21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 428 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 juni 2013

Bijgaand doe ik u het verslag toekomen van de Energieraad van 7 juni 2013.

De Raad nam nota van de voortgangrapportage over de richtlijn tot wijziging van de richtlijn brandstofkwaliteit en de richtlijn hernieuwbare energie. Dezelfde voortgangsrapportage ligt voor aan de Milieuraad van 18 juni. De onderhandelingen zullen worden voortgezet onder Litouws voorzitterschap.

Daarnaast nam de Raad conclusies aan over de interne energiemarkt. De raadsconclusies zijn in lijn met de uitkomsten van de Europese Raad van 22 mei. De Commissie komt in navolging van haar mededeling met richtsnoeren over stimuleringsregimes voor hernieuwbare energie, richtsnoeren over de inzet van capaciteitsmechanismen en staatssteunrichtsnoeren over het milieusteunkader.

De Raad hield een eerste gedachtewisseling over de mededeling over energietechnologie en innovatie die op 2 mei is uitgebracht. Naar verwachting zullen over de mededeling geen raadsconclusies worden geformuleerd. Het voorzitterschap concludeerde dat brede steun bestond voor de Commissiemededeling. Over de coördinatie of het poolen van nationale budgetten en toezicht via het informatiesysteem voor strategische energietechnologieën (SETIS) waren de meningen verdeeld.

Ten slotte gaf de Commissie informatie over de lopende contacten met Rusland, Algerije, de VS, het Internationaal Energieagentschap, Azerbeidzjan, Turkmenistan en Irak.

Onder het punt diversen presenteerde het aankomende Litouwse voorzitterschap zijn programma voor de tweede helft van 2013. De prioriteiten van het Litouwse voorzitterschap zijn: de vervolmaking van de interne energiemarkt in uiterlijk 2014 en een versterking van de externe dimensie van het EU energiebeleid.

Na afloop van de Energieraad zijn tijdens een bijeenkomst van de ministers van het Pentalateraal Forum afspraken gemaakt over nauwere samenwerking op energieterrein en verdere integratie van de Noordwest-Europese elektriciteitsmarkten. Deze afspraken hebben ondermeer betrekking op verdergaande marktkoppeling vanaf 2014, het uitvoeren van regionale leveringszekerheidanalyses en een intensievere informatie-uitwisseling tussen de beheerders van de landelijke elektriciteitsnetten.

De eerstvolgende informele Energieraad vindt plaats op 19 en 20 september 2013 te Vilnius (Litouwen).

De minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

VERSLAG ENERGIERAAD 7 JUNI 2013

Indirecte veranderingen in landgebruik

De Raad nam nota van de voortgangrapportage over de richtlijn tot wijziging van de richtlijn brandstofkwaliteit en de richtlijn hernieuwbare energie. Dezelfde voortgangsrapportage ligt voor aan de Milieuraad van 18 juni. Hoewel geen discussie was voorzien, namen enkele lidstaten toch het woord. Het merendeel van de lidstaten intervenieerde niet.

Het voorzitterschap lichtte het doel van het voorstel toe, namelijk het vergroten van de duurzaamheid van biobrandstoffen door het terugdringen van de broeikasgasuitstoot van biobrandstoffen die samenhangen met de indirecte veranderingen in landgebruik.

Commissaris Oettinger gaf aan dat de negatieve effecten van indirecte veranderingen in landgebruik moeten worden tegengegaan. Over de invulling daarvan lopen de meningen van de lidstaten echter nog uiteen. Ook vanuit NGO’s en bedrijven bestaat veel interesse voor de richtlijn. De Commissaris gaf aan in principe te willen vasthouden aan het 5% plafond voor conventionele biobrandstoffen, maar open te staan voor compromissen die bijdragen aan het bereiken van een akkoord.

Een aantal lidstaten pleitte voor een verhoging van het 5% plafond voor conventionele biobrandstoffen en zag dit percentage als een bestraffing van reeds gedane investeringen. Een tweetal lidstaten zag liever geen begrenzing van (conventionele) eerste generatie biobrandstoffen, maar was wel voorstander van de introductie van een 2% doelstelling voor (geavanceerde) tweede generatie biobrandstoffen. Een enkele lidstaat pleitte voor het dubbel meetellen van geavanceerde biobrandstoffen aan de overall doelstelling hernieuwbare energie. Een andere lidstaat vroeg aandacht voor de beschikbaarheid van biobrandstoffen en de technologie daaromtrent en gaf aan geen gewasspecifieke ILUC-factoren te willen. Een aantal lidstaten gaf aan dat er meer studie nodig is naar de vraag of er in de toekomst voldoende tweede generatie biobrandstoffen geproduceerd kunnen worden om aan de vraag te voldoen die voortkomt uit de 10% doelstelling hernieuwbare energie in de vervoerssector in 2020.

Overigens heeft Nederland in relatie tot het realiseren van de nationale doelstelling voor hernieuwbare energie nog wel een budgettair voorbehoud. Dit budgettaire voorbehoud kan worden ingetrokken, bijvoorbeeld door meervoudig tellende biobrandstoffen ook meervoudig te laten tellen voor de doelstelling hernieuwbare energie.

Het Ierse voorzitterschap wenste het aankomende Litouwse voorzitterschap veel succes met de verdere onderhandelingen en hoopte dat de voortgangsrapportage een bijdrage zou leveren aan het bereiken van een akkoord.

Interne energiemarkt

De Raad nam conclusies aan over de interne energiemarkt. De Commissie komt in navolging van haar mededeling met richtsnoeren over stimuleringsregimes voor hernieuwbare energie, richtsnoeren over de inzet van capaciteitsmechanismen en richtsnoeren over het milieusteunkader.

Het voorzitterschap blikte terug op de Europese Raad van 22 mei en de conclusies daarvan. De Europese Raad herbevestigde het doel van de vervolmaking van de interne energiemarkt uiterlijk in 2014. Daartoe dient prioriteit te worden gegeven aan een aantal onderwerpen, zoals de effectieve implementatie van het derde energiepakket, de implementatie van gerelateerde regelgeving zoals de richtlijn voor promotie van hernieuwbare energie, de richtlijn energie-efficiëntie en de verordening inzake zekerheid van gaslevering. Daarnaast heeft de Europese Raad het belang onderstreept van investeringen in nieuwe en intelligente energie-infrastructuur, waarbij financiering in eerste instantie uit de markt dient te komen.

Commissaris Oettinger gaf aan dat de raadsconclusies in lijn zijn met de uitkomsten van de Europese Raad van 22 mei. Wat betreft de implementatie van het derde energiepakket sprak de Commissaris de hoop uit dat er niet teveel infractieprocedures bij het Europese Hof terecht komen. Verder wees hij op de noodzaak om gereguleerde energieprijzen af te schaffen, omdat deze een belemmering vormen voor het concurrentievermogen en zorgen voor een opdrijvend prijseffect op de lange termijn. Daarnaast gaf de Commissaris aan dat in de herfst de discussie met de lidstaten start over de projecten van gemeenschappelijk belang uit het energie-infrastructuur pakket. Commissaris Oettinger benadrukte dat hij zich zorgen maakt over de ontwikkelingen ten aanzien van capaciteitsmechanismen (beleidsinstrumenten die moeten zorgen voor voldoende productiecapaciteit in de markt met het oog op leveringszekerheid). Als er straks 27 aparte capaciteitsmechanismen zouden worden opgetuigd ter financiering van voldoende back-up capaciteit kunnen we de interne markt wel vergeten, aldus Commissaris Oettinger. De elektriciteitsprijs zal door deze mechanismen worden opgedreven, terwijl de Europese Raad juist haar zorgen heeft uitgesproken over de hoge energieprijzen. Deze hoge energieprijzen zorgen voor een verslechtering van de concurrentiepositie van de Europese industrie. In juli komt Commissaris Oettinger samen met Commissaris Almunia met richtsnoeren voor de toepassing van capaciteitsmechanismen. Daarin zal ondermeer aandacht gevraagd worden voor de negatieve grensoverschrijdende effecten van nationale maatregelen. Tot slot wees Commissaris Oettinger op het grote belang van regionale afstemming op het terrein van leveringszekerheid.

Nederland gaf aan in te kunnen stemmen met voorliggende raadsconclusies over de interne energiemarkt en gaf, evenals sommige andere lidstaten, aan de zorgen van de Commissaris over capaciteitsmechanismen te delen. Nationale maatregelen ter bescherming van de leveringszekerheid hebben onvermijdelijk grensoverschrijdende effecten en kunnen de interne energiemarkt ondermijnen. Het is daarom goed dat de raadsconclusies voldoende basis bieden voor een kritische beoordeling van nationale capaciteitsmechanismen. Nederland gaf verder aan dat marktoplossingen de voorkeur verdienen boven overheidsingrijpen in de vorm van capaciteitsmechanismen. Nederland gaf aan sterk voorstander te zijn van Europese en regionale afstemming van leveringszekerheidvraagstukken en gaf aan hierover na de Raad door te zullen praten met de collega’s van het Pentalateraal Forum.

Energietechnologie en innovatie

De Raad hield een eerste gedachtewisseling over de mededeling over energietechnologie en innovatie die op 2 mei is uitgebracht. Naar verwachting zullen over de mededeling geen raadsconclusies worden geformuleerd.

Het voorzitterschap gaf aan dat voorliggende mededeling inhoudelijk richting moet geven aan het energieonderzoek in Horizon 2020. Twee zaken zijn daarbij belangrijk: lagere CO2-uitstoot en goedkopere technologie.

De Commissie gaf aan dat Horizon 2020 een nieuwe fase ingaat waar gezocht moet worden naar het optimaliseren van nationale en Europese budgetten. De Commissie riep de lidstaten op hun verwachtingen te delen. Welke strategische partnerschappen moeten de EU en de lidstaten aangaan? Hoe publiekprivate samenwerking op gang te brengen?

Een groot aantal lidstaten sprak steun uit voor de Commissiemededeling en wilde zich daarbij richten op: koolstofarme technologieën, het sneller naar de markt brengen van producten en een aangepast en versterkt SET-plan (Strategic Energy Technology Plan). Een aantal lidstaten vroeg aandacht voor CCS en vonden dat koplopers de kans moeten krijgen om aan te tonen dat de technologie werkt (ondanks de slechte business case door de huidige lage prijzen en het geringe draagvlak). Een enkele lidstaat vroeg aandacht voor de taakverdeling tussen Horizon 2020 en het SET-plan. Een andere lidstaat was van mening dat we oude technologieën niet moesten vergeten.

Over het algemeen waren de lidstaten die reeds over (relatief) grote innovatiebudgetten beschikken positief over een sterkere coördinerende rol van de Commissie en de nadruk op de gehele innovatieketen (van onderzoek tot marktimplementatie), maar kritisch op de coördinatie of het poolen van nationale budgetten. Ze wezen daarbij op het subsidiariteitsprincipe. Andere lidstaten waren juist voorstander van meer coördinatie of zelfs het poolen van budgetten. Deze laatste groep lidstaten vroeg tevens om meer focus op de korte termijn (werkgelegenheid) in plaats van enkel de lange termijn (klimaat en energie) doelstellingen. De eerste groep lidstaten vond dat dit tot een verwatering van het energieonderzoek zou leiden.

De meeste lidstaten toonden zich voorstander van een toezichthoudende rol voor SETIS (Strategic Energy Technology Information System), maar er bestonden ook zorgen over de haalbaarheid van verplichte rapportages en de administratieve lasten die deze rol met zich meeneemt.

Nederland verwelkomde de nadruk die de Commissie legt op het verlagen van de kosten, het vergroten van het verdienvermogen van de Europese energiesector, het sneller naar de markt brengen van ontwikkelde producten en diensten en het inzetten van aanvullende financieringsinstrumenten zoals leningen en garantiestellingen. Daarbij is versterkte coördinatie van onderzoek nodig om gebruik te maken van de sterktes van de lidstaten en om dubbel werk te voorkomen. Nederland verzocht de Commissie zich daarbij te richten op terreinen waar Europese coördinatie duidelijke meerwaarde oplevert. Daarnaast riep Nederland de Commissie op om de lidstaten actief te betrekken bij het opstellen van het eerste werkprogramma voor Horizon 2020, dat uitvoering zal geven aan deze mededeling.

Het voorzitterschap concludeerde dat brede steun bestond voor de Commissiemededeling en om daarmee innovatie een zetje te geven. Over een sterkere coördinerende rol van de Commissie en toezicht door SETIS waren de meningen verdeeld.

Internationale energiebetrekkingen

De Commissie gaf informatie over de lopende contacten met Rusland, Algerije, de VS (middels de strategische groep voor internationale samenwerking op energiegebied), het Internationaal Energieagentschap, Azerbeidzjan, Turkmenistan en Irak (landen die gas beschikbaar kunnen stellen aan de zuidelijke corridor). De internationale contacten van de Commissie hebben tot doel de gedeelde EU belangen met betrekking tot interne markt, voorzieningzekerheid en duurzaamheid over te brengen. Deze contacten doorkruisen geen bilaterale belangen. Er vonden geen interventies plaats.

Diversen

Het aankomende Litouwse voorzitterschap presenteerde zijn programma voor de tweede helft van 2013. De prioriteiten van het Litouwse voorzitterschap zijn: de vervolmaking van de interne energiemarkt in uiterlijk 2014 en een versterking van de externe dimensie van het EU energiebeleid. Daarnaast zal het Litouwse voorzitterschap de onderhandelingen over de richtlijn indirecte veranderingen in landgebruik voortzetten en aan de slag gaan met het Commissievoorstel over biomassacriteria. Ten slotte zal het Litouwse voorzitterschap eventuele discussies over het klimaat- en energiebeleid voor 2030 faciliteren.

Naar boven