21 501-34
Raad voor Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur

22 112
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

nr. 36
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 18 juni 2004

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport2 hebben op 19 mei 2004 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, staatssecretaris Van der Laan van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en staatssecretaris Ross-van Dorp van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over:

– de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 10 mei 2004 inzake de geannoteerde agenda, onderdelen onderwijs en cultuur van de Onderwijs, Jeugd en Cultuur Raad van 27–28 mei (Kamerstuk 21 501–34, nr. 34);

– de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, d.d. 13 mei 2004 inzake de EU-Raad (Jeugd) op 28 mei 2004 (Kamerstuk 21 501–34, nr. 35);

– Fiche 5: Mededeling van de Commissie: Onderwijs en Opleiding 2010.

De dringende noodzaak tot hervormingen voor het welslagen van de strategie van Lissabon; Fiche 5; COM (2003) 685 definitief (Kamerstuk 22 112, nr. 308, p. 11–13);

– de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 22 maart 2004 inzake verslag Onderwijs gedeelte van de OJC-raad van 26 februari jl. en het voortgangsverslag van de Commissie over Mobiliteit; Mededeling Commissie Nieuwe Stimuleringsprogramma's (Kamerstuk 21 501–34, nr. 33).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Mevrouw Ferrier (CDA) vraagt zich af of de minister van OCW tijdens het Nederlands voorzitterschap van de EU zelf met voorstellen komt over de kenniseconomie die met name jongeren zullen aanspreken. Hoe denkt de minister over een Europese Nobelprijs voor jongeren met als beloning een beurs voor een Europese universiteit naar keuze? Op die manier worden talenten gestimuleerd. Jongeren worden te weinig gestimuleerd om te excelleren en meer dan het gemiddelde te bereiken.

Hoe groot is de kans dat tijdens het Iers voorzitterschap een politiek akkoord wordt bereikt over Europass? Wat zijn de gevolgen van het al dan niet bereiken van dat politieke akkoord? Hoe kan worden voorkomen dat Europass weer het volgende element wordt in de beruchte Europese bureaucratie? Ziet de minister kans Europass tot een werkelijk simpel instrument te maken? Hoe wordt Europass geïmplementeerd?

Mevrouw Ferrier constateert dat Europa niet communiceert met de burgers. Het gevolg is dat Europa niet erg leeft bij de burger. Europass kan een voorbeeld worden van hetgeen Europa kan betekenen in het dagelijks leven van burgers, met name de jongeren. Hoe wil de minister over Europass communiceren?

Wat is de stand van zaken rond de titulatuur? In Nederland moet duidelijk zijn of een student een beroepsgerichte opleiding gevolgd heeft of een wetenschappelijke, terwijl voor de internationale markt de titulatuur moet worden afgestemd op hetgeen gangbaar en herkenbaar is.

De uitbreiding van Europa tot 25 landen is een verrijking, onder andere op cultureel en religieus gebied. Deze verbreding zou in het onderwijs zichtbaar moeten zijn, omdat het ook een verbreding is van waarden en normen. Om daaraan binnen de Europese Unie inhoud te geven, is het van cruciaal belang in te zetten op onderwijs. Welke rol ziet de minister op dat gebied weggelegd voor scholen?

De enorme bureaucratie vormt een belemmering om van deze verrijking te kunnen profiteren. Dit geldt onder andere voor het verkrijgen van studiebeurzen. De aanvrager moet erg veel papieren rompslomp overwinnen. Tijdens het Nederland voorzitterschap dienen maatregelen te worden genomen om het Europese papierwerk echt te verminderen. In het beurzensysteem zou dat goed zichtbaar gemaakt kunnen worden.

De minister heeft ingezet op het belang van taal. Culturele uitwisseling en taalkundige kennismakingsmogelijkheden nemen een centrale plaats in. Daarvoor is wel voldoende financiële steun nodig. Waaraan wil de minister deze middelen specifiek uitgeven? Wat vindt zij van het idee, deze te besteden aan tweetalig onderwijs? Het aantal scholen dat een opleiding biedt in twee talen is beperkt, terwijl er een groeiende vraag naar is. Het streven in het middelbaar onderwijs is dat kinderen naast de moedertaal ten minste twee andere moderne Europese talen leren. Zijn er plannen om Spaans, Portugees of Italiaans in het lespakket op te nemen als belangrijke Europese talen? Zo nee, waarom niet?

Europees beleid ten aanzien van stages is gewenst. Mevrouw Ferrier stelt voor, stageplaatsen in Europese ziekenhuizen of media ook beschikbaar te stellen voor werknemers uit niet-Europese landen. In ontwikkelingslanden lopen veel stagiaires rond afkomstig uit Europa. Zijn er ideeën om plaatsen voor beroepstrainingen in Europa beschikbaar te stellen voor gekwalificeerde stageplaatszoekers van buiten Europa?

De voorstellen voor het toekomstige Europese cultuurprogramma zijn nogal vaag. Hoe wil men de interculturele dialoog opzetten? Kan de staatssecretaris van OCW een voorbeeld geven van de culturele samenwerkingsprojecten? Het zou om 1400 projecten gaan, maar welke zijn dat en hoe worden zij uitgevoerd? Op basis van welke criteria zijn de onderzoeksopdrachten aan wie gegeven?

Het is belangrijk dat kinderen en jongeren in het kader van de audiovisuele media beschermd kunnen worden. De eindverantwoordelijkheidberust uiteraard bij de ouders. Zij moeten wel kunnen beoordelen of bepaalde audiovisuele producten geschikt zijn voor hun kinderen. Er dient dan ook in overleg met de lidstaten Europees beleid te komen in navolging van de Kijkwijzer.

In Europa is voor collectiemobiliteit slechts164 mln euro begroot. Moet de conclusie dan ook niet zijn dat het werkelijk realiseren van collectiemobiliteit sterk afhankelijk zal zijn van regelgeving en goodwill? Wat is de visie van de staatssecretaris hierop?

Inzake de Jeugdraad merkt mevrouw Ferrier op de voorstellen voor kansarme jongeren en informeel onderwijs van harte te ondersteunen alsmede het stimuleren van vrijwilligerswerk. Dat biedt grote mogelijkheden om op lokaal niveau en op een directe manier aan culturele uitwisseling te doen. Komt Nederland tijdens het voorzitterschap met voorstellen ter zake? Hoe wordt voorkomen dat goede initiatieven verloren gaan in de Europese bureaucratie?

De bewustmakingscampagne voor diversiteit en tegen discriminatie, gepland voor 2005 en toegespitst op jongeren, zal hopelijk voorzien in een zeer dringende behoefte in Europa. Kan de staatssecretaris er iets meer over zeggen?

Het groeiend aantal zwerfjongeren is een probleem. Bovendien zwerven zij steeds verder van huis weg. Is er zicht op de omvang van deze problematiek? Kan deze in kaart gebracht worden? Coördinatie op Europees niveau is nodig om erger te voorkomen. Hoewel de problemen uiteindelijk lokaal opgelost moeten worden, kan Europees beleid in dezen van groot belang zijn. Is de staatssecretaris voornemens tijdens het voorzitterschap met voorstellen dienaangaande te komen, bijvoorbeeld op het gebied van afstemming van de opvangmogelijkheden en het bepalen van vervolgtrajecten voor zwerfjongeren?

Mevrouw Eijsink (PvdA) memoreert dat de uitvoering van de Lissabon-agenda ver achterblijft bij de plannen. Nederland neemt bij de permanente educatie van werknemers in de EU een vijfde plaats in. Levenslang leren staat weliswaar op de agenda van de Tweede Kamer, maar de uitvoering is weinig ambitieus. Hoewel de permanente educatie op de agenda van verschillende Europese raden staat en de urgentie duidelijk lijkt, gebeurt er te weinig. Zij verzoekt de minister van OCW, tijdens het Nederlands voorzitterschap met een richtlijn te komen die iedere werknemer het recht garandeert op ten minste vijf doorbetaalde scholingsdagen per jaar.

Onduidelijk is hoe de richtlijnen voor Europass zich verhouden tot nationale, centrale examens. Kan de minister daar meer duidelijkheid over geven? Heeft Europass betrekking op vormen van informeel leren? Hoe kan het informeel leren op nationaal niveau geïmplementeerd worden binnen Europass? Zal het niet leiden tot nodeloze bureaucratie?

Welke rol spelen het bedrijfsleven en de sociale partners bij de uitvoering van de permanente loopbaanbegeleiding? Kan de minister duidelijk maken wat dit betekent voor de besteding van de gelden uit de opleidings- en ontwikkelingsfondsen?

De minister wil bij de stimuleringsprogramma's voor onderwijs en opleiding voor 2007 t/m 2013 de nadruk leggen op het vergroten van de kwaliteit van de mobiliteit. Kan zij voorbeelden geven van een mindere kwaliteit van de mobiliteit waardoor deze minder prioriteit zou moeten krijgen? Hoe kunnen deze programma's bijdragen aan het bevorderen van de sociale cohesie? Kan de minister daar enkele voorbeelden van geven? Welk belang hecht de minister aan het feit dat de sociale partners intensief betrokken worden bij de voorbereiding van de besluitvorming van dit programma? Bedoelt de minister daarmee de sociale partners op nationaal of Europees niveau? Bepaalt het traagste land het tempo?

Welke stappen neemt de staatssecretaris van OCW tijdens het Nederlands voorzitterschap om uitvoering te geven aan het rapport De kracht van cultuur? Hetgeen daarin staat over de jeugd is nog steeds rechtsgeldig.

Wat doet de staatssecretaris van VWS tijdens het voorzitterschap met de rapporten van het Nederlands platform zwerfjongeren? Deelt zij de mening dat zwerfjongeren een groeiend probleem zijn of worden?

Mevrouw Lambrechts (D66) merkt over fiche 5 op dat de Europese Commissie voorstelt de verschillende landen jaarlijks te laten rapporteren over de stand van zaken van de uitvoering van de vier uitgangspunten. Feit is dat het traagste land het tempo bepaalt. Het zichtbaar maken van de zaken waarmee je bezig bent, is een goed instrument om de verschillende Europese landen een spiegel voor te houden. Het verbaast haar daarom dat dit volgens Nederland een te zwaar, bureaucratisch instrument is. Aangezien de Europese Commissie niet over andere middelen beschikt, verzoekt zij de minister haar standpunt bij te stellen en dit voorstel te ondersteunen. Het is niet te veel gevraagd om de lidstaten te laten rapporteren over de zaken waarmee men bezig is op het gebied van de kenniseconomie.

Zij sluit zich aan bij de vragen van mevrouw Ferrier over de internationalisering van het onderwijs. Die internationalisering begint niet pas in het hoger onderwijs. De voorbereiding daartoe moet vorm krijgen in het voortgezet onderwijs. Dat betreft niet alleen de attitude om de grenzen over te willen gaan en gebruik te willen maken van de kenniseconomie, maar men moet ook beschikken over de kennis en vaardigheden die daarvoor nodig zijn. Zij steunt het voorstel om het tweetalig onderwijs hoog op de agenda te plaatsen. Mevrouw Lambrechts bepleit de mogelijkheid in Nederland het internationaal baccalaureaat bekostigd aan te bieden. Wil de minister daarop reageren en dit voorstel in de OCJ-raad inbrengen? Als er een type onderwijs geschikt is om goed voorbereid overal elders in Europa van die kennisinstellingen gebruik te maken dan is dat het internationale baccalaureaat.

Het antwoord van de bewindslieden

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap antwoordt dat zij niet gedetailleerd kan ingaan op de vragen over de ambities van het kabinet tijdens het Nederlands voorzitterschap. Het kabinet stuurt begin juni de voorzittersbrief naar de Kamer, waarin alle activiteiten staan vermeld die in het kader van het voorzitterschap worden opgezet, inclusief de ambities van de vakministers.

Leren van elkaar is voor de minister een belangrijk uitgangspunt, ook tijdens het voorzitterschap. Tijdens de OJC-raad van mei zullen de nieuwe programma's worden besproken. Zowel de inhoud als de financiering van deze programma's zijn belangrijk. De discussie over de financiële perspectieven is nog niet afgerond. Of de nieuwe programma's gerealiseerd kunnen worden, is afhankelijk van de uitkomst van die discussie. Naar de mening van de minister is het ambitieniveau van de programma's te hoog. De ambities zullen moeten passen binnen de financiële perspectieven.

Aan de hand van verschillende criteria moet een afweging worden gemaakt. Zo zullen de programma's uitvoerbaar moeten zijn. Nederland zal zich inzetten voor verhoging van de uitvoerbaarheid en vermindering van de bureaucratie. Dat geldt ook voor het bevorderen van de sociale cohesie. Het zou inderdaad goed zijn als wat meer bekend was over de resultaten van de programma's, zodat scholen of instellingen die nu nog niet daaraan deelnemen, op basis van de resultaten ertoe overgaan wel daaraan mee te doen. De Europese sociale partners moeten een behoorlijke rol toebedeeld krijgen bij de programma's. Zij is voornemens aan de vooravond van de formele raad een bespreking te houden met de sociale partners op Europees niveau. Deze traditie is ingevoerd tijdens het Italiaans voorzitterschap.

Er zijn nu al veel prijzen voor jongeren op het gebied van de kenniseconomie. Uitwisselingsprogramma's als Socrates en Erasmus zijn gericht op jongeren. Een prijs in de vorm van een studiebeurs voor een universiteit naar keuze heeft alleen meerwaarde als zo'n prijs in Europees verband wordt ingesteld gedurende een langere periode. Een halfjaar voorzitterschap is te kort om dergelijke zaken te regelen. Belangrijk is of jouw punten worden overgenomen door het volgende voorzitterschap. Zij zegt toe deze suggestie in gedachten te houden om eventueel in te brengen bij de bespreking van de programma's.

Tijdens het voorzitterschap hoopt de minister overeenstemming te bereiken met het Europees Parlement over Europass. Europass is geagendeerd voor de formele raad in november te Brussel. Het is de bedoeling dat Europass en verzameling wordt van kwalificaties die op alle mogelijke manieren zijn verkregen. Het betreft dus zowel het formele leren als de elders verworven competenties. Zover is het nog lang niet, want zelfs in Nederland bestaat geen overeenstemming over de elders verworven competenties. Het effect moet zijn dat het binnen de lidstaten makkelijker wordt over de grenzen te gaan werken en dat de competenties geaccepteerd worden zonder dat er aanvullende eisen worden gesteld. Het Nederlands voorzitterschap kan daaraan een steentje bijdragen.

De communicatie over Europass is erg belangrijk. Dat kan pas als er iets te communiceren valt. Op dit moment gebeurt dat op politiek niveau en met de onderwijsinstellingen die de input leveren. Het zou voorbarig zijn Europass nu al te promoten. De vraag hoe dat gedaan moet worden, kan aan de orde komen tijdens de bijeenkomst in Maastricht.

Omdat de Kamer nog in debat is met staatssecretaris Nijs over de titulatuur in Nederland zegt de minister daarop niet te kunnen ingaan. De invoering van de bachelor- en masterstructuur gebeurt in Europa niet in elk land op dezelfde manier. Desgevraagd antwoordt de minister dat de titulatuur tijdens het voorzitterschap wel ter sprake zal komen als onderdeel van mobiliteit.

De uitbreiding van de Europese Unie naar 25 leden is inderdaad een verrijking. De Kamer heeft onlangs het kabinetsstandpunt ontvangen over twee adviezen van de Onderwijsraad, te weten burgerschap en artikel 23. Met name de Europese aspecten van burgerschap dienen wat beter over het voetlicht gebracht te worden, zonder tot een standaard curriculum te komen. Kennis van de verschillende landen over en weer, te beginnen in het onderwijs, is hard nodig.

Talenonderwijs is buitengewoon belangrijk. De Kamer heeft de bijstelling kerndoelen primair onderwijs ontvangen, waarin wordt voorgesteld om in het basisonderwijs de mogelijkheid te scheppen een tweede vreemde taal aan te leren. Dat kan Frans of Duits zijn. De reden voor dat voorstel zijn Europese afspraken over het hebben van kennis van minimaal twee moderne talen. In het voortgezet onderwijs zijn daartoe al meer mogelijkheden. De mogelijkheid van Spaans in het voortgezet onderwijs behoort daartoe. Dat geldt ook voor Italiaans en Portugees. De ruimte is er, maar het is aan de scholen, te bepalen welke talen zij aanbieden.

Met tweetalig onderwijs worden enkele kleinere experimenten gedaan in de grensstreek. De ontwikkeling van een Europees taalportfolio biedt mogelijkheden op Europees niveau aan te geven hoever iemand is gekomen met de beheersing van die taal.

Voor studenten uit niet-EU-landen is er het TEMPUS-programma. Dat programma is meer gericht op de buurlanden van de EU. Stageplaatsen voor studenten uit ontwikkelingslanden zijn geen EU-beleid, maar nationaal beleid.

Een van de elementen van de kenniseconomie is cohesie. De rol van de sociale partners bij loopbaanbegeleiding wordt nationaal aan de orde gesteld door het Platform een levenlang leren. Het Ierse voorzitterschap heeft zich erg ingezet voor permanente loopbaanbegeleiding in Europa. Het is de bedoeling dat op Europees niveau een set van minimum kwaliteitsvereisten wordt opgesteld voor permanente loopbaanbegeleiding. Uiteraard zijn daar de sociale partners op Europees niveau voor nodig. Echter, de lidstaten bepalen zelf hoe hiermee om te gaan.

Vijf doorbetaalde scholingsdagen per jaar is een goed idee, maar niet binnen een halfjaar te verwezenlijken. Het kost nu eenmaal veel tijd een Europese richtlijn op te stellen. Bovendien ligt het meer op het terrein van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De minister zegt toe deze suggestie te bespreken met haar collega van SZW. Een dergelijke afspraak kan zij niet maken met de sociale partners, omdat dit niet past binnen de competenties van de Onderwijsraad.

Als voorbeeld voor mindere kwaliteit van de mobiliteit noemt de minister het niet toekennen van studiepunten bij uitwisseling van studenten in het hoger onderwijs.

Het is in het onderwijs niet goed mogelijk om jaarlijks via een rapportage zichtbaar te maken of en op welk gebied vooruitgang is geboekt. Er is nu eenmaal tijd nodig om zaken door te voeren. Dat geldt ook voor de rapportage over de uitgangspunten van de Lissabon-strategie. Bovendien zijn er afspraken gemaakt over het verminderen van de rapportagedruk. Een tweejaarlijkse rapportage volstaat. Natuurlijk moet zichtbaar worden gemaakt waarmee de landen bezig zijn. Dit jaar is de eerste rapportage uitgebracht. Volgend jaar wordt er door de EU-raad een midterm over het Lissabon-proces besproken. Afgewacht moet worden hoe transparant dit rapport is. Aan de hand daarvan kan dan bepaald worden hoe en wat er aan de onderwijskant van het Lissabon-proces verbeterd kan worden.

De minister zegt niet voornemens te zijn het internationale baccalaureaat in Nederland bekostigd aan te bieden, omdat het niet bedoeld is voor de Nederlandse leerlingen en de bekostiging verdubbeld wordt.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap antwoordt dat de toekomstplannen voor het Europese cultuurprogramma inderdaad nog vaag zijn. Het programma zal vanaf 2007 gaan werken. De Commissie heeft haar eerste ideeën gepubliceerd. Over de uitgangspunten van het programma wordt van gedachten gewisseld en pas daarna zullen de plannen concreter worden. Belangrijke elementen daarin zijn mobiliteit, vermindering van de bureaucratie en focus.

In eerste instantie zijn er zo'n 1400 projecten genoemd die de komende tijd verder zullen worden uitgewerkt. Dat aantal betekent al een forse vermindering van de projecten die zullen worden gesteund. Op deze manier wil men de focus duidelijker maken. De criteria op grond waarvan de Commissie deze 1400 projecten heeft geselecteerd, zijn de staatssecretaris niet bekend. De doelstellingen zijn focus en minder versnippering.

In het cultuurprogramma blijft het veld cruciaal. Initiatieven van het veld worden bekostigd uit het budget voor Cultuur 2000. Bij collectiemobiliteit gaat het niet om het bedenken van nieuwe Europese regels. Tijdens het voorzitterschap zal met de lidstaten worden gesproken over het wegnemen of versoepelen van belemmerende nationale regelgeving.

Inzake de doelstellingen tijdens het voorzitterschap verwijst zij naar de brief die het kabinet daarover naar de Kamer zal sturen. Het is haar doelstelling dat het werkprogramma van de Raad voor 2005–2006 to the point is en prioriteit krijgt. Het is niet de bedoeling dat Nederland vanuit de eigen agendering dit werkprogramma er doordrukt, maar dat de komende vier voorzitterschappen en de Commissie het programma ondersteunen. Met de betreffende landen wordt daarover gesproken.

De staatssecretaris neemt graag de suggestie over dat De kracht van cultuur van de Unesco een relevant document kan zijn bij de verdere ontwikkeling van bijvoorbeeld de interculturele dialoog en het Cultuurprogramma 2007.

Voor het audiovisuele terrein is er reeds de Richtlijn televisie zonder grenzen. In deze richtlijn staat ook een bepaling over de bescherming van jeugdigen. Onder het Iers voorzitterschap heeft hierover een zwaar debat plaatsgevonden tussen de ministers voor mediazaken. Er bestaan grote onderlinge verschillen tussen de landen. Er is gesproken over de jurisdictie. Het probleem heeft de volle aandacht van de staatssecretaris. Nederland loopt voorop met de Kijkwijzer en probeert zijn zienswijze en kennis te verspreiden over de lidstaten. De Richtlijn televisie zonder grenzen schrijft slechts minimumharmonisatie voor binnen de landen van de Unie. Minimumharmonisatie kan leiden tot jurisdictieproblemen.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport antwoordt erg blij te zijn met de ontwerpresolutie over sociale integratie van jongeren die op de agenda van de Jeugdraad staat. Dat geldt ook voor de ontwerpverklaring van de Raad inzake racisme in relatie tot jongeren die goed aansluit bij de Nederlandse ambitie voor het voorzitterschap. Voor de overige Nederlandse ambities verwijst zij naar de brief van het kabinet ter zake.

Het gaat wat ver om het probleem van de zwerfjongeren ter sprake te brengen bij de ontwerpresolutie over sociale integratie. In het open coördinatieproces kan dit onderwerp wel naar voren worden gebracht.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Cornielje

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Blok

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Arends


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Nieuwenhoven (PvdA), Van de Camp (CDA), Kalsbeek (PvdA), Cornielje (VVD), voorzitter, Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), Azough (GroenLinks), Van Bommel (SP), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (ChristenUnie), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Eski (CDA), Eijsink (PvdA), Leerdam (PvdA), ondervoorzitter, Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA) en Visser (VVD).

Plv. leden: Kruijsen (PvdA), Ferrier (CDA), Verbeet (PvdA), Rijpstra (VVD), Van der Laan (D66), Boelhouwer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Lazrak (Groep Lazrak), Tonkens (GroenLinks), Van Oerle-van der Horst (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Sterk (CDA), Atsma (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), De Krom (VVD), Varela (LPF), Nawijn (LPF), Adelmund (PvdA) en Aptroot (VVD).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Kalsbeek (PvdA), Rijpstra (VVD), Lambrechts (D66), Buijs (CDA), Atsma (CDA), Arib (PvdA), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Blok (VVD), voorzitter, Smits (PvdA), Örgü (VVD), Verbeet (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), ondervoorzitter, Vergeer (SP), Vietsch (CDA), Tonkens (GroenLinks), Joldersma (CDA), Van Heteren (PvdA), Smilde (CDA), Nawijn (LPF), Van Dijken (PvdA), Timmer (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Hermans (LPF), Schippers (VVD) en Omtzigt (CDA).

Plv. leden: Rouvoet (ChristenUnie), Verdaas (PvdA), Griffith (VVD), Bakker (D66), Ferrier (CDA), Çörüz (CDA), Blom (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Gerkens (SP), Veenendaal (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Weekers (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), De Ruiter (SP), Ormel (CDA), Van Gent (GroenLinks), Koomen (CDA), Waalkens (PvdA), Mosterd (CDA), Varela (LPF), Bussemaker (PvdA), Heemskerk (PvdA), Oplaat (VVD), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD) en Eski (CDA).

Naar boven