Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 oktober 2018
Naar aanleiding van het verzoek van de Algemene Commissie voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 15 juni 2018 om meer informatie over de levering
van aceton aan Syrië kan ik u het volgende mededelen. Het strafrechtelijke onderzoek
naar deze casus is nog niet afgerond. Naar aanleiding van uw verzoek van 5 oktober
2018 deel ik met u alvast de voorlopige resultaten van het onderzoek.
Aceton
Aceton kan gebruikt worden om via minder gebruikelijke routes zenuwgassen te produceren.
De stof behoort tot de standaarduitrusting van laboratoria en kent vele (reinigings-)
toepassingen. In de detailhandel is deze stof algemeen verkrijgbaar en het wordt in
de EU in grote hoeveelheden geproduceerd, waaronder ook in Nederland.
De stof is niet gecontroleerd vanuit het Chemisch Wapenverdrag vanwege de brede en
algemene toepassing van het product. Onder de EU-sancties is het sinds 2013 wel verboden
om aceton zonder vergunning naar Syrië te exporteren.
Voordat aceton was opgenomen in de EU-sanctieverordening was export hiervan naar Syrië
in Nederland ook al vergunningplichtig op grond van de nationale regeling inzake goederen
voor tweeërlei gebruik Syrië. Deze regeling is ingesteld in 2013. In het verleden
bent u over deze kwesties geïnformeerd (Kamerstuk 22 054, nrs. 222, 224 en 245). De nationale regeling is aangepast nadat de betreffende chemicaliën opgenomen waren
in de EU-sanctieverordening Syrië. Sinds 2015 geldt een vergelijkbare regeling voor
export naar Irak om te voorkomen dat niet-statelijke actoren chemicaliën zouden verwerven
in Nederland.
De stof aceton is eveneens geschikt om geïmproviseerde explosieven te maken. Om die
reden is er Europese wetgeving van toepassing waardoor het voor individuen niet zonder
meer mogelijk is om de stof op grote schaal te verwerven.
Door middel van een vergunningplicht bij export wordt er een toets uitgevoerd op het
risico dat goederen worden aangewend voor ongewenst eindgebruik. Sinds 2012 zijn er
geen vergunningen verleend voor de export van chemicaliën vanuit Nederland met bestemming
Syrië.
De casus
Eind 2016 stelde de Nederlandse Douane een routine toezichtonderzoek in bij een Nederlands
bedrijf naar naleving van regelgeving op het gebied van drugsprecursoren, strategische
goederen, sancties en chemische wapens. In de administratie van dit bedrijf trof de
Douane gegevens aan over de export van aceton naar Syrië en zijn vermoedelijke strafbare
feiten geconstateerd. Hiervoor heeft de Douane proces-verbaal opgemaakt dat aan het
Openbaar Ministerie is aangeboden.
De bewuste partij heeft via de haven van Antwerpen de EU verlaten en in België is
ook de uitvoeraangifte gedaan. De Nederlandse Douane heeft naar aanleiding van het
toezichtonderzoek haar collega’s in België geïnformeerd. Daar bleek dat een Belgische
onderneming – gelieerd aan het Nederlandse bedrijf – vergelijkbare zendingen had verricht.
In België wordt dit bedrijf inmiddels vervolgd voor het overtreden van sanctieregels.
In april 2018 is de Nederlandse Douane geïnformeerd door haar Belgische collega’s
over het feit dat er aanwijzingen zijn gevonden dat hetzelfde betrokken Nederlandse
bedrijf, na de vaststelling van eerder genoemde feiten, de handel in aceton met Syrië
heeft gecontinueerd. In dit geval zou het gaan om leveringen vanuit Rusland rechtstreeks
naar Syrië. Ook dergelijke leveringen vallen onder de EU sancties inzake Syrië. Op
basis van de verkregen informatie heeft een doorzoeking plaatsgevonden bij het Nederlandse
bedrijf. Het OM onderzoekt sindsdien de reeds beschikbare gegevens in het kader van
een strafrechtelijk onderzoek. Hangende dit onderzoek kunnen hierover geen verdere
inhoudelijke mededelingen worden gedaan.
Er zijn vooralsnog geen aanwijzingen dat de goederen in Syrië zijn gebruikt voor ongewenste
doeleinden.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag