22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1171 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 mei 2011

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zeven fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

  • Fiche 1: Mededeling beleid EU t.a.v. ITU-Wereldradioconferentie 2012 (kamerstuk 22 112, nr. 1168)

  • Fiche 2: Verordening versterkte samenwerking voor unitaire octrooibescherming (kamerstuk 22 112, nr. 1169)

  • Fiche 3: Mededeling Akte van de Interne Markt (kamerstuk 22 112, nr.1170)

  • Fiche 4: Mededeling ruimtevaartstrategie

  • Fiche 5: Mededeling bescherming kritieke informatiestructuur (kamerstuk 22 112, nr. 1172)

  • Fiche 6: Verordening elektronische publicatie Publicatieblad van de Europese Unie (kamerstuk 22 112, nr. 1173)

  • Fiche 7: Richtlijn woningkredietovereenkomsten (kamerstuk 22 112, nr. 1174)

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen

Fiche: Mededeling ruimtevaartstrategie ten dienste van de burger

1. Algemene gegevens

Titel Voorstel: Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: naar een ruimtevaartstrategie van de Europese Unie ten dienste van de burger

Datum Commissiedocument: 4 april 2011

Nr. Commissiedocument: COM(2011) 152 definitief

Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=en&DosId=200312

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: SEC/2011/0380 definitief, SEC(2011) 381 definitief (samenvatting)

Behandelingstraject Raad: Raadswerkgroep Ruimtevaart, Raad voor Concurrentievermogen 30-31 mei 2011 (vaststellen Raadsconclusies)

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

2. Essentie mededeling

De Commissie schetst een aantal mogelijke acties op het gebied van ruimtevaartbeleid en beleid voor de ruimtevaartindustrie. Afhankelijk van de reacties van de lidstaten wil de Commissie de prioritaire acties nader uitwerken tot een programma. In juni zal de Commissie een programmavoorstel presenteren als onderdeel van het Meerjarig Financieel Kader vanaf 2014.

De doelstellingen van het Europese ruimtevaartbeleid zijn het bevorderen van technologische en wetenschappelijke vooruitgang, stimuleren van innovatie en concurrentievermogen van bedrijven, het laten profiteren van de Europese burger van ruimtevaarttoepassingen en het internationaal geven van meer gewicht aan Europa op het gebied van de ruimtevaart.

Om deze doelstellingen te bereiken, identificeert de Commissie vier acties:

  • 1) het realiseren van satellietnavigatiesystemen Galileo en Egnos1;

  • 2) het realiseren van het systeem voor het monitoren van het milieu, de leefomgeving en het klimaat (GMES2);

  • 3) het ontwikkelen van ruimtevaarttoepassingen voor de veiligheid van de burger evenals een systeem voor de bescherming van kritieke ruimtevaartinfrastructuur;

  • 4) het versterken van de Europese rol bij de verkenning van de ruimte.

Ook wil de Commissie met industriebeleid het concurrentievermogen van de Europese ruimtevaartindustrie versterken. Vervolgens doet de Commissie suggesties om de samenwerking met externe partners (buiten Europa) en de coördinatie van programmering tussen de Unie, de lidstaten en het Europese ruimteagentschap te verbeteren.

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

De mededeling bevat geen formeel wetsvoorstel. De Commissie legt een aantal acties ter discussie voor aan de lidstaten. Op basis van de reacties is de Commissie voornemens in juni haar strategie te bepalen als onderdeel van het voorstel voor het volgende Meerjarig Financieel Kader vanaf 2014.

Bevoegdheid: De mededeling is gebaseerd op artikel 189 VWEU, Nederland kan zich vinden in deze bevoegdheid. Genoemd artikel verleent aan de Unie een aanvullende bevoegdheid inzake ruimtevaart die zij gezamenlijk met de lidstaten uitoefent. De Unie heeft op basis hiervan de bevoegdheid om een Europees ruimtevaartbeleid te ontwikkelen en gemeenschappelijke initiatieven te ontplooien. De voorgestelde acties vloeien voort uit eerdere besluitvorming: de resolutie van de Ruimtevaartraad in 20083, de Raadsconclusies met betrekking tot het nieuwe Europese industriebeleid4 en de resolutie van de Ruimtevaartraad in 20105.

Subsidiariteit: Nederland beoordeelt de subsidiariteit als positief. Ruimtevaart is bij uitstek een beleidsterrein waar maar weinig landen individueel aan kunnen deelnemen en daarom Europese (maar ook internationale) samenwerking noodzakelijk is. Samenwerking tussen lidstaten op dit terrein heeft meerwaarde op het gebied van efficiëntie en ter bevordering van de interne markt. Daarnaast hebben lidstaten en het Europese Ruimtevaartagentschap eigen bevoegdheden.

Proportionaliteit: Nederland beoordeelt de proportionaliteit als positief. Zoals gezegd, bevat de mededeling verschillende acties die voortvloeien uit eerdere besluitvorming. Deze acties zijn nog niet concreet ingevuld. De hieruit voortvloeiende voorstellen zullen nader worden getoetst op proportionaliteit. Nederland moet ervoor waken dat de Commissie in de toekomst te veel een coördinerende rol op zich gaat nemen.

Financiële gevolgen: Deze mededeling heeft geen financiële consequenties voor de EU-begroting. De mededeling wordt (mogelijk) uitgewerkt in een specifiek programma als onderdeel van het Meerjarig Financieel Kader vanaf 2014. Dit programma dient te passen in het streven van Nederland naar een sobere EU-begroting en de kabinetsinzet voor het Meerjarig Financieel Kader vanaf 2014. Nederland wenst niet vooruit te lopen op de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader vanaf 2014 en zal dit voorstel te gelegener tijd beoordelen.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland onderschrijft het belang van ruimtevaart voor wetenschappelijke kennis, technologieontwikkeling, innovatie en maatschappelijke toepassingen zoals klimaat, veiligheid, telecommunicatie, navigatie, luchtkwaliteit en de informatievoorziening bij natuurrampen. Ruimtevaart is van strategisch, economisch en maatschappelijk belang voor de Unie en draagt direct bij aan de doelstellingen van de Europa 2020-strategie.

De acties die de Commissie formuleert, hebben in potentie forse budgettaire consequenties en voorzien in een uitbreiding van de rol van de Commissie bij het ruimtevaartbeleid. Nederland is daarom van mening dat duidelijk keuzes gemaakt moeten worden, niet alleen over welke acties prioriteit hebben maar ook welke rol de Commissie daarbij speelt. Immers, ruimtevaart is ook een zaak van de lidstaten zelf en het intergouvernementele Europese Ruimtevaartagentschap ESA. Nederland is van mening dat de EU aan ruimtevaart een meer politieke en strategische dimensie kan geven, maar dat de EU zich in de reikwijdte van acties dient te beperken tot operationele activiteiten gericht op gebruikerstoepassingen. Hieronder wordt de Nederlandse inzet ten aanzien de geformuleerde acties en de rol en reikwijdte van het handelen van de Commissie nader toegelicht.

Prioriteitstelling acties

De Commissie benoemt vier acties die zij als prioriteit beschouwt:

  • 1) de satellietnavigatiesystemen Galileo en Egnos

  • 2) het aardobservatiesysteem GMES voor informatie over milieu, leefomgeving en klimaat

  • 3) veiligheid: zowel de toepassing van ruimtevaart voor de veiligheid van de EU en haar burgers als de beveiliging van strategische ruimtevaartinfrastructuur

  • 4) de verkenning van de ruimte.

Verder wil de Commissie het concurrentievermogen van de Europese ruimtevaartindustrie stimuleren met gericht industriebeleid. Om de doelstellingen te realiseren, is samenwerking nodig met internationale partners, met de lidstaten en het Ruimtevaartagentschap ESA.

Nederland is van mening dat de Commissie prioriteit moet geven aan het realiseren van zowel Galileo als Egnos en GMES. Hierbij moet echter niet vooruit worden gelopen op de definitieve besluitvorming over de toekomst van deze programma’s. Zowel Galileo en Egnos als GMES hebben als doel om toepassingen voor gebruik door publieke en private partijen tot stand te brengen. Dergelijke toepassingen zijn in hoge mate innovatief, bieden een hoge toegevoegde waarde en kunnen daarmee een bijdrage leveren aan de Europa 2020-strategie. Ook sluiten ze aan bij het nationale ruimtevaartbeleid, waarin meer aandacht wordt gevraagd voor toepassingen. Het Nederlandse bedrijfsleven profiteert van Europese investeringen in ruimtevaart.

Ruimtevaart draagt in toenemende mate bij aan onze informatievoorziening en de veiligheid van burgers. Daarom is het belangrijk dat we maatregelen treffen om onze ruimtevaartinfrastructuur te beschermen tegen schade, zoals botsingen met satellieten of meteorieten, en tegen moedwillige verstoring van signalen als vijandige aanval op Europa. Nederland vindt het ontwikkelen van toepassingen gericht op civiele veiligheid (de «S» in GMES) en het adequaat beschermen van de ruimtevaartinfrastructuur ook een prioriteit, zonder vooruit te willen lopen op definitieve besluitvorming. Daarbij is het belangrijk dat het Europese Defensie Agentschap, het Europese Ruimtevaartagentschap en de Commissie met elkaar, ieder vanuit hun eigen rol, onderzoeken op welke wijze activiteiten beter op elkaar kunnen worden afgestemd en waar mogelijk gebruik kan worden gemaakt van bestaande systemen en infrastructuur voordat gedacht wordt over de ontwikkeling van nieuwe infrastructuur.

Bij de acties voorgesteld onder verkenning van de ruimte houdt de Commissie te weinig rekening met het feit dat er al nationale en ESA-programma’s bestaan. ESA voert al lange tijd zeer succesvol R&D-programma’s uit op het gebied van wetenschappelijke missies in de ruimte, aardobservatie en telecommunicatie, de daarbij behorende systemen als lanceerinstallaties en de exploitatie van het Internationale Ruimtestation ISS. De toegevoegde waarde van een EU-programma is hier niet aangetoond. Bovendien lijkt de Commissie te willen afdwingen dat alle lidstaten mee moeten doen met alle ruimtevaartprogramma’s, terwijl ESA werkt met optionele programma’s waarbij een lidstaat op basis van eigen prioriteiten tot deelname kan besluiten (b.v. ISS). Het verschuiven van programma’s van ESA naar de EU betekent dus minder keuzevrijheid voor de lidstaten. Nederland staat hier dan ook afwijzend tegenover en geeft op dit gebied de voorkeur aan samenwerking in ESA-verband.

De Commissie kan wel een rol spelen bij het stimuleren van het gebruik van het ISS voor wetenschappelijk onderzoek en technologische innovaties. Ook kan de Commissie een rol spelen bij het stimuleren van onderzoek naar en ontwikkeling van kritische (sleutel) technologieën, waarbij de Commissie terecht opmerkt dat deze niet noodzakelijk in de ruimtevaartsector zelf ontwikkeld hoeven te worden aangezien technologie een doorsnijdende «enabler» is voor diverse sectoren.

Nederland sluit zich aan bij het voorstel van de Commissie om een internationaal platform van hoog niveau op te richten op het gebied van ruimteverkenning. Dit is bij uitstek een terrein voor mondiale samenwerking en om de synergie van samenwerking met derde landen te vergroten.

Concurrentievermogen

Ruimtevaartbeleid raakt aan andere beleidsterreinen, waaronder industriebeleid. Industriebeleid is primair een nationale aangelegenheid. Wel kan er meerwaarde zijn bij een EU-aanpak, zeker bij een dergelijke internationale markt als de ruimtevaartsector. Nederland is van mening dat een industrieel ruimtevaartbeleid zich moet beperken tot het verbeteren van de randvoorwaarden: het versterken van de interne markt en concurrentiekracht, slimme regelgeving en het zorgen voor een eerlijk speelveld. Tevens is het belangrijk samenwerking tussen lidstaten te stimuleren op het gebied van onderzoek, technologieontwikkeling en innovatie.

De telecommunicatiesector is uitgegroeid tot een commerciële markt. Deze sector vereist geen nieuw EU-ruimtevaartbeleid. Wel blijft het stimuleren van onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe technologie belangrijk o.a. om de efficiëntie van transponders te verbeteren. De regeling van het gebruik van de geostationaire baan en het beheer van het frequentiespectrum behoort naar de mening van Nederland tot de primaire verantwoordelijkheid van de International Telecommunications Union (ITU). Wel is het optimaliseren van het gebruik van het frequentiespectrum en daarmee voorkomen van problemen een voorwaarde voor succesvolle uitvoering van Galileo en EGNOS. Dit is afhankelijk van andere gebruikers van het frequentiespectrum, zoals de VS, Rusland en China. Daarom acht Nederland een gezamenlijk optreden in EU-verband, waarbij de Europese Commissie het voortouw neemt, voor de vooruitgang in de onderhandelingen met deze landen over genoemde systemen van groot belang.

Samenwerking en governance

Nederland is het met de Commissie eens dat artikel 189 VWEU de Unie een eigen bevoegdheid geeft om beleid te ontwikkelen en initiatieven te ontplooien en daardoor de samenwerking met ESA opnieuw bekeken moet worden. Nederland hecht eraan dat ESA in de nieuwe samenwerking een intergouvernementele organisatie blijft, die verantwoordelijk blijft voor onderzoek en ontwikkeling van ruimtevaartinfrastructuur (satellieten, grondsystemen, lanceerinstallaties). De EU kan ruimtevaart een meer politieke en strategische dimensie geven, maar moet zich in de reikwijdte van acties beperken tot operationele activiteiten gericht op gebruikerstoepassingen.

Als onderdeel van de internationale samenwerking steunt Nederland het Afrika-GMES actieplan. Nederland is van mening dat op basis van de ervaring tot nu toe met grote projecten als Galileo en GMES, als onderdeel van de governance van dergelijke projecten, stevigere afspraken moeten worden gemaakt over kostenbeheersing en de programmering van ruimtevaartactiviteiten. De kans op kostenoverschrijding is bij risicovolle nieuwe projecten hoog en afspraken over budgetdiscipline moeten in het kader van een volgend Meerjarig Financieel Kader worden geadresseerd.


X Noot
1

European Geostationary Navigation Overlay Service.

X Noot
2

Global Monitoring for Environment and Security.

X Noot
3

Resolutie van de 5e Ruimtevaartraad «Vooruitgang boeken met het Europees ruimtevaartbeleid» van 26 september 2008.

X Noot
4

COM(2010) 614 definitief «Een geïntegreerd industriebeleid in een tijd van mondialisering» van 28 oktober 2010, waarover Raadsconclusies zijn aangenomen tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 10 december 2010.

X Noot
5

Resolutie van de 7e Ruimtevaartraad «Mondiale uitdagingen: ten volle benutten van de Europese ruimtevaartsystemen’» van 25 november 2010.

Naar boven