22 054 Wapenexportbeleid

Nr. 178 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW & INNOVATIE EN VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 september 2011

Naar aanleiding van de u eerder aangeboden «notitie over meer openbaarheid met betrekking tot de rapportage over de uitvoer van militaire goederen» van 27 februari 1998 (Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 22 054, nr. 30), doen wij u, mede namens de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, hierbij een rapport met een aantal bijlagen toekomen over het Nederlandse wapenexportbeleid in 2010.1

In dit rapport, dat tevens als Engelstalige publicatie van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie zal verschijnen, wordt onder meer ingegaan op de instrumenten, procedures en uitgangspunten van het Nederlandse wapenexportbeleid. Tevens wordt aandacht besteed aan het karakter van de Nederlandse defensiegerelateerde industrie en wordt een aantal internationale ontwikkelingen op het terrein van de wapenexportcontrole beschreven.

Het Nederlandse wapenexportbeleid is restrictief en transparant. Het is gestoeld op de erkenning dat in het belang van de internationale rechtsorde en de bevordering van vrede en veiligheid grenzen moeten worden gesteld aan de exportactiviteiten van de defensiegerelateerde industrie. Binnen die grenzen mag de Nederlandse industrie, naar het oordeel van de regering, voorzien in de legitieme behoefte van andere landen aan defensiematerieel. De sector – weliswaar van kleine omvang – kenmerkt zich door technologisch hoogwaardige producten en innovatie.

Om te kunnen beoordelen of een exporttransactie toelaatbaar is of juist tegen de grenzen van het wapenexportbeleid aanloopt, is de uitvoer van militaire goederen verboden tenzij daarvoor een vergunning is verkregen. Aanvragen voor vergunningen worden vervolgens per geval getoetst aan de acht criteria van het wapenexportbeleid met inachtneming van de aard van het goed, de eindbestemming en de eindgebruiker. Deze acht criteria zijn oorspronkelijk vastgesteld door de Europese Raden van Luxemburg (1991) en Lissabon (1992) en inmiddels ook integraal opgenomen in het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie.

In de bijlagen van het rapport zijn overzichten opgenomen van de waarden van de in 2010 afgegeven uitvoervergunningen per goederencategorie en per land van eindbestemming, alsook overzichten met betrekking tot de afgegeven doorvoervergunningen en de afstoting van overtollig defensiematerieel in 2010. Voorts worden overzichten van de in 2010 door Nederland in EU-verband genotificeerde afgewezen vergunningaanvragen en van de in dat jaar beantwoorde schriftelijke vragen van de Tweede Kamer over wapenexport geboden.

Zoals ook in de inleiding bij de cijfermatige overzichten staat, bedroeg de totale waarde van de afgegeven vergunningen in 2010, afgerond op twee cijfers na de komma, € 1 046,96 miljoen. Dit is een flinke daling ten opzichte van 2009, toen de totale waarde op € 1409,94 miljoen uitkwam, maar dat was dan ook de hoogste waarde sinds het verschijnen van de jaarrapporten over het Nederlandse wapenexportbeleid. Bovenaan de top 5 van de belangrijkste bestemmingen in het verslagjaar staat de Verenigde Staten met een waarde van iets meer dan € 318 miljoen, die vooral is opgebouwd uit vergunningen voor leveranties van onderdelen voor gevechtsvliegtuigen (F-16, maar inmiddels ook de JSF of F-35) en vergunningen voor delen van lanceerinrichtingen voor luchtverdedigingsraketten.

De bestemmingscategorie «Overig NAVO» staat met een waarde van meer dan € 125 miljoen op een tweede plaats en omvat bijvoorbeeld vergunningen voor toelevering aan materieelsamenwerkingsprogramma’s, zoals de NH-90 helikopter of de Evolved Sea Sparrow Missile (ESSM). Op de derde plaats staat Chili met een waarde van meer dan € 104 miljoen, vrijwel geheel toe te schrijven aan de aanschaf van overtollige Nederlandse F-16’s. De vierde plaats voor Colombia met een waarde van bijna € 90 miljoen is toe te schrijven aan radarvuurleidingssystemen en verwante apparatuur voor de modernisering van de vier Colombiaanse fregatten van de Almirante Padilla klasse. Op vijf staat Duitsland met een waarde van € 71,5 miljoen die, zoals meestal, vooral is toe te schrijven aan vergunningen voor de leverantie van delen van militaire voertuigen.

Naast de overzichten met waarden per categorie goederen en per land van bestemming zoals die in dit jaarrapport worden gepresenteerd, zijn, in het kader van de transparantie die de regering op dit beleidsterrein voorstaat, ook individuele gegevens over alle in 2010 afgegeven vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen in te zien op de website www.rijksoverheid.nl/exportcontrole. Datzelfde geldt overigens ook voor de afgegeven vergunningen voor de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik (dual-use) en voor de in 2010 ontvangen meldingen van doorvoer van militaire goederen over Nederlands grondgebied.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie,

H. Bleker

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven