21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 360 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 maart 2012

Bijgaand doe ik u het verslag toekomen van de Energieraad van 14 februari jl. De Raad hield oriënterende debatten over energie-infrastructuur en over de Europa 2020-strategie. Onder het punt diversen kreeg de Raad o.a. informatie over het Commissiebesluit over intergouvernementele akkoorden tussen lidstaten en derde landen op het gebied van energie.

Tijdens de informele lunch werd gesproken over energie-efficiëntie. Volgens het voorzitterschap toonde het overgrote deel van de lidstaten een grote bereidheid tegemoet te komen aan de verwachtingen van de Europese Raad om nog in de eerste helft van 2012 tot een akkoord te komen. Tijdens een pittige informele discussie werd nogmaals onderstreept dat de lidstaten geen bindende doelstelling voor energie-efficiëntie willen. Daarnaast riep een aantal lidstaten op tot meer flexibiliteit, zodat zij niet hoeven te breken met de nationale praktijk.

De eerstvolgende Energieraad vindt plaats op 15 juni 2012 in Luxemburg. Op 19 en 20 april 2012 vindt een informele Energieraad plaats in Horsens, Denemarken.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen

VERSLAG ENERGIERAAD 14 FEBRUARI 2012

Energie-infrastructuur

De Raad hield een oriënterend debat over de verordening energie-infrastructuur. De verordening beoogt een bijdrage te leveren aan het bevorderen van investeringen in energie-infrastructuur die nodig zijn om de verouderde infrastructuur te vervangen, om de energievoorzieningszekerheid van de EU te borgen, om de transitie naar een CO2-arme economie te bewerkstelligen en om de interne energiemarkt te vervolmaken. Het Deense voorzitterschap gaf aan voor het einde van het jaar een akkoord in eerste lezing te willen bereiken.

Commissaris Oettinger toonde zich verheugd dat energie voor het Deense voorzitterschap een prioriteit vormt en steunt snelle besluitvorming op dit dossier. Volgens Commissaris Oettinger werken we in Europa op het terrein van energie-infrastructuur zonder een masterplan. Pan-Europees optreden is volgens de Commissaris essentieel om niet achter te raken bij, bijvoorbeeld, China.

De totale investeringsbehoefte in energie-infrastructuur tot 2020 raamt Commissaris Oettinger op 200 mld euro. Deze middelen zullen in hoofdmoot uit de private sector moeten komen. De 9,1 mld euro bijdrage uit publieke middelen die uit de «Connecting Europe Facility» dient te komen is daar slechts 4,5% van. Niet elk gewenst project is volgens de Commissaris volledig op commerciële voorwaarden te realiseren (hij noemde als voorbeeld geïsoleerde energiegebieden), terwijl er toch een positieve kosten-batenanalyse kan worden gemaakt. Bepaalde baten als voorzieningszekerheid en inpassing van duurzame energie zijn externe effecten die niet in een commerciële business case tot uitdrukking komen. De middelen uit de «Connecting Europe Facility» dienen in dergelijke projecten te worden ingezet.

De lidstaten reageerden constructief positief op voorliggende verordening. Het belang van het gebruiken van regionale groepen werd breed ondersteund, al verschillen de meningen over het functioneren ervan. Een aantal lidstaten benadrukte dat de regionale groepen gebaseerd moeten worden op bestaande regionale groepen, gebruikmakend van bestaande regionale projecten. Het overgrote deel van de lidstaten, waaronder Nederland, wil een grotere rol voor de lidstaten bij het vaststellen van de projecten van gemeenschappelijk belang en de weg die daar naartoe leidt. Lidstaten hebben een sleutelrol bij het implementeren van de projecten en bij de totstandkoming van de publieke acceptatie daarvan. Het gebruik van een eenduidige kosten-batenanalyse voor alle projecten van gemeenschappelijk belang en een eenduidige kostenallocatiemethode voor grensoverschrijdende projecten van gemeenschappelijk belang wordt breed onderschreven, al willen verschillende lidstaten, waaronder Nederland, een grotere rol bij het vaststellen ervan. Een aantal kleinere lidstaten pleitte voor het belang van lokale belangen versus de grootte van een project en het belang ervan op Europees niveau. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, gaf aan kritisch te staan tegenover financiering door de (Europese) overheid, aangezien dit marktverstoring in de hand kan werken. Een aantal lidstaten gaf daarbij aan dat financiering alleen mogelijk moet zijn als een project geen levensvatbaarheid bezit, maar wel positieve externaliteiten oplevert EU-niveau.

Europa 2020-strategie

De Raad hield een oriënterend debat over de Europa 2020-strategie. Het Deense voorzitterschap gaf aan de discussie te zullen meenemen in haar rapport over de implementatie van de Europa 2020-strategie dat zal worden aangeboden aan de Europese Raad die in maart 2012 zal plaatsvinden.

De lidstaten gingen met name in op de belangrijkste obstakels bij het bereiken van de Europa 2020-energiedoelen en maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie die het grootste potentieel hebben om een bijdrage te leveren aan groei en werkgelegenheid. Een aantal lidstaten gaf aan dat het bereiken van de doelstellingen extra inspanning kost en dat daar geen geld voor is. Een aantal andere lidstaten, waaronder Nederland, benadrukte het belang van publieke acceptatie en innovatie om de kosten van duurzame technologieën te drukken. Frankrijk, gesteund door een groot aantal lidstaten waaronder Nederland, benadrukte dat alle opties binnen de energiemix, inclusief kernenergie, open moeten blijven en dat er vanuit Brussel geen expliciete voorkeuren moeten worden aangegeven.

Nederland benadrukte tevens dat de doelstelling voor CO2-reductie voor haar leidend is, maar dat Nederland nationaal wel sterk inzet op het verhogen van energie-efficiëntie zonder dit te verbinden aan een kwantitatief doel, bijvoorbeeld door de Green Deals die dit kabinet heeft gesloten met de samenleving.

Diversen

De Raad kreeg informatie over een aantal diversenpunten, waaronder het Commissiebesluit over intergouvernementele akkoorden tussen lidstaten en derde landen op het gebied van energie. Het voorzitterschap gaf aan dat de ex ante toetsing van intergouvernementele akkoorden door de Commissie facultatief is in het laatst voorliggende document. Het Europees Parlement steunt echter deze ex ante toetsing door de Commissie en wil deze aanscherpen. Het voorzitterschap vraagt de Raad na te denken waar de flexibiliteit zit.

Onder het diversenpunt internationale energiebetrekkingen gaf Griekenland aan moeite te hebben om de energievoorziening constant te houden. Griekenland is voor haar energievoorziening voor een belangrijk deel afhankelijk van Iran. Indien Iran als reactie op de financiële sancties besluit zich niet aan haar leveringscontracten te houden, dan komt Griekenland in de problemen.

Naar boven