Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 22054 nr. 143 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 22054 nr. 143 |
Vastgesteld 1 december 2008
De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Economische Zaken en de minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 9 september 2008 inzake het wapenexportbeleid in 2007 (Kamerstuk 22 054, nr. 140).
De staatssecretaris van Economische Zaken en de minister van Buitenlandse Zaken hebben deze vragen beantwoord bij brief van 1 december 2008. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
Waarom is dit jaar niet, net als voorgaande jaren, een afzonderlijke rapportage verschenen over het eerste half jaar van 2007? Wilt u de Kamer een dergelijke rapportage voor de eerste helft van 2008 wel weer toesturen? Zo nee, waarom niet?
Ditmaal is afgezien van afzonderlijke toezending van de cijfermatige rapportage over de eerste helft van 2007 omdat het er aanvankelijk naar uitzag dat het complete jaarrapport over 2007, waarin ook de tabellen over die eerste helft opgenomen zouden worden, relatief vroeg kon verschijnen. Het uitgangspunt is nog altijd dat de cijfermatige rapportage over de eerste helft van een jaar in het najaar van dat jaar wordt gepubliceerd. In dat licht wordt de cijfermatige rapportage over de eerste helft van 2008 gelijktijdig met deze antwoorden aan de Kamer aangeboden.
Kunt u een overzicht geven van alle catch-all beschikkingen die sinds het laatste overzicht in 2004 zijn opgelegd op exporten naar een land onder embargo, dan wel exporten waarvoor proliferatiegevaar gold?
Ja.
Datum | Product | Land van bestemming | Vergunning aangevraagd | Vergunning verleend | Opmerkingen |
---|---|---|---|---|---|
10/09/2008 | Wetenschappelijke tijdschriften | Iran | Ja, 20 stuks | Ja, 11 stuks | |
19/08/2008 | Röntgen diffractie apparatuur (onderdelen voor) | Iran | Nee | ||
29/07/2008 | Rotorbladen | Iran | Nee | ||
12/06/2008 | Aluminium buizen | Iran en Irak | Ja | Nee | |
21/05/2008 | Ringen | Iran | Ingetrokken | ||
25/04/2008 | Werktuigmachines (onderdelen voor) | Iran | Nee | ||
01/04/2008 | Uranium analyse apparatuur | Iran | Nee | ||
28/03/2008 | Smeermiddel | Iran | Ja | Ja | |
27/03/2008 | Onderhoudsapparatuur | Iran | Ja | Nee | |
25/03/2008 | Vliegtuigonderdelen | Iran | Nee | ||
26/02/2008 | Vliegtuigonderdelen | Iran | Nee | ||
13/02/2008 | Filters voor microdeeltjes (HEPA) | Iran | Ja | Ja | |
29/01/2008 | Duikapparatuur en toebehoren | Iran | Ja | Nee | |
16/01/2008 | Gaschromatrograaf | Iran | Ja | Nee | |
02/01/2008 | Nikkellegeringen | Iran | Nee | ||
30/11/2007 | Staal gelegeerd met chroom en molybdeen | Iran | Nee | ||
30/11/2007 | Reinigingsmiddel | Iran | Nee | ||
29/08/2007 | Roestvrijstalen staven | Iran | Nee | ||
28/08/2007 | Software | Iran | Nee | ||
30/08/2007 | Warmte-behandelingsoven | Iran | Nee | ||
20/08/2007 | Plasmaspuitapparatuur | Iran | Ja | Nee | |
02/08/2007 | Fotospectrometer | Iran | Nee | ||
29/01/2007 | Vliegtuigonderdelen | Iran | Ja, 216 stuks | Ja, 152 stuks | Herzien |
13/11/2006 | Grondverf | Iran | Nee | ||
05/10/2006 | Vliegtuigonderdelen | Iran | Ingetrokken | ||
28/09/2006 | Vliegtuigonderdelen | Iran | Ingetrokken |
Bent u op de hoogte van recente exporten van Damen patrouilleschepen aan de krijgsmachten van Jamaica, Barbados en de Dominicaanse Republiek? Is daarvoor nooit een exportvergunning vereist geweest? Zo nee, waarom niet? Geldt dat ook voor de productie in Colombia van op Damen technologie geschoeide schepen voor de Colombiaanse marine? Bent u op de hoogte van eventuele bewapening van bovengenoemde schepen, al dan niet ter plekke uitgevoerd? Zo ja, wat is daarover uw mening?
Ja. Damen Shipyards heeft de Nederlandse exportcontrole autoriteiten geïnformeerd over leveranties aan de genoemde landen. Aan de kustwacht van Jamaica zijn in de periode 2005–2006 een drietal patrouillevaartuigen van het type Stanpatrol 4207 geleverd. Aan de kustwacht van Barbados werd in 2007 een patrouillevaartuig van het zelfde type geleverd en in 2009 zal nog een Stanpatrol 4207 geleverd worden. In 2008 is daarnaast nog de levering van een tweetal kleinere patrouillevaartuigen van het type Stanpatrol 1204 aan Barbados aan de orde. Aan de Dominicaanse marine werden in de periode 2004–2005 een viertal patrouillevaartuigen van het type Stanpatrol 1505 geleverd. In alle gevallen betreft het vaartuigen waarvan de uitvoer, vanwege het ontbreken van bewapening of speciaal voor militair gebruik ontworpen voorzieningen, niet aan een vergunningplicht is onderworpen. Op de website van Damen Shipyards, www.Damen.nl, zijn afbeeldingen en technische specificaties van de genoemde typen patrouillevaartuigen te vinden.
Ten behoeve van de Colombiaanse marine zijn in 2004 materiaalpakketten geleverd voor de lokale bouw van sleepboten, type StanTug 2608. Ook hiervoor geldt dat de uitvoer niet aan vergunningplicht was onderworpen. Het is de regering niet bekend of er naderhand bewapening op de schepen is aangebracht. Waarschijnlijk is dat niet het geval, omdat ook Damen Shipyards daar geen informatie over heeft en de ontwerper van het schip normaliter bij een aanpassing achteraf betrokken zou worden. Een aantal schepen is wel voorzien van een waterkanon annex blusinstallatie, maar dat is geen militair goed in de zin van het Besluit strategische goederen.
Herinnert u zich uw eerdere belofte verkoop van afgestoten politiematerieel meer aan banden te leggen? Kunt u melden wat gebeurd is met de 7 afgestoten Bo-105 politiehelikopters? Zijn de afgelopen jaren ook vuurwapens van de politie afgestoten? Zo ja, kunt u aangeven wat daarmee gebeurd is?
Ja. Zoals gemeld in het antwoord op Kamervragen (augustus 2005) van het lid Van Velzen (SP) over schenking door het VK aan het Nepalese leger van twee voormalige, in 2002 aan een marktpartij verkochte, KLPD-vliegtuigen en mijn antwoord op vraag 28 (april 2007) n.a.v. het Jaarrapport wapenexportbeleid 2005 en de halfjaarcijfers wapenexport januari-juni 2006, heeft de minister BZK aangegeven, naar voorbeeld van Defensie, ook voor niet-strategisch politiematerieel bij verkoop eisen te zullen gaan stellen. De minister van BZK zal de Kamer hierover nader informeren.
De genoemde 7 Bolkow-105 politiehelikopters zijn nog niet verkocht. Een afstotingsplan zal na levering van de nieuwe helikopters worden opgesteld. In voorbereidende besprekingen over een eventuele verkoop zal aan kopers worden meegedeeld dat zij rekening moeten houden met beperkende voorwaarden. Deze voorwaarden zullen ook contractueel worden vastgelegd. Sinds een aantal jaren is het beleid om vuurwapens die, om wat voor reden ook, door de politie afgestoten moeten worden, te laten vernietigen.
Kunt u verslag doen van het vorig jaar door u ingestelde onderzoek naar de uitvoer zonder vergunning van een marineschip voor Nieuw-Zeeland, gebouwd door De Merwede? (zie antwoord op vraag 4 in 22 054 nr. 133)
Uit dat onderzoek is gebleken dat het betreffende schip geen militaire apparatuur of systemen aan boord had bij vertrek uit Nederland, maar dat er wel enkele voorzieningen in het ontwerp geïntegreerd waren die als specifiek voor militair gebruik bestemde constructies of versterkingen konden worden aangemerkt. Aangezien het hele ontwerp daarmee kwam te voldoen aan de criteria van de post ML9 van de militaire lijst van het Besluit strategische goederen, had de Merwede voor de uitvoer een vergunning moeten aanvragen. Omdat dit niet gebeurd is, heeft de Douane als toezichthouder proces-verbaal opgemaakt en de zaak overgedragen aan het Openbaar Ministerie.
Kunt u nader toelichten voor wie de 36 (militair geclassificeerde) pontons in Sri Lanka bestemd waren en hoe de regering geoordeeld heeft over het risico van eventueel gebruik bij operaties in Tamil gebied? Zijn garanties verlangd dat deze voor dergelijke doeleinden niet gebruikt zullen worden? Zo nee waarom niet?
De 36 militaire pontons waren bestemd voor het uitvoeren van het Southern Transport Development Project, oftewel voor civiel eindgebruik. De pontons zullen worden gebruikt bij het bouwen van een brug/weg van Dodangoda naar Kurundugahatetekma, twee steden in het zuidwesten van Sri Lanka. Dit gebied is ver verwijderd van het gebied waar sprake is van gevechten tussen het Sri Lankaanse leger en de Tamil rebellen. De uitvoerder ervan is de Taisei Corporation die onderdeel uitmaakt van de Japanse ontwikkelingsorganisatie Japan Asia Investment Company (JAIC), die verantwoordelijk is voor de aanleg van de genoemde weg.
Vooraf is door de regering uitgebreid nagegaan of de goederen niet voor andere dan voor het opgegeven doel zouden worden gebruikt. Het civiele eindgebruik in combinatie met het feit dat de Japanse ontwikkelingsorganisatie JAIC deze transactie financiert en monitort, vormt naar het oordeel van de regering voldoende garantie om oneigenlijk gebruik van de pontons in Tamil-gebied uit te sluiten.
Vindt er op enigerlei wijze controle plaats op onderhoud in Nederland van Fokker vliegtuigen in bezit van buitenlandse krijgsmachten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier?
Uiteraard voert Fokker Services, als onderdeel van Stork Aerospace, zelf controle uit op de kwaliteit van het onderhoud dat het aan de vliegtuigen verricht die Fokker ooit geleverd heeft aan buitenlandse krijgsmachten, maar de controle van de exportcontrole autoriteiten beperkt zich tot de eventuele vervanging van als militair geclassificeerde apparatuur aan boord van die vliegtuigen. In dat specifieke geval zijn uitvoervergunningen vereist en de controle op de aanwezigheid daarvan is onderdeel van het reguliere toezicht dat de Douane verricht bij alle bedrijven die zich met de levering dan wel het onderhoud aan strategische goederen bezig houden. Het verrichten van onderhoud als dienstverlening is als zodanig geen activiteit die onder exportcontrole staat. Van belang voor Stork Aerospace is dat veruit de meeste vliegtuigen die door Fokker geleverd zijn aan buitenlandse krijgsmachten civiel geclassificeerd zijn en dus vanuit exportcontrole perspectief niet onder controle staan. In de nieuwe wet strategische diensten zal echter ook worden opgenomen dat het onderhoud aan militaire goederen in de zin van het Besluit strategische goederen ook als activiteit een vergunning behoeft indien op het land waarvoor die dienst verricht wordt een wapenembargo rust. Het maakt daarbij niet uit of dat onderhoud in Nederland zelf plaatsvindt of verricht wordt door in Nederland gevestigde personen of bedrijven in het buitenland.
Bent u bereid, mede in het licht van een actief non-proliferatiebeleid aangaande massavernietigingswapens, vergunningplicht voor dual-use doorvoer in te stellen analoog aan de huidige regeling voor doorvoer van militaire goederen, dat wil zeggen voor goederen afkomstig van en op weg naar niet-EU/NAVO+ landen? Zo nee waarom niet? Welke EU-lidstaten hebben een vergunningplicht voor doorvoer van dual-use goederen?
De regering is in principe bereid om een actiever exportcontrolebeleid in te stellen voor de doorvoer van dual-use goederen. De controle op dual-use goederen is echter een Europese competentie. Het wettelijk kader van deze controle is vastgelegd in Vo. (EG) 1334/2000 (de dual-use verordening), waarin de volgende bepaling opgenomen (artikel 3 lid 4): «Deze verordening is niet van toepassing op producten voor tweeërlei gebruik die slechts worden doorgevoerd over het grondgebied van de Gemeenschap». Dat betekent dat de controle op doorvoer van de reikwijdte van de verordening is uitgezonderd. De Europese lidstaten hebben wel afgesproken dat deze uitzondering niet geldt voor goederen die langdurig worden opgeslagen of een economisch relevante bewerking ondergaan.
In december 2006 heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan om de dual-use verordening te herzien. U bent hierover geïnformeerd door middel van een brief van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken met een aantal BNC fiches1. Dit voorstel was er in de eerste plaats op gericht om de lidstaten in staat te stellen te voldoen aan de verplichtingen die voor hen voortvloeien uit Resolutie 1540 (2004) van de VN-veiligheidsraad inzake non-proliferatie. In de tweede plaats om gevolg te geven aan de aanbevelingen van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen naar aanleiding van de «peer reviews» (2004) van de tenuitvoerlegging van de dual-use verordening door de lidstaten. Tot het uitvoeren van deze reviews was besloten in het «actieplan voor de toepassing van de grondbeginselen voor een EU-strategie ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens» van Thessaloniki in 2003. In dit voorstel zijn tevens controlemogelijkheden opgenomen voor de doorvoer van dual-use goederen door de Europese Unie.
Het Franse voorzitterschap heeft de ambitie om nog voor het einde van het jaar de laatste hand te leggen aan de herziene verordening en een definitieve versie ter besluitvorming voor te leggen aan de Raad. Omdat de onderhandelingen nog niet zijn afgerond is het niet mogelijk om exact aan te geven hoe dit Europese doorvoerbeleid voor dual-use goederen afgebakend zal zijn, maar het zal grote overeenkomsten vertonen met het catch-all instrument. Dat betekent dat er in principe geen vergunningplicht zal komen voor de doorvoer van dual-use goederen, maar dat het mogelijk is om, indien er aanwijzingen zijn dat de betreffende goederen mogelijk gebruikt zullen worden voor aan massavernietigingswapens en raketten gerelateerde doeleinden, op ad-hoc basis een vergunningplicht op te leggen. Nederland heeft zich daarbij ingespannen om deze regeling niet te beperken tot de dual-use goederen in bijlage 1 bij de verordening, maar ook van toepassing te laten zijn op civiele goederen die niet op die lijst voorkomen, maar wel op enigerlei wijze kunnen bijdragen aan proliferatie van massavernietigingswapens of militair gebruik in een land waar een wapenembargo op rust.
Voorafgaand aan het opstellen van het voorstel tot een herziene verordening in 2006 heeft de Europese Commissie een «Impact Assessment» laten uitvoeren (http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2006/april/tradoc_12 758 9.2.pdf). Het ingeschakelde onderzoeksbureau heeft toen opgetekend dat Cyprus, Duitsland, Estland, Griekenland, Letland, Luxemburg, Malta, Polen, Spanje en het Verenigd Koninkrijk op enigerlei wijze controle op de doorvoer van dual-use goederen uitoefenen. In geen van de gevallen betreft dit een algemene vergunningplicht zoals bij de uitvoer van dual-use goederen.
Kunt u nader toelichten voor welke doeleinden de «toerusting t.b.v. C3-consoles» voor Egypte bestemd zijn (vergunning 27 303 005, ter waarde van 14,6 miljoen euro)?
Dit betrof de levering van interfaces en bijbehorende software ter integratie in radarvuurleidingsytemen voor een drietal (ex U.S. Navy) schepen die de Verenigde Staten in het kader van het Foreign Military Sales programma levert aan de Egyptische marine.
Kunt u toelichten op basis van welke overwegingen u, ondanks het restrictieve exportbeleid ten aanzien Saoedi-Arabië, toch een vergunning ter waarde van ruim 7,7 miljoen euro voor militaire communicatiesystemen heeft verleend? Voor welk krijgsmachtdeel is het bestemd?
De vergunningaanvraag betrof de leverantie van (delen van) communicatieapparatuur voor de tanks en pantservoertuigen van de landmacht van Saoedi-Arabië. Voor het betreffende type communicatiesystemen (intercomsystemen) is op zich geen vergunning vereist, maar omdat de levering ook een groot aantal aan het systeem te koppelen helmsets omvatte, is de transactie als geheel beoordeeld als zijnde een leverantie van militaire communicatieapparatuur.
Nederland voert inderdaad een restrictief wapenexportbeleid richting Saoedi-Arabië, hetgeen onder andere voortkomt uit zorgen betreffende de mensenrechtensituatie in dat land. De regering is echter na zorgvuldige toetsing aan de hand van de criteria van de EU-Gedragscode tot de conclusie gekomen dat er geen aanleiding bestond om de onderhavige transactie te weigeren, mede omdat de apparatuur bestemd was voor tanks en pantservoertuigen, een type militair materieel dat niet in verband wordt gebracht met de specifieke zorgen over de mensenrechtensituatie in Saoedi-Arabië.
Kunt u nader toelichten waarom u drie vergunningen met een totale waarde van bijna 60 miljoen euro heeft verleend voor de export naar Pakistan van (dual-use) nachtzichtapparatuur? Welk krijgsmachtdeel is de beoogde eindgebruiker? Hoe beoordeelt u daarbij het risico van enerzijds gespannen verhoudingen tussen Pakistan en de VS in het kader van grensoverschrijdende Amerikaanse operaties vanuit Afghanistan, en anderzijds de mogelijk inzet van de apparatuur in Kashmir, mede in het licht van de eerder aan de Kamer gemelde wapenexportrichtlijnen ten aanzien van India en Pakistan?
Het gaat om één transactie, die de uitvoer betrof van enkele duizenden tweede generatie beeldversterkerbuizen voor inbouw in observatiekijkers te leveren door een Amerikaanse fabrikant ten behoeve van het Pakistaanse ministerie van Defensie, met een totale transactiewaarde van € 19 900 400,-. Deze waarde is drie maal met steeds een ander vergunningnummer vermeld in de maandoverzichten van het ministerie van Economische Zaken omdat de oorspronkelijke vergunning twee maal vervangen is. Eenmaal vanwege een formele naamswijziging van de exporteur en nogmaals omdat duidelijk werd dat de goederen douanetechnisch niet in Nederland maar in Frankrijk uitgeklaard zouden gaan worden. Administratief krijgt elke vervangende vergunning een nieuw eigen nummer, doch materieel blijft het telkens gaan om dezelfde transactie.
Betreffende goederen worden gebruikt door de Pakistaanse infanterie voor een betere bewaking van de grens met Afghanistan en dragen daarmee bij tot een betere verhouding tussen Pakistan, Afghanistan en de internationale troepenmacht in dat land. Ook Nederland heeft belang bij effectieve Pakistaanse controle van de grens met Afghanistan.
Inzet van deze goederen in Kasjmir is niet waarschijnlijk. De «line of control», die in de praktijk de grens vormt tussen Pakistan en India in Kashmir, is aan weerszijden reeds uitermate goed bewaakt. Ook al zouden de goederen in de vorm van observatiekijkers aan deze «line of control» worden ingezet, dan is het onwaarschijnlijk dat zij zouden bijdragen aan een toenemende spanning tussen beide landen. Daarenboven was de relatie tussen beide landen aanmerkelijk verbeterd in 2007.
Waarom heeft u geen ad hoc vergunningplicht opgelegd voor de melding van doorvoer van onderhoudsmiddelen vanuit Rusland voor de luchtmacht van Ethiopië op 14 februari, maar wel voor een vergelijkbare zending op 17 oktober?
In de periode tussen beide meldingen, namelijk tijdens een AO met de Kamer op 4 juli 2007, werd door de staatssecretaris van Economische Zaken toegezegd dat alle doorvoer waarbij niet al een bondgenoot betrokken was, onder een vergunningplicht gebracht zou worden. Daarmee werd duidelijk dat zulke zendingen in de toekomst een Nederlandse toetsing aan de EU Gedragscode zouden ondergaan. Aangezien de toenemende spanningen tussen Ethiopië en Somalië enerzijds, en Ethiopië en Eritrea anderzijds waarschijnlijk een relevante factor in zo’n toetsing zouden vormen, is naar aanleiding van de melding in oktober aangekondigd dat deze zending naar Ethiopië bij doorvoer door Nederland op een ad hoc vergunningplicht kon rekenen. Begin november volgde bericht dat de Russische exporteur daarop had besloten om de zending op te splitsen in meerdere kleinere zendingen die rechtstreeks vanuit Rusland naar Ethiopië vervoerd konden worden.
Kunt u nader toelichten waarom in een enkel geval voor doorvoer van militaire goederen vanuit Oekraïne naar India ad hoc vergunningplicht wordt ingesteld, terwijl in schijnbaar vergelijkbare andere gevallen dat niet gebeurt?
Dat soms wel en soms niet naar de ad hoc vergunningplicht is gegrepen, hing vooral samen met de vraag hoeveel zekerheid er bestond dat de goederen daadwerkelijk bestemd waren voor de Indiase overheid. Bij doorvoertransacties naar een bedrijf dat zich zowel bezig houdt met de productie als met het onderhoud van militaire vliegtuigen bleek dat niet altijd uit de begeleidende documentatie en is de ad hoc vergunningplicht ingezet om daarvoor alsnog afdoende waarborgen te verkrijgen. Bovendien wordt een onderscheid gemaakt naar de aard van de goederen. Zo wordt in het geval van doorvoer van onderdelen of apparatuur voor militaire vliegtuigen ook gekeken of een bepaald onderdeel of bepaald apparaat een rol zouden kunnen spelen in een raketprogramma.
Waarom heeft u ad hoc vergunningplicht opgelegd bij de doorvoer vanuit België van een militaire truck naar Gabon (melding 8 november)?
De ad hoc vergunningplicht werd ingeroepen omdat bij deze doorvoer van 4 militaire trucks geen Belgische uitvoervergunning overgelegd kon worden. De trucks zijn vervolgens gedemilitariseerd en vrijgegeven.
Waarom heeft u geen ad hoc vergunningplicht opgelegd bij de doorvoer vanuit Tsjechië van 20 pantservoertuigen naar Equatoriaal-Guinea (melding 29 juni)? Is het u bekend dat Duitsland wel een vergunningplicht heeft voor doorvoer van wapens en op basis daarvan geregeld wapenzendingen uit EU-lidstaten, waaronder Tsjechië, regelmatig weigert (zie Jan Richter, «Czech arms exporters to sue Germany over transit licences», 25 september 2008, http://www.radio.cz/en/article/108 635)?
De doorvoerzending was voorzien van een geldige Tsjechische uitvoervergunning en er was geen reden om aan te nemen of zelfs maar te vermoeden dat de goederen bij doorvoer via Nederland een andere dan de op die vergunning vermelde bestemming zouden krijgen. Als op die wijze geconstateerd kan worden dat de zending onder de effectieve exportcontrole van een bondgenoot staat, dan doet Nederland de daarbij behorende toetsing van zo’n transactie niet nog eens over.
Van de Europese partners die net zoals Nederland over enigerlei instrumentarium voor de controle op doorvoer van militaire goederen beschikken is bekend, dat die regelgeving en de beleidsmatige uitwerking van die regelgeving uiteenloopt.1 Zoals bekend zijn de Nederlandse regels op het terrein van de doorvoercontrole per 1 augustus jl. aangescherpt in de zin dat voor transacties van niet-bondgenoten naar niet-bondgenoten de meldplicht is vervangen door een vergunningplicht. Het Nederlandse uitgangspunt dat voor andere transacties, waar dus wel een bondgenoot met een volwaardig exportcontrolesysteem bij betrokken is, in beginsel geen vergunningplicht geldt, is echter gehandhaafd. Alleen als er reden is om te vermoeden dat zo’n transactie bij doorvoer via Nederland alsnog aan de controle van een bondgenoot dreigt te worden onttrokken, zal zo’n transactie (ad hoc) onder vergunningplicht worden gebracht.
Waarom is ad hoc vergunningplicht ingesteld voor doorvoer vanuit de VS naar Iran van «High Solid Primer»? Ging het hierbij om een dual-use product of een product dat niet op de lijst strategische goederen voorkomt?
Op Iran was en is een veelomvattend Europees wapenembargo van toepassing en dus is ook de doorvoer van militaire goederen via Nederland naar Iran niet toegestaan. Bij controle van de goederenstromen bleek dat deze zending verf aan bepaalde militaire specificaties voldeed. Hoewel zulke verf daarmee nog niet een militair goed in de zin van het Besluit strategische goederen hoeft te zijn, gaven de infrarood absorberende eigenschappen aanleiding om de verf aan te merken als vallende onder post ML17c van de militaire lijst en de verdere doorzending naar Iran te stoppen.
Kunt u bevestigen dat de grote hoeveelheid meldingen van doorvoer afkomstig uit of op weg naar Afghanistan en Irak verband houdt met de logistiek van Amerikaanse operaties aldaar? Vinden dergelijke transporten nog maar pas plaats via Schiphol, of werden die eerder mogelijk niet gemeld?
Ja, in de zin dat de Amerikaanse strijdkrachten voor het repareren of vervangen van defecte onderdelen van hun materieel logistiek meer enmeer gebruik zijn gaan maken van private luchtvrachtvervoerders, waaronder enkele Nederlandse carriers. Deze private vervoerders vliegen over het algemeen niet zelf op Afghanistan of Irak, maar nemen deze zendingen als deellading aan boord bij tussenstops in bijvoorbeeld de Verenigde Arabische Emiraten (V.A.E.). In het geval van de Nederlandse carriers zal Schiphol veelal de volgende bestemming zijn voor een tussenstop en/of overlading op een transatlantische vlucht met een ander toestel. Voor retourzendingen van gerepareerde onderdelen geldt uiteraard het omgekeerde en zullen de goederen bijvoorbeeld in de V.A.E. worden gelost. Aangezien duidelijk is dat deze onderdelen daarna weer naar de Amerikaanse eenheden in Irak en Afghanistan gaan, dienen deze landen als bestemming van de doorvoer vermeld te worden.
Is bij alle acht consultaties in 2007 uiteindelijk besloten tot een afwijzing? Zo nee, kunt u aangeven in hoeveel gevallen dat niet is gebeurd voor door Nederland geïnitieerde consultaties, respectievelijk bij consultaties door een ander land met betrekking tot een eerdere Nederlandse afwijzing?
Nederland heeft vier maal geconsulteerd. Drie keer daarvan is de afwijzing door de andere EU-lidstaat door Nederland overgenomen. In het geval van de vierde consultatie werden de goederen niet als «essentially identical» beschouwd door het geconsulteerde land en is Nederland tot afgifte van de vergunning overgegaan.
Nederland is zelf vier maal geconsulteerd over eerdere Nederlandse afwijzingen. Drie van deze afwijzingen zijn door de consulterende partij overgenomen. De vierde consultatie betrof «dual use» goederen, waarvan door Nederland werd geconcludeerd dat deze niet als «essentially identical» beschouwd moesten worden. De consulterende partij is vervolgens tot afgifte van de vergunning overgegaan.
Wat was de oorsprong van de onderdelen voor F-4 jachtvliegtuigen waarvoor 7 vergunningsaanvragen werden afgewezen? Ging het hier om een Nederlandse handelaar?
Het land van herkomst van de onderdelen was in één geval het Verenigd Koninkrijk en in de andere gevallen de Verenigde Staten. Het betrof aanvragen van een Nederlandse handelaar.
Welke overwegingen zijn gemaakt rond criterium 8, op basis waarvan de vergunningaanvraag voor radarvuurleidingssystemen voor Georgië mede is afgewezen?
De overwegingen voor wat betreft de afwijzing op criterium 8 zijn geweest dat de voorgenomen transactie niet aansloot bij de economische capaciteit van het land. In het verleden zijn door Georgië toezeggingen gedaan meer te investeren in de armoedebestrijding. Deze percentages zijn echter nog relatief laag. Daarentegen steeg de afgelopen jaren het defensiebudget sterk. In 2007 werd verwacht dat dit bijna 8% van het BBP zou bedragen. De radarvuurleidingssystemen zouden deel uitmaken van een grotere transactie die de beschikbare financiële en economische middelen bestemd voor andere doeleinden in Georgië, significant zou beïnvloeden. Hierdoor zou een nog grotere stijging van het BBP bestemd voor defensie gaan optreden.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GL), Ten Hoopen (CDA), Tichelaar (PvdA), Voorzitter, Hessels (CDA), Ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA) en De Rouwe (CDA).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Dijk (CDA), Sap (GL), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Blom (PvdA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Weekers (VVD), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Cramer (CU), Atsma (CDA), De Krom (VVD), Madlener (PVV), Vacature (VVD), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA) en Uitslag (CDA).
Zie bijvoorbeeld de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 11 februari 2008, Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 22 054, nr. 138.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22054-143.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.