Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juli 2018
Conform het op 10 juni 2011 per brief gemelde aangescherpte wapenexportbeleid (Kamerstuk
22 054, nr. 165) en de motie van het lid El Fassed c.s. van 22 december 2011 over verlaging van de
drempelwaarde voor de versnelde parlementaire controle bij specifieke wapenexportaanvragen
naar € 2.000.000,– (Kamerstuk 22 054, nr. 181), ontvangt uw Kamer onderstaande informatie over een door Nederland afgegeven vergunning
ter waarde van € 2.275.000,– voor uitvoer van militair materieel naar Indonesië.
Een Nederlands bedrijf heeft onlangs een exportvergunning verkregen voor de uitvoer
naar Indonesië van een bevoorradingssysteem op een bevoorradingsschip.
Eindgebruiker van onderhavig goed is de Indonesische marine. Het betreft de uitvoer
van een «Fueling At Sea» bevoorradingssysteem bestemd voor een bevoorradingsschip. Dit schip wordt gebouwd
door scheepswerf Batamec, Batam Indonesië.
De vergunningaanvraag is getoetst aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk
Standpunt inzake wapenexport1. Deze toetsing, waarvan de essentie ten aanzien van de meest relevante criteria hieronder
wordt weergegeven, leidde tot het afgeven van de vergunning op basis van de volgende
argumenten:
Mensenrechten (CR2)
De mensenrechtensituatie in Indonesië kent de nodige aandachtspunten. Bescherming
van mensenrechten is grondwettelijk vastgelegd, maar de naleving daarvan is echter
een punt van zorg. Voorbeelden hiervan zijn de veelvuldige straffeloosheid rondom
optreden van veiligheidsdiensten, de disproportioneel hoge straffen voor politieke
activisten in met name de Molukken en Papua, de positie van mensenrechtenverdedigers,
de situatie in penitentiaire inrichtingen, de doodstraf.
Er zijn incidenten bekend van mensenrechtenschendingen door militairen in bijvoorbeeld
Papua. Het gaat hierbij echter niet om structurele of door de legerleiding gesanctioneerde
schendingen. De kans dat onderhavig goed (bevoorradingssysteem) wordt ingezet bij
de geconstateerde mensenrechtenschendingen is gezien de aard van het systeem onwaarschijnlijk.
Daarnaast is de eindgebruiker van de goederen, de Indonesische marine, niet betrokken
bij de geconstateerde schendingen.
Regionale stabiliteit (CR4)
Indonesië heeft een aantal lopende grensgeschillen. Indonesië en Maleisië werken aan
een diplomatieke oplossing voor hun grensgeschil, o.a. via het Internationaal Gerechtshof.
Dit geldt ook voor de grensgeschillen tussen Indonesië en Oost-Timor, Singapore en
de Filippijnen.
In de Zuid-Chinese zee is al geruime tijd sprake van diverse maritieme geschillen,
in het bijzonder over de eilanden in het gebied. Een gevolg hiervan is dat de maritieme
capaciteiten van de betrokken landen worden uitgebreid. De Indonesische marine is
hierin niet direct betrokken en Indonesië maakt geen directe territoriale claims op
de eilanden. De kans dat een bevoorradingssysteem voor de Indonesische marine een
negatieve invloed heeft op de regionale stabiliteit is zeer gering.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok