21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 843 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 mei 2015

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over de brief van 20 mei 2015 over de geannoteerde agenda informele Landbouwraad op 31 mei t/m 2 juni 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 841) en over de brief van 18 mei 2015 over het verslag Landbouw- en Visserijraad 11 mei 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 840).

De vragen en opmerkingen zijn op 22 mei 2015 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 27 mei 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

Adjunct-griffier van de commissie, Haveman-Schüssel

Inhoudsopgave

 
       

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

   

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

   

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

3

   

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

4

   

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

5

   

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

6

   

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

6

       

II

Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

11

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Biologische landbouw

De leden van de VVD-fractie constateren dat deze informele Landbouwraad voornamelijk in het teken staat van de biologische landbouw. De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris vragen of zij het met deze leden eens is dat biologische landbouw een deel van de markt voorziet, maar dat de (wereld)wijde vraag naar voedsel nooit alleen op biologische wijze geproduceerd kan worden.

De leden van de VVD-fractie zijn blij met de inzet van de Staatssecretaris voor een gelijk speelveld tussen de lidstaten. De leden willen de Staatssecretaris wel vragen op welke wijze de Staatssecretaris dit ook binnen andere gangbare sectoren gaat bepleiten. Is de Staatssecretaris bereid een uitvoeringsagenda op te stellen? Is de Staatssecretaris daarbij bereid aan te geven wanneer, en op welke wijze de Staatssecretaris de totstandkoming van een gelijk speelveld tussen de lidstaten gaat bepleiten? En daarnaast wat de acties van de Staatssecretaris op nationaal niveau zullen zijn?

Wat betreft de import van biologische producten uit derde landen geeft de Staatssecretaris aan te willen vasthouden aan een systeem van gelijkwaardigheid, in plaats van compliance. Dit zou betekenen dat er strengere eisen worden gesteld aan biologische producten uit de Europese Unie, dan aan biologische producten uit derde landen. Kan de Staatssecretaris aangeven op welke manier er in de ogen van de Staatssecretaris nog wel sprake is van een gelijk speelveld? Is de ongelijke behandeling tussen biologische landbouwproducten uit de Europese Unie en biologische producten uit derde landen in de ogen van de Staatssecretaris te rechtvaardigen naar ondernemers in Nederland, en de rest van de Europese Unie?

De leden van de VVD-fractie willen daarnaast nog een aantal vragen stellen ten aanzien van de residu-eis en de inzet van de Staatssecretaris om hier geen maximum aan te stellen wegens de kans op decertificering. In hoeverre wordt de inzet van de Staatssecretaris ingegeven door het gebruik van niet-biologisch uitgangsmateriaal door een tekort aan biologisch uitgangsmateriaal in de Europese Unie? Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie of het verwijt aan de gangbare landbouw voor de aanwezigheid van residuen op biologische producten klopt. Kan de Staatssecretaris aangeven waarop deze constatering is gebaseerd en aannemelijk gemaakt kan worden? De leden van de VVD-fractie maken zich wel zorgen om dit verwijt.

Vereenvoudiging Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)

In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 11 mei jl. valt te lezen dat ten aanzien van de vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid de Europese Commissie heeft aangekondigd op korte termijn met zeven concrete maatregelen te komen. De Staatssecretaris geeft in het verslag aan dat een aantal van deze zeven maatregelen relevant zullen zijn voor Nederland. In het verslag stipt de Staatssecretaris een aantal van deze maatregelen die betrekking hebben op Nederland kort aan. De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris vragen hier wat nader op in te gaan. Wat zijn de gevolgen voor Nederland? Welke kansen biedt het Nederland? En op welke termijn zullen deze concrete maatregelen worden doorgevoerd? Is de Staatssecretaris bereid de Tweede Kamer hier nader over te informeren?

Visserij

De leden van de VVD-fractie blijven zich zorgen maken over invoering van de aanlandingseis. Bij meerdere gelegenheden heeft zij vragen gesteld en om duidelijkheid gevraagd. Onlangs nog middels schriftelijke vragen naar aanleiding van het bericht dat bodemvissers worstelen met de aanlandplicht (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 2403). De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris verzoeken deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden, ook gezien de deadline van de Europese Commissie van 1 juni. Een vraag betrof de uitzonderingsregel waar VisNed en IMARES de Staatssecretaris toe oproepen om op in te zetten binnen de Europese Unie. Kan de Staatssecretaris nu al aangeven of zij hiertoe bereid is?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

Verordening biologische landbouw

De leden van de fractie van de PvdA hebben kennisgenomen van het feit dat het niet gelukt is een compromis voor de wetgeving rondom biologische productie te bereiken tijdens de Landbouwraad van 11 mei jl. De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris of zij de argumenten kan delen die de lidstaten geven die niet akkoord gaan met een voorstel waarbij alleen de aanwezigheid van residuen, die het gevolg is van opzettelijk gebruik door de ondernemer, of is veroorzaakt door het achterwege blijven van preventieve maatregelen die in redelijkheid genomen hadden kunnen worden, leiden tot decertificering van de biologische producten.

De leden van de fractie van de PvdA vragen de Staatssecretaris wat de status is van het werkdocument dat het Letse Voorzitterschap heeft gemaakt over de uitdagingen waar de biologische sector mee te maken heeft en waarin ze een aantal vragen stellen over de mate waarin bestaande en toekomstige beleidsinstrumenten deze uitdagingen het hoofd bieden. Daarnaast vragen de leden van de PvdA-fractie wat de relatie is tussen dit werkdocument en de in onderhandeling zijnde voorstellen betreffende de biologische landbouw.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris om te verduidelijken in hoeverre zij nog de mogelijkheid ziet om tot een overeenkomst te komen over de herziening van de verordening biologische landbouw bij de volgende Landbouw- en Visserijraad van 16 juni a.s. Deze leden vragen de Staatssecretaris of zij kan verduidelijken welke gevolgen het zal hebben voor de groei en innovatie in deze sector, evenals de beschikbaarheid van biologische producten van goede kwaliteit voor de consument, indien er geen akkoord bereikt wordt.

De leden van de fractie van de PvdA vragen de Staatssecretaris of zij een appreciatie van het concept-rapport van het Europees parlement kan geven. Is de Staatssecretaris daarnaast bereid tijdens de trilogen de Kamer te informeren over wijzigingen die het Nederlandse standpunt aangaan?

Vereenvoudiging Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)

De leden van de fractie van de PvdA hebben kennisgenomen van het feit dat de Raad ruimte ziet voor vereenvoudiging door meer speelruimte te geven aan lidstaten bij de implementatie van de vergroeningsmaatregelen, gewasdiversificatie, de definitie van de ecologische aandachtsgebieden, de voorschriften rond de equivalente praktijken, de kleine boeren regeling en gekoppelde steun. De leden van de fractie van de PvdA vragen de Staatssecretaris of zij kan verduidelijken hoe zij de implementatie hiervan in Nederland voor zich ziet. Daarnaast vragen de leden van de fractie van de PvdA op welke manier de Staatssecretaris wil voorkomen dat de vereenvoudiging van het GLB leidt tot een negatieve impact op natuur, milieu, ecologie en leefomgeving.

De leden van de fractie van de PvdA vragen aan de Staatssecretaris of zij kan verduidelijken welke effecten het voor natuur, milieu, ecologie en leefomgeving heeft indien bij een controle ecologisch aandachtsgebied gecompenseerd mag worden door een andere, ook als deze niet door de landbouwer als zodanig is opgegeven.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de Staatssecretaris kan verduidelijken welke doelen gemeten zullen worden om te meten of de vergroening van het GLB succesvol is, bijvoorbeeld met betrekking tot het behoud en de verbetering van de populatie van bepaalde soorten. Op welke manier worden deze doelstellingen gemeten? Deze leden vragen de Staatssecretaris daarnaast of zij hierbij een nullijn kan stellen ten opzichte waarvan gemeten wordt.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie steunen ten algemene de inzet van de Staatssecretaris ten aanzien van het Commissievoorstel voor biologische landbouw. Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe de verhoudingen in de Raad liggen nu er geen algemene benadering is aangenomen bij de laatste Landbouw- en Visserijraad. Houdt de Staatssecretaris voet bij stuk in de verdere onderhandelingen in de Raad, met name ten aanzien van niet-toegelaten stoffen in biologische producten en de wijze van controle, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Verwacht de Staatssecretaris voldoende medestanders te houden om of het voorstel aangepast te krijgen of niet aangenomen te laten worden? Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie wat precies het standpunt van de Staatssecretaris is wat betreft de handhaving van het importsysteem van biologische producten uit derde landen. Wat zijn de voor- en nadelen van een compliance of equivalentie systeem, zo vragen deze leden. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het huidige systeem verbeterd zou kunnen worden zonder over te gaan op een compliance systeem?

In het verslag van het schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad van 11 mei 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 839), schrijft de Staatssecretaris dat het uitvinken en opnieuw vaststellen van de referentie op de hectares subsidiabele grond niet is toegestaan door de Europese Commissie. De leden van de CDA-fractie vragen of dit geldt in alle gevallen. Wat vindt de Staatssecretaris van de situatie waarbij door extern ingrijpen, in het bijzonder door de overheid, de bestemming van landbouwgrond vervalt? Daardoor verliest een ondernemer niet alleen het toeslagrecht per hectare, maar ook de referentie. Is de Staatssecretaris het eens met de leden van de CDA-fractie dat er dan sprake is van overmacht en dat er in dit geval een oplossing gevonden dient te worden, bijvoorbeeld het opnieuw vast stellen van de referentie?

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen opnieuw aandacht voor de mogelijkheden om daadwerkelijk alternatieven mogelijk te maken voor aaltjesbestrijding voorafgaand aan de teelt van bloembollen. Deze leden zijn teleurgesteld in het antwoord van de Staatssecretaris in het verslag van het schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad op 11 mei 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 839). De Staatssecretaris schrijft dat de derogatievoorwaarde van minimaal 80% grasland op het bedrijf niet in het gedrang hoeft te komen, want de (potentiële) verhuurder kan er in zijn bouw- en teeltplan rekening mee houden dat hij grasland wil gaan verhuren aan een teler die daarop bijvoorbeeld bollen willen gaan telen. Op die manier kan de verhuurder toch blijven voldoen aan de derogatievoorwaarde van minimaal 80% grasland.

De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen erop dat vanaf 2006 al duidelijk is dat er een conflict was met de derogatie. In vele briefwisselingen en ook Kamervragen heeft de Staatssecretaris steeds aangegeven het scheuren van grasland niet te kunnen aanpassen vanwege de derogatie. Ondanks herhaalde verzoeken en zelfs een toezegging heeft de Staatssecretaris dit probleem niet meegenomen bij de aanvraag in 2013 voor de huidige derogatie. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris of zij bereid is om, net zoals zij gedaan heeft in het kader van de bestrijding van muizenschade, de toepassing van de derogatieregels aan te passen, zodat duurzame gewasbescherming daadwerkelijk kan worden bevorderd?»

De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen op het onderzoek «Tagetesteelt op gescheurd grasland als voorvrucht voor lelie» (2008) (zie http://www.tuinbouw.nl/sites/default/files/ Eindrapport_13244.pdf). Hierin staat op p. 6: «Uit de gesprekken met veehouders en lelietelers in de betreffende regio blijkt dat geen veehouder bereid zal zijn mee te werken aan het voorgestelde alternatief als het voorgestelde systeem gevolgen heeft voor de mestplaatsingsruimte. Vergoeding van de schade voor een veehouder door het mislopen van de derogatie, is te hoog om door de lelieteler te compenseren. Lelietelers / veehouders in NO-Nederland zien als mogelijke oplossing om Tagetes gelijk te stellen aan gras. Dan is het probleem met veel regelgeving opgelost. Vele veehouders zitten qua derogatieregels op de grens van 70% grasland. Zij geven aan dat het gelijkstellen van Tagetes aan grasland daarom essentieel is. Als dat niet lukt, dan zal de Tagetesteelt volgens hen niet van de grond komen.»

Inmiddels is de grens van 70% naar 80% omhooggegaan, hiermee is het nog lastiger voor melkveehouders om land te verhuren aan een bloembollenteler en tegelijk te voldoen aan de derogatievoorwaarde van minimaal 80% grasland. Is de Staatssecretaris dit met genoemde leden eens? Ziet de Staatssecretaris dit knelpunt ook?

Is de Staatssecretaris zich ervan bewust dat, toen zij eind 2014 aangaf toch ruimte te zien om het scheuren mogelijk te maken en daarvoor de nodige wet- en regelgeving aan te willen passen, dit voor de sector (bollenteelt en melkveehouderij) het signaal was dat er blijkbaar toch ruimte zat in de interpretatie van de afspraken m.b.t. de derogatie?

Melkveehouders moesten hun percelen uiterlijk 13 februari 2015 aanmelden voor de derogatie en hebben erop vertrouwd dat de toegezegde wijziging het mogelijk zou maken om de percelen waarop op 15 mei gras zou staan maar die later zouden worden gescheurd voor de Tagetes mee zouden tellen bij het grasland. Zij hebben hun percelen die bedoeld waren voor de Tagetes dus opgegeven als grasland voor de derogatie. Pas later werd duidelijk dat alleen het Besluit gebruik meststoffen (Bgm) en het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet (Ubm) zouden worden aangepast en dat het conflict met de derogatie zou blijven bestaan. Is de Staatssecretaris het met genoemde leden eens dat de sector hiermee (onbewust) op het verkeerde been is gezet?

Een mogelijke oplossing zou kunnen zijn om voor 2015 de Tagetes mee te tellen (te gedogen) als grasland en voor 2016 een definitieve oplossing te vinden in overleg met de Europese Commissie. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is langs deze lijnen alsnog aan een oplossing te werken. Zij wijzen erop dat de tijd dringt voor de sector om duurzame gewasbescherming als alternatief voor metam natrium nog in 2015 mogelijk te maken.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben een vraag naar aanleiding van het verslag van de Landbouwraad op 11 mei jl. De Staatssecretaris geeft aan dat de Raad van mening is dat voor zowel de eerste als de tweede pijler van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid bij controles en sancties een meer proportionele en risico-gebaseerde aanpak moet worden gevolgd. De leden van de SGP-fractie delen deze stellingname. Zij constateren onder meer dat ook relatief kleine overtredingen rond mestboekhouding en -regels niet alleen gesanctioneerd worden op basis van de Meststoffenwet, maar dat regelmatig ook een korting op de toeslagrechten volgt. Deze korting staat niet altijd in verhouding tot de begane overtreding. Zeker nu de complexiteit van de regelgeving toeneemt (Wet verantwoorde groei melkveehouderij), pleiten deze leden voor een meer proportionele en risico-gebaseerde aanpak. Zet de Staatssecretaris zich hier Europees en ook nationaal voor in? Benut de Staatssecretaris de mogelijkheden die ze heeft om nationaal een meer proportionele aanpak te volgen? Zo ja, hoe?

De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over (de indieningstermijn voor) de mei-telling/Gecombineerde Opgave/Gecombineerde Data Inwinning 2015. Eind april gaf de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) aan dat de indieningstermijn verlengd zou worden naar 15 juni. Pas later blijkt dat het uitstel slechts betrekking heeft op bepaalde onderdelen van de Gecombineerde Opgave c.s. De praktijk leert dat het uitstelbericht onduidelijkheid heeft geschapen en dat een groot deel van de ondernemers op 15 mei nog geen Gecombineerde Opgave c.s. hebben doorgegeven. Er is in het veld ook ontevredenheid over de bereikbaarheid van de website van de RVO. De leden van de SGP-fractie vragen hier aandacht voor. Is de Staatssecretaris bereid de indieningstermijn voor alle onderdelen van de Gecombineerde Opgave c.s. uit te stellen en op zijn minst coulance te betrachten bij de handhaving van de indieningstermijn? Herkent de Staatssecretaris de signalen dat de bereikbaarheid van de website van RVO regelmatig te wensen overlaat? Wat gaat zij hier aan doen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

Geannoteerde agenda informele Landbouwraad op 31 mei t/m 2 juni 2015

Biologische landbouw

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn groot voorstander van biologische landbouw, en waarderen de warme woorden die de Staatssecretaris daarover uit in de geannoteerde agenda. Nederland blijft helaas erg achter bij andere Europese lidstaten wat betreft het areaal biologische landbouw. Welke ambities heeft de Staatssecretaris voor toename daarvan? Is zij bereid om in de aankomende begroting hier extra aandacht voor te hebben, en middelen vrij te maken voor het stimuleren van omschakeling van bedrijven naar biologische bedrijfsvoering? Vanwege het hoge gebruik van landbouwgif in Nederland is het voor biologische boeren soms erg moeilijk om residuvrij te blijven. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het terecht dat de Staatssecretaris stelt dat de biologische landbouw niet de dupe mag worden van de gangbare intensieve landbouw. Maar op welke wijze wil zij komen tot een landbouwsector waarin biologische bedrijven niet meer lijden onder het hoge gebruik van landbouwgif door andere bedrijven? Deze leden stellen voor dat de Staatssecretaris een plan opstelt om de biologische sector residuvrij te maken. Is de Staatssecretaris bereid om een dergelijk plan op te stellen?

Verslag Landbouw- en Visserijraad 11 mei 2015

Conferentie «Verbeteren van varkenswelzijn – wat zijn de wegen voorwaarts?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren waarderen het dat de Staatssecretaris het initiatief heeft genomen om een Europese coalitie te vormen die opkomt voor het dierenwelzijn in Europa. Binnen de grenzen van Europa leven erg veel dieren onder erbarmelijke omstandigheden en het is van fundamenteel belang dat dierenwelzijnsstandaarden fors verhoogd worden. Deze leden vragen zich daarom ook af hoe het zit met de nationale ambities van de Staatssecretaris ten aanzien van het verhogen van het welzijn van varkens en andere dieren. Zij vinden de opmerking «om de extra Nederlandse eisen om te zetten op basis van vrijwilligheid» van de voorzitter van de Nederlandse Varkenshouders Vakbond (Boerderij, 6 mei 2015), getuigen van de onbereidheid om te investeren in dierenwelzijn. Initiatieven als «het varken en de kip van morgen, de verklaring van Brussel om in 2018 geheel te stoppen met castreren», zijn allemaal voorbeelden waaruit blijkt dat marktwerking en vrijblijvendheid niet werkt. Wet- en regelgeving zijn essentieel om het dierenwelzijn te verbeteren. Het moet dan ook niet zo zijn dat met het bereiken van een levelplaying field in Europa, er geen ruimte meer is voor het wettelijk verhogen van de standaarden van de Nederlandse varkens en andere dieren. Graag een reactie van de Staatssecretaris hierop. Als zij dierenwelzijn serieus neemt, dan onderneemt zij ook nationaal meer actie op dit punt, menen deze leden.

De Staatssecretaris spreekt in haar brief dat er verbetering en aanscherping nodig is van een aantal standaarden voor varkenswelzijn, deels via herziening van de EU-welzijnsrichtlijn voor varkens. Kan de Staatssecretaris specificeren over welke standaarden, naast het couperen en het castreren van varkens, zij het heeft en op welke wijze zij voor gaat stellen hoe de EU-welzijnsrichtlijn voor varkens op deze gebieden gewijzigd wordt? Er wordt al jarenlang aan zeugen geknutseld om maar meer en meer biggen te werpen. Dit gaat ten koste van de big en de natuurlijke draagkracht van het lichaam van de zeug. Op het moment dat er meer biggen werden geworpen dat dat een zeug aan tepels had, besloot de fokkerij om maar zeugen te kweken met meer tepels. De Staatssecretaris heeft al eerder in een debat aangegeven dat ze dit een ongewenste ontwikkeling vindt. Wanneer en op welke wijze gaat de Staatssecretaris ingrijpen en een halt brengen aan deze onethische praktijken? Is de Staatssecretaris ook bereid om het fokken op meer biggen en op zeugen met meer tepels in Europees verband aan te kaarten?

Herkomstetikettering

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennisgenomen van het rapport dat de Europese Commissie op 20 mei jl. naar het Europees parlement heeft gestuurd (http:// ec.Europa.eu/food/food/labellingnutrition/foodlabelling/docs/com_2015_204_f1_nl.pdf). De Europese Commissie heeft aangegeven niet voor verplichte herkomstetikettering te zijn bij onverwerkte levensmiddelen, producten met maar één ingrediënt en ingrediënten die meer dan 50% van een levensmiddel uitmaken. Deze leden constateren opnieuw dat economische belangen voorop worden gesteld met alle gevolgen van dien. Het gesleep met dieren en producten leidt tot grote welzijnsproblemen bij dieren, belast het milieu, het klimaat en brengt onnodige risico’s mee voor de voedselveiligheid en volksgezondheid. Kan de Staatssecretaris aangeven wat haar oordeel is over het standpunt van de Europese Commissie in deze? Deelt zij de mening dat het juist van groot belang is om bij dierlijke producten het land van geboorte kenbaar te maken aan de consument? Zo nee, waarom niet?

De overheid geeft al jaren aan dat de consument medeverantwoordelijk is voor het oplossen van deze problemen doordat de consument bij de aankoop moet selecteren op duurzame producten. Het is echter onmogelijk voor consumenten om deze keuze te maken als zij geen inzicht hebben in de herkomst van de producten die zij kopen en welke «route» deze producten hebben afgelegd. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben in een eerder overleg gepleit voor de komst van een bar- of Quick Response (QR)-code die door consumenten in te scannen is. Consumenten zouden zo gedetailleerd inzicht kunnen krijgen in het leven dat het dier heeft geleid, tot op het niveau van de veehouderij waar zij zijn gebleven, het aantal kilometers dat het dier tijdens zijn leven heeft afgelegd en de wijze waarop het geslacht is. Hiermee kan totale transparantie in de vleesketen geboden worden. De Staatssecretaris heeft aangeven dat zij zich over een dergelijke code zou beraden. Wanneer kunnen de leden het standpunt van de Staatssecretaris tegemoet zien? Is de Staatssecretaris bereid zich in te zetten voor een dergelijke toevoeging aan het etiket en is zij bereid is om dit ook in Europees verband voor te stellen? Is de Staatssecretaris bereid om zich alsnog in te zetten voor een volledige herkomstetikettering voor alle voedselproducten met dierlijke ingrediënten, waarbij ook het land van geboorte is vermeld?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van het uitgelekte voorstel van DG AGRI over herkomstetikettering van melk en zuivelproducten. Juist in een tijdperk waarin het melkquotum is losgelaten, er een enorme groei van het aantal koeien is ontstaan, megastallen de grond uitpoppen en de mesthoop steeds groter wordt, zijn de risico’s voor de volksgezondheid, voedselveiligheid, dierenwelzijn en milieu ernstig toegenomen. Herkomstetikettering van melk en zuivelproducten kan de consument helpen in het selecteren van duurzame producten in zijn aankoopgedrag. Weidegang is bijvoorbeeld voor veel consumenten een bepalend selectiecriterium. Echter, het is nog voor veel zuivelproducten onbekend of hier melk is gebruikt afkomstig van koeien die weidegang hebben genoten. Is de Staatssecretaris bereid om op nationaal niveau herkomstetikettering voor melk- en zuivelproducten in te voeren? Zo nee, waarom niet? Deelt zij de mening dat dit kan helpen bij de door haar uitgesproken ambitie om het percentage van koeien met weidegang te verhogen? Zo nee, waarom niet?

Overige punten

Hondenleer

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met afschuw kennisgenomen van beelden waarin honden worden doodgeknuppeld voor de gruwelijke hondenleerindustrie in China. Is de Staatssecretaris er mee bekend dat er nog altijd producten van hondenleer uit China geëxporteerd worden en ook op de Europese markt aanwezig zijn? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat producten van honden- en kattenleer vrijwel nooit als zodanig gelabeld worden en op de internationale markt gekocht kunnen worden door consumenten die zich niet ervan bewust zijn dat het om hondenleer gaat? Zo nee, hoe kan de Staatssecretaris dan garanderen dat deze producten niet op de Europese markt terechtkomen? Is de Staatssecretaris bereid, mogelijk op een nader moment na overleg met de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, om in navolging van het Europees verbod op honden- en kattenbont sinds 2009 (Verordening (EG) nr. 1523/2007) te pleiten voor een Europees import- en handelsverbod op producten van honden- en kattenleer? Zo nee, waarom niet?

Europese studie naar het welzijn van honden en katten

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn benieuwd naar de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek van de Europese Commissie naar het welzijn van honden en katten. Kan de Staatssecretaris aangeven of de resultaten van dit onderzoek al bekend zijn en wanneer deze naar de Kamer zullen komen?

EU-voorstel: verordening herziening besluitvorming genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) COM (2015) 177

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie danken de Staatssecretaris voor het opsturen van het voorstel voor een verordening om de besluitvorming van genetisch gemanipuleerde organismen te veranderen. Zij zien zeer uit naar de appreciatie van het kabinet van dit voorstel. Zij willen graag vragen of het kabinet samen met haar BNC-fiche van deze voorstellen ook juridische analyses van het voorstel zou willen meesturen. Bij de discussie over het teeltvoorstel waarmee landen de mogelijkheid zouden krijgen zijn er door verschillende juridische diensten, van de Raad en van het Europees parlement, analyses opgesteld over de juridische haalbaarheid van een verbod op de teelt van gentechgewassen op (een deel van) het grondgebied van een lidstaat. Zijn of worden dergelijke juridische analyses ook opgesteld bij het voorstel dat nu voorligt waarmee lidstaten de mogelijkheid zouden krijgen om het gebruik van gentechproducten in hun voedselketens te beperken of te verbieden? En zo nee, is de Staatssecretaris bereid om een dergelijke juridische analyse te verzoeken?

In de mededeling en voorstel voor verordening wordt steeds verwezen naar jurisprudentie met betrekking tot de uitleg van artikel 36 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Kan de Staatssecretaris (eventueel in het BNC-fiche) deze jurisprudentie nader duiden, zodat ook het publiek dat meeleest en geen jurist is daar kennis van kan nemen? Op basis van deze jurisprudentie, welke gronden kunnen worden aangevoerd voor een verbod of beperking van het gebruik? Bij het teeltvoorstel was de vraag welke gronden een verbod of beperking zouden rechtvaardigen juist ook uitvoerig punt van discussie. Daar is gekozen voor een niet-limitatieve lijst, waar ook ethische en sociaal-economische gronden deel van uitmaakten. Hoe verhoudt zich dat tot het huidige voorstel?

Toelating bestrijdingsmiddelen

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen in de brief van de Staatssecretaris over de stand van zaken toezeggingen omwonenden en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen dat er op korte termijn een Europees ontwikkelde methodiek om gewasbeschermingsmiddelen ook te gaan toetsen op mogelijke effecten voor omwonenden, en dat de Europese lidstaten hierover over een paar weken zullen stemmen. Deze leden krijgen graag meer informatie over deze methodiek. Hoe verhoudt deze zich tot het Britse en Duitse model dat sinds kort in Nederland wordt toegepast? Welke veranderingen zullen er met deze methodiek optreden in het toelatingsbeleid? Wordt er met deze nieuwe methodiek ook eindelijk gekeken naar de cumulatieve effecten van het gebruik van verschillende soorten landbouwgif?

Kloonvlees in Denemarken

In april jl. is in de media het bericht gepubliceerd dat in Denemarken hoogstwaarschijnlijk vlees- en melkproducten van gekloonde dieren, afkomstig uit de Verenigde Staten, verkocht zijn (zie http://www.globalmeatnews.com/Industry-Markets/Cloned-farm-animals-prompt-concern-in-Denmark). Ondank het EU-verbod en de beloften over kloonvlees die gemaakt zijn ten aanzien van het vrijhandelsakkoord Transatlantic Trade & Investment Partnership (TTIP), blijkt het dus toch mogelijk voor de Verenigde Staten om kloonvlees en kloonmelk te exporteren naar landen in Europa. Kan de Staatssecretaris aangeven of er tevens kloonvlees en kloonmelk naar Nederland is geëxporteerd? De heer Callesen van de Aarhus University zegt dat het bijna onmogelijk is om volledig kloonvrije producten uit Noord-Amerika te krijgen. Onlangs hebben de Verenigde Staten een World Trade Organization-zaak verloren waarin zij door Canada en Mexico werden aangeklaagd voor het verplichten van herkomstetikettering van vlees. Is de Staatssecretaris het met de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren eens dat door TTIP het risico groot is dat in meer EU-landen gekloond vlees op de markt gaat komen, wat door consumenten als zodanig herkend zal worden aangezien hier geen etiketteringsregels voor zijn? Graag een reactie.

Lange afstandstransporten

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn bezorgd over de misstanden die zich afspelen met Nederlandse veetransporten. Zo werden er in februari vanuit het Verenigd Koninkrijk schapen naar Europa gesleept om hier ritueel geslacht te worden. Dit gebeurde in veewagens die hier niet voor geschikt waren. Foto’s van poten die vastzitten in ventilatiesystemen en andere openingen geven de gruwelijke omstandigheden van de schapen weer (http://www.eyesonanimals.com/nl/shame-on-dutch-transport-company-diepeveen/). Andere misstanden, geconstateerd door de Nederlandse dierenwelzijnsorganisatie Eyes on Animals, speelden zich af bij de EU-grens met Turkije. Één van de misstanden ging over twee Nederlandse trucks gestrand met bijna 300 (veelal zwangere) geiten vanwege de eisen die Turkse overheden stellen aan een document terwijl in Nederland de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) andere documenten hanteert (http://www.piepvandaag.nl/geiten-vast-eu-grens-turkije/). Dit is het zoveelste incident waarin dieren na een ellenlange reis, urenlang in hete trucks moeten wachten zonder water en voedsel of medische zorg. In dit specifieke geval anderhalve dag. Het is onaanvaardbaar om dieren zo lang in dergelijke erbarmelijke omstandigheden te houden. Helaas bleken ook de Nederlandse chauffeurs het dierenwelzijn tijdens de reis genegeerd te hebben. De chauffeurs hadden besloten een Bulgaarse rustplaats over te slaan en 29 uur achter elkaar door te rijden. Niet alleen is hiermee de maximale reistijd overschreden maar dieren en chauffeurs kregen niet de wettelijk voorgeschreven rust en eten waarmee de chauffeurs zichzelf en de dieren onnodige risico’s toebrachten. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie achtten dit onacceptabel, en gaan ervan uit dat de Staatssecretaris dit ook vindt. Dergelijk gedrag gaat rechtstreeks in tegen de Europese Transportverordening en hierop zou gehandhaafd moeten worden. Het antwoord van de Staatssecretaris aan Eyes on Animals dat op deze misstanden niet gehandhaafd kan worden, verbaast de leden dan ook zeer. Op 23 april jl. oordeelde het Hof van Justitie (http://www.boerderij.nl/Home/Nieuws/2015/4/Europese-regels-diertransporten-ook-buiten-EU-1751935W/) over een gelijksoortige Duitse zaak dat veetransporteurs uit Europa verplicht zijn om zich te houden aan de Europese Transportverordening, óók als zij Europa verlaten hebben (Duitse autoriteiten hadden namelijk een transport geweigerd waarbij runderen 146 uur vervoerd zouden worden terwijl de chauffeur geen rustplaats had gereserveerd.). Kan de Staatssecretaris aangeven op welke wijze de NVWA deze misstanden gaat handhaven? Op welke wijze gaat de Staatssecretaris een vervolg geven aan haar inzet om een maximale transportduur van 8 uur te regelen? Is de Staatssecretaris bereid om zich in te zetten voor een verbod op het transport van levende dieren vanuit Europa naar derde landen, gezien de ernstige gevolgen voor het dierenwelzijn tijdens het transport en de omgang met het dier in het land van aankomst, en dit in Europees verband aan te kaarten?

II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

Vragen van de VVD-fractie

Biologische landbouw

De leden van de VVD-fractie constateren dat deze informele Landbouwraad voornamelijk in het teken staat van de biologische landbouw. De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris vragen of zij het met deze leden eens is dat biologische landbouw een deel van de markt voorziet, maar dat de (wereld)wijde vraag naar voedsel nooit alleen op biologische wijze geproduceerd kan worden.

De leden van de VVD-fractie zijn blij met de inzet van de Staatssecretaris voor een gelijk speelveld tussen de lidstaten. De leden willen de Staatssecretaris wel vragen op welke wijze de Staatssecretaris dit ook binnen andere gangbare sectoren gaat bepleiten. Is de Staatssecretaris bereid een uitvoeringsagenda op te stellen? Is de Staatssecretaris daarbij bereid aan te geven wanneer, en op welke wijze de Staatssecretaris de totstandkoming van een gelijk speelveld tussen de lidstaten gaat bepleiten? En daarnaast wat de acties van de Staatssecretaris op nationaal niveau zullen zijn?

Wat betreft de import van biologische producten uit derde landen geeft de Staatssecretaris aan te willen vasthouden aan een systeem van gelijkwaardigheid, in plaats van compliance. Dit zou betekenen dat er strengere eisen worden gesteld aan biologische producten uit de Europese Unie, dan aan biologische producten uit derde landen. Kan de Staatssecretaris aangeven op welke manier er in de ogen van de Staatssecretaris nog wel sprake is van een gelijk speelveld? Is de ongelijke behandeling tussen biologische landbouwproducten uit de Europese Unie en biologische producten uit derde landen in de ogen van de Staatssecretaris te rechtvaardigen naar ondernemers in Nederland, en de rest van de Europese Unie?

De leden van de VVD-fractie willen daarnaast nog een aantal vragen stellen ten aanzien van de residu-eis en de inzet van de Staatssecretaris om hier geen maximum aan te stellen wegens de kans op decertificering. In hoeverre wordt de inzet van de Staatssecretaris ingegeven door het gebruik van niet-biologisch uitgangsmateriaal door een tekort aan biologisch uitgangsmateriaal in de Europese Unie? Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie of het verwijt aan de gangbare landbouw voor de aanwezigheid van residuen op biologische producten klopt. Kan de Staatssecretaris aangeven waarop deze constatering is gebaseerd en aannemelijk gemaakt kan worden? De leden van de VVD-fractie maken zich wel zorgen om dit verwijt.

Ik heb grote waardering voor de Nederlandse biologische sector, die de afgelopen jaren een snelle groei heeft gekend. Zo was de totale omzet van de biologische export in Nederland in 2014 ruim 928 miljoen euro; dit is een stijging van ruim 12% ten opzichte van 2013. Daarbij heeft deze sector heeft een voorbeeldfunctie op het gebied van verduurzaming. Ik beschouw de biologische landbouw als één van de vormen van duurzame landbouw, die voorziet in een deel van de (wereldwijde) vraag naar voedsel. Uit de sterke groei van de omzet van biologische producten blijkt dat consumenten deze vorm van landbouw en de producten waarderen. Daarmee draagt het aanbod van biologische producten positief bij aan de keuzevrijheid van de consument. Eén van de aanleidingen voor de Europese herziening van de verordening biologische productie is dan ook om te zorgen dat aan de verwachte verder stijgende Europese vraag tegemoet kan worden gekomen door het stimuleren van een verantwoorde, duurzame groei van de Europese biologische landbouw. De biologische landbouw zie ik als een aansprekend voorbeeld van productie met toegevoegde waarde die in de markt wordt terugverdiend.

Het creëren van een gelijk speelveld tussen lidstaten is een algemeen vertrekpunt voor mijn beleidsinzet. Dit geldt dus niet alleen voor de biologische landbouw, maar voor de gehele landbouw- en visserijsector. Ondernemers in de biologische sector hechten veel belang aan het importeren van biologische producten uit derde landen. Deze import is essentieel voor de economische groei van de biologische sector in relatie tot de grootte en diversiteit van het assortiment en de beschikbaarheid van biologische ingrediënten, aangezien de teelt van dergelijke producten binnen de Europese Unie niet altijd mogelijk is. Bij de beoordeling van de regelgeving in derde landen wordt uitgegaan van het principe van gelijkwaardigheid. Daarbij wordt ook rekening gehouden met de verschillende productieomstandigheden in derde landen. Via effectieve controles op de totstandkoming en import van biologische producten blijft er sprake van een gelijk speelveld.

Het onderwerp residunormen is aan de orde in het kader van de herziening van de Europese Verordening. Ik ben van mening dat we ons niet eenzijdig moeten richten op het vastleggen van een residunorm in de verordening. Dit schaadt namelijk de groei van de biologische sector. Mijn inzet daarbij is gericht op een procesbenadering zoals ik eerder aan uw Kamer heb gemeld en niet op een benadering waarbij aanwezigheid van een niet-toegelaten stof per definitie resulteert in decertificering. Bij waarneming van residuen in biologische producten is het zoeken naar de bron van deze contaminatie effectiever dan decertificering van biologische producten. Zo kunnen maatregelen genomen worden ter voorkoming van herhaling. Hierdoor blijven de financiële risico’s voor biologische boeren hanteerbaar.

Uit de praktijk blijkt dat op biologische percelen residuen worden aangetroffen die afkomstig zijn van de aangrenzende landbouwpercelen. Als gevolg van drift kunnen gewasbeschermingsmiddelen, die voor gangbare teelt toegestaan zijn maar niet voor biologische productie, op de biologische percelen terecht komen. Hierbij is er geen sprake van een verwijt aan de gangbare landbouw, maar een feit dat zich kan voordoen. Samen met de landbouwsector ben ik bezig om te komen tot een duurzame gewasbescherming, die deze drift ten algemene drastisch moet verminderen. Daarvoor verwijs ik u naar de 2e nota duurzame gewasbescherming: «Gezonde groei, duurzame oogst» (Kamerstuk 27 858,

nr. 146). Dit beleid moet leiden tot een geïntegreerde gewasbescherming die mens, dier en milieu beschermt tegen de risico’s van gewasbeschermingsmiddelen. Dit moet leiden tot minder drift van gewasbeschermingsmiddelen, waardoor ook de aanwezigheid van residuen in biologische producten sterk afneemt.

Vereenvoudiging Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)

In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 11 mei jl. valt te lezen dat ten aanzien van de vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid de Europese Commissie heeft aangekondigd op korte termijn met zeven concrete maatregelen te komen. De Staatssecretaris geeft in het verslag aan dat een aantal van deze zeven maatregelen relevant zullen zijn voor Nederland. In het verslag stipt de Staatssecretaris een aantal van deze maatregelen die betrekking hebben op Nederland kort aan. De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris vragen hier wat nader op in te gaan. Wat zijn de gevolgen voor Nederland?

Welke kansen biedt het Nederland? En op welke termijn zullen deze concrete maatregelen worden doorgevoerd? Is de Staatssecretaris bereid de Tweede Kamer hier nader over te informeren?

De Europese Commissie heeft de concrete vereenvoudigingsmaatregelen die Eurocommissaris Hogan heeft aangekondigd in de Landbouw- en Visserijraad van 11 mei jl. gepresenteerd aan het Comité rechtstreekse betalingen van 20 mei 2015 in de vorm van voorgenomen wijzigingen van diverse richtsnoeren. Drie van de voorstellen hebben vooral betekenis voor de landbouwers, drie andere vooral voor de uitvoering van de regelingen door de lidstaten. De zevende maatregel betreft de definitie van blijvend grasland, waarbij voorgesteld wordt om kruidachtige eiwithoudende gewassen zoals luzerne als akkerbouwgewas te beschouwen. Op dit moment wordt de impact van de voorstellen geanalyseerd op de mogelijke effecten voor de Nederlandse situatie. Ik zal u binnen enkele weken informeren over het resultaat van de analyse en de gevolgen die ik daar aan wil verbinden.

Visserij

De leden van de VVD-fractie blijven zich zorgen maken over invoering van de aanlandingseis. Bij meerdere gelegenheden heeft zij vragen gesteld en om duidelijkheid gevraagd. Onlangs nog middels schriftelijke vragen naar aanleiding van het bericht dat bodemvissers worstelen met de aanlandplicht (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 2403). De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris verzoeken deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden, ook gezien de deadline van de Europese Commissie van 1 juni. Een vraag betrof de uitzonderingsregel waar VisNed en IMARES de Staatssecretaris toe oproepen om op in te zetten binnen de Europese Unie. Kan de Staatssecretaris nu al aangeven of zij hiertoe bereid is?

De antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Visser (VVD) van 13 mei jl. worden u binnenkort toegestuurd. In antwoord op uw vraag over de uitzonderingsregel kan ik u aangeven dat ik mij inzet voor maximale benutting van de uitzonderingsmogelijkheden die de basisverordening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) biedt. Zoals ik ook al in de kwartaalrapportage GVB van 12 mei jl. (Kamerstuk 32 201, nr. 75) heb aangegeven, stuur ik binnenkort een stappenplan naar uw Kamer met daarin de nationale ambitie voor de aanlandplicht. Dit is het stappenplan dat ik samen met de sector ontwikkel. Om in aanmerking te komen voor uitzonderingen moeten de aanvragen wetenschappelijk onderbouwd worden. Om te komen tot een gedegen wetenschappelijke onderbouwing van bijvoorbeeld de overlevingskans van tong, schol en schar is de sector verschillende pilotprojecten gestart met behulp van subsidie uit het Europees Visserij Fonds.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

Verordening biologische landbouw

De leden van de fractie van de PvdA hebben kennisgenomen van het feit dat het niet gelukt is een compromis voor de wetgeving rondom biologische productie te bereiken tijdens de Landbouwraad van 11 mei jl. De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris of zij de argumenten kan delen die de lidstaten geven die niet akkoord gaan met een voorstel waarbij alleen de aanwezigheid van residuen, die het gevolg is van opzettelijk gebruik door de ondernemer, of is veroorzaakt door het achterwege blijven van preventieve maatregelen die in redelijkheid genomen hadden kunnen worden, leiden tot decertificering van de biologische producten.

De leden van de fractie van de PvdA vragen de Staatssecretaris wat de status is van het werkdocument dat het Letse Voorzitterschap heeft gemaakt over de uitdagingen waar de biologische sector mee te maken heeft en waarin ze een aantal vragen stellen over de mate waarin bestaande en toekomstige beleidsinstrumenten deze uitdagingen het hoofd bieden. Daarnaast vragen de leden van de PvdA-fractie wat de relatie is tussen dit werkdocument en de in onderhandeling zijnde voorstellen betreffende de biologische landbouw.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris om te verduidelijken in hoeverre zij nog de mogelijkheid ziet om tot een overeenkomst te komen over de herziening van de verordening biologische landbouw bij de volgende Landbouw- en Visserijraad van 16 juni a.s. Deze leden vragen de Staatssecretaris of zij kan verduidelijken welke gevolgen het zal hebben voor de groei en innovatie in deze sector, evenals de beschikbaarheid van biologische producten van goede kwaliteit voor de consument, indien er geen akkoord bereikt wordt.

De leden van de fractie van de PvdA vragen de Staatssecretaris of zij een appreciatie van het concept-rapport van het Europees parlement kan geven. Is de Staatssecretaris daarnaast bereid tijdens de trilogen de Kamer te informeren over wijzigingen die het Nederlandse standpunt aangaan?

Voor het antwoord op de vraag over de aanwezigheid van residuen, verwijs ik naar het antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie.

Het werkdocument dat het Letse voorzitterschap heeft opgesteld ten behoeve van de aankomende informele Landbouwraad heeft een informele status. De relatie met het voorstel tot herziening van de verordening voor de biologische productie is het gezamenlijke streven naar verbeteringen in de regelgeving en beleidsinstrumenten die de toekomstige groei van de biologische sector moeten ondersteunen.

Ik wil niet vooruit lopen op de bespreking van het voorstel tot herziening van de verordening voor de biologische productie op 16 juni aanstaande. De discussie over het voorstel ontwikkelt zich in de goede richting, maar ik heb nog enkele grote zorgen, zoals ik heb aangegeven in het verslag van de landbouw- en Visserijraad van 11 mei jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 840). Of het nog te verschijnen compromis voldoende tegemoet komt aan de Nederlandse wensen moet nog worden afgewacht.

Het conceptverslag van het Europees parlement wordt nog besproken in het Europees parlement. Dat zal leiden tot aanpassingen van de positie van het Europees parlement. Het is daarom voorbarig om op dit moment een appreciatie te geven. Mijn algemene inzet op de onderwerpen die in de herziening van de Verordening aan de orde zijn, is uw Kamer bekend.

Bij relevante wijzigingen in het Nederlandse standpunt zal ik de Kamer informeren middels de verslagen van de Landbouw- en Visserijraad en de geannoteerde agenda’s.

Vereenvoudiging Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)

De leden van de fractie van de PvdA hebben kennisgenomen van het feit dat de Raad ruimte ziet voor vereenvoudiging door meer speelruimte te geven aan lidstaten bij de implementatie van de vergroeningsmaatregelen, gewasdiversificatie, de definitie van de ecologische aandachtsgebieden, de voorschriften rond de equivalente praktijken, de kleine boeren regeling en gekoppelde steun. De leden van de fractie van de PvdA vragen de Staatssecretaris of zij kan verduidelijken hoe zij de implementatie hiervan in Nederland voor zich ziet. Daarnaast vragen de leden van de fractie van de PvdA op welke manier de Staatssecretaris wil voorkomen dat de vereenvoudiging van het GLB leidt tot een negatieve impact op natuur, milieu, ecologie en leefomgeving.

De leden van de fractie van de PvdA vragen aan de Staatssecretaris of zij kan verduidelijken welke effecten het voor natuur, milieu, ecologie en leefomgeving heeft indien bij een controle ecologisch aandachtsgebied gecompenseerd mag worden door een andere, ook als deze niet door de landbouwer als zodanig is opgegeven.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de Staatssecretaris kan verduidelijken welke doelen gemeten zullen worden om te meten of de vergroening van het GLB succesvol is, bijvoorbeeld met betrekking tot het behoud en de verbetering van de populatie van bepaalde soorten. Op welke manier worden deze doelstellingen gemeten? Deze leden vragen de Staatssecretaris daarnaast of zij hierbij een nullijn kan stellen ten opzichte waarvan gemeten wordt.

Voor het antwoord op uw vraag over de implementatie van de vereenvoudigingsmaatregelen verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen die gesteld zijn door de leden van de VVD-fractie. Wat uw vraag betreft over de effecten op natuur, milieu, ecologie en leefomgeving als bij een controle een oppervlakte ecologisch aandachtsgebied (EFA) gecompenseerd mag worden door een andere oppervlakte EFA, ook als deze niet door de landbouwer als zodanig is opgegeven, kan ik u mededelen dat hiervan geen negatieve gevolgen te verwachten zijn. Het voorstel houdt in dat indien bij een controle blijkt dat een door de landbouwer als EFA aangegeven oppervlakte niet aan de voorwaarden voldoet, deze oppervlakte vervangen mag worden door een andere oppervlakte op het bedrijf die wél aan de voorwaarden voldoet, zelfs als ze niet als zodanig is aangegeven, tot maximaal de oppervlakte die de landbouwer als EFA heeft aangegeven. Omdat het voorstel betrekking heeft op EFA dat wel aanwezig is, maar niet als zodanig is aangegeven heeft het geen effect op de biodiversiteit. Overigens adviseert RVO.nl de landbouwers om alle oppervlakte die voldoet aan de voorwaarden voor EFA als zodanig aan te geven om onbedoelde tekorten te voorkomen.

Op uw vragen over de wijze waarop de doelen van de vergroening gemeten wordt kan ik u melden dat dit op drie door de Europese Commissie gestelde niveaus gebeurt. Om het bereik van het doelniveau te meten, moeten indicatoren gebruikt worden. Daarbij is een keuze gemaakt voor onder andere: trend index akkervogels en weidevogels, trend index boerenlandvlinders, aandeel High Nature Value farmland en aandeel groene dooradering. Voor een uitgebreide beschrijving verwijs ik naar het rapport «Nationale monitoring en evaluatie van de vergroening van het GLB» van Alterra Wageningen UR (Alterra-rapport 2606) http://edepot.wur.nl/338153. In dit rapport is ook aangegeven op welke wijze de nulmeting is ingericht.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

Biologische landbouw

De leden van de CDA-fractie steunen ten algemene de inzet van de Staatssecretaris ten aanzien van het Commissievoorstel voor biologische landbouw. Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe de verhoudingen in de Raad liggen nu er geen algemene benadering is aangenomen bij de laatste Landbouw- en Visserijraad. Houdt de Staatssecretaris voet bij stuk in de verdere onderhandelingen in de Raad, met name ten aanzien van niet-toegelaten stoffen in biologische producten en de wijze van controle, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Verwacht de Staatssecretaris voldoende medestanders te houden om of het voorstel aangepast te krijgen of niet aangenomen te laten worden? Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie wat precies het standpunt van de Staatssecretaris is wat betreft de handhaving van het importsysteem van biologische producten uit derde landen. Wat zijn de voor- en nadelen van een compliance of equivalentie systeem, zo vragen deze leden. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het huidige systeem verbeterd zou kunnen worden zonder over te gaan op een compliance systeem?

Voor de verhoudingen in de Raad verwijs ik naar het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 11 mei 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 840), waar ik ben ingegaan op de standpunten van de verschillende lidstaten. Ik wil niet vooruitlopen op de Landbouw- en Visserijraad van 16 juni 2015 en of er voldoende medestanders zijn voor wijziging van het voorstel. Ik verwijs hierbij ook naar het antwoord op de vragen van de PvdA-fractie.

Compliance lijkt op het eerste gezicht eenvoudiger dan equivalentie, omdat alle regels van derde landen en de Europese Unie één op één met elkaar moeten overeenkomen. Dit is echter een te rigide systeem dat geen rekening houdt met verschillen in regionale omstandigheden, hetgeen onder meer nadelig is voor ontwikkelingslanden. Equivalentie kent het voordeel van maatwerk en voorkomt dat bepaalde biologische producten en ingrediënten niet meer op de Europese markt beschikbaar zijn. Verbeteringen van het huidige systeem van equivalentie kunnen bereikt worden door de keuze van minder standaarden (bijvoorbeeld door clustering) en betere controles.

Betalingsrechten landbouwpercelen

In het verslag van het schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad van 11 mei 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 839), schrijft de Staatssecretaris dat het uitvinken en opnieuw vaststellen van de referentie op de hectares subsidiabele grond niet is toegestaan door de Europese Commissie. De leden van de CDA-fractie vragen of dit geldt in alle gevallen. Wat vindt de Staatssecretaris van de situatie waarbij door extern ingrijpen, in het bijzonder door de overheid, de bestemming van landbouwgrond vervalt? Daardoor verliest een ondernemer niet alleen het toeslagrecht per hectare, maar ook de referentie. Is de Staatssecretaris het eens met de leden van de CDA-fractie dat er dan sprake is van overmacht en dat er in dit geval een oplossing gevonden dient te worden, bijvoorbeeld het opnieuw vast stellen van de referentie?

In aanvulling op mijn antwoord in het door u aangehaalde verslag kan ik u mededelen dat het achteraf herberekenen en opnieuw vaststellen van de waarde van de betalingsrechten ook ingevolge de Europese regelgeving niet is toegestaan in de door u geschetste situatie. Graag wil ik nogmaals onder uw aandacht brengen dat de rechten die in 2015 aan de landbouwers worden toegewezen, eigendom worden van de landbouwers en zonder grond verhandeld kunnen worden. Dat biedt de betrokken landbouwers een mogelijkheid voor een oplossing in de door u geschetste situatie.

Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie

Duurzame gewasbescherming

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen opnieuw aandacht voor de mogelijkheden om daadwerkelijk alternatieven mogelijk te maken voor aaltjesbestrijding voorafgaand aan de teelt van bloembollen. Deze leden zijn teleurgesteld in het antwoord van de Staatssecretaris in het verslag van het schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad op 11 mei 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 839). De Staatssecretaris schrijft dat de derogatievoorwaarde van minimaal 80% grasland op het bedrijf niet in het gedrang hoeft te komen, want de (potentiële) verhuurder kan er in zijn bouw- en teeltplan rekening mee houden dat hij grasland wil gaan verhuren aan een teler die daarop bijvoorbeeld bollen willen gaan telen. Op die manier kan de verhuurder toch blijven voldoen aan de derogatievoorwaarde van minimaal 80% grasland.

De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen erop dat vanaf 2006 al duidelijk is dat er een conflict was met de derogatie. In vele briefwisselingen en ook Kamervragen heeft de Staatssecretaris steeds aangegeven het scheuren van grasland niet te kunnen aanpassen vanwege de derogatie. Ondanks herhaalde verzoeken en zelfs een toezegging heeft de Staatssecretaris dit probleem niet meegenomen bij de aanvraag in 2013 voor de huidige derogatie. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris of zij bereid is om, net zoals zij gedaan heeft in het kader van de bestrijding van muizenschade, de toepassing van de derogatieregels aan te passen, zodat duurzame gewasbescherming daadwerkelijk kan worden bevorderd?»

De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen op het onderzoek «Tagetesteelt op gescheurd grasland als voorvrucht voor lelie» (2008) (zie http://www.tuinbouw.nl/sites/default/files/ Eindrapport_13244.pdf). Hierin staat op p. 6: «Uit de gesprekken met veehouders en lelietelers in de betreffende regio blijkt dat geen veehouder bereid zal zijn mee te werken aan het voorgestelde alternatief als het voorgestelde systeem gevolgen heeft voor de mestplaatsingsruimte. Vergoeding van de schade voor een veehouder door het mislopen van de derogatie, is te hoog om door de lelieteler te compenseren. Lelietelers / veehouders in NO-Nederland zien als mogelijke oplossing om Tagetes gelijk te stellen aan gras. Dan is het probleem met veel regelgeving opgelost. Vele veehouders zitten qua derogatieregels op de grens van 70% grasland. Zij geven aan dat het gelijkstellen van Tagetes aan grasland daarom essentieel is. Als dat niet lukt, dan zal de Tagetesteelt volgens hen niet van de grond komen.»

Inmiddels is de grens van 70% naar 80% omhooggegaan, hiermee is het nog lastiger voor melkveehouders om land te verhuren aan een bloembollenteler en tegelijk te voldoen aan de derogatievoorwaarde van minimaal 80% grasland. Is de Staatssecretaris dit met genoemde leden eens? Ziet de Staatssecretaris dit knelpunt ook?

Is de Staatssecretaris zich ervan bewust dat, toen zij eind 2014 aangaf toch ruimte te zien om het scheuren mogelijk te maken en daarvoor de nodige wet- en regelgeving aan te willen passen, dit voor de sector (bollenteelt en melkveehouderij) het signaal was dat er blijkbaar toch ruimte zat in de interpretatie van de afspraken m.b.t. de derogatie?

Melkveehouders moesten hun percelen uiterlijk 13 februari 2015 aanmelden voor de derogatie en hebben erop vertrouwd dat de toegezegde wijziging het mogelijk zou maken om de percelen waarop op 15 mei gras zou staan maar die later zouden worden gescheurd voor de Tagetes mee zouden tellen bij het grasland. Zij hebben hun percelen die bedoeld waren voor de Tagetes dus opgegeven als grasland voor de derogatie. Pas later werd duidelijk dat alleen het Besluit gebruik meststoffen (Bgm) en het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet (Ubm) zouden worden aangepast en dat het conflict met de derogatie zou blijven bestaan. Is de Staatssecretaris het met genoemde leden eens dat de sector hiermee (onbewust) op het verkeerde been is gezet?

Een mogelijke oplossing zou kunnen zijn om voor 2015 de Tagetes mee te tellen (te gedogen) als grasland en voor 2016 een definitieve oplossing te vinden in overleg met de Europese Commissie. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is langs deze lijnen alsnog aan een oplossing te werken. Zij wijzen erop dat de tijd dringt voor de sector om duurzame gewasbescherming als alternatief voor metam natrium nog in 2015 mogelijk te maken.

In het verslag van het schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad op 11 mei 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 840), heb ik uw Kamer aangegeven een wijziging in het Besluit gebruik meststoffen (Bgm) betreffende het telen van aaltjesbeheersende gewassen op gescheurd grasland voor te bereiden. Door deze wijziging krijgen melkveehouders in 2015 en volgende jaren de mogelijkheid om in juni en juli de graszode te vernietigen en een aaltjesbeheersend gewas te telen. Dit komt in de plaats van de bestaande mogelijkheid om in augustus de graszode te vernietigen en grondontsmetting toe te passen.

De melkveehouder die grasland wil verhuren voor de teelt van bollen, kan er in het voorjaar in zijn teelt- en bouwplan rekening mee houden dat in de zomer grasland wordt gescheurd. De voorziene wijziging ziet niet op een wijziging van de derogatievoorwaarden zoals die met de Europese Commissie in 2014 zijn overeengekomen. Ik ben van mening dat de voorziene wijziging voldoende flexibiliteit biedt. Ik heb in het kader van de muizenproblematiek met de Europese Commissie overeenstemming bereikt over het eenmalig en onder voorwaarden aanpassen van de derogatievoorwaarden om de effecten van de grootschalige muizenschade te herstellen, omdat hier duidelijk sprake is van een calamiteit.

Vragen van de leden van de SGP-fractie

Vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

De leden van de SGP-fractie hebben een vraag naar aanleiding van het verslag van de Landbouwraad op 11 mei jl. De Staatssecretaris geeft aan dat de Raad van mening is dat voor zowel de eerste als de tweede pijler van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid bij controles en sancties een meer proportionele en risico-gebaseerde aanpak moet worden gevolgd. De leden van de SGP-fractie delen deze stellingname. Zij constateren onder meer dat ook relatief kleine overtredingen rond mestboekhouding en -regels niet alleen gesanctioneerd worden op basis van de Meststoffenwet, maar dat regelmatig ook een korting op de toeslagrechten volgt. Deze korting staat niet altijd in verhouding tot de begane overtreding. Zeker nu de complexiteit van de regelgeving toeneemt (Wet verantwoorde groei melkveehouderij), pleiten deze leden voor een meer proportionele en risico-gebaseerde aanpak. Zet de Staatssecretaris zich hier Europees en ook nationaal voor in? Benut de Staatssecretaris de mogelijkheden die ze heeft om nationaal een meer proportionele aanpak te volgen? Zo ja, hoe?

De controlesystematiek op de steunmaatregelen in de eerste en tweede pijlers van het GLB is voor de gehele Europese Unie vastgelegd in het Geïntegreerd Beheers- en Controlesysteem en kent geen ruimte voor nationale uitwerking. Ik pleit in Europees verband voor een meer proportionele en risico-gebaseerde aanpak bij de controles bij de steunmaatregelen van de eerste en tweede pijler van het GLB.

Gecombineerde Opgave

De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over (de indieningstermijn voor) de mei-telling/Gecombineerde Opgave/Gecombineerde Data Inwinning 2015. Eind april gaf de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) aan dat de indieningstermijn verlengd zou worden naar 15 juni. Pas later blijkt dat het uitstel slechts betrekking heeft op bepaalde onderdelen van de Gecombineerde Opgave c.s. De praktijk leert dat het uitstelbericht onduidelijkheid heeft geschapen en dat een groot deel van de ondernemers op 15 mei nog geen Gecombineerde Opgave c.s. hebben doorgegeven. Er is in het veld ook ontevredenheid over de bereikbaarheid van de website van de RVO. De leden van de SGP-fractie vragen hier aandacht voor. Is de Staatssecretaris bereid de indieningstermijn voor alle onderdelen van de Gecombineerde Opgave c.s. uit te stellen en op zijn minst coulance te betrachten bij de handhaving van de indieningstermijn? Herkent de Staatssecretaris de signalen dat de bereikbaarheid van de website van RVO regelmatig te wensen overlaat? Wat gaat zij hier aan doen?

De verlenging van de indientermijn betreft reeds alle onderdelen van de Gecombineerde Opgave. Wat gelijk blijft zijn de peildata.

Zo geeft de ondernemer in de Gecombineerde Opgave bijvoorbeeld aan welke dieren hij op 1 april jl. in bezit had en welke percelen hij op 15 mei jl. in gebruik had. Het indienen van de opgave kan dus voor alle onderdelen tot en met 15 juni a.s., maar bij het invullen moeten de ondernemers wel gebruik maken van de juiste peildata. Hieronder staan de belangrijkste peildata van 2015 nog een keer genoemd die ondernemers moeten hanteren in hun Gecombineerde Opgave:

  • Biologische landbouw: 15 mei

  • Dieren en huisvesting: 1 april

  • Tuinbouw onder glas: 15 mei

  • Mest, de situatie van 15 mei

  • Ondertekenen private overeenkomst: uiterlijk 14 juni.

  • Zeggenschap jonge landbouwer voor extra betaling en aanvraag uit de Nationale reserve: 15 mei

  • Controle starter voor aanvraag uit de Nationale reserve: 15 mei

  • Actieve landbouwer: 15 juni. (Dit was 15 mei. Dit betekent dat het bedrijf als agrarisch bedrijf ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel.)

  • Graasdierpremie: dieren aanwezig in de periode van 1 januari tot en met 15 mei

Ik wil u er op wijzen dat de EU-regelgeving geen ruimte voor uitstel of coulance biedt.

Met betrekking tot de bereikbaarheid van de website van RVO.nl kan ik u melden dat er tussen 13 en 15 mei jl. een aantal verstoringen zijn geweest, waardoor de website op deze dagen niet de gehele dag bereikbaar is geweest. Naar aanleiding hiervan zijn er aanpassingen gedaan in de techniek van de site. Daarnaast heb ik in mijn brief naar de Tweede Kamer van 10 april jl. over de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en de Gecombineerde Opgave 2015 (Kamerstuk 28 625, nr. 224) aangekondigd om een maximum load in te gaan stellen. Dit houdt in dat bij een (te) grote druk op de aanvraag-applicatie RVO.nl het aantal gelijktijdige gebruikers van de applicatie zal maximeren om uitval van het systeem te voorkomen. Ondernemers die al bezig zijn met het invullen van de Gecombineerde Opgave 2015 kunnen hun aanvraag dan afronden zonder dat het systeem uitvalt. Dit kan ertoe leiden dat ondernemers bij grote drukte een korte tijd niet in kunnen loggen. Als zij het op een later moment nogmaals proberen, lukt het waarschijnlijk wel. In het weekend van 16 en 17 mei jl. is deze begrenzing ongeveer tien keer ingezet en per keer ongeveer 10 tot 20 minuten actief geweest. Na het betreffende weekend is het niet meer nodig geweest om de maximum load in te stellen en hebben ondernemers hun aanvraag gewoon in kunnen dienen. Ook zijn er geen verstoringen meer geweest. Inmiddels zijn er ruim 41.000 aanvragen ingediend.

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

Biologische landbouw

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn groot voorstander van biologische landbouw, en waarderen de warme woorden die de Staatssecretaris daarover uit in de geannoteerde agenda. Nederland blijft helaas erg achter bij andere Europese lidstaten wat betreft het areaal biologische landbouw. Welke ambities heeft de Staatssecretaris voor toename daarvan? Is zij bereid om in de aankomende begroting hier extra aandacht voor te hebben, en middelen vrij te maken voor het stimuleren van omschakeling van bedrijven naar biologische bedrijfsvoering? Vanwege het hoge gebruik van landbouwgif in Nederland is het voor biologische boeren soms erg moeilijk om residuvrij te blijven. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het terecht dat de Staatssecretaris stelt dat de biologische landbouw niet de dupe mag worden van de gangbare intensieve landbouw. Maar op welke wijze wil zij komen tot een landbouwsector waarin biologische bedrijven niet meer lijden onder het hoge gebruik van landbouwgif door andere bedrijven? Deze leden stellen voor dat de Staatssecretaris een plan opstelt om de biologische sector residuvrij te maken. Is de Staatssecretaris bereid om een dergelijk plan op te stellen?

Uit de sterke groei van zowel het aantal biologische bedrijven als de vraag naar biologische producten blijkt dat het aantal hectares niet maatgevend is voor de groei van de biologische sector. Mijn ambitie voor steun aan de biologische landbouw blijkt onder meer uit het Topsectorenbeleid waarbinnen middelen zijn vrijgemaakt voor onderzoek nodig voor een verdere ontwikkeling van de biologische sector naar aanleiding van de motie van Gerven (Kamerstuk 33 750-XIII, nr. 42). Daarnaast ondersteun ik de sector met projectmiddelen en exportbevordering. Een omschakelingssubsidie was onderdeel van het stimuleringsbeleid zoals dat door voorgaande kabinetten is gevoerd in de periode tot 2012. Dit past niet meer bij een volwassen sector met een stevige marktpositie die momenteel volop bezig is zijn eigen ambities uit te werken en op te pakken.

Zoals ik al aangaf in het antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie, ben ik voorstander van afname van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de hele agrarische sector.

Varkenswelzijn

Conferentie «Verbeteren van varkenswelzijn – wat zijn de wegen voorwaarts?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren waarderen het dat de Staatssecretaris het initiatief heeft genomen om een Europese coalitie te vormen die opkomt voor het dierenwelzijn in Europa. Binnen de grenzen van Europa leven erg veel dieren onder erbarmelijke omstandigheden en het is van fundamenteel belang dat dierenwelzijnsstandaarden fors verhoogd worden. Deze leden vragen zich daarom ook af hoe het zit met de nationale ambities van de Staatssecretaris ten aanzien van het verhogen van het welzijn van varkens en andere dieren. Zij vinden de opmerking «om de extra Nederlandse eisen om te zetten op basis van vrijwilligheid» van de voorzitter van de Nederlandse Varkenshouders Vakbond (Boerderij, 6 mei 2015), getuigen van de onbereidheid om te investeren in dierenwelzijn. Initiatieven als «het varken en de kip van morgen, de verklaring van Brussel om in 2018 geheel te stoppen met castreren», zijn allemaal voorbeelden waaruit blijkt dat marktwerking en vrijblijvendheid niet werkt. Wet- en regelgeving zijn essentieel om het dierenwelzijn te verbeteren. Het moet dan ook niet zo zijn dat met het bereiken van een levelplaying field in Europa, er geen ruimte meer is voor het wettelijk verhogen van de standaarden van de Nederlandse varkens en andere dieren. Graag een reactie van de Staatssecretaris hierop. Als zij dierenwelzijn serieus neemt, dan onderneemt zij ook nationaal meer actie op dit punt, menen deze leden.

Ik ben voorstander van het aanscherpen van dierwelzijnseisen op Europees niveau. Dit is niet alleen van belang voor eerlijke concurrentieverhoudingen (level playing field) maar ook voor de verbetering van dierenwelzijn in andere lidstaten. Innovaties en verbeteringen op het terrein van dierenwelzijn moeten deel uitmaken van onderscheidende marktconcepten en worden betaald uit de markt. Het verplicht eenzijdig aanscherpen van wettelijke eisen voor dierenwelzijn maakt het verdienmodel voor verduurzaming van de dierlijke ketens in de praktijk nagenoeg onmogelijk.

De Staatssecretaris spreekt in haar brief dat er verbetering en aanscherping nodig is van een aantal standaarden voor varkenswelzijn, deels via herziening van de EU-welzijnsrichtlijn voor varkens. Kan de Staatssecretaris specificeren over welke standaarden, naast het couperen en het castreren van varkens, zij het heeft en op welke wijze zij voor gaat stellen hoe de EU-welzijnsrichtlijn voor varkens op deze gebieden gewijzigd wordt?

Bij wijzigingen van de EU-welzijnsrichtlijn voor varkens wil ik, naast verduidelijking van de bepalingen inzake staartcouperen, er met name op inzetten dat de groepshuisvestingseis voor (drachtige) zeugen naar de periode vóór vier weken na inseminatie wordt uitgebreid en de minimumruimte per (vlees)varken op het niveau van de voorschriften in Nederland wordt gebracht.

In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 11 mei jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 840), gaf ik al aan dat ik samen met mijn Deense, Duitse en Zweedse collega’s een position paper heb ondertekend om varkenswelzijn op het niveau van de Europese Unie te verbeteren. In de bijlage treft u dit position paper aan, inclusief de begeleidende brief aan Eurocommissaris Andriukaitis1.

Er wordt al jarenlang aan zeugen geknutseld om maar meer en meer biggen te werpen. Dit gaat ten koste van de big en de natuurlijke draagkracht van het lichaam van de zeug. Op het moment dat er meer biggen werden geworpen dat dat een zeug aan tepels had, besloot de fokkerij om maar zeugen te kweken met meer tepels. De Staatssecretaris heeft al eerder in een debat aangegeven dat ze dit een ongewenste ontwikkeling vindt. Wanneer en op welke wijze gaat de Staatssecretaris ingrijpen en een halt brengen aan deze onethische praktijken? Is de Staatssecretaris ook bereid om het fokken op meer biggen en op zeugen met meer tepels in Europees verband aan te kaarten?

De Nederlandse varkenssector zet zich in om de biggensterfte te verlagen. De inzet is dat elke zeug haar eigen biggen groot kan brengen. De sector neemt hierin zijn eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid. Wettelijke maatregelen acht ik thans niet opportuun, wel blijf ik in overleg met de sector om ze op hun verantwoordelijkheid te wijzen.

Herkomstetikettering

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennisgenomen van het rapport dat de Europese Commissie op 20 mei jl. naar het Europees parlement heeft gestuurd (http://ec.Europa.eu/food/food/labellingnutrition/foodlabelling/docs/com_2015_204_f1_nl.pdf). De Europese Commissie heeft aangegeven niet voor verplichte herkomstetikettering te zijn bij onverwerkte levensmiddelen, producten met maar één ingrediënt en ingrediënten die meer dan 50% van een levensmiddel uitmaken. Deze leden constateren opnieuw dat economische belangen voorop worden gesteld met alle gevolgen van dien. Het gesleep met dieren en producten leidt tot grote welzijnsproblemen bij dieren, belast het milieu, het klimaat en brengt onnodige risico’s mee voor de voedselveiligheid en volksgezondheid. Kan de Staatssecretaris aangeven wat haar oordeel is over het standpunt van de Europese Commissie in deze? Deelt zij de mening dat het juist van groot belang is om bij dierlijke producten het land van geboorte kenbaar te maken aan de consument? Zo nee, waarom niet?

Op dit moment ben ik samen met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de op 20 mei jongstleden verschenen rapporten en onderliggende studies aan het bestuderen. De eerste oriënterende gesprekken zijn nu gaande op Europees niveau en zullen naar verwachting in de Landbouw- en Visserijraad van 16 juni a.s. worden voortgezet. Mede op basis van de uitkomst van deze besprekingen en de resultaten uit de rapporten en onderliggende studies zal het kabinet een definitief standpunt innemen, waarover ik u zal informeren.

De overheid geeft al jaren aan dat de consument medeverantwoordelijk is voor het oplossen van deze problemen doordat de consument bij de aankoop moet selecteren op duurzame producten. Het is echter onmogelijk voor consumenten om deze keuze te maken als zij geen inzicht hebben in de herkomst van de producten die zij kopen en welke «route» deze producten hebben afgelegd. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben in een eerder overleg gepleit voor de komst van een bar- of Quick Response (QR)-code die door consumenten in te scannen is. Consumenten zouden zo gedetailleerd inzicht kunnen krijgen in het leven dat het dier heeft geleid, tot op het niveau van de veehouderij waar zij zijn gebleven, het aantal kilometers dat het dier tijdens zijn leven heeft afgelegd en de wijze waarop het geslacht is. Hiermee kan totale transparantie in de vleesketen geboden worden. De Staatssecretaris heeft aangeven dat zij zich over een dergelijke code zou beraden. Wanneer kunnen de leden het standpunt van de Staatssecretaris tegemoet zien? Is de Staatssecretaris bereid zich in te zetten voor een dergelijke toevoeging aan het etiket en is zij bereid is om dit ook in Europees verband voor te stellen?

In mijn brief van 21 maart 2014 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 774) in antwoord op vragen van uw Kamer in het kader van het verslag van een schriftelijk overleg inzake de Landbouw- en Visserijraad van 24 maart 2014, heb ik het belang van meer transparantie over de herkomst van landbouwproducten onderkend. De vraag of een bar- of Quick Respons-code hierbij behulpzaam kan zijn, zoals gesuggereerd door de fractie van de PvdD, heb ik voorgelegd aan de Alliantie Verduurzaming Voedsel (Alliantie). Tevens heb ik de Alliantie gevraagd aan te geven welk perspectief zij hierin ziet. In haar reactie onderstreept de Alliantie het grote belang van transparantie in de agrifoodketen. Het huidige barcode/QR-systeem, dat inmiddels zo’n 30 jaar oud is, is een tracking en tracing systeem dat gericht is op informatie «van-bedrijf-naar-bedrijf». Het systeem zou daardoor, volgens de Alliantie, niet de herkomstinformatie bevatten waar de consument in geïnteresseerd is. Overigens geeft de Alliantie in haar reactie wel aan dat in de komende 5–10 jaar de ontwikkeling van tracking en tracing verder zal gaan, juist gedreven vanuit het vraagstuk van voedselveiligheid en -integriteit.

Is de Staatssecretaris bereid om zich alsnog in te zetten voor een volledige herkomstetikettering voor alle voedselproducten met dierlijke ingrediënten, waarbij ook het land van geboorte is vermeld?

Graag verwijs ik naar het antwoord op uw eerdere vraag, waarin ik aangeef wat de stand van zaken is van een standpunt van de regering.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van het uitgelekte voorstel van DG AGRI over herkomstetikettering van melk en zuivelproducten. Juist in een tijdperk waarin het melkquotum is losgelaten, er een enorme groei van het aantal koeien is ontstaan, megastallen de grond uitpoppen en de mesthoop steeds groter wordt, zijn de risico’s voor de volksgezondheid, voedselveiligheid, dierenwelzijn en milieu ernstig toegenomen. Herkomstetikettering van melk en zuivelproducten kan de consument helpen in het selecteren van duurzame producten in zijn aankoopgedrag. Weidegang is bijvoorbeeld voor veel consumenten een bepalend selectiecriterium. Echter, het is nog voor veel zuivelproducten onbekend of hier melk is gebruikt afkomstig van koeien die weidegang hebben genoten. Is de Staatssecretaris bereid om op nationaal niveau herkomstetikettering voor melk- en zuivelproducten in te voeren? Zo nee, waarom niet? Deelt zij de mening dat dit kan helpen bij de door haar uitgesproken ambitie om het percentage van koeien met weidegang te verhogen? Zo nee, waarom niet?

Zoals aangegeven, ben ik mij nog samen met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan het beraden over de op 20 mei jongstleden verschenen rapporten en onderliggende studies. Mijn collega en ik vinden, zoals ook al eerder aangegeven, dat er blijvend sprake moet zijn van een gelijk speelveld en er geen concurrentieverstoring mag optreden. Dat kan alleen met Europees vastgestelde regelgeving worden gerealiseerd. We willen daarom niet vooruitlopen op de uitkomsten van de discussie die nu op EU-niveau plaatsvindt.

Hondenleer

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met afschuw kennisgenomen van beelden waarin honden worden doodgeknuppeld voor de gruwelijke hondenleerindustrie in China. Is de Staatssecretaris er mee bekend dat er nog altijd producten van hondenleer uit China geëxporteerd worden en ook op de Europese markt aanwezig zijn? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat producten van honden- en kattenleer vrijwel nooit als zodanig gelabeld worden en op de internationale markt gekocht kunnen worden door consumenten die zich niet ervan bewust zijn dat het om hondenleer gaat? Zo nee, hoe kan de Staatssecretaris dan garanderen dat deze producten niet op de Europese markt terechtkomen? Is de Staatssecretaris bereid, mogelijk op een nader moment na overleg met de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, om in navolging van het Europees verbod op honden- en kattenbont sinds 2009 (Verordening (EG) nr. 1523/2007) te pleiten voor een Europees import- en handelsverbod op producten van honden- en kattenleer? Zo nee, waarom niet?

Ik ben het eens met de leden van de PvdD-fractie dat de door hen beschreven misstanden gruwelijk zijn. Ik zal met de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking overleggen en u hierover nader informeren.

Europese studie naar het welzijn van honden en katten

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn benieuwd naar de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek van de Europese Commissie naar het welzijn van honden en katten. Kan de Staatssecretaris aangeven of de resultaten van dit onderzoek al bekend zijn en wanneer deze naar de Kamer zullen komen?

De resultaten zijn op dit moment nog niet bij mij bekend. Zodra ik beschik over de resultaten van het onderzoek en de bijbehorende reactie van de Europese Commissie, zal ik deze aan uw Kamer toesturen.

Genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s)

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie danken de Staatssecretaris voor het opsturen van het voorstel voor een verordening om de besluitvorming van genetisch gemanipuleerde organismen te veranderen. Zij zien zeer uit naar de appreciatie van het kabinet van dit voorstel. Zij willen graag vragen of het kabinet samen met haar BNC-fiche van deze voorstellen ook juridische analyses van het voorstel zou willen meesturen. Bij de discussie over het teeltvoorstel waarmee landen de mogelijkheid zouden krijgen zijn er door verschillende juridische diensten, van de Raad en van het Europees parlement, analyses opgesteld over de juridische haalbaarheid van een verbod op de teelt van gentechgewassen op (een deel van) het grondgebied van een lidstaat. Zijn of worden dergelijke juridische analyses ook opgesteld bij het voorstel dat nu voorligt waarmee lidstaten de mogelijkheid zouden krijgen om het gebruik van gentechproducten in hun voedselketens te beperken of te verbieden? En zo nee, is de Staatssecretaris bereid om een dergelijke juridische analyse te verzoeken?

In de mededeling en voorstel voor verordening wordt steeds verwezen naar jurisprudentie met betrekking tot de uitleg van artikel 36 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Kan de Staatssecretaris (eventueel in het BNC-fiche) deze jurisprudentie nader duiden, zodat ook het publiek dat meeleest en geen jurist is daar kennis van kan nemen? Op basis van deze jurisprudentie, welke gronden kunnen worden aangevoerd voor een verbod of beperking van het gebruik? Bij het teeltvoorstel was de vraag welke gronden een verbod of beperking zouden rechtvaardigen juist ook uitvoerig punt van discussie. Daar is gekozen voor een niet-limitatieve lijst, waar ook ethische en sociaal-economische gronden deel van uitmaakten. Hoe verhoudt zich dat tot het huidige voorstel?

De Europese Commissie is in haar toelichting bij het voorstel voor een nationaal verbod op gebruik van ggo’s ook uitvoerig ingegaan op de juridische elementen van het voorstel. Het BNC-fiche, waarin het voorstel beoordeeld wordt, zal u op korte termijn worden toegezonden.

De Europese Commissie heeft in de loop van de onderhandelingen van het nationaal verbod op teelt de gronden voor een verbod of beperking toegevoegd. In het voorliggende voorstel over gebruik van Genetisch gemodificeerde veevoeders en genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen heeft de Europese Commissie nog geen gronden aangegeven. Dat zal in de loop van het onderhandelingsproces duidelijk moeten worden. Aan de Europese Commissie zullen vragen ter verduidelijking hierover worden gesteld.

Toelating bestrijdingsmiddelen

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen in de brief van de Staatssecretaris over de stand van zaken toezeggingen omwonenden en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen dat er op korte termijn een Europees ontwikkelde methodiek om gewasbeschermingsmiddelen ook te gaan toetsen op mogelijke effecten voor omwonenden, en dat de Europese lidstaten hierover over een paar weken zullen stemmen. Deze leden krijgen graag meer informatie over deze methodiek. Hoe verhoudt deze zich tot het Britse en Duitse model dat sinds kort in Nederland wordt toegepast? Welke veranderingen zullen er met deze methodiek optreden in het toelatingsbeleid? Wordt er met deze nieuwe methodiek ook eindelijk gekeken naar de cumulatieve effecten van het gebruik van verschillende soorten landbouwgif?

In Europees verband is door de European Food Safety Authority (EFSA) een nieuwe richtsnoer ontwikkeld «Guidance on the assessment of exposure of operators, workers, residents and bystanders in risk assessment for plant protection products». Zoals recent aan uw Kamer is gemeld (Kamerstuk 27 858, nr. 311) heeft het Kabinet aan het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) verzocht om de huidige, Nederlandse toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen aanvullend te beoordelen voor omwonenden. Het Ctgb heeft bij de lopende herbeoordeling van de omwonenden ervaring opgedaan met zowel het Britse en Duitse model, als ook het Europees ontwikkelde richtsnoer waarbinnen een nieuw model wordt geïntroduceerd. Het Europees ontwikkelde model houdt meer rekening met de slechtst mogelijke scenario’s (worst-case) dan het Britse en Duitse model op het gebied van omwonenden. Cumulatieve effecten zijn geen onderdeel van het model.

Kloonvlees in Denemarken

In april jl. is in de media het bericht gepubliceerd dat in Denemarken hoogstwaarschijnlijk vlees- en melkproducten van gekloonde dieren, afkomstig uit de Verenigde Staten, verkocht zijn (zie http://www.globalmeatnews.com/Industry-Markets/Cloned-farm-animals-prompt-concern-in-Denmark). Ondank het EU-verbod en de beloften over kloonvlees die gemaakt zijn ten aanzien van het vrijhandelsakkoord Transatlantic Trade & Investment Partnership (TTIP), blijkt het dus toch mogelijk voor de Verenigde Staten om kloonvlees en kloonmelk te exporteren naar landen in Europa. Kan de Staatssecretaris aangeven of er tevens kloonvlees en kloonmelk naar Nederland is geëxporteerd? De heer Callesen van de Aarhus University zegt dat het bijna onmogelijk is om volledig kloonvrije producten uit Noord-Amerika te krijgen. Onlangs hebben de Verenigde Staten een World Trade Organization-zaak verloren waarin zij door Canada en Mexico werden aangeklaagd voor het verplichten van herkomstetikettering van vlees. Is de Staatssecretaris het met de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren eens dat door TTIP het risico groot is dat in meer EU-landen gekloond vlees op de markt gaat komen, wat door consumenten als zodanig herkend zal worden aangezien hier geen etiketteringsregels voor zijn? Graag een reactie.

Er is geen specifieke herkomstetikettering vereist vanuit de Verenigde Staten betreffende kloonvlees en kloonmelk. Het is daarom nu niet mogelijk om aan te geven of er kloonvlees en kloonmelk naar Nederland is geëxporteerd.

Lange afstandstransporten

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn bezorgd over de misstanden die zich afspelen met Nederlandse veetransporten. Zo werden er in februari vanuit het Verenigd Koninkrijk schapen naar Europa gesleept om hier ritueel geslacht te worden. Dit gebeurde in veewagens die hier niet voor geschikt waren. Foto’s van poten die vastzitten in ventilatiesystemen en andere openingen geven de gruwelijke omstandigheden van de schapen weer (http://www.eyesonanimals.com/nl/shame-on-dutch-transport-company-diepeveen/). Andere misstanden, geconstateerd door de Nederlandse dierenwelzijnsorganisatie Eyes on Animals, speelden zich af bij de EU-grens met Turkije. Één van de misstanden ging over twee Nederlandse trucks gestrand met bijna 300 (veelal zwangere) geiten vanwege de eisen die Turkse overheden stellen aan een document terwijl in Nederland de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) andere documenten hanteert (http://www.piepvandaag.nl/geiten-vast-eu-grens-turkije/). Dit is het zoveelste incident waarin dieren na een ellenlange reis, urenlang in hete trucks moeten wachten zonder water en voedsel of medische zorg. In dit specifieke geval anderhalve dag. Het is onaanvaardbaar om dieren zo lang in dergelijke erbarmelijke omstandigheden te houden. Helaas bleken ook de Nederlandse chauffeurs het dierenwelzijn tijdens de reis genegeerd te hebben. De chauffeurs hadden besloten een Bulgaarse rustplaats over te slaan en 29 uur achter elkaar door te rijden. Niet alleen is hiermee de maximale reistijd overschreden maar dieren en chauffeurs kregen niet de wettelijk voorgeschreven rust en eten waarmee de chauffeurs zichzelf en de dieren onnodige risico’s toebrachten. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie achtten dit onacceptabel, en gaan ervan uit dat de Staatssecretaris dit ook vindt. Dergelijk gedrag gaat rechtstreeks in tegen de Europese Transportverordening en hierop zou gehandhaafd moeten worden. Het antwoord van de Staatssecretaris aan Eyes on Animals dat op deze misstanden niet gehandhaafd kan worden, verbaast de leden dan ook zeer.

Op 23 april jl. oordeelde het Hof van Justitie (http://www.boerderij.nl/Home/Nieuws/2015/4/Europese-regels-diertransporten-ook-buiten-EU-1751935W/) over een gelijksoortige Duitse zaak dat veetransporteurs uit Europa verplicht zijn om zich te houden aan de Europese Transportverordening, óók als zij Europa verlaten hebben (Duitse autoriteiten hadden namelijk een transport geweigerd waarbij runderen 146 uur vervoerd zouden worden terwijl de chauffeur geen rustplaats had gereserveerd.). Kan de Staatssecretaris aangeven op welke wijze de NVWA deze misstanden gaat handhaven? Op welke wijze gaat de Staatssecretaris een vervolg geven aan haar inzet om een maximale transportduur van 8 uur te regelen? Is de Staatssecretaris bereid om zich in te zetten voor een verbod op het transport van levende dieren vanuit Europa naar derde landen, gezien de ernstige gevolgen voor het dierenwelzijn tijdens het transport en de omgang met het dier in het land van aankomst, en dit in Europees verband aan te kaarten?

Ik ben met de fractie van de Partij van de Dieren van mening dat de misstanden die zij hier aanhaalt onaanvaardbaar zijn. In het aangehaalde arrest oordeelt het Hof van Justitie dat de bevoegde autoriteit van de plaats van vertrek, een vervoer met een lang transport van dieren naar een bestemming buiten de Europese Unie, alleen mag goedkeuren wanneer de organisator van het transport een reisjournaal overlegt. Dit reisjournaal moet realistisch zijn en het aannemelijk maken dat de bepalingen van de Europese Transportverordening ook voor het deel van het transport dat buiten de Unie plaatsvindt zullen worden nageleefd. Wanneer het journaal niet aan die voorwaarden voldoet, mag de autoriteit verlangen dat de organisatie van het vervoer wordt gewijzigd.

Op dit moment wordt er gekeken naar de mogelijkheden die deze uitspraak biedt in het kader van de handhaving. Het gaat hierbij niet alleen om een juridische inschatting, maar ook om een uitwerking van de praktische consequenties.

Bij de juridische beoordeling worden ambtenaren uit Denemarken en Duitsland betrokken, zodat samen opgetrokken kan worden met de landen die eerder de trilaterale position paper over transport hebben getekend.

Met betrekking tot de praktische uitvoering is het streven om te kijken of de uitspraak mogelijkheden biedt om tot een daadwerkelijke verbetering van het dierenwelzijn tijdens het transport te komen.


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven