22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1413 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 mei 2012

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zes fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Mededeling oprichting Europees Centrum voor de bestrijding van cybercriminaliteit (Kamerstuk 22 112, nr. 1412)

Fiche 2: Mededeling afzetbevordering en voorlichting landbouwproducten

Fiche 3: Besluiten EU standpunt coördinatie sociale zekerheid Turkije, Montenegro, San Marino en Albanië (Kamerstuk 22 112, nr. 1414)

Fiche 4: Mededeling Externe dimensie coördinatie sociale zekerheid (Kamerstuk 22 112, nr. 1415)

Fiche 5: Verordening beheerplan kabeljauw in de Oostzee (Kamerstuk 22 112, nr. 1416)

Fiche 6: Verordening vereenvoudiging registratie van motorvoertuigen uit een andere lidstaat (Kamerstuk 22 112, nr. 1417)

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen

Fiche: Mededeling afzetbevordering en voorlichting landbouwproducten

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, De Raad, het Europees Economische en Sociaal Comité en het Comité voor de regio’s. Afzetbevordering en voorlichting ten behoeve van landbouwproducten: een strategie met een belangrijke Europese meerwaarde om de smaken van Europa beter onder de aandacht te brengen.

Datum Commissiedocument: 30 maart 2012.

Nr. Commissiedocument: COM(2012) 148

Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=201481

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: Niet opgesteld.

Behandelingstraject Raad: Landbouw en Visserijraad. Wetgevingsvoorstellen worden later in het jaar verwacht.

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

2. Essentie voorstel

Deze mededeling is een vervolg op het Groenboek, over promotiemaatregelen landbouwproducten1 dat in juli 2011 door de Commissie is uitgebracht en waarop het Kabinet zijn visie heeft gegeven (TK 28 625, nr. 133).

Sinds 2000 bestaat in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid de mogelijkheid om bij de Commissie programma’s in te dienen voor voorlichting en afzetbevordering van landbouwproducten op de interne markt en in derde landen. In het kader van deze promotieregeling kunnen door beroepsorganisaties programma’s worden ingediend, die in aanmerking komen voor een communautaire financiering van 50% van de totale kosten. De sector dient een eigen bijdrage te leveren van minimaal 20% van de kosten. Het overige deel kan komen uit financiering door de nationale overheid.

In de Mededeling geeft de Commissie aan in hoeverre het huidige beleid op het gebied van voorlichting en afzetbevordering aangepast zou moeten worden om een beter rendement hieruit te halen. Als doelstellingen ziet zij het bereiken van een belangrijke Europese meerwaarde, het komen tot een aantrekkelijker en trefzekerder beleid, een eenvoudig beheer en meer synergie tussen de verschillende afzetbevorderingselementen.

Via hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid wordt gestreefd om te komen tot betere prestaties op het gebied van de organisatie van productie, duurzaamheid en kwaliteit van landbouwproducten. Daarbij is het van belang om de consumenten, zowel binnen als buiten de EU, in te lichten over de kwaliteit van Europese landbouwproducten.

3. Wat is de Nederlandse grondhouding ten aanzien van de bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit van deze mededeling en de eventueel daarin aangekondigde concrete wet- en regelgeving? Hoe schat Nederland de financiële gevolgen in, alsmede de gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten?

Bevoegdheidsvaststelling:

De Commissie doet geen voorstellen voor concrete wet- en regelgeving. Wel ziet de Europese Commissie deze promotieregeling meer als een integraal onderdeel van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Met de afbouw van het markt- en prijsbeleid wordt de promotieregeling een belangrijk instrument om Europese kwaliteitsproducten te bevorderen. Daarnaast biedt de regeling steeds meer de mogelijkheid om de sector te ondersteunen in geval van een crisis, zoals in 2009 bij de melkcrisis en in 2011 bij de EHEC crisis. Nederland kan zich vinden in de gedeelde bevoegdheid die de Commissie heeft op dit terrein.

Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

Nederland heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de subsidiariteit van de mededeling doordat er op deze wijze minder snel sprake is van het risico van concurrentievervalsing door inzet van middelen van (bepaalde) lidstaten voor (bepaalde) producten die (feitelijk) vooral van belang zijn voor sectoren in die lidstaten.  Wel plaatst Nederland graag de kanttekening dat, zoals al in de Kabinetsreactie op het Groenboek afzetbevordering is aangegeven, dat promotie vooral een zaak van de sector zelf is. De Nederlandse inzet is dat de huidige wijze van financiering wordt gehandhaafd, waarbij de vrijheid blijft bestaan om de nationale bijdrage geheel over te laten aan de sector.

De proportionaliteit wordt positief beoordeeld. De aanbevelingen die de Commissie doet, laten voldoende ruimte voor nationale besluiten en staan inhoudelijk in verhouding tot de geformuleerde doelstellingen.

Financiële gevolgen

De mededeling bevat geen concrete voorstellen m.b.t. de kosten van de promotieregeling.

De EU-bijdrage aan de huidige (horizontale) promotieregeling bedraagt ca. € 50 miljoen per jaar. De EU-begroting financiert 50% van de kosten; de sector dient minimaal 20% bij te dragen en het resterende deel kan door de lidstaten worden gefinancierd. Daarnaast bestaan er in het kader van de gemeenschappelijke marktordening promotieregelingen voor groenten en fruit en wijn (samen € 150–250 mln per jaar).

De onderhandelingen over de promotieregeling maken voor wat betreft de financiële aspecten integraal onderdeel uit van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2014–2020, waarvoor de Raad Algemene Zaken verantwoordelijk is. Nederland hecht eraan dat besprekingen over de promotieregeling niet vooruitlopen op de integrale besluitvorming betreffende het MFK. De beleidsmatige inzet van Nederland zal ondersteunend moeten zijn aan de Nederlandse inzet in de MFK-onderhandelingen, te weten een substantiële vermindering van de Nederlandse afdrachten aan de EU en een hervormde begroting die is toegespitst op de prioriteiten van dit decennium. Binnen dit kader blijft vanzelfsprekend de ruimte bestaan om op de inhoud actief in te spelen op het verloop van de onderhandelingen.

Nederland ziet promotie vooral als een zaak voor de sector zelf. Dit heeft ertoe geleid dat, op een enkele uitzondering na, in Nederland de nationale overheid geen programma’s meefinanciert. Eventuele kosten voor de nationale begroting zullen worden opgevangen op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement conform de regels van de budgetdiscipline.

Regeldruk en administratieve lasten

Het voorstel zal naar verwachting weinig of geen gevolgen hebben op het gebied van regeldruk en administratieve lasten voor de Rijksoverheid. EL&I is inhoudelijk niet betrokken bij programma’s, maar controleert wel op een juiste uitvoering ervan. Deze controle bestaat uit het beoordelen van de ingediende programma’s, het begeleiden van de organisaties die programma’s indienen, het doorgeleiden naar de Commissie van de programma’s die voldoen en het begeleiden van de goedgekeurde programma’s in de uitvoeringsfase. Tevens verzorgt EL&I de uitbetaling van de communautaire cofinanciering.

De Commissie vindt dat het beheer eenvoudiger moet. Nederland kan dit van harte ondersteunen. De voorstellen voor het nieuwe beleid, die naar verwachting eind dit jaar zullen verschijnen, zullen nadrukkelijk worden beoordeeld op vereenvoudiging voor zowel nationale overheid als bedrijfsleven.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland ondersteunt de Commissiedoelstelling van hervorming van het afzetbevorderingsbeleid.

De ideeën die de Commissie in haar Mededeling naar voren brengt, stroken grotendeels met de visie zoals verwoord in de Kabinetsreactie. Te denken valt hierbij aan:

  • De regeling moet vooral gebruikt worden om sturing te geven aan een verantwoorde consumptie van goederen. Bij de producten die in aanmerking komen voor promotieprogramma’s moet vooral gekeken worden naar kwaliteitsproducten die milieu- en diervriendelijk en duurzaam worden geproduceerd. Daarnaast dient gezondheid een van de criteria te zijn bij de toetsing van programma’s. Verder is het voor Nederland van belang dat programma’s de integriteit van de interne markt en het open internationaal handelssysteem volledig in acht nemen.

  • Uitbreiding van het toepassingsgebied tot andere partijen dan de beroepsorganisaties. In tijden van crises, zoals bij de EHEC het geval was, zou het mogelijk moeten zijn om een onafhankelijke instantie zoals het Voedingscentrum de mogelijkheid te geven voorlichtingsprogramma’s in te dienen. Voorlichting van een dergelijke onafhankelijke organisatie over de gezondheid en veiligheid van consumptie van producten kan een meerwaarde hebben.

  • Vereenvoudiging van de regelgeving. Goede verantwoording van communautaire en nationale middelen is erg belangrijk. De vraag is echter hoe specifiek de regelgeving moet zijn. Dit begint al bij de uiterst gedetailleerde opgave die de indienende instantie moet doen bij het opstellen van een programma. Daarbij wordt ook tijdens de uitvoeringsfase van een programma veel van de uitvoerende organisaties maar ook van de bevoegde autoriteit gevraagd. Insteek zou veeleer moeten zijn dat meer wordt gekeken naar de doelstellingen van een programma dan naar de wijze waarop men die doelstelling wil realiseren.

  • Meer synergie tussen de verschillende afzetbevorderingsinstrumenten. Naast de horizontale regeling bestaan er in de sectoren groenten en fruit en wijn afzonderlijke bepalingen op het gebied van afzetbevordering. De Commissie is van mening dat alle maatregelen op het gebied van afzetbevordering een aantal gemeenschappelijke elementen zouden moeten bevatten. Nederland vindt dat daarbij ook betrokken moeten worden de voorstellen in het kader van het kwaliteitspakket en die in het kader van het markt- en prijsbeleid.

  • Momenteel worden de programma’s door zowel de lidstaten als de Commissie grondig beoordeeld op formele aspecten en op inhoud. Deze procedure is tijdrovend en het is de vraag of dit wel zo zinvol is. Er zou veel kunnen worden gewonnen als er een duidelijkere taakverdeling komt tussen de werkzaamheden van de lidstaten en die van de Commissie.

Verder is het van belang dat de effectiviteit van campagnes goed wordt gemonitord, voor een effectieve en efficiënte besteding van de middelen.

Daarnaast zal de Nederlandse inzet zijn om de huidige financieringsregeling te handhaven. Dit strookt met de inzet van het Kabinet en met de motie Koopmans/Jacobi (Kamerstuk 22 112, nummer 1231, van 29 september 2011), waarin de regering wordt verzocht de sector te faciliteren om de promotieregeling te kunnen benutten en de financiering van het nationale deel van de cofinanciering te kunnen blijven realiseren.


X Noot
1

COM (2011) 436 Groenboek over afzetbevordering en voorlichting ten behoeve van landbouwproducten: een strategie met een belangrijke Europese meerwaarde om de smaken van Europa beter onder de aandacht te brengen.

Naar boven