21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 597 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 mei 2012

In deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die op 26 en 27 april jl. plaatsvond in Luxemburg.

Op het gebied van de landbouw zijn de wetgevingsvoorstellen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2014–2020, in het bijzonder de diverse onderdelen van de directe betalingen besproken. Op het vlak van de visserij heeft de Raad gesproken over de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB), in het bijzonder regionalisering en overdraagbare visserijconcessies. Daarnaast heeft een ministerslunch plaatsgevonden over de sociaal-economische dimensie van het GVB. Onder diversen heeft de Europese Commissie een toelichting gegeven over haar Mededeling inzake de afzetbevordering en voorlichting ten behoeve van landbouwproducten, heeft de Europese Commissie de Raad geïnformeerd over de realisatie van verplichte groepshuisvesting van drachtige zeugen per 1 januari 2013, heeft Polen aandacht gevraagd voor de situatie op de zuivelmarkt, heeft Hongarije aandacht gevraagd voor een besluit van de Europese Commissie inzake EU-steun voor de totstandkoming van producentenorganisaties en heeft Frankrijk in de Raad aandacht gevraagd voor de gezondheid van bijen.

Wetgevingsvoorstellen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2014–2020 – directe betalingen

(gedachtenwisseling)

In de Raad zijn de diverse onderdelen van de wetgevingsvoorstellen voor de directe betalingen van het GLB besproken.

Jonge boeren

De Europese Commissie Elke heeft voorgesteld om een aparte betaling in te stellen voor jonge boeren en daarvoor maximaal 2% van het budget voor directe betalingen te reserveren.

De voorgestelde maatregel voor jonge boeren kan op veel steun rekenen van de lidstaten.

Evenwel bestaat er een divers beeld waar het gaat om het verplichte karakter van de maatregel. Daarnaast zijn er enkele lidstaten die de maatregel voor jonge boeren exclusief in de 2e pijler van het GLB zouden willen zien.

Ik heb aangegeven het voorstel voor jonge boeren te steunen, waarbij de regeling voor jonge boeren in de 2e pijler niet uit het oog moet worden verloren. Ik heb er dan ook voor gepleit dat eventuele ongebruikte middelen van deze regeling in de 1e Pijler mogen worden overgeheveld naar de jonge boerenregeling in de 2e Pijler.

Kleine bedrijven

Onder deze regeling wordt elke lidstaat wat de Europese Commissie betreft verplicht om een aparte betaling in te stellen voor kleine bedrijven en daarvoor maximaal 10% van het budget voor directe betalingen te reserveren. Deze lump sum betaling komt in de plaats van de som van alle directe betalingen voor het betrokken bedrijf.

Een groot aantal delegaties sprak zich uit tegen het voorstel van de Europese Commissie om de regeling voor kleine bedrijven verplicht te stellen. Volgens de Europese Commissie draagt deze maatregel in grote mate bij aan vereenvoudiging van het GLB. De meeste lidstaten geven echter voorkeur aan een vrijwillige regeling. Veel van deze delegaties gaven aan dat het voorstel juist niet tot vereenvoudiging leidt als elke lidstaat het verplicht zou moeten invoeren, dit in tegenstelling tot de argumenten van de Commissaris. Slechts enkele lidstaten gaven aan wat de positie is ten aanzien van het voorstel om kleine bedrijven vrij te stellen van de cross compliance verplichtingen.

Ik heb aangegeven het voorstel voor een regeling voor kleine bedrijven uitsluitend aanvaardbaar is als het optioneel is voor lidstaten. De te behalen winst op het vlak van vereenvoudiging met deze regeling loopt sterk uiteen tussen diverse lidstaten. In Nederland zou de regeling tot aanzienlijke extra administratieve lasten leiden.

Vrijwillig gekoppelde betalingen

De Commissie stelt voor de lidstaten de mogelijkheid te geven om 5 tot 10% (en bij uitzondering meer dan 10%) van het beschikbare budget voor directe betalingen te reserveren voor gekoppelde betalingen. In haar voorstellen wil de Commissie de mogelijkheid van herkoppeling van betalingen open stellen voor een brede reeks van sectoren en gewassen.

Een groot aantal lidstaten sprak zich uit voor de voorstellen van de Europese Commissie om vrijwillige gekoppelde steun te herintroduceren. Daarbij gaven veel delegaties aan dat ze de sectoren waarvoor gekoppelde steun geherintroduceerd kan worden verder willen uitbereiden met o.a. tabak, tafelolijven, olijven en sectoren die tot nu toe nog nooit directe inkomsteun hebben ontvangen, zoals pluimvee en varkensvlees. Enkele delegaties riepen ook op om het steunpercentage te verhogen. Een kleine groep lidstaten heeft zich uitgesproken tegen de herintroductie van gekoppelde betalingen, ook al zijn deze vrijwillig. De gekoppelde betalingen zijn immers in de afgelopen periode geheel afgeschaft en zouden dan vanaf 2014 weer opnieuw mogelijk worden. Gekoppelde betalingen dragen volgens deze lidstaten niet bij aan eerlijke concurrentieverhoudingen.

Ik heb aangegeven de voorstellen voor herintroductie van gekoppelde betalingen niet te steunen. Het betreft hier onder andere sectoren en teelten die in de afgelopen jaren juist verplicht zijn óntkoppeld zoals zetmeelaardappels en vleeskalveren. Het betekent stappen terug, met verstoringen van concurrentieverhoudingen tussen landen, inclusief ontwikkelingslanden, tussen sectoren en tussen boeren. Daarnaast heb ik aangegeven mij zorgen te maken over de verschillen die bestaan in de hoogte van de toegelaten steun in de voorstellen. Zo kunnen een groot aantal lidstaten minimaal 10% van de directe betalingen inzetten terwijl een klein aantal lidstaten, waaronder Nederland, slecht maximaal 5% mag inzetten. Het Voorzitterschap concludeerde dat, gezien de uiteenlopende standpunten van de lidstaten, het voorstel van de Commissie een evenwichtig compromis lijkt.

Top-ups voor boeren in gebieden met natuurlijke beperkingen

In haar wetgevingsvoorstellen biedt de Europese Commissie de mogelijkheid aan lidstaten om delen van aangewezen gebieden met natuurlijke beperkingen (de huidige Less Favoured Areas) bovenop de reguliere betaling via plattelandsmiddelen (2e pijler) een top-up te geven uit het budget voor directe betalingen. Hiervoor stelt de Commissie voor maximaal 5% van het budget voor directe betalingen te reserveren.

Lidstaten steunen over het algemeen de maatregelen voor boeren in gebieden met natuurlijke beperkingen. Veel lidstaten zien deze maatregel bij voorkeur in de tweede pijler.

Ik heb aangegeven het voorstel over een top-up in gebieden met natuurlijke beperkingen te steunen en heb benadrukt dat het vrijwillige karakter overeind moet blijven.

Actieve landbouwer

Inzake de definitie van actieve boeren heeft Commissaris Cioloş zijn voorstel voor een definitie van actieve landbouwer aangepast door de introductie van een negatieve lijst van bedrijven die geen steun zouden mogen ontvangen in combinatie met de criteria zoals die al eerder door de Europese Commissie zijn geformuleerd.

De Commissaris beoogt hiermee bepaalde rechtspersonen die landbouwgrond beheren, zoals vliegvelden, spoorwegen, sportvelden en onroerend goed, uit te sluiten. Cioloş gaf aan vooralsnog niets te zien in het voorstel van het Voorzitterschap om de definitie te baseren op de agrarische activiteit (en uitsluitingsmogelijkheden) in plaats van de koppeling met het inkomen.

De meeste lidstaten hebben de aanpassing van Cioloş verwelkomd en zien dit als een stap in de goede richting. Tegelijkertijd geven veel lidstaten voorkeur aan het voorstel van het Voorzitterschap. Ook blijven veel lidstaten kritisch ten opzichte van de administratieve lasten die het voorstel van de Europese Commissie met zich meebrengt.

Ik heb aangeven de oorspronkelijke voorgestelde definitie van actieve boer onwerkbaar te vinden en heb duidelijk gemaakt dat een lidstaat de mogelijkheid moet hebben om niet-landbouwgronden uit te sluiten in gevallen wanneer de hoofdfunctie anders is dan landbouw. Daarnaast moeten ook de thans bestaande mogelijkheden om bedrijven (bijvoorbeeld luchthavens) uit te sluiten in stand blijven.

Het Voorzitterschap heeft geconcludeerd dat er ten aanzien van de definitie van actieve boer brede steun bestaat voor de aanpak van het Voorzitterschap in combinatie met de negatieve lijst van de Europese Commissie.

Aftopping van de directe betalingen

De Commissie stelt een beperking voor van de directe betalingen aan grote agrarische bedrijven. Ontvangsten aan basispremie boven € 150 000 per bedrijf worden dan stapsgewijs gekort. Boven € 300 000 ontvangt een bedrijf geen basispremie meer. In de voorstellen van de Commissie moet wel rekening worden gehouden met betaalde arbeidskosten, waardoor bedrijven met veel werknemers worden ontzien.

De Raad toonde zich verdeeld over de maatregel om de directe betalingen af te toppen. Veel lidstaten noemen de noodzaak tot een eenvoudiger systeem, met name waar het gaat om het rekenen met arbeidskosten.

Ik heb aangeven niet overtuigd te zijn van de noodzaak tot aftopping en veel moeite te hebben met de voorziene hoge uitvoerings- en implementatielasten.

Uitfasering van het historische model en infasering van het regionale model van directe betalingen

De Commissie stelt voor om in de periode 2014–2020 de omslag te maken naar het zogenaamde «regionale model» van directe betalingen, waarin alle hectares landbouwgrond in beginsel steunwaardig zijn.

In de discussie over de interne herverdeling van steun binnen de lidstaten hebben veel lidstaten gepleit voor een geleidelijke overgang naar het regionale model. Enkele lidstaten pleiten voor een langere overgangstermijn dan 2019, zoals voorgesteld door de Europese Commissie. Ook hebben diverse lidstaten opgeroepen om een lager percentage te hanteren als drempel per 1 januari 2014 dan de nu voorgestelde 40% bij aanvang van de nieuwe periode.

Ten aanzien van de interne herverdeling heb ik aangegeven akkoord te gaan met het uitgangspunt, dat er per 2019 een gelijke hectarebetaling per lidstaat of per regio bestaat. Daarbij heb ik echter opgemerkt dat de eerste stap (40 procent korting) te groot is en dat de infasering veel geleidelijker over de gehele periode moet plaatsvinden. Tenslotte heb ik aandacht gevraagd voor de speciale toeslagrechten en gepleit voor de gefaseerde afschaffing daarvan.

Ten aanzien van de interne herverdeling van steun heeft het Voorzitterschap geconcludeerd dat een eerste herverdelingsstap van 40% in 2014 (de zogenaamde «front-loading») tot veel bezwaren leidt en meer flexibiliteit in de overgangsperiode gewenst is.

Hervorming van het GVB: regionalisering

(Oriënterend debat)

De Raad heeft van gedachten gewisseld over regionalisering van beleids- en uitvoeringsprocessen binnen het nieuw tot stand te komen GVB. Commissaris Damanaki heeft voorafgaand benadrukt dat zij regionalisering niet verplicht aan de lidstaten, maar dat lidstaten ervoor kunnen kiezen dit toe te passen. Als voorbeelden van een meer regionale werkwijze werden «Baltfish» en de «Scheveningengroep» door de commissaris als voorbeeld genoemd. De Commissaris heeft de behoefte geuit aan meer inzicht in de door de Raad gewenste manier van omzetting op Unie-niveau van regionaal uitgewerkte plannen.

Nederland heeft aangegeven dat het regionale spoor optimaal gebruikt moet worden. Op die manier kunnen maatregelen specifiek op een regio worden toegesneden en kan meer draagvlak voor het visserijbeleid worden verkregen. Wel moet het regionaliseringsmodel over de regio’s heen uniform worden uitgewerkt, omwille van transparant beheer en de werkbaarheid voor lidstaten met belangen in verschillende regio’s.

Nederland is daarnaast ingegaan op de rol van de Raad en het Europees Parlement (EP). Zij moeten de kaders vaststellen, waarbinnen regionale uitwerking kan plaatsvinden. Bij die uitwerking is de rol van de Regionale Adviesraden belangrijk; zij moeten er vanaf het begin bij betrokken worden en adequaat worden toegerust om adviezen te onderbouwen in dialoog met betrokken wetenschappers. Regionaal overeengekomen maatregelen moeten altijd door de Raad en het Europees Parlement in co-decisie worden bekrachtigd. Dit is essentieel om een gelijk speelveld te waarborgen. Dit laatste punt is het enige waarop Nederland afwijkt van een door België, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Ierland en het Verenigd Koninkrijk ingebrachte verklaring, die Nederland verder volledig steunt. Deze lidstaten zijn van mening dat de institutionele rollen van Raad, EP en Commissie gerespecteerd moeten worden, maar hebben geen bezwaar tegen toepassing van een uitvoeringshandeling in plaats van een co-decisieprocedure in die gevallen waarin betrokken lidstaten unaniem achter hun regionale plannen staan en de Europese Commissie deze integraal overneemt.

Vrijwel alle lidstaten hebben het belang van regionalisering onderschreven. Daarbij hebben de meeste lidstaten erop gewezen dat het belangrijk is de Regionale Advies Raden een sterke rol daarbinnen te geven, waarbij sommige naar verplichte raadpleging streven. Veel lidstaten zijn het erover eens dat met name meerjarenbeheerplannen en technische maatregelen zich lenen voor invulling op regionaal niveau. Verder heeft een aantal lidstaten ervoor gepleit om het nog te vormen Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) ook aan te spreken voor de ondersteuning van regionaliseringsprocessen, in concreto de Regionale Adviesraden.

Commissaris Damanaki heeft de opmerkingen van de Raad verwelkomd en het Voorzitterschap uitgenodigd te komen met een nieuw onderhandelingsdocument over regionalisering. De Commissaris heeft een aantal zorgpunten benoemd: het binnen het Verdrag vinden van een evenwicht tussen een gelijk speelveld en regionalisering, het risico van een nieuwe bestuurslaag en het financiële aspect. Ten aanzien van dat laatste heeft zij onderstreept dat de Raad de aanwending van middelen mag invullen, maar heeft zij tegelijkertijd gewezen op de kritiek die er is op de omvang van de Commissie-begroting.

Hervorming van het GVB: overdraagbare visserijconcessies

(Oriënterend debat)

De Raad heeft van gedachten gewisseld over de eventuele rol van overdraagbare visserijconcessies binnen een hervormd GVB. Het voorzitterschap heeft vooraf al vastgesteld dat een meerderheid van de lidstaten tegen een verplichte toepassing van dit systeem is, maar dat een meerderheid ook erkent dat het een interessant instrument is. Commissaris Damanaki heeft daarop aangegeven dat zij bereid is verder te kijken dan het huidige Commissie-voorstel. Zij heeft nog eens benadrukt dat in haar visie overdraagbare visserijconcessies hét middel zijn om overcapaciteit aan te pakken en een langetermijnvisie bij vissers af te dwingen. Commissaris Damanaki heeft aangegeven de zorgen van de lidstaten serieus te nemen. Zij wil het Commissie-voorstel verder bespreken op technisch niveau en heeft zich bereid getoond meer flexibiliteit in de uitvoering en beperking van de overdraagbaarheid toe te staan.

Nederland heeft aangegeven tevreden te zijn over het Nederlandse systeem van individueel overdraagbare quota, dat leidt tot optimale visserij en tot adequate waarborgen dat binnen de quota wordt gevist. Monopolievorming en concentratie van visserijrechten hebben zich niet voorgedaan. Nederland is daarnaast ingegaan op het Commissie-voorstel. Afspraken op het niveau van de Unie leiden tot meer uniformiteit en transparantie in het beheer door lidstaten, maar deze afspraken moeten niet te gedetailleerd zijn, zoals nu in het voorstel. Nederland wil een flexibele aanpak met meer algemene afspraken en enkele essentiële randvoorwaarden. Eén van die randvoorwaarden is collectief beheer; dit is cruciaal voor de naleving en een optimale visserij. Tot slot is Nederland ingegaan op het vraagstuk van de overcapaciteit. De Nederlandse ervaring is dat de introductie van overdraagbare visserijconcessies niet leidt tot een reductie van de vlootcapaciteit. De oplossing ligt in essentie in een beheersysteem dat op adequate wijze toezicht en naleving borgt en waarin de vangstcapaciteit zich schikt naar de vangstmogelijkheden. Andere instrumenten – zoals vlootsanering – hebben niet gewerkt. Voorwaarde is natuurlijk wel dat de toegestane vangstmogelijkheden goed zijn afgestemd op de beschikbare hoeveelheid vis in de zee. Verder moeten de capaciteitsplafonds niet worden afgeschaft, iets wat de Commissie wel voorstelt. Dat zou betekenen dat de vlootcapaciteit kan toenemen.

Een klein deel van de lidstaten, namelijk de lidstaten die een vorm van overdraagbare visserijconcessies nu al nationaal toepassen, is voorstander van EU-brede invoering van dit systeem, mits dat voldoende ruimte laat voor op maat gesneden nationale invulling. De meeste andere lidstaten hebben aangegeven niet verder te willen gaan dan vrijwillige toepassing van het systeem, vooral vanwege zorgen over het risico van concentratie van concessies en de sociaal-economische gevolgen voor met name de kleinschalige vloot. In relatie tot de aanpak van overcapaciteit hebben sommige lidstaten gepleit voor voortzetting van financiële steun voor vlootsanering, andere hebben – net als Nederland – gesteld dat de oplossing gezocht moet worden in het in lijn brengen van de capaciteitsniveaus met de vangstmogelijkheden.

De Commissaris heeft aangegeven de tijd te willen nemen om de interventies van de lidstaten, inclusief de alternatieve ideeën voor het oplossen van het overcapaciteitsprobleem, nader te bestuderen.

Lunch: de sociaal-economische dimensie van het GVB

Tijdens een ministerslunch heeft een meer informele gedachtewisseling plaatsgevonden over de sociaal-economische kant van de hervorming van het GVB. Daarin was wederom te zien dat een aantal lidstaten zich ernstige zorgen maakt over de toekomst van hun kustgemeenschappen; deze lidstaten pleiten daarom voor gedifferentieerd (financieel) beleid voor de kleinschalige visserij.

Nederland heeft de kern van zijn inzet ten aanzien van het nieuwe EFMZV herhaald. De keuzes in het Commissie-voorstel sluiten aan op de Nederlandse inzet gericht op duurzaamheid, versterking van de concurrentiekracht en het innovatieve vermogen van de visserij(keten). Nederland is blij met de accentverschuiving van traditionele instrumenten zoals steun voor vlootsanering en productie naar stimulering van innovatie, kennisvermeerdering en selectievere visserij. In het GVB en het EFMZV mag wat Nederland betreft geen onderscheid gemaakt worden tussen grootschalige en kleinschalige visserij. Beide vormen van visserij moeten duurzaam, concurrerend en innovatief zijn.

Diversen

Realisatie van verplichte groepshuisvesting van drachtige zeugen op 1 januari 2013

(Informatie van de Commissie)

Commissaris Dalli heeft een overzicht van de stand van zaken gegeven op het terrein van de implementatie van de richtlijn inzake groepshuisvesting van zeugen per 1 januari 2013. De Commissaris heeft aangedrongen op tijdige implementatie en vermijding van vergelijkbare omstandigheden als bij de implementatie van het «legbatterijverbod» per 1 januari 2012. Hij heeft daarbij ook gewezen op het risico van concurrentieverstoring. Dalli heeft verder aangegeven niet te zullen aarzelen alle ter beschikking staande middelen, waaronder inbreukprocedures, te gebruiken om implementatie door de lidstaten af te dwingen. Eind mei 2012 zullen nieuwe gegevens ter beschikking komen over de stand van zaken van de implementatie.

Enkele lidstaten hebben gewezen op het belang van tijdige implementatie, met name met het oog op het handhaven van een gelijk speelveld en het vasthouden van consumentenvertrouwen en omwille van de geloofwaardigheid van de EU als wetgever.

Producentenorganisaties

(Informatie van de Hongaarse delegatie)

Hongarije heeft de Europese Commissie gevraagd om een besluit te herzien, waarin de EU-steun aan de totstandkoming van producentenorganisaties in de groenten- en fruitsector wordt beperkt. Volgens Hongarije komt de Commissie de eerder gemaakte afspraken bij de herziening van de gemeenschappelijke marktordening niet na. Commissaris Cioloş gaf aan dat het besluit is genomen in het licht van redelijk beheer van overheidsmiddelen in deze sector.

Met dit besluit wordt voorzien in een plafonnering van de steun tot 10 miljoen euro per jaar voor nieuwe producentenorganisaties na 4 april 2012.

Zuivelsituatie

(Informatie van de Poolse delegatie)

Polen heeft in verband met de dalende prijs voor zuivel de Commissie gevraagd in te grijpen op de zuivelmarkt door een verhoging van de referentieprijs (waardoor de inzet van het interventie-instrumentarium gemakkelijker wordt) en het weer instellen van exportrestituties voor zuivel. Commissaris Cioloş gaf aan de prijsontwikkeling nauwkeurig te volgen. De huidige stand van zaken op de zuivelmarkt geeft volgens de Commissaris echter geen rechtvaardiging voor het opnieuw instellen van exportrestituties. De Europese Commissie gaf aan in te grijpen wanneer daartoe noodzaak ontstaat.

Voedselveiligheid: transparantie tussen de lidstaten en toegang tot informatie

(Informatie van de Tsjechische delegatie)

De Tsjechische delegatie heeft aandacht gevraagd voor de toegang tot transparante informatie tussen lidstaten waar het gaat om voedselveiligheid en bescherming van de consument. De aanleiding hiervoor was het incident waarbij industrieel zout uit Polen in humane voeding terecht was gekomen. Dit voorval toonde volgens Tsjechië eens te meer aan dat een open en transparant informatiesysteem tussen de lidstaten – het Rapid Alert System for Food and Feed (RASFF)- noodzakelijk is en misschien te weinig wordt gebruikt. Tsjechië heeft de Commissie opgeroepen veel sneller informatie met de lidstaten te delen.

Polen heeft zeer uitgebreid benadrukt dat Poolse etenswaren veilig zijn en van uitstekende kwaliteit. Omdat de Poolse autoriteiten na (tijdige) ontdekking van het incident tot de conclusie waren gekomen dat er geen risico was voor de volksgezondheid, zijn de andere lidstaten niet via het EU-systeem geïnformeerd.

Commissaris Dalli heeft aangegeven dat er geen informatie over dit voorval is verspreid, omdat de betrokken lidstaat had aangegeven dat er geen gevaar was. De Commissaris heeft toegezegd dat hij wel de meest recente versie van de lijst van contactpunten zo spoedig mogelijk zal verspreiden onder de lidstaten en dat de Europese Commissie de betrokken lidstaten administratieve bijstand zal bieden als ze er onderling niet uit kunnen komen.

Gezondheid Bijen

(Informatie van de Franse delegatie)

De Franse delegatie heeft aandacht gevraagd voor de stand van zaken ten aanzien van het actieve bestanddeel thiamethoxam, een insecticide dat in verschillende lidstaten wordt gebruikt, met name bij de teelt van maïs en koolzaad. Frankrijk wil meer onderzoek naar het mogelijke verband tussen het gebruik van thiamethoxam en desoriëntatie bij bijen.

Nederland heeft Frankrijk bedankt voor de agendering van het onderwerp en hoopt op spoedige duidelijkheid. Daarnaast heeft Nederland de aandacht gevestigd op een ander mogelijk relevant onderzoek, te weten naar de effecten van imidacloprid op hommelvolken (Whitehorn et al., Science, 29 maart 2012). Nederland heeft de toelatende autoriteit (Ctgb) gevraagd te kijken naar de relevantie van de studies voor de toelatingen in Nederland. Uit dit onderzoek is gebleken dat de onderzoeksresultaten van de studies geen gevolgen hebben voor de toelaatbaarheid van de momenteel in Nederland beschikbare middelen. Ik verwijs hierbij tevens naar de brief aan uw Kamer van 17 april jl. (Kamerstuk 32 372, nr. 92).

Commissaris Dalli heeft benadrukt dat ook de Commissie veel heeft ondernomen in onderzoek naar de gezondheid van bijen en dat ook zal blijven doen. De Commissie wacht op nieuwe studies van de EFSA en zal die vervolgens met de Raad delen.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

Naar boven