21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 574 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 maart 2012

Met deze brief informeer ik u over de onderwerpen die op de agenda staan van de Landbouw- en Visserijraad die 19 en 20 maart plaatsvindt in Brussel, alsmede over mijn inzet tijdens die bijeenkomst.

Op de agenda van de Raad staan zowel landbouw- als visserijonderwerpen. Op het vlak van de visserij zal de Raad spreken over de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB), in het bijzonder de aanlandingsplicht, de gemeenschappelijke marktordening, het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij en de externe dimensie van het GVB. Op het gebied van de landbouw zal worden gesproken over de wetgevingsvoorstellen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2014–2020, in het bijzonder vereenvoudiging. Onder diversen zal de Commissie een presentatie geven over het Europees Innovatie Partnerschap.

Hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid

Basisverordening: aanlandingsplicht

(Oriënterend debat)

In de eerste van een drietal oriënterende debatten over de basisverordening van het vast te stellen nieuwe GVB komt deze maand de aanpak van discards (teruggooi van ongewenste bijvangsten) aan de orde. De discussie zal worden gevoerd aan de hand van drie blokken met vragen van het voorzitterschap.

In het eerste blok komt de algehele benadering aan de orde: de wijze waarop de aanlandingsplicht geïntroduceerd kan worden, de planning en de relatie met de relatieve stabiliteit van de vangstmogelijkheden. Zoals u weet zie ik een aanlandingsplicht als het sluitstuk van maatregelen om discards aan te pakken en ben ik voorstander van een stapsgewijze aanpak, gedifferentieerd naar visserij, met realistische overgangstermijnen. Het is van belang dat er een werkbare oplossing komt. Hierover zullen de Europese Commissie en de lidstaten in overleg moeten treden met de betrokken sectoren en van geval tot geval de situatie in kaart brengen.

Voor wat de introductie van de aanlandplicht betreft dient er dient rekening gehouden te worden met de biologische situatie van de visbestanden en het gemengde karakter van de (Nederlandse) visserij. Daarnaast zijn de relatieve stabiliteit, handhaafbaarheid en controleerbaarheid voor mij essentieel.

Het tweede blok van vragen richt zich op selectiviteitsmaatregelen en de aanlanding van resterende ondermaatse vis en andere ongewenste bijvangsten. Naar mijn mening zouden in dialoog met de vissers en de wetenschappers instandhoudingsreferentiepunten (ter vervanging van de huidige minimumaanlandingsmaten) op niveaus moeten worden vastgelegd die voldoende bescherming bieden aan ondermaatse vis. Ik vind dat er geen financiële prikkel mag zijn om gericht op ondermaatse vis te vissen.

In het laatste vragenblok komt de rol van de Gemeenschappelijke Marktordening en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) aan de orde. In mijn ogen kan vooral het EFMZV bijdragen aan tegengaan van discards, door stimulering van innovatie, gericht op meer selectieve visserijtechnieken. Naast de aanwending van ongewenste bijvangsten moeten producentenorganisaties ook instrumenten krijgen om deze te voorkomen.

Gemeenschappelijke marktordening visserij- en aquacultuurproducten

(Oriënterend debat)

De Raad zal aan de hand van vragen van het voorzitterschap van gedachten wisselen over de herziening van de Gemeenschappelijke Marktordening (GMO) in het kader van de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). De discussie zal betrekking hebben op de rol van de producentenorganisaties (PO’s), de wijze waarop consumenteninformatie geregeld moet worden en mogelijke andere marktmaatregelen ter ondersteuning van de implementatie van het nieuwe GVB.

Ik ben voorstander van versterking van de PO’s en steun de ruimere doelen voor de PO’s die ook op duurzaam beheer gericht moeten zijn. Daarvoor is wel een instrumentarium nodig om PO’s aan te zetten duurzaamheidsdoelen te bevorderen. Dit moet concreter worden ingevuld, bijvoorbeeld met behulp van technische maatregelen. Ik vind duidelijke en heldere regels voor de consumenteninformatie van belang. Maar het voorstel van de Commissie overlapt en is op enkele punten zelfs strijdig met soortgelijke bepalingen, die onlangs (eveneens op voorstel van de Commissie) in de controleverordening zijn vastgelegd en vanaf 1 januari 2012 gelden. Adequate afstemming tussen de controleverordening, waarin ketenetikettering/tracering zijn geregeld, en de marktordening is beslist noodzakelijk. Het heeft mijn voorkeur keteninformatie en consumenteninformatie in één verordening te regelen. Ik ben verder van oordeel dat met certificeringssystemen de doelen van het GVB kunnen worden ondersteund. Daarvoor zijn wel minimum criteria voor duurzaamheidlabels noodzakelijk. Het voorgestelde vrijwillige systeem met aanvullende consumenteninformatie leidt mogelijk tot verwarring bij de consument, temeer daar minimumcriteria ontbreken. Ik ben dan ook geen voorstander van dit onderdeel van het Commissievoorstel.

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

(Oriënterend debat)

De Raad zal een eerste oriënterend debat voeren over het Commissievoorstel voor het EFMZV voor de periode 2014–2020. Het voorzitterschap heeft de Raad verzocht daarbij in te gaan op de algemene doelstellingen van het fonds en de werking ervan op belangrijke gebieden als innovatie, controle en werkgelegenheidsbevordering.

De Commissie wil met het EFMZV bijdragen aan een duurzame visserij en de groei van de werkgelegenheid in de visserij- en aquacultuursector. Zij stelt voor via het EFMZV te voorzien in de financiering van het GVB, gemeenschappelijke controle- en handhavingstaken, maatregelen in het kader van de EU-datacollectie, de gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten, het geïntegreerd maritiem beleid en het visserijbeleid voor de ultraperifere gebieden.

Het EFMZV maakt ook onderdeel uit van het Gemeenschappelijk Strategisch Kader waarmee de Commissie beoogt verschillende EU-fondsen, de Structuurfondsen, het Europees Visserijfonds en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling in samenhang en elkaar aanvullend in te zetten.

Ik heb uw Kamer eerder uitgebreid geïnformeerd over het voorstel van de Commissie en mijn inzet middels een BNC-fiche ter zake. Ik zal in de Raad interveniëren langs de lijnen van dit BNC-fiche en de kabinetsreactie op de Commissievoorstellen voor het GVB 2013–2022. De kern daarvan is dat subsidieverlening beperkt moet worden, zodat de visserijsector op termijn onafhankelijk is van subsidies. De sector moet zich ontwikkelen tot een innovatieve, duurzame en economisch zelfstandige sector. De inzet van het EFMZV dient erop gericht te zijn dit proces te ondersteunen. Innovatiesubsidies moeten bijdragen aan selectievere visserijmethodes, beperking van de impact op het ecosysteem, lager energieverbruik, vernieuwing van de afzetketen en sterker ondernemerschap.

Het kabinet steunt het voorstel van de Commissie om geen EFMZV-subsidies beschikbaar te stellen voor het saneren van de visserijvloot. Ik zal me daarentegen uitspreken tegen het voorstel van de Commissie om toekenning van EU-middelen uit het fonds mede te gaan baseren op het aandeel kleine schepen in een vloot van een lidstaat. Introductie van dit criterium is niet in het belang van Nederland en subsidies mogen wat mij betreft niet discrimineren tussen enerzijds grootschalige en anderzijds kleinschalige, artisanale (kust)visserij.

Mededeling van de Commissie inzake de externe dimensie van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid

(Aanname van Raadsconclusies)

De Raad zal conclusies over de externe dimensie van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) vaststellen. Het betreft hier een actualisering van de Raadsconclusies uit 2004. De conclusies sluiten goed aan op de mededeling van de Commissie over de externe dimensie en de ambities die zij heeft. Ambities die ik steun.

Ten opzichte van de vorige Raadsconclusies zijn de conclusies aanzienlijk verbeterd. Er ligt een goed en gebalanceerd voorstel waarin ik mij van meet af aan voor een belangrijk deel goed in heb kunnen vinden.

De conclusies bevatten nu alle elementen die het kabinet zoals verwoord in de kabinetsreactie op de Commissie voorstellen voor een nieuw GVB (2012–2022) en de brief aan uw Kamer over derde landen akkoorden belangrijk vindt. Het resultaat stemt over het geheel genomen naar tevredenheid en ik ben dan ook voornemens in te stemmen met de conclusies.

Ten aanzien van de wijze waarop het externe beleid verder gestalte moet krijgen, ben ik wel van oordeel dat naast deze actualisering van de Raadsconclusies uit 2004 in de basisverordening voor het nieuwe GVB zoveel mogelijk de principes zouden moeten worden vastgelegd.

Wetgevingsvoorstellen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid: vereenvoudiging

(Gedachtewisseling)

De Raad zal van gedachten wisselen over vereenvoudiging van het toekomstige GLB. Alle lidstaten hebben in de discussies die tot op heden hebben plaatsgevonden over de GLB-wetgevingsvoorstellen forse kritiek geuit op de complexiteit daarvan. De vereenvoudigingsvoorstellen die de Commissie gedaan heeft zijn voor veel lidstaten niet afdoende. Ook ik ben teleurgesteld over de mate waarin de Commissie vereenvoudiging van het GLB realiseert in de huidige voorstellen. Dit betreft een zeer belangrijk punt. De voorstellen laten juist een verzwaring zien van uitvoerings- en administratievelasten en dragen daarnaast onvoldoende bij aan het verbeteren van de financiële verantwoording en aan merkbare vereenvoudiging voor boeren en betaalorganen. Een tweede punt van teleurstelling voor mij is de geringe mate waarin de key principles voor vereenvoudiging die Nederland in maart 2011 aan de Commissie heeft gepresenteerd en werden gesteund door 25 lidstaten, terug te zien zijn. Mijn inzet in de discussie over het GLB zal voorts gebaseerd zijn op de kabinetsreactie op de GLB-wetgevingsvoorstellen (TK 28 625, nr. 137), de algemene overleggen met uw Kamer en de kwartaalrapportage over de GLB-discussie die uw Kamer separaat ontvangt.

Diversen

Europees Innovatie Partnerschappen – productiviteit en duurzaamheid van de landbouw

(Presentatie door de Commissie)

De Commissie zal een presentatie geven van haar Mededeling Europees Innovatie Partnerschap (EIP): productiviteit en duurzaamheid van de landbouw. Een discussie is niet voorzien. De Mededeling is een pleidooi om te blijven investeren in innovatie ten behoeve van de productiviteit, duurzaamheid en concurrentiekracht in de landbouw. Hiertoe wil de Commissie de samenwerking tussen het bedrijfsleven en landbouwers, onderzoek en de overheid stimuleren en faciliteren. Daarnaast wil de Commissie daar waar mogelijk synergievoordelen behalen.

Het EIP voor productiviteit en duurzaamheid van de landbouw zal worden vormgegeven door middel van het onderzoeksbeleid Horizon 2020 en het plattelandsbeleid.

Ik vind dat het EIP een bijdrage moet leveren aan de vermindering van fragmentatie van onderzoeksinspanningen en daar waar nodig synergie teweeg moet brengen. Ik ben daarnaast van mening dat het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen hand in hand moet gaan met het versterken van de concurrentiekracht. De betrokkenheid van alle belanghebbenden kan hier aan bijdragen.

Makreel

(Informatie van de Ierse delegatie)

Ierland zal in de Raad aandacht vragen voor de makreelvisserij in de Noordoost Atlantische Oceaan, na het mislukken van de onderhandelingen met de kuststaten (EU, Noorwegen, Faeröer, IJsland) in Reykjavik 14–16 februari 2012.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

Naar boven