Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 februari 2016
Tijdens het vragenuurtje op 27 oktober jongstleden stelde het lid Hachchi (Handelingen
II 2015/16, nr. 16, item 4, Vragenuur: vragen Hachchi) de levering van Nederlandse honden aan het leger van
Israël aan de orde. Ik heb uw Kamer toegezegd dat met het betrokken bedrijf wordt
gesproken over maatschappelijke verantwoordelijkheid en dat eventuele exportmaatregelen
met de EU-lidstaten worden besproken. Hierover ontving uw Kamer op 13 januari 2016
bericht (Kamerstuk 22 054, nr. 267). Ook heb ik toegezegd te onderzoeken of een nationale regeling op basis van de dual-use
verordening van de EU mogelijk is. Met deze brief bericht ik u over deze laatste toezegging.
Juridisch
Handelsmaatregelen behoren tot de exclusieve bevoegdheid van de EU. De dual-use verordening
voorziet echter in de mogelijkheid dat lidstaten nationaal handelsmaatregelen nemen
ten aanzien van goederen die niet voorkomen op de controlelijsten bij die verordening.
De Juridische Dienst van de Europese Commissie is gevraagd om advies, in het bijzonder
over de vraag of diensthonden die worden ingezet onder begeleiding van militairen
onder de dual-use verordening kunnen vallen.
Het juridisch advies van de Europese Commissie stelt dat diensthonden civiel van aard
zijn, ook al worden zij begeleid door militairen. Uit eerdergenoemd overleg met Europese
partners bleek dat een meerderheid van de lidstaten de inzet van honden niet beschouwt
als militaire bestemming in de zin van de dual-use verordening. Het is vaste jurisprudentie
van het Europees Hof van Justitie dat bepalingen die nationaal optreden mogelijk maken
in afwijking van de gemeenschappelijke handelspolitiek beperkt dienen te worden uitgelegd.
Derhalve vallen diensthonden niet onder de uitzonderingsbepaling in de dual-use verordening
die lidstaten machtigt tot het nemen van nationale handelsmaatregelen.
Voor handelsmaatregelen ten aanzien van repressie- en foltermiddelen bestaan wel afzonderlijke
verordeningen van de EU. Zo worden waterkanonnen, stroomstootwapens en sommige verlammende
gassen, ongeacht de gebruiker, ook niet als militair goed gekwalificeerd, maar kan
de export daarvan wel worden gecontroleerd via sanctieverordeningen. Dit is het geval
ten aanzien van Syrië (Verordening 697/2013). Daarnaast bestaat een algemene anti-folter
verordening die voorziet in exportcontrole op foltermiddelen. Over de herziening van
deze verordening werd uw Kamer eerder geïnformeerd (Kamerstuk 21 212, nr. 1842). Deze herziening bevindt zich nu in het stadium van de triloog tussen Raad, Europees
Parlement en Commissie. In tegenstelling tot de Raad, betoont het Europees Parlement
zich voorstander van het opnemen van een catch-all bepaling in deze verordening, die
eventueel ook van toepassing zou kunnen zijn op de inzet van honden.
Om te bezien of honden onder exportcontrole kunnen worden gebracht, heeft ook overleg
plaatsgevonden met het Ministerie van Economische Zaken over de Regeling agressieve
dieren uit 1993, die vooral zag op de controle van pitbull-achtigen. Deze Regeling
bleek niet handhaafbaar en is daarom in 2009 ingetrokken. Het aanwijzen van rassen
of beschrijven van «agressieve dieren» bleek in de praktijk niet werkbaar omdat uiterlijke
kenmerken maar in beperkte mate houvast bieden en kruisingen moeilijk zijn te definiëren.
Bovendien kan hetzelfde type hond worden gebruikt voor zowel assistentie en speur-
en reddingswerk als voor politietaken.
Conclusie
Het kabinet volgt het advies van de Europese Commissie dat de dual-use verordening
geen rechtsbasis biedt voor export beperkende maatregelen ten aanzien van diensthonden.
Het kabinet blijft bezorgd over het aanhoudende geweld in Israël en de Palestijnse
gebieden. Het kabinet veroordeelt de aanvallen op onschuldige burgers en verwacht
dat de autoriteiten proportioneel optreden tegen dit geweld. Het kabinet verwacht
daarbij dat elk geweldsmiddel uitsluitend wordt ingezet in overeenstemming met het
internationaal recht, in het bijzonder de regels van het bezettingsrecht en de rechten
van de mens. De beoordeling hiervan hangt nauw samen met de beoordeling van de veiligheidssituatie
ter plekke. Het in de media genoemde bedrijf is aangesproken op zijn maatschappelijke
verantwoordelijkheid en geeft daar opvolging aan.
Het kabinet benadrukt tevens de noodzaak voor Israël om geloofwaardig onderzoek te
doen naar eigen optreden om zeker te stellen dat dit in alle gevallen daadwerkelijk
is gebeurd, de uitkomsten daarvan zichtbaar te maken en benodigde maatregelen te nemen.
De huidige context van aanhoudend geweld geeft aanleiding om de situatie nauwgezet
en kritisch te blijven volgen.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.M.J. Ploumen