22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1712 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 oktober 2013

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij drie fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Verordening vangstmogelijkheden visbestanden Oostzee 2014 (Kamerstuk 22 112, nr. 1711)

Fiche 2: Aanbeveling gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging

Fiche 3: Mededeling schaduwbankactiviteiten (Kamerstuk 22 112, nr. 1713)

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: Aanbeveling gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Aanbeveling van de Raad over de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging in de verschillende sectoren

Datum ontvangst Commissiedocument

28 augustus 2013

Nr. Commissiedocument

COM (2013) 603

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

Behandelingstraject Raad

Raad Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport

2. Essentie voorstel

De aanbeveling is een uitwerking van de conclusies van de Raad van 27 november 2012 over de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging. In die conclusies van de Raad wordt de noodzaak erkend van verdere maatregelen op EU-niveau en wordt de Commissie opgeroepen een voorstel in te dienen voor een aanbeveling van de Raad, met inbegrip van een licht monitoringkader. Nederland heeft ingestemd met die Raadsconclusies. In de aanbeveling worden de lidstaten verzocht:

  • Een nationale strategie en bijbehorend actieplan te ontwikkelen in de verschillende sectoren, die een afspiegeling vormen van de EU-richtsnoeren voor lichaamsbeweging.

  • Het niveau van lichaamsbeweging en de tenuitvoerlegging van de beleidsmaatregelen te monitoren door gebruik te maken van het aanbevolen monitoringkader, met in achtneming van de nationale omstandigheden.

  • Nauw samen te werken, zowel onderling als met de Commissie, door een proces van regelmatige uitwisseling van informatie en goede praktijken binnen de relevante EU structuren op gang te brengen.

Deze aanbevelingen hebben als doel lidstaten te helpen bij hun inspanningen om burgers in staat te stellen (meer) aan lichaamsbeweging te doen door hun de belangrijkste elementen aan te reiken voor een coherent, sectoroverschrijdend en empirisch onderbouwd beleid. De Commissie wijst op het belang van lichaamsbeweging voor de fysieke en mentale gezondheid en voor het tegengaan van overgewicht.

De aanbeveling memoreert de voordelen van voldoende lichaamsbeweging voor de kwaliteit van leven, de ontwikkeling van kinderen en adolescenten, de geestelijke gezondheid en cognitieve functies. Daar tegenover staan de nadelen van te weinig lichaamsbeweging: vroegtijdige sterfte door gezondheidsschade, onder meer door diabetes, hart- en vaat ziekten en bepaalde vormen van kanker. In geld uitgedrukt leidt dit volgens de Commissie jaarlijks tot € 63 aan gezondheidskosten per inwoner van de EU (totaal € 31 miljard per jaar). De Commissie verwacht dat binnen 25 jaar ca. 65% van de Europeanen kan voldoen aan de aanbevelingen inzake lichaamsbeweging, waardoor de kosten die gemoeid zijn met het gebrek aan lichaamsbeweging geleidelijk aan afnemen. Hoewel een en ander afhankelijk is van de mogelijkheden en de bereidheid van de lidstaten om voorrang te geven aan een effectief beleid inzake gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging en dit op de lange termijn uit te voeren, zouden de economische voordelen van het vermijden van de kosten die gemoeid zijn met het gebrek aan lichaamsbeweging groot zijn en volgens de Commissie neerkomen op bijna € 7 miljard na 5 jaar, € 22 miljard na 10 jaar en € 63 miljard na 20 jaar.

De aanbeveling noemt sport en lichaamsbeweging primair een zaak van lidstaten. De meeste lidstaten hebben zelf aanbevelingen gedaan aan hun burgers over gezonde lichaamsbeweging. Veel hebben ook strategieën ontwikkeld ter stimulering van lichaamsbeweging. De EU heeft mede op basis van het Witboek voor sport uit 2007 en het Witboek over een EU-strategie voor aan voeding, overgewicht en obesitas gerelateerde gezondheidskwesties uit 2007, richtsnoeren voor lichaamsbeweging uitgebracht. Die richtsnoeren zijn in 2008 door de Ministers van Sport van de EU-lidstaten bevestigd. De Commissie wijst erop dat desondanks de hoeveelheid lichaamsbeweging op EU-niveau te laag blijft. Hoewel er aanzienlijke verschillen zijn tussen lidstaten, haalt ongeveer twee derde van de volwassen EU-bevolking de aanbevolen hoeveelheid lichaamsbeweging niet. Elk jaar kost dat de Europese burgers 8 miljoen gezonde levensdagen.

De Commissie concludeert dat voor de EU als geheel (het totaal van de lidstaten) de ingezette maatregelen niet doeltreffend zijn en geeft aan dat de situatie indruist tegen de Europa 2020-strategie, waarin de noodzaak wordt erkend om op te treden tegen ongelijkheden op gezondheidsgebied als voorwaarde voor groei en beter concurrentievermogen. Volgens de aanbeveling valt het tevens niet te rijmen met de door de EU geformuleerde beleidsambities op het gebied van sport en gezondheid.

In de aanbeveling wordt erop gewezen dat lichaamsbeweging nog onvoldoende een zelfstandige volksgezondheidsprioriteit is. Meer concreet wijt de Commissie het onvoldoende resultaat aan de volgende tekortkomingen in het beleid:

  • onvoldoende sectoroverstijgende aanpak;

  • onduidelijke beleidsdoelstellingen;

  • ontoereikende mechanismen voor monitoring en evaluatie.

Ook acht de Commissie het noodzakelijk meer inzicht te verkrijgen in de bepalende factoren voor gezonde lichaamsbeweging.

3. Wat is de Nederlandse grondhouding ten aanzien van de bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit van deze aanbeveling en de eventueel daarin aangekondigde concrete wet- en regelgeving? Hoe schat Nederland de financiële gevolgen in, alsmede de gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten?

In deze aanbeveling wordt geen wet- of regelgeving aangekondigd.

Bevoegdheid: De aanbeveling betreft de gebieden sport en volksgezondheid en is gebaseerd op twee rechtsgrondslagen: de artikelen 165 en 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Nederland is akkoord met deze rechtsbasis. Het gaat om een aanvullende bevoegdheid voor inzet op sportgebied en voor het verbeteren van de volksgezondheid.

Subsidiariteit:

Het Nederlands oordeel over de subsidiariteit luidt negatief. Hoewel de aanbevelingen en bevindingen van de Europese Commissie aansluiten bij de Nederlandse beleidslijnen rond het thema sport en bewegen en er zonder meer ook voor Nederland meerwaarde ligt in de mogelijke resultaten van het uitwisselen van kennis, is het kabinet van mening dat dit niet tot de prioriteiten van de EU behoort. Ondanks dat de EU bevoegd is om deze aanbeveling te doen, is er wat Nederland betreft onvoldoende sprake van grensoverschrijdende problematiek waarvoor ingrijpen door de EU met voorgestelde beleidsinstrumenten noodzakelijk is.

Proportionaliteit: N.v.t.

Financiële lasten: De totale lasten ten behoeve van het coördineren van de rapportages en het ondersteunen van lidstaten voor de voorkeursoptie (aanbeveling met beperkte monitoring) van de Commissie worden begroot op € 3.212.000 voor de periode 2014–2020 (gemiddeld ongeveer € 459.000 per jaar). Nederland is van mening dat de middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Volgens de Commissie zijn de kosten voor de lidstaten in het eerste jaar voor het opzetten van monitoringsystemen beperkt en zullen die kosten daarna nog lager worden. Per lidstaat worden die kosten geschat op ongeveer € 47.000 voor de periode 2014–2020. De kosten zijn naar schatting € 10.000 in het eerste jaar. Daarna zijn de te verwachten kosten lager. De budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

Administratieve lasten: Uit de bijlagen bij de aanbeveling kan worden afgeleid dat het voor de rapportages over de Nederlandse situatie aan de EU niet nodig zal zijn aparte systemen op te zetten voor het verzamelen van gegevens. De administratieve lasten voor burgers, bedrijven en overheden zullen naar verwachting dus niet toenemen.

4. Nederlandse positie over de aanbeveling

Nederlands beleid op het gebied van sport en bewegen en op het gebied van volksgezondheid is vastgelegd in Beleidsbrief Sport; Sport en bewegen in Olympisch perspectief 19 mei 2011 (Kamerstuk 30 234, nr. 37) en de landelijke nota Gezondheidsbeleid; gezondheid dichtbij van 25 mei 2011 (Kamerstuk 32 793, nr. 1). Het programma Sport en bewegen in de buurt (SBB) vormt daartoe de spil. De inzet van het Kabinet voor de volksgezondheid wordt vorm gegeven in het Nationale Programma Preventie (Kamerbrief voor de agenda van een Nationaal Programma Preventie, 19 april 2013, Kamerstuk 32 793, nr. 70). In dat programma is veel aandacht voor lichaamsbeweging.

Nederland onderschrijft de analyse van de Europese Commissie dat een succesvol beleid ter stimulering van sport en lichaamsbeweging gestoeld moet zijn op duidelijke doelstellingen en op een sectoroverstijgende aanpak.

Echter, de burger is verantwoordelijk voor de eigen leefstijl en het beoefenen en aanbieden van sport zijn in hoge mate private activiteiten. De rol van de overheid is het de burger mogelijk maken het gezonde gedrag te vertonen. Daarnaast is het kabinet van mening dat – zoals verwoord in de brief aan het Parlement van 23 juni 2013 naar aanleiding van de subsidiariteitstoets – om te komen tot een effectievere EU waarbij het Nederlands uitgangspunt is «Europees wat moet, nationaal wat kan». Dat betekent ook dat het kabinet van mening is dat de EU niet op ieder terrein waar ze bevoegdheden heeft ook daadwerkelijk met voorstellen moet komen. Aantoonbare toegevoegde waarde van een Europese grensoverschrijdende aanpak is noodzakelijk. Bij deze aanbeveling is het grensoverschrijdende aspect van de problematiek en daarmee de noodzaak voor Europees handelen onvoldoende duidelijk gemaakt. Naar de mening van Nederland moet de EU haar prioriteiten elders leggen. Nederland zal het voorstel voor deze aanbeveling aan de Raad dan ook niet steunen.

Naar boven