd op de geïntegreerde productbeleid-benadering (integrated product policy, i.e. het streven naar vermindering van milieu-effecten van producten gedurende de levenscyclus) en beoogt bestaand milieubeleid aan te vullen door gebruik te maken van tot nu toe onaangeboorde mogelijkheden om een scala aan producten en diensten gedurende hun hele levenscyclus te verbeteren: van grondstofwinning tot productie, gebruik en afvalbeheer.

Voor deze discussie worden alle marktactoren uitgenodigd. In het Groenboek wordt het belang van een productenbeleid benadrukt en worden mogelijke contouren van een Europees productenbeleid aangegeven. Het centrale element ervan is hoe de ontwikkeling van groenere producten en de interesse ervoor van consumenten het meest efficiënt kan worden bereikt.

Het algemene doel is om producten milieuvriendelijker te maken zonder dit via directe regelgeving af te dwingen. Er worden voornamelijk marktconforme instrumenten voorgesteld, maar ook is er veel aandacht voor informatie-uitwisseling van milieubelasting van producten als instrument om vooral de vraag naar milieuvriendelijke producten te stimuleren.

Rechtsbasis van het voorstel:

Nog niet van toepassing (Groenboek)

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Positief. De meeste producten worden op mondiale of regionale schaal verhandeld en circuleren vrij binnen de interne markt. Het ligt daarom voor de hand om niet alleen op kleine schaal voor plaatselijk gevestigde ondernemingen een productgerelateerd milieubeleid te ontwikkelen, maar voor alle bedrijven die binnen de gemeenschap actief zijn en handel drijven.

Uiteraard moet ervoor gewaakt worden dat een Europese aanpak niet ten koste gaat van lopend Nederlands beleid zoals productgerichte milieuzorg. Initiatieven voor de invulling van een productenbeleid komen niet alleen vanuit de milieuhoek [DG Milieu] maar ook vanuit.de markt [DG ondernemingen].

Nederlandse belangen:

Nederland is een van de voortrekkers in Europa op het gebied van productenbeleid. Al in 1993 is in de nota Product en Milieu erkend dat bij producten de internationale dimensie uiterst belangrijk is omdat 80% van de in Nederland gebruikte producten geïmporteerd wordt en 80% van de geproduceerde producten juist geëxporteerd wordt.

Een Europese aanpak kan invulling geven aan die noodzakelijke internationale dimensie.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG):

(Nog) niet van toepassing

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

In dit stadium nog niet van toepassing

Fiche 6: Melding voorvallen burgerluchtvaart Titel: Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de melding van voorvallen in de burgerluchtvaart

Datum Raadsdocument:11 januari 2001
nr. Raadsdocument:5230/01
nr. Commissiedocument:COM (2000) 847 def
Eerstverantwoordelijke ministerie:V&W

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep vervoer, Transportraad. Het voorstel is nog niet geagendeerd voor bespreking in de Raadswerkgroep en wordt ook niet vermeld in de indicatieve agenda van Transportraden onder Zweeds voorzitterschap

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

In aanloopfase 1,8 M€ in 2001, 2,1 M€ in 2002, waarvan 1,7 M€ per jaar uit het 5e Kaderprogramma komt.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Door de groei van het luchtverkeer en bij handhaving van het huidige veiligheidsniveau zal een verhoging van het aantal ongevallen en ernstige incidenten optreden. Dit is ongewenst. De hoeveelheid te onderzoeken ongevallen is echter te gering om alle mogelijke oorzaken voldoende zichtbaar en onderbouwd te krijgen. Daartoe wil men gebruik maken van de zeer grote hoeveelheid incidenten die optreden en die vaak dezelfde oorzaken hebben als ongevallen. Alvorens de incidenten te kunnen analyseren, zal men de incidenten gerapporteerd willen hebben. Dit voorstel creëert het juridische kader daarvoor.

Rechtsbasis van het voorstel:

Artikel 80. lid 2 EG Verdrag

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Doel van de richtlijn is verhoging van de luchtvaartverkeersveiligheid door ervoor te zorgen dat voor de veiligheid kritische informatie wordt gemeld, verzameld en verspreid, teneinde analyse van die informatie mogelijk te maken. Het is belangrijk om op gemeenschappelijk niveau met deze richtlijn een juridische basis te creëren inzake uitwisseling van gegevens tussen lidstaten, opslag van informatie in een centrale databank en t.a.v. de vertrouwelijke behandeling van meldingen. Het gaat hier om een richtlijn die een kader schept waarbinnen de lidstaten voldoende vrijheid houden voor nadere invulling.

Nederlandse belangen:

Het Nederlandse belang is om beter dan voorheen de middelen te hebben om de factoren die de luchtvaartveiligheid bedreigen te leren kennen en daaruit veiligheidsverhogende maatregelen te kunnen nemen of te doen nemen. Voorts is Nederland ervan overtuigd, dat een Europese aanpak, vanwege het internationale karakter van de luchtvaart, de enige aangewezen weg is.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG):

Voor het invoeren van een wettelijke verplichting tot het rapporteren van incidenten die een gevaar voor de luchtvaart kunnen opleveren en tot het opslaan van die rapporten in een database, zal een basis in de wet (Wet luchtvaart) moeten worden gelegd en zullen bij of krachtens een Algemene Maatregel van Bestuur nadere uitvoeringsregelingen moeten worden opgesteld. Er dient rekening te worden gehouden met de mogelijke druk van notificatie-verplichtingen op de betrokken autoriteiten.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

Co-decisieprocedure


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven