21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 388 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 10 september 2012

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie hebben enkele fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, ten behoeve van de informele Energieraad d.d. 16 en 17 september 2012(Kamerstuk 21 501-33, nr. 386). De volledige agenda is opgenomen aan het eind van het verslag.

De op 4 september 2012 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de minister bij brief van 7 september 2012 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van der Ham

De griffier van de commissie, Franke

Inhoudsopgave

   

Blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

2

 

Vragen van de leden van de GroenLinks-fractie

3

     

II

Antwoord / Reactie van de minister

4

     

III

Volledige agenda

6

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen van de leden van de VVD-fractie

De minister stelt dat duurzame energie uiteindelijk zonder financiële ondersteuning van overheden onderdeel moet worden van de interne energiemarkt en dat ongewenste concurrentie tussen subsidiesystemen de ontwikkeling van hernieuwbare energie belemmerd. De leden van de VVD-fractie onderschrijven dit en spreken de wens uit dat de minister, indien nodig, dit uitdraagt tijdens de informele Energieraad.

Verder stelt de minister dat Nederland hecht aan een uitgebreide evaluatie van de kosteneffectiviteit van de huidige 2020-aanpak binnen de EU, waarbij wordt gewerkt met meerdere doelen en waarbij grote verschillen bestaan tussen de stimuleringssystemen die lidstaten hanteren. Dit lijkt de leden van de VVD-fractie een goed idee. Zij vragen of momenteel al voldoende wordt gewerkt aan een evaluatie. De discussies over de doelstellingen na 2020 worden immers wel gevoerd. Kan de minister aangeven wat andere lidstaten vinden van de huidige 2020-aanpak?

Ten aanzien van de onderhandelingen over de verordening energie-infrastructuur geeft de minister aan dat Nederland voorstander is van een Europese strategie voor energie-infrastructuur met een integraal pakket aan maatregelen, maar dat Nederland ook een aantal kanttekeningen heeft. Deze licht hij vervolgens toe. De leden van de VVD-fractie vragen hoe breed de steun is voor de Nederlandse positie en hoe de minister zijn kansen schat om zijn punten te realiseren in de onderhandelingen.

In het BNC-fiche over de mededeling hernieuwbare energie stelt de minister dat de doelstellingen voor broeikasgas reductie, hernieuwbare energie en energiebesparing in de mededeling soms zelfs zijn gespecificeerd naar lidstaatniveau en dat deze verbetering en vereenvoudiging verdienen. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de minister die verbetering en vereenvoudiging graag zou zien. Vervolgens schrijft de minister dat voor Nederland een Europese reductiedoelstelling centraal staat en dat Nederland daarom geen voorstander is van afzonderlijke verplichte nationale doelstellingen voor hernieuwbare energie en energiebesparing. De leden van de VVD-fractie onderschrijven deze inzet van harte.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken voor de informele Energieraad. Zij hebben een aantal opmerkingen en vragen over de stukken en vragen de minster op de volgende punten in te gaan.

Deze leden zijn het met de minister eens dat kosteneffectiviteit een belangrijk doel is voor de evaluatie van 2020-strategie. Zij zijn echter ook van mening dat gekeken moet worden naar de manier waarop landen elkaar kunnen versterken en landen van elkaar kunnen leren bij het halen van de doelstellingen voor duurzame energie.

Deze leden zijn het voorts oneens met de minister dat hij bij het standpunt blijft om energie-efficiency niet als apart doel op te nemen en zij stellen dat hierover bindende EU-afspraken noodzakelijk zijn.

De leden van de PvdA-fractie zijn positief over de inzet van de minister om te komen tot Europese afspraken over duurzaamheidcriteria voor vloeibare, gasvormige en vaste biomassa inclusief indirecte veranderingen.

Vragen van de leden van de GroenLinks-fractie

Het kabinet ziet een goed functionerend ETS (Emissions Trading System) als hoeksteen van het Europees klimaat- en energiebeleid en is geen voorstander van afzonderlijke verplichte nationale doelstellingen voor hernieuwbare energie. Dit zou betekenen dat de CO2-prijs flink moet stijgen om ervoor te zorgen dat hernieuwbare energie met fossiele energie kan concurreren. De leden van de GroenLinks-fractie willen van de minister weten hoe hoog de CO2-prijs zou moeten zijn om een eerlijk speelveld tussen fossiele energievormen en duurzame energie te creëren en duurzame energie voldoende te stimuleren.

Daarnaast vragen deze leden hoe de minister van plan is om het ETS weer nieuw leven in te blazen aangezien de CO2-prijs momenteel rond de € 7 schommelt? Zal de minister het voorstel van de Europese Commissie (verder: de Commissie) steunen om een substantieel aantal CO2 rechten, € 1.2 miljard uit de markt te halen?

Het rapport van het Internationale Energie Agentschap «Summing up the parts» geeft aan dat, naast het beprijzen van CO2, flankerend beleid nodig is om tegen de laagste kosten de economie te decarboniseren gegeven bestaande marktbarrières, waaronder het ondersteunen van technieken die op de lange termijn klimaatemissies reduceren.

Het bovenstaande overwegende willen de leden van de GroenLinks-fractie dat de minister ook na 2020 inzet op een bindend duurzaam energiedoel en beleidsoptie drie steunt; bindende streefcijfers voor de periode na 2020 en gecoördineerde ondersteuning. De effectbeoordeling van de Commissie geeft aan dat deze beleidsoptie grotere baten voor de werkgelegenheid oplevert dan beleidsoptie twee: bindende CO2 doelstelling, maar geen hernieuwbaar energiedoel na 2020) Bovendient geeft de Commissie aan dat alleen optie drie een door de markt gedreven innovatie stimuleert die essentieel is om grootschalige uitrol van hernieuwbare energie te bevorderen. In de woorden van de Commissie kunnen streefcijfers voor hernieuwbare energie «investeerders en de bedrijfswereld een grotere zekerheid bieden over de toekomstige marktvolumes voor technologieën voor hernieuwbare energie. Zij bevorderen ook een grotere kosteneffectiviteit». De minister streeft naar kosteneffectiviteit en het stimuleren van innovatie en zou daarom, net als de leden van de GroenLinks-fractie, beleidsoptie drie moeten steunen tijdens de volgende Energieraad. De leden van de GroenLinks-fractie vragen daarom of de minister kan aangeven waarom hij nog geen voorkeur heeft uitgesproken voor beleidsoptie drie.

II Antwoord/reactie van de minister

Vragen van de leden van de VVD-fractie

Mededeling hernieuwbare energie

De leden van de VVD-fractie stelden de vraag of momenteel al voldoende wordt gewerkt aan een evaluatie van de huidige 2020-aanpak binnen de EU.

De algemene consensus tussen lidstaten is dat een goede evaluatie van de 2020 beleidsmix – in het bijzonder naar de kosteneffectiviteit van meerdere doelen en verschillende subsidiesystemen – plaats moet vinden voordat de discussie over nieuwe energiedoelen wordt gevoerd. De Commissie heeft aangegeven deze lijn te volgen.

De leden van de VVD-fractie vroegen ook naar wat andere lidstaten vinden van de huidige 2020 aanpak.

De meeste lidstaten, waaronder Italië, Zweden, Oostenrijk en Duitsland geven aan behoefte te hebben aan meer onderzoek en analyse van de huidige 2020 aanpak. Een aantal lidstaten wijst net als Nederland op het gevaar van ongewenste subsidieconcurrentie. Vrijwel alle lidstaten vinden dat subsidies voor hernieuwbare energie een tijdelijk karakter moeten hebben. Hernieuwbare energie dient op den duur normaal onderdeel te worden van de interne energiemarkt. Verder is er consensus dat het belangrijk is best practices uit te wisselen over de verschillende stimuleringsregimes.

Ten aanzien van de Nederlandse inzet op verbetering en vereenvoudiging van de doelstellingen voor broeikasgas reductie, hernieuwbare energie en energiebesparing stelden de leden van de VVD-fractie de vraag hoe deze verbetering en vereenvoudiging er bij voorkeur uit zou zien.

Het kabinet ziet bij voorkeur een CO2-doelstelling als basis van het energie- en klimaatbeleid, met het ETS als primair instrument. Voorts zet het kabinet in op minder stapeling van doelen en innovatie. Het kabinet ziet een dergelijke aanpak als een verbetering en vereenvoudiging van de beleidsmix.

Verordening energie-infrastructuur

De leden van de VVD-fractie vroegen naar hoe breed de steun is voor de Nederlandse positie en hoe de kansen worden ingeschat om de Nederlandse punten te realiseren in de onderhandelingen.

De onderhandelingen over het infrastructuurpakket onder leiding van het Cypriotische voorzitterschap zijn in volle gang. Hierin gaat veel aandacht uit naar de verschillende kanttekeningen die Nederland ook heeft bij het pakket. Het gaat hierbij dan om de wijze waarop de lijst van gemeenschappelijke projecten wordt vastgesteld, de specifieke vormgeving van de vergunningverleningprocedure en het kostenallocatie mechanisme. Nederland heeft op de verschillende onderdelen meerdere medestanders. Zo willen een groot aantal lidstaten, waaronder Duitsland, Hongarije, Frankrijk, Ierland, Verenigd Koninkrijk en België, dat de lidstaten uiteindelijk expliciete goedkeuring moeten geven aan de lijst met regionale projecten. Met betrekking tot de vergunning verleningprocedures is Nederland met ondermeer Zweden, Duitsland, Spanje en Frankrijk van mening dat de verordening niet te gedetailleerd het vergunningverleningproces moet vastleggen en voldoende flexibiliteit moet bieden voor het in stand houden van het nationale proces. Hiernaast wil een groot aantal lidstaten dat de Europese termijn beperkt verlengd wordt tot 4 jaar. Verder wordt Nederland door verschillende landen als België, Polen en Tsjechië gesteund in onze positie dat bij kostenallocatiebeslissingen voorkomen moet worden dat buurlanden mee moeten betalen aan het opheffen van nationale transportbeperkingen. Ook de Europese Commissie deelt deze lijn.

Er lijkt kortom brede steun te zijn voor de Nederlandse positie, maar het is te voorbarig om hierover een harde uitspraak te doen. Naarmate onderhandelingen vorderen zal hier meer duidelijkheid over ontstaan.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

Mededeling hernieuwbare energie

De leden van de PvdA-fractie vroegen een reactie op de opmerking over best practices.

Met de leden van de PvdA-fractie ben ik het eens dat het belangrijk is dat landen leren van elkaars ervaringen. Daarom ben ik verheugd dat de Commissie in de mededeling hernieuwbare energie richtsnoeren aankondigt inzake best practices en opgedane ervaring bij stimuleringsregimes met het oog op het bevorderen van kosteneffectiviteit, het vermijden van overcompensatie en meer consistentie tussen lidstaten.

De leden van de PvdA-fractie vroegen daarnaast een reactie op de opmerking over bindende EU-afspraken ten aanzien van energie efficiency.

Ik blijf bij het standpunt dat energie-efficiency een belangrijk middel is om de gemeenschappelijke doelen voor CO2-reductie en duurzame energie op een zo kosteneffectief mogelijke wijze te behalen, maar deel niet de opvatting van de leden van de PvdA-fractie dat energie-efficiency in de beleidsmix voor 2 030 een apart doel op zichzelf moet zijn.

Vragen van de leden van de GroenLinks-fractie

ETS

De leden van de GroenLinks-fractie vroegen naar hoe hoog de CO2-prijs moet zijn om een eerlijk speelveld tussen fossiele energievormen en duurzame energie te creëren en duurzame energie voldoende te stimuleren.

Het klimaatbeleid heeft niet primair als doel om een level playing field te creëren tussen fossiele energievormen en duurzame energie, maar om op een kosteneffectieve wijze de klimaatdoelstelling te realiseren. Het concurrerend maken van hernieuwbare energie met fossiele energie vraagt onder andere om een forsere prijsprikkel dan thans door het ETS wordt gerealiseerd. Het vraagt daarnaast om kostenreductie van duurzame energietechnologieën. Duurzame energie dient een normaal onderdeel te worden van de interne energiemarkt. Innovatie speelt een belangrijke rol.

Daarnaast vroegen de leden van de GroenLinks-fractie naar het plan om het ETS weer nieuw leven in te blazen en of het kabinet het voorstel van de Commissie steunt om een substantieel aantal CO2-rechten, € 1,2 miljard, uit de markt te halen.

Eind juli heeft de Commissie een voorstel bekend gemaakt en voor consultatie opengesteld. Hierin worden drie opties voorgesteld, te weten het doorschuiven van te veilen emissierechten naar het einde van de handelsperiode tot en met 2020 ter grootte van 400 miljoen, 900 miljoen of 1,2 miljard. Het voorstel leidt op zich niet tot verdere CO2-reductie, hetgeen het primaire oogmerk is van het systeem van emissiehandel. Bovendien geeft dit Commissievoorstel mogelijk extra onzekerheid op de CO2-markt terwijl investeringszekerheid juist gewenst is. Het kabinet zal de Europese Commissie aangeven dat Nederland het voorstel om bovengenoemde redenen niet steunt en haar verzoeken snel te komen met de beloofde structurele voorstellen ter verbetering van het ETS voor de langere termijn.

Mededeling hernieuwbare energie

Tot slot vroegen de leden van de GroenLinks-fractie waarom nog geen voorkeur is uitgesproken voor beleidsoptie drie, te weten een bindend duurzaam energiedoel voor na 2020.

Het kabinet geeft voorkeur aan een CO2-doelstelling als basis van het energie en klimaatbeleid, met het ETS als primair instrument. De inzet is daarom een vernieuwde beleidsmix voor 2 030 waarbij vereenvoudiging, minder stapeling van doelen en innovatie centraal staan. Een eventueel hernieuwbaar energie doel moet deze uitgangspunten respecteren en complementair zijn aan het klimaatdoel.

III Volledige agenda:

  • 1. Geannoteerde agenda Informele Energieraad, 16-17 september 2012, Nicosia (Cyprus), Brief regering d.d. 30 augustus 2012, minister Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen – 2012Z15468

  • 2. Verslag van de Energieraad van 15 juni 2012, brief regering d.d. 25 juni 2012, minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen – 21 501-33-380

  • 3. Fiche: mededeling hernieuwbare energie, brief regering d.d. 13 juli 2012 staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen – 22 112-1441

Naar boven